Woordenlijst blok 1 sessie 1
5 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende beschrijvingen past het beste bij het begrip 'botontkalking'?

  • Een aandoening waarbij de botten dichter en sterker worden.
  • Een aandoening waarbij er sprake is van een teveel aan botweefsel.
  • Een aandoening waarbij de botten broos worden en de kans op breuken toeneemt. (correct)
  • Een aandoening waarbij de gewrichten ontstoken raken.

Het gebruik van krukken is altijd nadelig voor het herstel van een blessure aan het bewegingsapparaat.

False (B)

Geef een voorbeeld van een complicatie die kan optreden na een botbreuk.

Trombose

Een arts kan een ______ voorschrijven om een tekort aan bepaalde voedingsstoffen aan te vullen.

<p>supplement</p> Signup and view all the answers

Match de volgende termen met hun juiste omschrijving:

<p>Empathie = Het vermogen om de gevoelens van een ander te begrijpen en mee te voelen. Osteoporose = Botontkalking, een aandoening waarbij de botten broos worden. Prothese = Een kunstmatig lichaamsdeel dat een origineel lichaamsdeel vervangt. Trombose = De vorming van een bloedstolsel in een bloedvat.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Balans, de

Evenwicht; het vermogen om niet te vallen.

Belasting, de

Geld dat je aan de overheid moet betalen.

Bewegingsapparaat, het

Alle botten, spieren en gewrichten in je lichaam die beweging mogelijk maken.

Blessure, de

Een beschadiging van je lichaam, bijvoorbeeld een kneuzing of breuk.

Signup and view all the flashcards

Bloedverlies, het

Het verlies van bloed uit je lichaam.

Signup and view all the flashcards

Signup and view all the flashcards

Study Notes

  • Woordenlijst blok 1 sessie 1 en werkwoorden.

Nouns

  • Balans: Het vermogen om het lichaam in evenwicht te houden.
  • Belasting: De druk of kracht die op iets wordt uitgeoefend.
  • Bewegingsapparaat: Het systeem van spieren, botten, gewrichten, en zenuwen dat beweging mogelijk maakt.
  • Blessure: Een verwonding aan het lichaam.
  • Bloedverlies: Het verliezen van bloed.
  • Bot (mv. botten): Een hard stuk weefsel dat deel uitmaakt van het skelet.
  • Botbreuk: Een breuk in een bot.
  • Botontkalking: Vermindering van de botdichtheid, ook wel osteoporose genoemd.
  • Broos: Breekbaar of zwak.
  • Complicatie (mv. complicaties): Een onverwacht probleem dat zich voordoet tijdens een ziekte of behandeling.
  • Dichtheid: De mate waarin iets compact of vol is.
  • Dijbeen: Het bot in het bovenbeen.
  • Empathie: Het vermogen om de gevoelens van anderen te begrijpen en delen.
  • Evenwicht: Een toestand waarin het lichaam in balans is.
  • Gewricht: De plaats waar twee of meer botten samenkomen.
  • Gips: Een hard omhulsel dat wordt gebruikt om een gebroken bot te stabiliseren.
  • Gipsmeester: Een persoon die gips aanlegt.
  • Gipsverband: Een verband van gips.
  • Ingezakt: In elkaar gezakt.
  • Kraakbeen: Flexibel weefsel in gewrichten dat zorgt voor soepele beweging.
  • Kraakbeenlaag: Een laag kraakbeen.
  • Kruk (mv. krukken): Een stok die wordt gebruikt om te lopen als men moeilijk loopt.
  • Onderzoek: Een systematische studie om iets te ontdekken of te begrijpen.
  • Osteoporose: Botontkalking.
  • Prothese: Een kunstmatig lichaamsdeel dat een ontbrekend lichaamsdeel vervangt.
  • Scheenbeen: Het bot aan de voorkant van het onderbeen.
  • Scheurtje: Een kleine scheur.
  • Schroef (mv. schroeven): Een bevestigingsmiddel met een schroefdraad.
  • Snee: Een snijwond.
  • Spalk: Een hulpmiddel om een lichaamsdeel te stabiliseren.
  • Spier: Weefsel dat samentrekt om beweging mogelijk te maken.
  • Supplement: Een aanvulling op de voeding.
  • Trombose: De vorming van een bloedstolsel in een bloedvat.
  • Verbrijzeling: Het breken in meerdere stukken.
  • Vermoeden: Een idee of gevoel over iets zonder bewijs.
  • Versleten: Niet meer in goede staat door gebruik of ouderdom.
  • Weerstand: Het verzet tegen iets.
  • Wervel (mv. wervels): Een bot in de ruggengraat.
  • Zenuw (mv. zenuwen): Een bundel vezels die signalen doorgeeft tussen de hersenen en de rest van het lichaam.
  • Zwelling: Een abnormale toename in grootte.

Verbs

  • Aanmaken: Produceren of creëren.
  • Aansluiten: Verbinden of passen bij.
  • Afraden: Negatief advies geven.
  • Afvallen: Gewicht verliezen.
  • Baat hebben bij: Profiteren van.
  • Content zijn met: Tevreden zijn met.
  • Geruststellen: Iemand kalmeren.
  • Het nut inzien van: Het voordeel begrijpen van.
  • In de steek laten: Iemand in de problemen achterlaten.
  • Inhouden: Bevatten of terughouden.
  • Innemen: Consumeren, zoals medicijnen.
  • Meegaan: Begeleiden of deelnemen.
  • Opbouwen: Construeren of geleidelijk versterken.
  • Oplopen: Toenemen of verwondingen oplopen.
  • Opnemen: Registreren, absorberen of huisvesten.
  • Oproepen: Mobiliseren of herinneren.
  • Opzwellen: Groter worden door vochtophoping.
  • Overgeven: Braken.
  • Tegengaan: Bestrijden of voorkomen.
  • Toelichten: Uitleggen of verduidelijken.
  • Uitsteken: Naar buiten steken of beter zijn dan.
  • Vermoeden: Denken of aannemen zonder bewijs.
  • Versterken: Sterker maken.
  • Voorkomen: Zorgen dat iets niet gebeurt / vermijden.
  • Voorschrijven: Een recept geven.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Description

Deze woordenlijst bevat termen uit blok 1, sessie 1, inclusief werkwoorden. Leer over balans, belasting, en het bewegingsapparaat. Begrijp blessures, botten, en complicaties.

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser