Podcast
Questions and Answers
Wat zijn de kenmerken van volledige mededinging?
Wat zijn de kenmerken van volledige mededinging?
- Homogene producten en perfecte informatie (correct)
- Beperkt aantal bedrijven met verschillende producten
- Monopolistische concurrentie met één aanbieder
- Geen mogelijkheid voor vrije toe- en uittreding
In een oligopolie is er sprake van veel aanbieders die dezelfde producten leveren.
In een oligopolie is er sprake van veel aanbieders die dezelfde producten leveren.
False (B)
Wat is de eerste orde voorwaarde voor winstmaximalisatie?
Wat is de eerste orde voorwaarde voor winstmaximalisatie?
MO(q*) = MK(q*)
In een situatie waar P > MK(q) zal de onderneming __________.
In een situatie waar P > MK(q) zal de onderneming __________.
Koppel de termen aan hun betekenis:
Koppel de termen aan hun betekenis:
Wat betekent het als een bedrijf prijsnemer is?
Wat betekent het als een bedrijf prijsnemer is?
Verzonken kosten zijn altijd vermijdbaar in de korte termijn.
Verzonken kosten zijn altijd vermijdbaar in de korte termijn.
Wat zijn totale variabele kosten?
Wat zijn totale variabele kosten?
Wat is de minimum efficiënte schaal (MES)?
Wat is de minimum efficiënte schaal (MES)?
Schaalvoordelen leiden altijd tot stijging van de gemiddelde totale kosten naarmate de productie toeneemt.
Schaalvoordelen leiden altijd tot stijging van de gemiddelde totale kosten naarmate de productie toeneemt.
Wat gebeurt er met de gemiddelde constante kosten (GCK) naarmate de productie (Q) toeneemt?
Wat gebeurt er met de gemiddelde constante kosten (GCK) naarmate de productie (Q) toeneemt?
De totale constante kosten (TCK) zijn _____ en veranderen niet met de productie.
De totale constante kosten (TCK) zijn _____ en veranderen niet met de productie.
Koppel de volgende kostenfuncties aan hun beschrijving:
Koppel de volgende kostenfuncties aan hun beschrijving:
Wat is het effect van manageriële diseconomieën op de gemiddelde totale kosten?
Wat is het effect van manageriële diseconomieën op de gemiddelde totale kosten?
De KTK kan lager zijn dan de TK.
De KTK kan lager zijn dan de TK.
Wat is de relatie tussen de KTK en Q in de lange termijn?
Wat is de relatie tussen de KTK en Q in de lange termijn?
Wat gebeurt er met de lange termijn aanbodcurve als het aantal ondernemingen toeneemt in een constante kosten-industrie?
Wat gebeurt er met de lange termijn aanbodcurve als het aantal ondernemingen toeneemt in een constante kosten-industrie?
De marktaanbodcurve is altijd perfect prijselastisch in een stijgende kosten-industrie.
De marktaanbodcurve is altijd perfect prijselastisch in een stijgende kosten-industrie.
Wat is de definitie van producentensurplus?
Wat is de definitie van producentensurplus?
De _____ is de som van consumentensurplus en producentensurplus.
De _____ is de som van consumentensurplus en producentensurplus.
Koppel de volgende type kosten-industrieën aan hun kenmerken:
Koppel de volgende type kosten-industrieën aan hun kenmerken:
Wat kenmerkt een dalende kosten-industrie?
Wat kenmerkt een dalende kosten-industrie?
Een schok in de markt leidt altijd tot een hoger lange termijn evenwicht.
Een schok in de markt leidt altijd tot een hoger lange termijn evenwicht.
Waarom is de lange termijn aanbodcurve in een stijgende kosten-industrie niet horizontaal?
Waarom is de lange termijn aanbodcurve in een stijgende kosten-industrie niet horizontaal?
Wat is het effect van accijns op de totale welvaart?
Wat is het effect van accijns op de totale welvaart?
De producentenprijs stijgt wanneer er een subsidie aan producenten wordt gegeven.
De producentenprijs stijgt wanneer er een subsidie aan producenten wordt gegeven.
Wat meet de tax incidence (TIC)?
Wat meet de tax incidence (TIC)?
De _____ creëert een wig tussen de consumenten- en producentenprijs.
De _____ creëert een wig tussen de consumenten- en producentenprijs.
Koppel de effecten van accijns en subsidie aan de juiste uitspraken:
Koppel de effecten van accijns en subsidie aan de juiste uitspraken:
Wat gebeurt er met de consumentenprijs als de vraag elastischer wordt door accijns?
Wat gebeurt er met de consumentenprijs als de vraag elastischer wordt door accijns?
Een maximumprijs onderschrijft dat de marktprijs te laag is.
Een maximumprijs onderschrijft dat de marktprijs te laag is.
Wat betekent het als de prijselasticiteit van vraag en aanbod toeneemt?
Wat betekent het als de prijselasticiteit van vraag en aanbod toeneemt?
Wat is een kenmerk van een monopolist die perfecte prijsdiscriminatie toepast?
Wat is een kenmerk van een monopolist die perfecte prijsdiscriminatie toepast?
Een monopolist kan winstmaximaliseren door de prijs te verhogen zolang de prijs boven de marginale kosten ligt.
Een monopolist kan winstmaximaliseren door de prijs te verhogen zolang de prijs boven de marginale kosten ligt.
Wat is het effect van derdegraads prijsdiscriminatie op de marktmacht van de monopolist?
Wat is het effect van derdegraads prijsdiscriminatie op de marktmacht van de monopolist?
Bij __________ biedt de monopolist een menu van prijzen aan zodat consumenten zichzelf selecteren.
Bij __________ biedt de monopolist een menu van prijzen aan zodat consumenten zichzelf selecteren.
Koppel de volgende vormen van prijsdiscriminatie aan hun beschrijving:
Koppel de volgende vormen van prijsdiscriminatie aan hun beschrijving:
Wat is het gevolg van een monopolist die zijn prijzen optimaal instelt in verschillende markten?
Wat is het gevolg van een monopolist die zijn prijzen optimaal instelt in verschillende markten?
Bij tweedegraads prijsdiscriminatie is er sprake van arbitrage of doorverkoop.
Bij tweedegraads prijsdiscriminatie is er sprake van arbitrage of doorverkoop.
Wat gebeurt er met het consumentensurplus (CS) bij perfecte prijsdiscriminatie?
Wat gebeurt er met het consumentensurplus (CS) bij perfecte prijsdiscriminatie?
Wat is een gevolg van het instellen van een importquotum?
Wat is een gevolg van het instellen van een importquotum?
Een monopolist is altijd een prijsnemer.
Een monopolist is altijd een prijsnemer.
Wat is de optimale prijs voor een monopolist in relatie tot de marginale kosten?
Wat is de optimale prijs voor een monopolist in relatie tot de marginale kosten?
De __________ index is een maatstaf voor de marktmacht van een monopolist.
De __________ index is een maatstaf voor de marktmacht van een monopolist.
Wat gebeurt er als de marginale opbrengst (MO) gelijk is aan de marginale kosten (MK)?
Wat gebeurt er als de marginale opbrengst (MO) gelijk is aan de marginale kosten (MK)?
Koppel de begrippen aan de juiste definities:
Koppel de begrippen aan de juiste definities:
Een monopolist kan alleen positieve economische winst realiseren wanneer de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten.
Een monopolist kan alleen positieve economische winst realiseren wanneer de prijs gelijk is aan de gemiddelde kosten.
Wat zijn de gevolgen van een negatieve helling van de vraagcurve voor een monopolist?
Wat zijn de gevolgen van een negatieve helling van de vraagcurve voor een monopolist?
Flashcards
Schaalvoordelen
Schaalvoordelen
De gemiddelde totale kosten (GTK) dalen naarmate de productie toeneemt. Dit komt door specialisatie en ondeelbare productiefactoren.
Schaalnadelen
Schaalnadelen
De gemiddelde totale kosten (GTK) stijgen naarmate de productie toeneemt. Dit komt door managerial diseconomies (inefficiënties in het management).
Minimum Efficiënte Schaal (MES)
Minimum Efficiënte Schaal (MES)
De kleinste hoeveelheid productie waarbij de gemiddelde totale kosten (GTK) minimaal zijn.
Productie-elasticiteit van de totale kosten
Productie-elasticiteit van de totale kosten
De procentuele verandering in totale kosten per procent verandering in output (Q).
Signup and view all the flashcards
Totale variabele kostenfunctie (TVK)
Totale variabele kostenfunctie (TVK)
De totale kosten van de variabele productiefactoren (bijvoorbeeld arbeid) die op korte termijn gebruikt worden om Q te produceren tegen minimale kosten.
Signup and view all the flashcards
Totale constante kostenfunctie (TCK)
Totale constante kostenfunctie (TCK)
De constante kosten van de niet-variabele (vaste) inputs (bijvoorbeeld machines).
Signup and view all the flashcards
Korte-termijn totale kostenfunctie (KTK)
Korte-termijn totale kostenfunctie (KTK)
De totale kosten om Q te produceren met de korte termijn kost-minimaliserende combinatie van inputs.
Signup and view all the flashcards
Lange-termijn totale kostenfunctie (LTK)
Lange-termijn totale kostenfunctie (LTK)
De totale kosten om Q te produceren met de lange termijn kost-minimaliserende combinatie van inputs.
Signup and view all the flashcards
Variëteit is efficiënter dan specialisatie
Variëteit is efficiënter dan specialisatie
De totale variëteit (Q1+Q2) is efficiënter dan de som van twee gespecialiseerde producties (Q1 en Q2) als gevolg van gemeenschappelijke inputs.
Signup and view all the flashcards
Leervoordelen
Leervoordelen
Ervaring op basis van gecumuleerde productie leidt tot lagere gemiddelde variabele kosten (GVK). Dit betekent dat de kosten per extra product lager worden naarmate een bedrijf meer produceert.
Signup and view all the flashcards
Volledige mededinging
Volledige mededinging
Een marktvorm met veel vragers en aanbieders, geen enkele partij heeft invloed op de marktprijs.
Signup and view all the flashcards
Homogeen product
Homogeen product
Een produkt waar geen verschil in kwaliteit of prijs is tussen aanbieders.
Signup and view all the flashcards
Prijsnemer
Prijsnemer
De prijs die een bedrijf voor zijn product ontvangt is gelijk aan de marginale opbrengst. Dit betekent dat de winst maximaal is wanneer de prijs gelijk is aan de marginale kosten.
Signup and view all the flashcards
Winstmaximalisatie
Winstmaximalisatie
De winst van een bedrijf is de totale opbrengst (TO) minus de totale kosten (TK). De winst is maximaal wanneer de marginale opbrengst (MO) gelijk is aan de marginale kosten (MK).
Signup and view all the flashcards
Verzonken kosten
Verzonken kosten
Verzonken kosten zijn kosten die niet kunnen worden teruggehaald, ongeacht de productievolume. Niet-verzonken kosten zijn vaste kosten die wel kunnen worden teruggehaald.
Signup and view all the flashcards
Shut-down prijs (Ps)
Shut-down prijs (Ps)
De prijs waaronder een bedrijf geen positieve variabele winst maakt en dus moet stoppen met produceren. De shutdown prijs is gelijk aan de minimum GVK.
Signup and view all the flashcards
Marktaanbod op lange termijn
Marktaanbod op lange termijn
De totale hoeveelheid die alle bedrijven in een industrie gezamenlijk willen en kunnen produceren tegen een bepaalde prijs.
Signup and view all the flashcards
Constante kosten-industrie
Constante kosten-industrie
Een situatie waarin de gemiddelde kosten van de productie hetzelfde blijven, ongeacht de productiehoeveelheid.
Signup and view all the flashcards
Stijgende kosten-industrie
Stijgende kosten-industrie
Een situatie waarin de gemiddelde kosten van de productie stijgen naarmate de productiehoeveelheid toeneemt. Dit kan gebeuren wanneer er schaarste is aan inputfactoren.
Signup and view all the flashcards
Dalende kosten-industrie
Dalende kosten-industrie
Een situatie waarin de gemiddelde kosten van de productie dalen naarmate de productiehoeveelheid toeneemt. Dit kan gebeuren wanneer er schaalvoordelen zijn in de inputmarkt.
Signup and view all the flashcards
Producentensurplus
Producentensurplus
De hoeveelheid geld die producenten verdienen boven hun productiekosten. Het is de oppervlakte boven de aanbodcurve en onder de marktprijs.
Signup and view all the flashcards
Korte termijn economische winst
Korte termijn economische winst
Het extra winstpotentieel dat beschikbaar is voor bedrijven in een markt met een hoge vraag, maar beperkt aanbod.
Signup and view all the flashcards
Producentensurplus voor de markt (korte termijn)
Producentensurplus voor de markt (korte termijn)
De extra winst die ontstaat door de toevoeging van nieuwe bedrijven in een markt, wat leidt tot meer aanbod en een daling van de marktprijs.
Signup and view all the flashcards
Onzichtbare hand
Onzichtbare hand
Het concept dat de individuele keuzes van mensen in een vrije markt leiden tot collectieve welvaart, zonder dat er een centrale planning of sturing nodig is.
Signup and view all the flashcards
Monopolie: Definitie
Monopolie: Definitie
Een monopolie is een onderneming die als enige een product of dienst aanbiedt aan vele vragers.
Signup and view all the flashcards
Prijszetter: Monopolist
Prijszetter: Monopolist
De monopolist kiest de prijs om winst te maximaliseren. De vraagcurve bepaalt de relatie tussen prijs en hoeveelheid.
Signup and view all the flashcards
Marginale Opbrengst (MO)
Marginale Opbrengst (MO)
De marginale opbrengst (MO) is de extra opbrengst van het verkopen van één extra eenheid.
Signup and view all the flashcards
Marginale Kosten (MK)
Marginale Kosten (MK)
De marginale kosten (MK) zijn de extra kosten van het produceren van één extra eenheid.
Signup and view all the flashcards
Winstmaximalisatie: MO = MK
Winstmaximalisatie: MO = MK
Het winstmaximaliserende punt voor een monopolist is waar de marginale opbrengst gelijk is aan de marginale kosten (MO = MK).
Signup and view all the flashcards
Monopolist en Prijs boven Marginale Kosten
Monopolist en Prijs boven Marginale Kosten
De monopolist kan de prijs hoger zetten dan de marginale kosten, omdat de vraagcurve dalend is.
Signup and view all the flashcards
Lerner Index: Marktmacht
Lerner Index: Marktmacht
De Lerner Index meet de marktmacht van een monopolist. Het is de procentuele marge tussen de prijs en de marginale kosten.
Signup and view all the flashcards
Lerner Index en Prijselasticiteit
Lerner Index en Prijselasticiteit
De Lerner Index is omgekeerd evenredig aan de prijselasticiteit van de vraag. Hoe elastischer de vraag, hoe lager de marktmacht.
Signup and view all the flashcards
Acccijns
Acccijns
Een accijns is een belasting die wordt geheven op de verkoop van specifieke goederen en diensten. De belasting wordt betaald door de producent, maar wordt vaak doorberekend aan de consument in de vorm van een hogere prijs.
Signup and view all the flashcards
Acccijnswig
Acccijnswig
De wig die een accijns creëert, is het verschil tussen de prijs die de consument betaalt en de prijs die de producent ontvangt. De wig is gelijk aan de hoogte van de accijns.
Signup and view all the flashcards
Belastingsincident (TIC)
Belastingsincident (TIC)
De mate waarin producenten de belastingdruk kunnen afwentelen op consumenten via hogere prijzen. Hoe inelastischer de vraag, hoe meer de consument de belastinglast draagt.
Signup and view all the flashcards
Producentensubsidie
Producentensubsidie
Een subsidie is een betaling van de overheid aan producenten, meestal per verkochte eenheid. De subsidie verlaagt de productiekosten voor de producent en resulteert in een lagere prijs voor de consument.
Signup and view all the flashcards
Maximumprijs
Maximumprijs
Een maximumprijs is een wettelijke limiet voor de prijs van een goed of dienst. De overheid stelt deze limiet vast om consumenten te beschermen tegen te hoge prijzen.
Signup and view all the flashcards
Invloed van elasticiteit op belastingsincident
Invloed van elasticiteit op belastingsincident
De prijselasticiteit van vraag en aanbod bepaalt hoe de belastingdruk wordt verdeeld. De partij die het meest prijsinelastisch is (minder gevoelig voor prijsveranderingen), draagt de meeste last.
Signup and view all the flashcards
Welvaartseffecten van accijns
Welvaartseffecten van accijns
Een accijns leidt tot een daling van de totale welvaart. Dit komt omdat de consumptie van het goed daalt en er een 'deadweight loss' ontstaat. De totale welvaart wordt gemeten als de som van consumenten- en producentensurplus.
Signup and view all the flashcards
Welvaartseffecten van subsidie
Welvaartseffecten van subsidie
Een subsidie leidt tot een toename van de totale welvaart. Dit komt omdat de consumptie van het goed stijgt en er een 'welvaartstoename' ontstaat.
Signup and view all the flashcards
Perfecte prijsdiscriminatie
Perfecte prijsdiscriminatie
De monopolist verkoopt elk eenheid product aan een andere consument tegen de maximale prijs die die consument bereid is te betalen.
Signup and view all the flashcards
Derdegraads prijsdiscriminatie
Derdegraads prijsdiscriminatie
De monopolist vraagt verschillende prijzen aan verschillende groepen consumenten, gebaseerd op hun prijselasticiteit van de vraag.
Signup and view all the flashcards
Screening
Screening
Een mechanisme dat subgroepen creëert in de totale bevolking op basis van observeerbare kenmerken, die verschillen in prijselasticiteit van de vraag.
Signup and view all the flashcards
Tweedegraads prijsdiscriminatie
Tweedegraads prijsdiscriminatie
De monopolist biedt een menu van prijzen aan, waardoor consumenten zichzelf selecteren en informatie over hun betalingsbereidheid prijsgeven.
Signup and view all the flashcards
Bloktarieven
Bloktarieven
Een prijsstructuur waarbij een (standaard)prijs per eenheid wordt berekend voor het eerste pakket gekochte eenheden en een andere prijs voor alle additionele gekochte eenheden.
Signup and view all the flashcards
Tweedelige tarieven
Tweedelige tarieven
Een prijsstructuur waarbij een vast bedrag wordt betaald voor het recht om een bepaald goed of dienst te gebruiken, en een extra prijs per eenheid wordt betaald voor elk gebruik.
Signup and view all the flashcards
Kwamtomkorting
Kwamtomkorting
Een situatie waarbij de monopolist een hogere winst kan behalen door verschillende prijzen te vragen voor verschillende blokken van producten.
Signup and view all the flashcards
Prijsdiscriminatie en producentensurplus
Prijsdiscriminatie en producentensurplus
Monopolisten kunnen hun producentensurplus verhogen door prijsdiscriminatie toe te passen.
Signup and view all the flashcardsStudy Notes
Week 8: Productiefuncties en kostenminimalisatie
- Bedrijven gebruiken productiefuncties (Q = f(K, L)) om verschillende combinaties van productiefactoren te gebruiken om een bepaald outputniveau (Q0) te produceren.
- Isoquanten: alle punten op een isoquant vertegenwoordigen verschillende combinaties van K en L die dezelfde output opleveren.
- Lange termijn: alle kostencomponenten kunnen aangepast worden (K en L).
- Korte termijn: sommige kostencomponenten kunnen niet worden aangepast (vaak is K vast).
- Productiekosten: kosten van inputs in het productieproces.
- Totale kosten (TK): wL + rK (w = prijs arbeid, r = prijs kapitaal).
- Isokostenlijn: alle combinaties van K en L die dezelfde totale kosten opleveren.
- Kostenminimalisatie op lange termijn: bedrijf minimaliseert totale kosten (TK) bij gegeven technologie en een gewenst productievolume Q.
- Interne oplossing: optimale combinatie van K en L (K > 0, L > 0).
- Optimale voorwaarde: helling van isoquant = helling van isokostenlijn.
- Hoekoplossing: één van de inputs is gelijk aan 0 (K=0 of L=0).
- Optimale voorwaarde: helling van isoquant < helling van isokostenlijn (of andersom voor hoekoplossing)
- Comparatieve statica: veranderingen in outputniveau en/of prijs van inputs.
- Normale input: kostenminimaliserende input neemt toe met toenemende output.
- Inferieure input: kostenminimaliserende input neemt af met toenemende output
Week 9: Lange-termijn kostenfunctie
- Lange-termijn kostenfunctie: geeft verband tussen minimale totale kosten en productievolume (Q), gegeven kosten van inputs (w en r).
- Vorm van kostencurve kan variëren, maar begint altijd bij oorsprong (Q=0, TK=0).
- Verandering in factorprijs: verschuiving van isokostenlijn.
- Normale versus inferieure productiefactoren.
Week 10: Volledige Mededinging
- Kenmerken: veel vragers en aanbieders, homogeen product, perfecte informatie, vrije toetreding/uittreding.
- Prijsnemer: onderneming kan de prijs niet beïnvloeden.
- Winstmaximalisatie: MO = MK.
- Korte termijn winstmaximalisatie: max (TO - TK).
Week 11 en 12: Monopolie
- Monopolie: één verkoper, geen directe concurrenten, dalende vraagcurve (P(Q)).
- Winstmaximalisatie: MO = MK
- Monopolie pricing: P > MK (meer winst), waardoor deadweight loss ontstaat.
- Prijsdiscriminatie: verschillende prijzen vragen aan verschillende groepen van consumenten.
- Perfecte prijsdiscriminatie: monopolist vraagt maximale prijs per consument.
Week 13: Prijsdiscriminatie
- Verschillende soorten prijsdiscriminatie.
- Perfecte prijsdiscriminatie: maximale prijs per consument.
- Derdegraads prijsdiscriminatie: verschillende prijzen aan verschillende groepen.
- Tweedeling tarief: een basistarief plus een extra prijs per eenheid.
Overige concepten
- Producentensurplus: voordeel van productie en verkoop voor producenten.
- Tax incidence (belastingdruk): wie draagt de belasting?
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.