Podcast
Questions and Answers
Wat staat er in een arbeidsovereenkomst?
Wat staat er in een arbeidsovereenkomst?
Afspraken over welk werk je gaat doen, hoeveel uur je werkt, en je loon.
De meeste afspraken in een arbeidsovereenkomst komen uit de _____.
De meeste afspraken in een arbeidsovereenkomst komen uit de _____.
cao
In de cao staan de arbeidsvoorwaarden voor iedereen in een bedrijfstak.
In de cao staan de arbeidsvoorwaarden voor iedereen in een bedrijfstak.
True (A)
Geef een voorbeeld van een bedrijfstak.
Geef een voorbeeld van een bedrijfstak.
Wat is brutoloon?
Wat is brutoloon?
Nettoloon = brutoloon – (loonbelasting + _____ premies)
Nettoloon = brutoloon – (loonbelasting + _____ premies)
Wat is het minimumloon?
Wat is het minimumloon?
Wat is minimumjeugdloon?
Wat is minimumjeugdloon?
Noem een aantal arbeidsmotieven.
Noem een aantal arbeidsmotieven.
Noem een voorbeeld van een productiesector.
Noem een voorbeeld van een productiesector.
Wat is arbeidsverdeling?
Wat is arbeidsverdeling?
Wat is het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk?
Wat is het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk?
Wat is het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk?
Wat is het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk?
Wat is de arbeidsmarkt?
Wat is de arbeidsmarkt?
Wat is werkgelegenheid?
Wat is werkgelegenheid?
Wie behoort tot de beroepsbevolking?
Wie behoort tot de beroepsbevolking?
Wat is het verschil tussen wit en zwart werk?
Wat is het verschil tussen wit en zwart werk?
Zwart werk is strafbaar.
Zwart werk is strafbaar.
Wat is het UWV?
Wat is het UWV?
Wat is geregistreerde werkloosheid?
Wat is geregistreerde werkloosheid?
Wat is verborgen werkloosheid?
Wat is verborgen werkloosheid?
Wat is conjuncturele werkloosheid?
Wat is conjuncturele werkloosheid?
Noem een ander soort werkloosheid
Noem een ander soort werkloosheid
Flashcards
Wat is een arbeidsovereenkomst?
Wat is een arbeidsovereenkomst?
Een overeenkomst met afspraken over werk.
Wat is een CAO?
Wat is een CAO?
De gezamenlijke arbeidsvoorwaarden in een bedrijfstak.
Wat is brutoloon?
Wat is brutoloon?
Het salaris voor aftrek van belastingen en premies.
Wat is nettoloon?
Wat is nettoloon?
Signup and view all the flashcards
Wat is minimumloon?
Wat is minimumloon?
Signup and view all the flashcards
Wat zijn arbeidsmotieven?
Wat zijn arbeidsmotieven?
Signup and view all the flashcards
Wat is arbeidsverdeling?
Wat is arbeidsverdeling?
Signup and view all the flashcards
Wat is leidinggevend werk?
Wat is leidinggevend werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is uitvoerend werk?
Wat is uitvoerend werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is geschoold werk?
Wat is geschoold werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is ongeschoold werk?
Wat is ongeschoold werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is de arbeidsmarkt?
Wat is de arbeidsmarkt?
Signup and view all the flashcards
Wat is werkgelegenheid?
Wat is werkgelegenheid?
Signup and view all the flashcards
Wat is de beroepsbevolking?
Wat is de beroepsbevolking?
Signup and view all the flashcards
Wat is wit werk?
Wat is wit werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is zwart werk?
Wat is zwart werk?
Signup and view all the flashcards
Wat is werkloosheid?
Wat is werkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Wat doet het UWV?
Wat doet het UWV?
Signup and view all the flashcards
Wat is conjuncturele werkloosheid?
Wat is conjuncturele werkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Wat is structurele werkloosheid?
Wat is structurele werkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Wat is frictiewerkloosheid?
Wat is frictiewerkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Wat is seizoenswerkloosheid?
Wat is seizoenswerkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Wat is regionale werkloosheid?
Wat is regionale werkloosheid?
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Wat levert werken op?
- Je leert wat een cao (collectieve arbeidsovereenkomst) is.
- Je leert hoe je je nettoloon kunt berekenen.
- Je leert wat het minimum(jeugd)loon is.
- Je leert hoe je berekeningen kunt maken met het minimum(jeugd)loon.
Heldere afspraken
- Afspraken over welk werk je gaat doen, hoeveel uur je werkt, en je loon staan in een arbeidsovereenkomst.
- De meeste afspraken in een arbeidsovereenkomst komen uit de cao (collectieve arbeidsovereenkomst).
- De cao bevat de arbeidsvoorwaarden voor iedereen in een bedrijfstak.
- Een bedrijfstak is bijvoorbeeld de gezondheidszorg, de bouw, of het onderwijs.
Brutoloon en nettoloon
- In je arbeidsovereenkomst staat je brutoloon.
- Je werkgever houdt loonbelasting en sociale premies in van je brutoloon.
- Wat overblijft is je nettoloon; dit bedrag ontvang je op je rekening.
- Nettoloon = brutoloon – (loonbelasting + sociale premies).
- Bij een brutoloon van € 1.850, met € 165 loonbelasting en € 92 sociale premies, is je nettoloon € 1.593.
Minimumloon
- Als werknemer heb je tenminste recht op het minimumloon vanaf je 21e.
- Ben je jonger dan 21, dan geldt het minimumjeugdloon.
- Het minimumloon voor 21-jarigen en ouder is € 1.701,80 per maand, of € 392,55 per week.
Rekenen met het minimumloon
- Als Milan 19 jaar is en voltijd (38 uur) werkt, is zijn uurloon € 6,20 (€ 235,55 / 38).
- Milans collega Isabel werkt 25 uur per week en verdient wekelijks € 206,61, dan is zij 20 jaar (€ 206,61 / 25 x 38 = € 314,05).
Redenen om te werken
- Motieven om te werken zijn onder andere geld verdienen, nuttig en zinvol bezig zijn, contacten op doen, regelmaat hebben en nieuwe dingen leren.
- Dit noemt men "Arbeidsmotieven".
In welke sector wil je werken?
- Productie en arbeid kan je indelen in verschillende productiesectoren: agrarische sector (landbouw, visserij, mijnbouw).
- Productie en arbeid kan je indelen in verschillende productiesectoren: industriële sector (fabrieken, bouw, ambachten).
- Productie en arbeid kan je indelen in verschillende productiesectoren: dienstverlenende sector (winkels, banken, overheid).
Ieder een eigen taak
- Het werk bij een bedrijf is verdeeld in verschillende banen, dit heet arbeidsverdeling.
- Bij arbeidsverdeling doet iedereen waar hij/zij goed in is en heeft iedereen zijn eigen specialisatie.
Waar wil je werken?
- Je leert welke arbeidsmotieven je kunt hebben.
- Je leert welke productiesectoren er zijn.
- Je leert wat arbeidsverdeling is.
- Je leert het verschil tussen leidinggevend en uitvoerend werk.
- Je leert het verschil tussen geschoold en ongeschoold werk.
Leidinggevend of uitvoerend?
- Bij leidinggevend werk geef je opdrachten aan anderen en ben je verantwoordelijk voor het eindresultaat.
- Bij uitvoerend werk voer je opdrachten uit die je opgedragen krijgt.
Geschoold of ongeschoold
- Voor geschoold werk heb je een beroepsopleiding nodig.
- Voor ongeschoold werk heb je geen beroepsopleiding nodig.
Doe jij mee op de arbeidsmarkt?
- Je leert wat de arbeidsmarkt is.
- Je leert wat werkgelegenheid is.
- Je leert wanneer je tot de beroepsbevolking behoort.
- Je leert het verschil tussen wit en zwart werk.
Arbeidsmarkt
- De arbeidsmarkt is het geheel van vraag naar arbeid en aanbod van arbeid.
- Vraag naar arbeid komt van bedrijven en de overheid, die mensen vragen om bij hen te komen werken.
- Aanbod van arbeid komt van alle mensen met werk en alle mensen die werk zoeken, die hun arbeidskracht aanbieden.
Vraag naar arbeid
- Werkgelegenheid (alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid) wordt bepaald door de vraag naar arbeid.
- Als het goed gaat met de economie stijgt de werkgelegenheid.
- Als het slecht gaat met de economie daalt de werkgelegenheid.
Aanbod van arbeid
- Het aanbod van arbeid komt van de beroepsbevolking.
- De beroepsbevolking bestaat uit iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd, die werkt of werk zoekt.
- De beroepsbevolking stijgt als jongeren afstuderen of de immigratie toeneemt.
- De beroepsbevolking krimpt als mensen met pensioen gaan of overlijden.
Wit, grijs en zwart werk
- Bij wit werk wordt belasting en sociale premies ingehouden.
- Grijs werk is onbetaald werk zoals het opruimen van je kamer en vrijwilligerswerk.
- Bij zwart werk word er geen belasting of sociale premies afgedragen, dit is strafbaar.
Is er werk voor jou?
- Je leert wat werkloosheid is.
- Je leert wat de taken van het UWV zijn en wat geregistreerde en verborgen werkloosheid is.
- Je leert wat conjuncturele werkloosheid is.
- Je leert wat structurele werkloosheid is.
- Je leert wat frictiewerkloosheid, seizoenswerkloosheid en regionale werkloosheid is.
Zonder werk
- Je bent werkloos als je tussen de 15 en de pensioenleeftijd bent, geen baan hebt en actief naar werk zoekt. -Werkloosheid ontstaat als het aanbod van werk groter is dan de vraag ernaar.
- Bij werkloosheid verlies je contact met je collega's en daalt je inkomen.
UWV
- Wie werkloos is, kan zicht inschrijven bij het UWV (Uitvoeringsinstantie Werknemersverzekeringen).
- Het UWV is een overheidsinstelling die je helpt bij het vinden van een nieuwe baan en beoordeelt of je recht hebt op een WW-uitkering.
- Geregistreerde werkloosheid: werklozen die zijn ingeschreven bij het UWV.
- Verborgen werkloosheid: werklozen die niet zijn ingeschreven bij het UWV.
Conjuncturele werkloosheid
- In de economie zijn er goede en slechte periodes, deze schommelingen noemen we conjunctuur.
- Conjuncturele werkloosheid ontstaat als de koopkracht daalt, de vraag naar goederen en diensten daalt en bedrijven werknemers ontslaan.
- Conjuncturele werkloosheid is meestal tijdelijk en verdwijnt als het beter gaat met de economie.
Structurele werkloosheid
- Structurele werkloosheid is het gevolg van veranderingen in de aanbodkant van de economie.
- Voorbeelden hiervan zijn bedrijven die verouderde producten maken, robots die mensenwerk overnemen, bedrijven die in lagelonenlanden produceren, of mensen die niet de juiste opleiding hebben voor de vacatures.
- Structurele werkloosheid is meestal blijvend.
Andere soorten werkloosheid
- Frictiewerkloosheid duurt meestal kort, omdat je tijd nodig hebt om een nieuwe baan te vinden.
- Seizoenwerkloosheid is werk dat je alleen in een bepaald seizoen kan uitvoeren.
- Regionale werkloosheid is als de werkloosheid in een bepaald gebied hoger is dan gemiddeld.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.