Verwantschap tussen soorten en domeinen

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende criteria wordt gebruikt om te bepalen of individuen tot dezelfde soort behoren?

  • De complexiteit van hun sociale structuren
  • Overeenkomst in uiterlijke kenmerken (correct)
  • De grootte van het leefgebied
  • Overeenkomst in gedragspatronen

Wat is een kenmerk van hybriden die voortkomen uit de kruising van verschillende soorten?

  • Ze zijn altijd vruchtbaar.
  • Ze zijn meestal onvruchtbaar. (correct)
  • Ze groeien sneller dan hun oudersoorten.
  • Ze vertonen verbeterde overlevingskansen.

Waar staat de letter die soms achter een soortnaam staat in de binomiale naamgeving voor?

  • Het aantal chromosomen van de soort.
  • Het jaar van de eerste beschrijving.
  • De vindplaats van de soort.
  • De ontdekker van de soort. (correct)

Wat is de juiste hiërarchische volgorde van taxonen, van klein naar groot?

<p>Soorten -&gt; geslachten -&gt; families -&gt; orden. (A)</p> Signup and view all the answers

Welk domein onderscheidt zich van de andere domeinen door de aanwezigheid van een celkern?

<p>Eukaryoten (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijk verschil tussen archaea en bacteriën op het gebied van celmembranen?

<p>Archaea kunnen een enkelvoudig membraan hebben met een doorlopende laag. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt de populatiegrootte van planten meestal bepaald?

<p>Door het tellen van planten in een aantal m² en vervolgens te schatten (A)</p> Signup and view all the answers

Welke bewering beschrijft het best de vangst-terugvangstmethode voor het bepalen van populatiegrootte?

<p>Het merken van een deel van de populatie, terugvangen, en op basis daarvan de populatie schatten. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de 'beperkende factor' met betrekking tot populatiegroei?

<p>De factor die de groei van een populatie het meest belemmert. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met de draagkracht van een gebied?

<p>De capaciteit van een gebied om een populatie van een soort te ondersteunen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de impact van versnippering op de biodiversiteit?

<p>Het isoleert leefgebieden en beperkt migratie. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het doel van 'ontsnippering'?

<p>Het herstellen van natuurlijke verbindingen tussen geïsoleerde gebieden. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het gevolg van verstoring in een ecosysteem?

<p>Een snelle en blijvende verandering in het ecosysteem. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het doel van herintroductie in de ecologie?

<p>Het terugzetten van verdwenen soorten in de hoop op een levensvatbare populatie. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn biotische factoren?

<p>Invloeden van organismen op de populatie van andere organismen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt beschouwd als een habitat?

<p>Een leefomgeving die voldoet aan de biotische en abiotische eisen van een soort. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de tolerantiegrens van een abiotische factor?

<p>De minimum- en maximumwaarden waarbinnen een soort kan overleven. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het optimumgebied met betrekking tot abiotische factoren?

<p>De abiotische factoren waarbij het grootste deel van de populatie het beste kan functioneren. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft een tolerantiecurve?

<p>Een grafische weergave van het optimumgebied en de tolerantiegrenzen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat omvat de definitie van een niche?

<p>Hoe een soort de omgeving gebruikt en beïnvloedt. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voedselrelatie?

<p>De manier waarop een soort een andere soort opeet. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen een voedselketen en een voedselweb?

<p>Een voedselweb is een verzameling van meerdere voedselketens. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de relatie tussen het aantal prooidieren en predatoren in een ecosysteem?

<p>Veel prooidieren = veel predatoren, weinig prooidieren = weinig predatoren. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is mutualisme?

<p>Een relatie waarbij beide soorten voordeel hebben. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is commensalisme?

<p>Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere soort geen voor- of nadeel heeft. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is parasitisme?

<p>Een relatie waarbij één soort voordeel heeft en de andere soort nadeel heeft. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is epifytisme?

<p>Een vorm van commensalisme waarbij planten op andere planten groeien zonder voedingsstoffen te onttrekken. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is accumulatie?

<p>De concentratie gifstoffen die toeneemt bij elke schakel in de voedselketen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent 'persistent' met betrekking tot gifstoffen in ecosystemen?

<p>De gifstoffen blijven lange tijd in het milieu aanwezig. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft het begrip 'fitness' in de context van populaties?

<p>Het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is inteelt?

<p>Paren met familieleden waardoor er weinig genetische variatie is. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is 'genetic drift'?

<p>Het afnemen of toenemen van de frequentie van een bepaald allel door toeval. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het flessenhalseffect?

<p>Een sterke afname van de allelensamenstelling, vaak na een ramp. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt het stichtereffect in?

<p>De verminderde allelensamenstelling bij de kolonisten van een nieuwe populatie. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat voorspelt de eilandtheorie?

<p>De grootte van de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Criteria voor dezelfde soort?

Overeenkomst in uiterlijke kenmerken en mogelijkheid tot vruchtbare nakomelingen.

Wat is binomiale naamgeving?

Een wetenschappelijke naam bestaande uit een geslachtsnaam en een soortaanduiding.

Wat is een populatie?

Een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

Wat is beperkte factor?

De factor die de groei van een populatie het meest belemmert.

Signup and view all the flashcards

Wat is draagkracht?

Maximale capaciteit van een gebied voor een populatie.

Signup and view all the flashcards

Wat is verstoring?

Een snelle en blijvende verandering in het ecosysteem.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn biotische factoren?

De invloed van organismen op andere organismen.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn abiotische factoren?

Invloed van niet-levende elementen op organismen.

Signup and view all the flashcards

Wat is een habitat?

De specifieke leefomgeving van een soort.

Signup and view all the flashcards

Wat is tolerantiecurve?

Een grafische weergave van het optimumgebied en de tolerantiegrenzen.

Signup and view all the flashcards

Wat is een niche?

De beschrijving van hoe een soort de omgeving gebruikt en beïnvloedt.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn adaptaties?

Erfelijke aanpassingen voor grotere overlevingskansen.

Signup and view all the flashcards

Wat is autotroof?

Organisme dat zonlicht gebruikt voor energie.

Signup and view all the flashcards

Wat is voedselrelatie?

Een soort eet een andere soort.

Signup and view all the flashcards

Wat is een voedselketen?

Reeks soorten waarbij elke soort voedsel is voor de volgende.

Signup and view all the flashcards

Wat is een voedselweb?

Geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap.

Signup and view all the flashcards

Wat is predator-prooirelatie?

Relatie tussen prooi en vijand.

Signup and view all the flashcards

Wat is symbiose?

Langdurige relatie tussen individuen van verschillende soorten.

Signup and view all the flashcards

Wat is mutualisme?

Beide soorten hebben voordeel.

Signup and view all the flashcards

Wat is commensalisme?

Één soort heeft voordeel, de ander geen voor- of nadeel.

Signup and view all the flashcards

Wat is accumulatie?

Concentratie gifstoffen neemt toe in de voedselketen.

Signup and view all the flashcards

Wat is fitness?

Het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie.

Signup and view all the flashcards

Wat is genetic drift?

Afnemen of toenemen van de allelfrequentie door toeval.

Signup and view all the flashcards

Wat doet de eilandtheorie?

Voorspelt de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden.

Signup and view all the flashcards

Wat is een kringloop?

Een circulatie van materiaal waarbij het materiaal steeds opnieuw wordt gebruikt.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn producenten?

Organismen die organische stoffen uit anorganische stoffen produceren.

Signup and view all the flashcards

Wat is organische stof?

Stof bestaande uit moleculen die energie bevatten.

Signup and view all the flashcards

Wat is ecologische voetafdruk?

De hoeveelheid land en water die een mens gebruikt.

Signup and view all the flashcards

Wat is fotosynthese?

Groene planten maken organische stoffen uit anorganische stoffen..

Signup and view all the flashcards

Wat is trofische niveau?

Elke schakel van een voedselpiramide.

Signup and view all the flashcards

Wat is Eencellige fytoplankton?

Algen en cyanobacteriën doen beiden aan fotosynthese.

Signup and view all the flashcards

Wat is biomassa?

De massa aan energierijke organische stoffen.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn abiotische factoren in de zee?

De factor licht, de juiste pH waarde en de juiste hoeveelheid voingsstoffen.

Signup and view all the flashcards

Wat is Eutrofiëring?

verrijking van water met voedingsstoffen.

Signup and view all the flashcards

Wat is Snelle koolstofkringloop

Het beschikbaar maken van CO2 uit ontlasting van andere organismen

Signup and view all the flashcards

Wat is Stikstofkringloop

de biogeochemische kringloop met de omzetting van stikstof in de lucht

Signup and view all the flashcards

Wat is Dekweefsel

vormen een fysische barrière, deze weefsels bestaan uit een laag nauw aaneengesloten cellen waar grote moleculen en ziekteverwekkers niet doorheen kunnen.

Signup and view all the flashcards

Wat is Mechansiche afweer

fysische eigenschappen die helpen, bijvoorbeeld stekels bij bramen.

Signup and view all the flashcards

Wat zijn bacteriën?

Prokaryoten zonder celkern.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Verwantschap tussen soorten

  • Individuen behoren tot dezelfde soort als ze overeenkomen in uiterlijke kenmerken en vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen.
  • Biologen kijken ook naar DNA om verwantschap te bepalen
  • Hybriden, nakomelingen van verschillende soorten, zijn meestal onvruchtbaar.
  • Binomiale naamgeving bestaat uit een geslachtsnaam (met hoofdletter) en een soortaanduiding (met kleine letter).
  • Taxonomie is de specialisatie in het verdelen van soorten op basis van verwantschap
  • Taxonomen plaatsen organismen in groepen, of taxa: organismen -> soorten -> geslachten -> families -> orden -> klassen -> afdelingen -> rijken -> domeinen.
  • Er zijn 3 domeinen (archaea, bacteriën en eukaryoten), die verschillen in hun type rRNA.

Domeinen en celtypen

  • Archaea zijn prokaryoten (geen kernmembraan), sommige hebben een enkelvoudig membraan met een doorlopende hydrofobe vetzuurlaag
  • Bacteriën zijn prokaryoten met een celmembraan bestaande uit een dubbele laag fosfolipiden.
  • Eukaryoten hebben een celmembraan met een dubbele laag fosfolipiden en DNA in een celkern.

Populaties

  • Een populatie is een groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.
  • Populatiegrootte kan geschat worden door planten in een m² te tellen en het totale areaal te schatten.
  • De vangst-terugvangstmethode wordt gebruikt voor kleine diersoorten: dieren vangen, merken, loslaten en later opnieuw vangen om de populatiegrootte te schatten
  • Populatiegrootte kan ook worden bepaald door het tellen van holletjes en DNA-technieken.

Populatiegroei en invloeden

  • Populaties groeien door geboorte en immigratie, en nemen af door sterfte en emigratie.
  • Een beperkte factor is de factor die de groei van een populatie het meest belemmert
  • De draagkracht van een gebied is de maximale capaciteit om voedsel en nestplaatsen te leveren, waardoor de populatiegrootte constant blijft
  • Soortensamenstelling verwijst naar de samenstelling van verschillende soorten op aarde
  • Versnippering, door menselijke handelingen geïsoleerde leefgebieden, beperkt de migratie
  • Ontsnippering, door verbindingen zoals ecoducten, zorgt voor meer verbinding.
  • Een verstoring is een snelle en blijvende verandering in het ecosysteem.
  • Herintroductie is het terugzetten van verdwenen dieren in de hoop op een levensvatbare populatie.

Soorten in hun omgeving

  • Biotische factoren zijn invloeden van organismen op de populatie van andere organismen.
  • Abiotische factoren zijn invloeden op de populatie van organismen die niet zijn gekoppeld aan andere organismen (temperatuur, water, licht, bodem, wind, lucht)
  • Habitat is een leefomgeving die voldoet aan de specifieke biotische en abiotische eisen van een soort (standplaats voor planten)
  • Tolerantiegrens: een abiotische factor heeft minimum- en maximumwaarden waarbinnen een soort kan leven.
  • Optimumgebied: de abiotische factoren waarbij het grootste deel van de populatie het beste kan functioneren
  • Tolerantiecurve: een grafische weergave van het optimumgebied en de tolerantiegrenzen
  • Niche: de omschrijving van hoe een soort de omgeving gebruikt en beïnvloedt, soorten vermijden concurrentie door verschillende niches te bezetten.

Relaties tussen soorten

  • Herbivoor: planteneter
  • Carnivoor: vleeseter
  • Omnivoor: alleseter
  • Autotroof: chemische energie vastleggen m.b.v. zonlicht/fotosynthese of uit anorganische stoffen organische stoffen maken
  • Heterotroof: andere organismen nodig voor organische stoffen (niet zelf anorganische stoffen kunnen maken)
  • Vraat: zorgt ervoor dat de meeste planten schade overleven
  • Voedselrelatie: als een soort een andere soort opeet
  • Voedselketen: reeks van soorten, te beginnen bij een producent, waarbij elke soort voedselbron is voor de volgende
  • Voedselweb: geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap, ook wel aan elkaar gekoppelde voedselketens
  • Predator-prooirelatie: de relatie tussen prooi en zijn natuurlijke vijand, veel prooidieren = veel predatoren, weinig prooidieren = weinig predatoren

Symbiose en verstoringen

  • Symbiose: langdurige relatie tussen individuen van verschillende soorten
    • Mutualisme: +/+ relatie: beide soorten hebben voordeel van de relatie
    • Commensalisme: +/o relatie: één soort heeft voordeel, de andere geen voor- of nadeel
    • Parasitisme: +/- relatie: het voordeel ligt bij één soort, het andere heeft een nadeel
  • Epifytisme: soort van commensalisme, planten groeien maar geen voedingsstoffen halen uit plant
  • Voedselketens kunnen worden verstoort door ziekte of gif
  • Accumulatie: concentratie gifstoffen neemt bij elke schakel in de voedselketen toe
  • Persistent: langzaam afbrekende gifstoffen die nog jaren kleine insecten vergiftigen

Kleine populaties en afnemende variatie

  • Fitness: vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie
  • Inteelt: paren met familieleden waardoor er weinig genetische variatie is, wat leidt tot mutaties
  • Genetic drift: het toevallig afnemen of toenemen van de frequentie van een bepaald allel
  • Flessenhalseffect/bottleneck effect: sterke afname van allelensamenstelling na een ramp of epidemie
  • Stichter effect/founder effect: mindere variatie in allelensamenstelling van de nieuwe populatie
  • Eilandtheorie: voorspelt de grootte van de biodiversiteit van geïsoleerde gebieden

Opbouw en afbraak van stoffen in ecosystemen

  • Kringloop: circulatie van materiaal (stoffen) waarbij het materiaal steeds opnieuw wordt gebruikt
  • Producenten: planten of autotrofe bacterie, produceren organische stoffen uit anorganische stoffen met behulp van energie (zon).
  • Organische stof: stof bestaande uit moleculen die energie bevatten (glucose)
  • Anorganische stof: energiearme stof (H2O, CO2)
  • Processen van voortgezette assimilatie: producten maken uit glucose andere organische stoffen (zetmeel, eiwitten, vetten, vitamines), aanvullende elementen uit bodem nodig
  • Consumenten: organisme dat andere organismen als voedselbron gebruikt: heterotrofen
  • Reducenten: schimmel of heterotrofe bacterie, die dood organisch materiaal omzet in mineralen
  • Humuslaag: uitwerpselen van kleine afvaleters en strooisellaag vormen humuslaag, organische stoffen vormen voedingsbron voor reducenten en producenten
  • Ecologische voetafdruk: hoeveelheid land en water die de mens gebruikt
  • Composteren: gecontroleerd afbreken van organische stoffen voor vruchtbare aarde
  • Fotosynthese: groene planten en sommige bacteriën maken anorganische stoffen organische stoffen met lichtenergie
  • Chemosynthese: het opbouwen van organische stoffen uit anorganische stoffen met energie uit een chemische reactie
  • Consumenten en reducenten zijn heterotroof.
  • Snelheid compostering hangt af van temperatuur, eigenschappen reducenten, samenstelling afval
  • C/N-verhouding: reducenten gebruiken afval als brandstof (stikstof en koolstof)

Energie in ecosystemen

  • Consumenten van de eerste orde (C1): tweede schakel van de voedselketen
  • Consumenten van de tweede orde (C2): derde schakel van de voedselketen
  • Consumenten van de derde orde (C3): vierde schakel van de voedselketen
  • Trofische niveau: elke schakel van een voedselpiramide, alle producenten samen zijn bijvoorbeeld het eerste trofische niveau
  • Eencellige fytoplankton: algen en cyanobacteriën doen beiden aan fotosynthese
  • Bruto primaire productie (BPP): de hoeveelheid in organische stoffen die de producenten maken
  • Netto primaire productie (NPP): het resterende deel van de organische stoffen die de producenten niet zelf gebruiken als brandstof
  • Biomassa: de massa aan energierijke organische stoffen
  • Drooggewicht: totaal aan organische en anorganische stoffen min het gewicht aan water
  • Piramide van biomassa: momentopname, biomassa op trofische niveaus is niet gelijk, vooral van producent kan verschillen
  • Piramide van productiviteit: jaargemiddelde van de piramides van biomassa, geeft informatie over de energiestroom
  • Energiestroomschema: toont wat er gebeurt met de energierijke biomassa op een trofisch niveau
  • Intake (I): energierijke organische stoffen komen binnen bij het voedsel
  • Feces (F): een deel is onverteerbaar en verlaat het lichaam als ontlasting
  • Assimilatie (A): cellen van het darmkanaal geven rest af aan het bloed na afbraak
  • Resporatie (R): de opgenomen organische stoffen zijn brandstof
  • Productie (P): bouwstof voor het maken van nieuw materiaal

Kringlopen

  • Abiotische factoren hebben invloed op de populatie producenten in de zee, factor licht,Factor voedingsstoffen, factor temperatuur
  • Eutrofiëring: verrijking van water met voedingsstoffen
  • Snelle koolstofkringloop: CO2 uit ontlasting van andere organismen wordt beschikbaar gemaakt door reducenten voor producenten, dit duurt maximaal enkele duizenden jaren
  • Dissimilatie: het afbreken van organische stoffen om als brandstof te gebruiken
  • Fossiele brandstoffen: brandstoffen die in vroegere tijden zijn gevormd en geen deel uitmaken van de huidige kringlopen
  • Langzame koolstofkringloop: Kringloop waarin fossiele brandstoffen aanwezig zijn, kringloop is pas weer rond nadat fossiele brandstoffen zijn verbrand en de CO2 weer vrij is (duurt enkele miljoenen jaren)
  • Sink: opslagplaats van koolstofverbindingen in de vorm van kalklagen (CaCO3)
  • Source: plaats waar koolstof vrijkomt
  • Stikstofkringloop: biogeochemische kringloop van stikstof in de lucht, planten, de bodem en biomassa
    • begint bij producenten, glucose met nitraat -> aminozuren -> eiwitten
    • consumenten eerste orde gebruiken aminozuren plantaardige eiwitten voor dierlijke eiwitten
    • afbraak eiwitten door consumenten -> ureum, verlaat lichaam via urine
    • urobacteriën/anaerobe rottingsbacteriën -> ureum tot ammoniak (NH3) = ammonificatie
    • NH3 reageert met water -> ammonium (NH4), nitrificatie: chemo-autotrofe nitrietbacteriën zetten NH4 om in NO2 (nitriet), daarna zetten chemo-autotrofe nitraatbacteriën de NO2 om in NO3 (nitraat)
    • nitrificerende bacteriën maken de stikstof weer beschikbaar als NO3 voor producenten
    • rotting breken dierlijke en plantaardige eiwitten en stikstof -> NH3

Stikstof nogmaals

  • Ammonificatie in zuurstofloze bodem: zuurstof nodig voor ammonificatie, anaerobe ammonificerende bacteriën zetten NO3 om in NH4
  • Stikstoffixerende bacteriën: stikstofbacteriën die N2 uit de lucht binden tot NH3
    • sommige leven vrij in bodem, andere in relatie met planten (mutualisme)
    • Knolletjesbacteriën: stikstofbinding in planten -> mutualisme, bacteriën krijgen organische stoffen en de plant NH3
  • Fotochemische stikstoffixatie: chemische reactie tijdens onweer tussen O2 en N2, NOx ontstaan
  • Uitspoeling: proces waarbij stikstof met regenwater wegzakt naar diepere lagen in de bodem
  • Denitrificatie: vrijkomen van stikstofgas in atmosfeer, doordat denitrificerende bacteriën NO3 anaeroob omzetten naar N2 in zuurstofloze bodem (kan veroorzaakt worden door uitspoeling)
  • Biologische reiniging: organische stoffen in water afbreken door natuurlijke middelen (bacteriën bijvoorbeeld)
  • Waterzuivering: zuiveren van oppervlaktewater zodat het drinkbaar wordt

Veranderende Ecosystemen

  • Pioniersoorten: planten met grote tolerantie voor sterk wisselende abiotische factoren, ze groeien snel, leven kort en produceren veel zaden
  • Climaxstadium: laatste stadium na successie, abiotische factoren en soortensamenstelling zijn constant, populaties zijn in evenwicht, diversiteit is hoog en ecosysteem stabiel
  • Successie: verandering in de loop van de tijd in de soortensamenstelling van een levensgemeenschap zodat deze geleidelijk overgaat in een andere (gevolg van concurrentie)
  • Primaire successie: op nieuw leefgebied
  • Secundaire successie: bijv. na brand, succesie versneld door humuslaag
  • Nematoden: kleine diertjes die zich voeden met organisch bodemmateriaal en plantenwortels (gevolg van successie)
  • Subclimaxstadium: bevat vaak meer soorten dan climax
  • Ecotopenkaart: kaart van ecotopen, geeft info over vitaliteit van vegetatie en laat ontwikkelingen zien
  • Ecotopen: de kleinste gebieden in een ecologisch landschap
  • Exoten: soorten uit ander gebied door menselijke handelingen
  • Plaagorganismen: schadelijk of ongewenst
  • Invasieve exoot: vermeerderd snel en veroorzaakt ernstige verstoring

Aangeboren Afweer

  • Dekweefsel: fysische barrière, cellen zitten nauw aaneengesloten
  • Opperhuid: voorbeeld van dekweefsel
    1. Hoornlaag: dode, verdroogde cellen, je raakt deze kwijt
    2. Basaalcellenlaag: groeit opperhuid aan/vormt zo hoornlaag
    3. Lederhuid: soepel vezelweefsel met zintuigen, zenuwen en klieren
    4. Onderhuids bindweefsel: vetcellen voor isolatie
  • Slijmvlies: voorbeeld dekweefsel, slijmbekercellen met bacteriedodende stoffen
    • slijm in luchtwegen kan afgevoerd worden met trilharen
  • Maagsap: hoge ph waarin bacteriën niet overleven
  • melanocyten: pigmentvormende cellen basaalcellenlaag
    • produceren melanine
  • melanine hoopt zich op in nabijgelegen cellen, beschermt dNA
  • Mechanische afweer: fysieke eigenschappen die helpen planten (bijv. stekels)
  • Chemische afweer: bestrijdt ongedierte (bijv. vergif/bittere geur/brandharen)
  • Planten: sluite huidmondjes, waterstofperoxide, stoffen die schimmels doden/stikstofmonoxide/geurstoffen

Vervolg Aangeboren Afweer

  • Bacteriën: komen overal voor (ontbreken organellen omgeven door membraam, circulervormig DNA, geen celkern)
    • indeling op grond van leefomgeving, voedselherkomst, celvorm, celwandverschillen
  • microbioom: alle bacteriën, virussen, schimmels in je lichaam.
  • cyanobacterie: foto autotrofe bacterie, gifstoffen of anatoxine-a
  • eukaryote zvw: ziekteverwekker met celorganellen, malaria parasiet
  • virussen: gastheercellen nodig, DNA of RNA met capside
    • DNA integreert met behulp van enzym intregrase (geldt niet bij RNA)
    • RNA omzetten met behulp van reverse transcriptie
  • schimmels: infecties, goed te behandelen met medicatie
  • aangeboren afweer: tweede verdelingingslinie (ruimt stoffen inwendig op met witte bloedcellen en bloedeiwitten)
  • Antigen: lichaamscellen hebben antigenen als afbraak oude eiwitten, vastgebonden celwand met MHC-I moleculen (herkenbaar voor lichaam, vreemde antigenen -> afweersysteem actie, veel soorten MHC-I moleculen)
  • Witte Bloedcellen: deel aangeboren afweer(rood beenmerg, cytokinen afgescheiden --> macrofangen werken) -macrofagen ruimen alles op (aspecifiek, fagocytose, fagocytenruimen deeltjes op) -NK cellen --> tumoren aanvallen en lysis/apoptosis laten optreden (perforine afgeven --> gaatjes)

Complement En Verworven Afweer

  • complementeiwitten --> helpen afweersyst, cascade chem reac. Stim witte bloedcel tot afgeven signaalst. Vormeiw --> zwb beperkt beweging. Celmembraan zwb perforeren
  • derdverdelingingslinie = Verworvenafweer (specfiek bestrijden)
  • witgebloedcellen (aangeboren) --> start verwordenafweer (dendritische cellen)
  • dendritische cellen met uitlopers batterien oppikken (na afbraak --> reststoffen naar MHC-!! - alleen te vindenopcelmembraan, wittebloedcellen --> op antigenpresenteren)
  • Typen lympocyt bij verv afweer
    • dendritisc --> lymphstof stel omhoog)
    • 1/4 wit = Lympocyten
    1. nk cellen (natural killers) --> kunnen tormen aanvaller lysis op apoptios laten optreden (perforirie)
    2. T- cellen =lymfenknopen- Ontstaatbeenmerg, in thymus - T cellen gestest lichaam stof = dody
    3. B-cell = Lymfonknopontwikkeling af follis (blaaje van knoop) B cellen vergelijkabare test
  • Er is grote variatie B en T cel --> specifeer, variatie is lymfocyten activering afweer: antigen presententee cel meel naar knoop, contact t helper cell -(deze celse maakt contact)

Vervolg Verworven Afweer

  • Functie: helper cel --> cytokiennen--> stimulerings functie T helper cell --> klonen- Cytotoxi scheT cell cytotoxi scheT cell prikken specifiek lichaamst weende Stoffenlek
  • B-cell --> antistoffen ---> bindenziekeverekreers zijn er makellijk aante koppelen - immueteit, vachinatie allergie reacties
  • Cellulaire respous --> vermogen geinfecteende cel te sproed

immuniteit

  • Natuurlijke act immunieteit--> anistoffen af wezen
  • Kunstamigeactief immuniteit --> vacin
  • kunst amige passief immuniteit --> anistoffen
  • Ntuurlijk passiet Imuniteit -->antistoffen babys moeder krijgen
  • vaccins: insecten virussen

mRNA Vaccin

  • Vormen eiwith die lichaamvreemd zijn
  • In meeste gewallen perciline--> verstoren cel ward
  • resistende=gemuteerede bakterie wordt niet angetast (niet voordelight)
  • Bacheriofeug = virusem bacterieren om te vermeederem <-- anitic
  • Allergic---> bestrijdt ziekwe vereekr die aangelijkt aan lichaampseigne
  • Mesoel = blynnen met histamene --> ontstent steking reagtie

Voedingspatroon

  • Bepaaldt hoevee dheid aan etens waardes wat juist is vooe gem. mens
  • Dit gemiddel --> niet iedreed heeft even nodig
  • gemiddel je aan hoeveelheden wat iets met gewicht/condite of erfelijgeis
  • Groten voedong stoffen (verleend ATP <-- Energie) Koorhyt /Vetten/ en al het wat is om te bouwen of goed vooe orga
  • water is bouws for celled water is transport middel
  • Vitaminen -essientriele Voeding (zitten in plan./ dir)
  • goeden damenwerking <--
  • Koolhyde eten als damen werking
  • enummersstoffen<- stoffem schallijk --> in gem. lichaam

Spijsvertering & enzymin

  • verkleine & veetten =het opnnemen eb afbraken vanvoeding
  • enzym --->brekenvoerdingsstoffe, die groot zijn --> opnnembeare molecule
  • Chymische vertering --> afbrekenmac molec doo de enz
  • maag Darm kanaal --> mond tot anus
  • ->perlastik --> open trekken voor v -->knuup -> verder geduwt

betrokke ter vertering

  • speeksel khv en proteinden kapoet maakt
  • sllik reflex- de slolkdaarm in
  • Maag--> kneed voedsel /hcl/pepsinogeen -->peptatse
  • twaalf vingermengt. Alvressap <-- base --> HCL +alvleessap + lipase/ trypsase\nucleare
  • Diknedarm --> trekt rest want af Enzumin v/d afbraka voersel--> verteerd Koolh/ polypebtudeen

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Taxonomy and Binomial Nomenclature
10 questions
Biology Taxonomy Overview
32 questions

Biology Taxonomy Overview

BrightDoppelganger avatar
BrightDoppelganger
Taxonomy and Binomial Nomenclature Quiz
30 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser