Veroudering en Ziekte van Alzheimer Quiz

De hoofdvertakkingen van de luchtpijp naar de longen.

De tweede vertakking van de hoofdbronchiën.

De kleinste vertakkingen van de bronchiën zonder kraakbeen.

Kleine luchtzakjes voor gaswisseling, omgeven door capillair netwerk.

Dubbelzijdig vlies dat de longen omgeeft en pleuraal vocht bevat.

De inkeping in de linkerlong waar het hart ligt.

Het proces waarbij de borstholte groter wordt en lucht de longen instroomt.

Het proces waarbij lucht uit de longen naar buiten wordt geduwd.

Verminderde elasticiteit van spieren door bindweefselvorming.

Verlies van scherp zicht bij dichtbij lezen door veroudering.

Verharding van de bloedvaten door vetafzettingen.

Vermindering van geheugen en denkvermogen bij ouderen.

Meest voorkomende type dementie, gekenmerkt door eiwitophopingen.

Verlies van geheugen, problemen met communicatie en dagelijks functioneren.

Ernstige cognitieve achteruitgang en volledige afhankelijkheid van zorg.

Afname van nierfunctie die urinelozing en afvalverwijdering beïnvloedt.

Een aandoening die duidt op problemen in de bovenste luchtwegen.

Een indicatie van obstructie in de onderste luchtwegen.

Een chronische ontsteking van de onderste luchtwegen met symptomen zoals benauwdheid en hoesten.

Samentrekking van glad spierweefsel in de luchtwegen, waardoor ze vernauwd raken.

Een piepend geluid bij het ademhalen, vooral bij het uitademen door vernauwde luchtwegen.

Benauwdheid of kortademigheid die het ademhalen moeilijk maakt.

Factoren zoals erfelijkheid, overgewicht en allergische prikkels die astma beïnvloeden.

Een antistof verhoogd bij allergieën, vaak gemeten bij bloedonderzoek.

Vragen over problemen met zicht, gehoor en geheugen.

Vragen over toiletgebruik, pijn bij plassen en stoelgang.

Inspectie van de buik en neurologisch onderzoek voor cognitie.

Instrumenten als SNAQ65+, MDS-RAI en Barthel Index voor risico-inschatting.

Persoonlijk zorgplan baseren op cliëntinformatie.

Beoordeling van fysieke gezondheid en comfort.

Evaluatie van emotionele en psychologische toestand.

Kijken naar betrokkenheid in sociale en dagelijkse activiteiten.

Uitlopers van neuronen die chemische signalen ontvangen van andere cellen.

De lange uitloper van een neuron die elektrische impulsen vervoert naar andere cellen.

Isolerende laag om het axon die zorgt voor snellere elektrische impulsgeleiding.

Het einde van het axon waar neurotransmitters worden vrijgegeven.

Het grootste deel van de hersenen, verantwoordelijk voor bewuste gedachten en complex gedrag.

De tussenhersenen, inclusief thalamus en hypothalamus, draaien om sensorische verwerking en autonome functies.

Klein hersendeel dat hormoonafscheiding en verbinding tussen zenuwstelsel en endocriene systeem regelt.

Pijnappelklier aan de achterkant van de diencephalon die melatonine produceert.

De wijze waarop een medicijn zijn effecten uitoefent.

Specificieke bindingsplaatsen voor medicijnen op celoppervlakken.

Ongewenste effecten die naast de therapeutische effecten optreden.

Het verschil tussen minimale effectieve en minimale toxische concentratie.

Medicatie die door het hele lichaam werkt.

Toediening via het maagdarmstelsel, zoals oraal of rectaal.

Toediening buiten het maagdarmstelsel, zoals injecties.

Toediening op een specifieke plek, zoals dermaal of nasaal.