Statistiek Grafieken en Maatstaven
48 Questions
1 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke grafiek is het meest geschikt voor het weergeven van kwantitatieve variabelen?

  • Histogram (correct)
  • Lijndiagram
  • Staafdiagram
  • Taartdiagram
  • Een histogram en een frequentiepolygoon zijn hetzelfde type grafiek.

    False (B)

    Wat toont een scatterplot aan?

    Het verband tussen twee variabelen.

    Een ____________ toont de frequenties van verschillende categorieën van nominale of ordinale variabelen.

    <p>staafdiagram</p> Signup and view all the answers

    Waarom is een staafdiagram vaak beter dan een taartdiagram?

    <p>De relatieve verhoudingen zijn gemakkelijker af te lezen in een staafdiagram. (C)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de grafiek aan de juiste kenmerken:

    <p>Histogram = Toont frequenties als staven Frequentiepolygoon = Verbindt punten met lijnen Staafdiagram = Toont categorieën langs de X-as Taartdiagram = Toont segmenten van een geheel</p> Signup and view all the answers

    Een taartdiagram is de beste keuze om te laten zien hoe frequentie verhoudingen zijn in een dataset.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een belangrijk kenmerk van een polygoon?

    <p>Begint en eindigt op nul.</p> Signup and view all the answers

    Welke maatstaf is niet geschikt voor nominale data?

    <p>Gemiddelde (D)</p> Signup and view all the answers

    De mediaan kan worden gebruikt voor ordinale data.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een uitschieter in data?

    <p>Een score die heel anders is dan de rest van de data.</p> Signup and view all the answers

    Voor interval en ratio data kan je de ______________ berekenen indien de data discreet is.

    <p>modus</p> Signup and view all the answers

    Wat is een belangrijk kenmerk van het gemiddelde in vergelijking met de mediaan?

    <p>Het gemiddelde kan sterk beïnvloed worden door uitschieters. (B)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de gegevenssoorten aan de geschikte statistische maatstaven:

    <p>Nominale data = Modus Ordinale data = Modus en mediaan Interval data = Modus, mediaan en gemiddelde Ratio data = Modus, mediaan en gemiddelde</p> Signup and view all the answers

    Uitschieters hebben geen invloed op de modus.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    De ______________ is de score die in het midden van een set geordende data ligt.

    <p>mediaan</p> Signup and view all the answers

    Wat is de waarde van het eerste kwartiel in de gegeven dataset?

    <p>29 (D)</p> Signup and view all the answers

    De interkwartielafstand wordt beïnvloed door extreme scores of outliers.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de formule om de interkwartielafstand te berekenen?

    <p>Q3 - Q1</p> Signup and view all the answers

    De mediaan van de bovenste helft van de scores is ______.

    <p>31</p> Signup and view all the answers

    Koppel de volgende termen aan hun definitie:

    <p>Kwartiel = Splitst een dataset in 4 gelijke delen Percentiel = Splitst een dataset in 100 gelijke delen Noniel = Splitst een dataset in 9 gelijke delen Kwantiel = Generieke term voor opsplitsingen van een dataset</p> Signup and view all the answers

    Wat kan je concluderen als de afwijkingen van de scores ten opzichte van het gemiddelde klein zijn?

    <p>Er is weinig variabiliteit in de dataset. (B)</p> Signup and view all the answers

    De totale afwijking van een dataset kan nooit nul zijn.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de interkwartielafstand in dit voorbeeld?

    <p>2</p> Signup and view all the answers

    Wat geeft een hoge standaardafwijking aan in een dataset?

    <p>Scores zijn ver van het gemiddelde (B)</p> Signup and view all the answers

    Een standaardafwijking van nul betekent dat er een variatie in de scores is.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Welke spreidingsmaat wordt meestal gebruikt voor interval en ratio data?

    <p>Standaardafwijking</p> Signup and view all the answers

    De interkwartielafstand is meestal de voorkeur voor ___________ data.

    <p>ordinale</p> Signup and view all the answers

    Koppel de spreidingsmaat aan het type data:

    <p>Nominale data = Geen geschikte spreidingsmaat Ordinale data = Spreidingsbreedte of interkwartielafstand Interval data = Standaardafwijking Ratio data = Standaardafwijking of variantie</p> Signup and view all the answers

    Wat biedt een box-plot aan?

    <p>Grafische weergave van gegevens (C)</p> Signup and view all the answers

    De standaardafwijking is altijd de beste keuze voor elke dataset.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent het als het gemiddelde representatief is voor de scores?

    <p>De meeste scores liggen dicht bij het gemiddelde.</p> Signup and view all the answers

    Wat betekent het als het betrouwbaarheidsinterval de nulhypothesewaarde bevat?

    <p>Er is geen verschil tussen de gemiddelden. (D)</p> Signup and view all the answers

    Als de P-waarde kleiner is dan 0,05, kan de nulhypothese verworpen worden.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de betekenis van Cohen's d in de context van effectgrootte?

    <p>Het verschil tussen een steekproefgemiddelde en een populatiegemiddelde uitgedrukt in standaardafwijkingen.</p> Signup and view all the answers

    Een __-zijdige P-waarde wordt berekend als de alternatieve hypothese een richting aangeeft.

    <p>een</p> Signup and view all the answers

    Wat moet je doen met de P-waarde in geval van een tweezijdige test?

    <p>De waarde delen door 2 voor een eenzijdige P-waarde. (C)</p> Signup and view all the answers

    Als de t-statistiek niet in overeenstemming is met de alternatieve hypothese, moet je de nulhypothese verwerpen.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de termen aan hun juiste beschrijving:

    <p>Statistisch significant = Er is voldoende bewijs om de nulhypothese te verwerpen. Nulhypothese = Stelling dat er geen verschil is tussen groepen. Effectgrootte = De praktische betekenis van een bevinding. P-waarde = Waarschijnlijkheid dat het resultaat door toeval is ontstaan.</p> Signup and view all the answers

    Wat geeft de effectgrootte aan?

    <p>Het waargenomen verschil tussen twee waarden.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de nulhypothese (H0) voor de paired samples t-test in dit geval?

    <p>µd = 0 (A)</p> Signup and view all the answers

    De werkgever test een eenzijdige hypothese om de tevredenheid van werknemers te vergelijken.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het significantieniveau (α) dat door de werkgever is ingesteld?

    <p>0,05</p> Signup and view all the answers

    De P-waarde voor een tweezijdige test moet worden _____ om de eenzijdige P-waarde te verkrijgen.

    <p>gedeeld door twee</p> Signup and view all the answers

    Koppel de belangrijkste concepten aan hun beschrijvingen:

    <p>H0 = Geen verschil tussen gemiddelden H1 = Wel een verschil tussen gemiddelden P-waarde = Geeft de waarschijnlijkheid van het resultaat aan Significantieniveau = Drempelwaarde om een hypothese te verwerpen</p> Signup and view all the answers

    Wat geeft een P-waarde aan die kleiner is dan 0,05?

    <p>Je verwerpt de nulhypothese. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het gemiddelde verschil in typsnelheid na zes maanden volgens de steekproef?

    <p>2,39</p> Signup and view all the answers

    De gemiddelde tevredenheid van werknemers na zes maanden is altijd hoger dan bij aanwerving.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Flashcards

    Histogram

    Een grafiek die kwantitatieve gegevens weergeeft met staven, waarbij de hoogte van elke staaf de frequentie van de corresponderende waarde aangeeft.

    Frequentiepolygoon

    Een grafiek die kwantitatieve gegevens weergeeft met punten die verbonden zijn door lijnen, waarbij de hoogte van de punten de frequentie van de corresponderende waarde aangeeft.

    Staafdiagram

    Een grafiek die kwalitatieve gegevens weergeeft met staven, waarbij de hoogte van elke staaf de frequentie van de corresponderende categorie aangeeft.

    Taartdiagram

    Een cirkelgrafiek die de verhoudingen tussen verschillende categorieën weergeeft.

    Signup and view all the flashcards

    Scatterplot

    Een grafiek die de relatie tussen twee kwantitatieve variabelen weergeeft door punten die elk een combinatie van waarden uit beide variabelen voorstellen.

    Signup and view all the flashcards

    Kwantitatieve variabele

    Een variabele die een hoeveelheid of getal voorstelt.

    Signup and view all the flashcards

    Kwalitatieve variabele

    Een variabele die een kwaliteit of categorie voorstelt

    Signup and view all the flashcards

    Interval/ratio meetschaal

    Een numerieke meetschaal waar de verschillen tussen de waarden betekenisvol zijn.

    Signup and view all the flashcards

    Nominale data

    Data die alleen een naam of categorie heeft, zoals oogkleur (blauw, groen, bruin).

    Signup and view all the flashcards

    Modus

    De meest voorkomende waarde in een dataset.

    Signup and view all the flashcards

    Ordinale data

    Data die een rangorde of volgorde heeft, zoals opleidingsniveau (lagere, middelbare, hogere).

    Signup and view all the flashcards

    Mediaan

    De middelste waarde in een geordende dataset.

    Signup and view all the flashcards

    Interval/Ratio data

    Data met een gelijke afstand tussen de waarden. Temperatuur of gewicht zijn voorbeelden.

    Signup and view all the flashcards

    Gemiddelde

    De som van alle waarden gedeeld door het aantal waarden.

    Signup and view all the flashcards

    Outlier

    Een waarde die sterk afwijkt van de andere waarden in een dataset.

    Signup and view all the flashcards

    Invloed van Outliers op centrummaten

    Outliers hebben de grootste invloed op het gemiddelde, maar weinig op de modus en mediaan.

    Signup and view all the flashcards

    Eerste kwartiel (Q1)

    De mediaan van de onderste helft van de scores.

    Signup and view all the flashcards

    Derde kwartiel (Q3)

    De mediaan van de bovenste helft van de scores.

    Signup and view all the flashcards

    Interkwartielafstand (IQR)

    Verschil tussen het derde en eerste kwartiel (Q3 - Q1).

    Signup and view all the flashcards

    Variantie

    Maat van de spreiding van scores in een dataset, berekend door de verschillen tussen elke score en het gemiddelde te kwadreren en deze te gemiddelden.

    Signup and view all the flashcards

    Kwantielen

    Waarden die een dataset in gelijke delen verdelen.

    Signup and view all the flashcards

    Afwijking

    Verschil tussen een score en het gemiddelde.

    Signup and view all the flashcards

    Standaardafwijking

    Geeft aan hoeveel elke score gemiddeld afwijkt van het gemiddelde in een dataset.

    Signup and view all the flashcards

    Kleine standaardafwijking

    De scores liggen dicht bij het gemiddelde.

    Signup and view all the flashcards

    Grote standaardafwijking

    De scores liggen ver van het gemiddelde.

    Signup and view all the flashcards

    Spreidingsmaat

    Maat die de variabiliteit (variatie) in een dataset aangeeft.

    Signup and view all the flashcards

    Interkwartielafstand

    Spreidingsmaat die het midden van de dataset meet, minder gevoelig voor extreme waarden.

    Signup and view all the flashcards

    Boxplot

    Grafische voorstelling van data, laat spreiding zien.

    Signup and view all the flashcards

    Statistische Significantie

    Een resultaat is statistisch significant als het waarschijnlijk niet door toeval is ontstaan. Dit betekent dat de nulhypothese, die stelt dat er geen effect is, verworpen kan worden.

    Signup and view all the flashcards

    Betrouwbaarheidsinterval

    Een bereik van waarden dat waarschijnlijk het ware gemiddelde van de populatie bevat. De breedte van het interval geeft aan hoe zeker we zijn van de schatting van het gemiddelde.

    Signup and view all the flashcards

    Nulhypothese

    Een bewering die stelt dat er geen verschil is tussen twee groepen of dat er geen effect is.

    Signup and view all the flashcards

    Alternatieve Hypothese

    Een bewering die stelt dat er wel een verschil is tussen twee groepen of dat er wel een effect is.

    Signup and view all the flashcards

    P-waarde

    De kans om het gevonden resultaat te vinden als de nulhypothese waar is. Een lage p-waarde geeft aan dat het resultaat waarschijnlijk niet door toeval is ontstaan.

    Signup and view all the flashcards

    Eenzijdige P-waarde

    De kans om het gevonden resultaat te vinden in één specifieke richting, bijvoorbeeld een positief verschil. Dit is nuttig bij een gerichte hypothese.

    Signup and view all the flashcards

    Effectgrootte

    Een maat voor de grootte van het effect van een interventie of manipulatie. Dit geeft aan hoe groot het effect is, onafhankelijk van de statistische significantie.

    Signup and view all the flashcards

    Cohen's d

    Een veelgebruikte maat voor de effectgrootte die het verschil tussen twee groepen uitdrukt in standaardafwijkingen.

    Signup and view all the flashcards

    Paired Samples t-test

    Een statistische test die gebruikt wordt om het verschil tussen twee gepaarde groepen te onderzoeken, bijvoorbeeld de tevredenheid van werknemers voor en na een training.

    Signup and view all the flashcards

    Hypothese toetsen

    Het proces van het beoordelen of er voldoende bewijs is om de nulhypothese te verwerpen, die stelt dat er geen verschil is tussen de groepen of populaties.

    Signup and view all the flashcards

    Nulhypothese (H0)

    Een bewering over een populatie of een verschil tussen groepen die we proberen te weerleggen.

    Signup and view all the flashcards

    Alternatieve hypothese (H1)

    Een bewering over een populatie of een verschil tussen groepen die we proberen te bewijzen.

    Signup and view all the flashcards

    Tweezijdige hypothese

    Een hypothese die een verschil in beide richtingen toelaat (groter of kleiner dan).

    Signup and view all the flashcards

    Significantieniveau (α)

    De kans om de nulhypothese te verwerpen terwijl deze eigenlijk waar is.

    Signup and view all the flashcards

    Study Notes

    Inleiding tot de statistiek

    • Statistiek gaat over het verzamelen van data en het zoeken naar verklaringen voor die data.
    • Kwalitatieve onderzoeksmethoden worden gebruikt wanneer de gegevens tekst of woorden bevatten.
    • Kwantitatieve onderzoeksmethoden worden gebruikt wanneer de gegevens cijfers bevatten.

    Het onderzoeksproces

    • Een onderzoeksproces begint met het formuleren van een onderzoeksvraag.
    • Belangrijk is dat de vraag ondubbelzinnig wordt geformuleerd.
    • De onderzoeksvraag kan voortkomen uit observaties van de wereld.
    • Observaties kunnen door middel van literatuurstudie worden geanalyseerd.
    • Een theorie moet worden geraadpleegd om meer inzicht te verkrijgen.

    De populatie (waar je het op doet)

    • Populatie:= Een theoretische groep waarover conclusies moeten worden getrokken (bv. klanten, studenten).

    Genereer een hypothese

    • Hypothese = een vooropgestelde verklaring voor een beperkt fenomeen of reeks waarnemingen.
    • Een hypothese verschilt van een theorie, omdat een theorie een breder fenomeen probeert te verklaren en die al is getest, terwijl een hypothese een nauwer fenomeen is die nog niet is getest.

    Verzamelen van data om hypothese te testen

    • Dataset = verzameling van gegevens die aan elkaar gekoppeld zijn.
    • Variabele = alles dat gemeten kan worden en tussen entiteiten of in de tijd kan variëren.
    • Case = gegevens van één bron van één of meer variabelen.

    Soorten variabelen

    • Kwalitatief (categorisch) = bestaat uit categorieën en een entiteit kan slechts in één categorie worden geplaatst (vb. geslacht, kleur).
    • Kwantitatief (scale) = bestaat uit numerieke weergave (vb. lengte, gewicht, leeftijd).

    Meetniveaus

    • Nominaal = geen specifieke volgorde (vb. geslacht).
    • Ordinaal = wel een specifieke volgorde, maar met geen gelijke intervallen (vb. opleiding).
    • Interval = een specifieke volgorde met gelijke intervallen, maar geen absoluut nulpunt (vb. temperatuur, jaar).
    • Ratio = een specifieke volgorde met gelijke intervallen en een absoluut nulpunt (vb. gewicht, lengte).

    Classificatie kwantitatieve variabele

    • Discreet = een eindig aantal mogelijke waarden (vb. aantal leerlingen in een klas).
    • Continu = een oneindig aantal mogelijke waarden (vb. leeftijd).

    Directe en indirecte meetbare variabelen

    • Directe meetbare variabelen = kunnen makkelijk gemeten worden (vb. lengte, gewicht).
    • Indirecte meetbare variabelen = complexere kenmerken die niet rechtstreeks kunnen worden gemeten (vb. intelligentie, geluk).

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    Samenvatting Statistiek PDF

    Description

    Test je kennis over de verschillende soorten grafieken en de statistische maatstaven die je kunt gebruiken om gegevens te analyseren. Dit quiz behandelt onderwerpen zoals histogrammen, staafdiagrammen, en uitschieters. Ideaal voor studenten die meer willen leren over data-analyse en statistiek.

    More Like This

    Types of Statistical Graphs
    10 questions

    Types of Statistical Graphs

    EncouragingManganese avatar
    EncouragingManganese
    300 REVIEW QUESTIONS CHAPT 4
    11 questions
    Interpreting Statistical Graphs
    14 questions
    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser