Podcast
Questions and Answers
Wat is een kenmerk van de functionele visie op de maatschappij?
Wat is een kenmerk van de functionele visie op de maatschappij?
- Armoede heeft geen invloed op de maatschappij.
- De maatschappij werkt als een systeem van organen. (correct)
- Iedereen in de maatschappij is gelijkwaardig.
- De maatschappij is voortdurend in verandering.
Wat is een kritiekpunt van de functionele visie?
Wat is een kritiekpunt van de functionele visie?
- Het houdt geen rekening met de evolutie van cultuur.
- Het besteedt geen aandacht aan sociale ongelijkheid. (correct)
- Het meent dat elke persoon gelijkwaardig is.
- Het ziet armoede als onbelangrijk voor de maatschappij.
Wat beschrijft de conflictsociologie het beste?
Wat beschrijft de conflictsociologie het beste?
- De samenleving is een eenheid met gezamenlijke doelen.
- De structuur van de samenleving is ongelijk. (correct)
- De structuur van de samenleving is gelijk en harmonieus.
- Alle sociale groepen werken samen voor het welzijn van de maatschappij.
Wat zijn waarden in de samenleving?
Wat zijn waarden in de samenleving?
Welke definitie past het beste bij cultuur?
Welke definitie past het beste bij cultuur?
Wat zijn doelen in vergelijking met waarden?
Wat zijn doelen in vergelijking met waarden?
Wat houdt de evolutie van cultuur in?
Wat houdt de evolutie van cultuur in?
Waarom is het aanleren en doorgeven van cultuur belangrijk?
Waarom is het aanleren en doorgeven van cultuur belangrijk?
Wat is de hoofdkenmerk van organische solidariteit?
Wat is de hoofdkenmerk van organische solidariteit?
Wat zijn sociale grondrechten?
Wat zijn sociale grondrechten?
Welke rol speelt de welvaartsstaat in de maatschappij?
Welke rol speelt de welvaartsstaat in de maatschappij?
Wat houdt sociale zekerheid in?
Wat houdt sociale zekerheid in?
Hoe verhoudt de sociale markteconomie zich tot capitalisme?
Hoe verhoudt de sociale markteconomie zich tot capitalisme?
Wat is een gevolg van onvoldoende sociale controle?
Wat is een gevolg van onvoldoende sociale controle?
Welk aspect staat niet centraal in de sociale markt economie?
Welk aspect staat niet centraal in de sociale markt economie?
Wie betaalt bij sociale zekerheid aanzienlijk bij?
Wie betaalt bij sociale zekerheid aanzienlijk bij?
Wat kenmerkt een coöperatief spel?
Wat kenmerkt een coöperatief spel?
Wat is een kenmerk van traditionele autoriteit?
Wat is een kenmerk van traditionele autoriteit?
Wat beschrijft de rationeel legale autoriteit het beste?
Wat beschrijft de rationeel legale autoriteit het beste?
Wat is geen kenmerk van bureaucratie?
Wat is geen kenmerk van bureaucratie?
Wat wordt vaak gezien als een aspect van nepotisme?
Wat wordt vaak gezien als een aspect van nepotisme?
Wat is de betekenis van doelverschuiving in een organisatie?
Wat is de betekenis van doelverschuiving in een organisatie?
Wat omvat geen onderdeel van de bureaucratische structuur?
Wat omvat geen onderdeel van de bureaucratische structuur?
Wat is een gevolg van nepotisme binnen een organisatie?
Wat is een gevolg van nepotisme binnen een organisatie?
Wat is een voorwaarde voor het ontvangen van een uitkering bij ziekte?
Wat is een voorwaarde voor het ontvangen van een uitkering bij ziekte?
Wat is een voorbeeld van sociale bijstand?
Wat is een voorbeeld van sociale bijstand?
Wat zijn collectieve voorzieningen?
Wat zijn collectieve voorzieningen?
Welke dimensie is NIET genoemd in de context van globalisering?
Welke dimensie is NIET genoemd in de context van globalisering?
Wat houdt sociale bewustzijn in?
Wat houdt sociale bewustzijn in?
Wat is een doel van collectieve voorzieningen?
Wat is een doel van collectieve voorzieningen?
Welke van de volgende aspecten is belangrijk voor het begrijpen van globalisering?
Welke van de volgende aspecten is belangrijk voor het begrijpen van globalisering?
Wie kan sociale bijstand aanvragen?
Wie kan sociale bijstand aanvragen?
Wat wordt bedoeld met verticale sociale mobiliteit?
Wat wordt bedoeld met verticale sociale mobiliteit?
Welke van de volgende opties beschrijft raciale stratificatie?
Welke van de volgende opties beschrijft raciale stratificatie?
Wat is een kenmerk van slavernij?
Wat is een kenmerk van slavernij?
Wat beschrijft inkomensongelijkheid het beste?
Wat beschrijft inkomensongelijkheid het beste?
Wat is het gevolg van vermogensongelijkheid?
Wat is het gevolg van vermogensongelijkheid?
Wat zijn referentiegroepen?
Wat zijn referentiegroepen?
Wat is een mogelijk gevolg van raciale stratificatie?
Wat is een mogelijk gevolg van raciale stratificatie?
Welke uitspraak is waar over sociale mobiliteit?
Welke uitspraak is waar over sociale mobiliteit?
Wat is de invloed van de wooncrisis op de samenleving?
Wat is de invloed van de wooncrisis op de samenleving?
Wat beschrijft de term 'meritocratie' het beste?
Wat beschrijft de term 'meritocratie' het beste?
Welke soort kapitaal omvat culturele bagage die door socialisatie wordt doorgegeven?
Welke soort kapitaal omvat culturele bagage die door socialisatie wordt doorgegeven?
Wat is de definitie van sociaal kapitaal?
Wat is de definitie van sociaal kapitaal?
Wat houdt 'belichaamd cultureel kapitaal' in?
Wat houdt 'belichaamd cultureel kapitaal' in?
Wat is een voorbeeld van geobjectiveerd cultureel kapitaal?
Wat is een voorbeeld van geobjectiveerd cultureel kapitaal?
Wat wordt bedoeld met de term 'habitus'?
Wat wordt bedoeld met de term 'habitus'?
Welke functie heeft symbolisch geweld in de samenleving?
Welke functie heeft symbolisch geweld in de samenleving?
Wat houdt economisch kapitaal niet in?
Wat houdt economisch kapitaal niet in?
Hoe beïnvloedt sociale economische ongelijkheid de gezondheid?
Hoe beïnvloedt sociale economische ongelijkheid de gezondheid?
Flashcards
Coöperatief spel
Coöperatief spel
A situation where both actors involved have a positive outcome.
Traditionele autoriteit
Traditionele autoriteit
Authority based on tradition or inheritance (like royalty).
Rationeel legale autoriteit
Rationeel legale autoriteit
Authority based on rules, laws, and logic.
Bureaucratie
Bureaucratie
Signup and view all the flashcards
Nepotisme
Nepotisme
Signup and view all the flashcards
Doelverschuiving
Doelverschuiving
Signup and view all the flashcards
Arbeidsdeling
Arbeidsdeling
Signup and view all the flashcards
Hiërarchische lijn
Hiërarchische lijn
Signup and view all the flashcards
Functionalist view
Functionalist view
Signup and view all the flashcards
Conflict sociology
Conflict sociology
Signup and view all the flashcards
Culture (def 1)
Culture (def 1)
Signup and view all the flashcards
Culture (def 2)
Culture (def 2)
Signup and view all the flashcards
Values
Values
Signup and view all the flashcards
Goals
Goals
Signup and view all the flashcards
Culture (def 3)
Culture (def 3)
Signup and view all the flashcards
Culture (def 4)
Culture (def 4)
Signup and view all the flashcards
Organic Solidarity
Organic Solidarity
Signup and view all the flashcards
Welfare State
Welfare State
Signup and view all the flashcards
Social Market Economy
Social Market Economy
Signup and view all the flashcards
Social Rights
Social Rights
Signup and view all the flashcards
Social Security
Social Security
Signup and view all the flashcards
Required Solidarity
Required Solidarity
Signup and view all the flashcards
Social Solidarity
Social Solidarity
Signup and view all the flashcards
Solidarity Through Social Control
Solidarity Through Social Control
Signup and view all the flashcards
Social benefits
Social benefits
Signup and view all the flashcards
Social safety net
Social safety net
Signup and view all the flashcards
Collective provisions
Collective provisions
Signup and view all the flashcards
Globalization dimensions
Globalization dimensions
Signup and view all the flashcards
Globalisation - Economic
Globalisation - Economic
Signup and view all the flashcards
Globalisation - Political
Globalisation - Political
Signup and view all the flashcards
Globalisation - Cultural
Globalisation - Cultural
Signup and view all the flashcards
Social awareness
Social awareness
Signup and view all the flashcards
Verticale sociale mobiliteit
Verticale sociale mobiliteit
Signup and view all the flashcards
Raciale stratificatie
Raciale stratificatie
Signup and view all the flashcards
Slavernij
Slavernij
Signup and view all the flashcards
Inkomensongelijkheid
Inkomensongelijkheid
Signup and view all the flashcards
Vermogensongelijkheid
Vermogensongelijkheid
Signup and view all the flashcards
Referentiegroepen
Referentiegroepen
Signup and view all the flashcards
Sociale mobiliteit
Sociale mobiliteit
Signup and view all the flashcards
Sociale ongelijkheid
Sociale ongelijkheid
Signup and view all the flashcards
Wooncrisis
Wooncrisis
Signup and view all the flashcards
Sociale economische ongelijkheid op vlak van gezondheid
Sociale economische ongelijkheid op vlak van gezondheid
Signup and view all the flashcards
Meritocratie
Meritocratie
Signup and view all the flashcards
Veld
Veld
Signup and view all the flashcards
Economisch kapitaal
Economisch kapitaal
Signup and view all the flashcards
Cultureel kapitaal
Cultureel kapitaal
Signup and view all the flashcards
Geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal
Geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal
Signup and view all the flashcards
Geobjectiveerd cultureel kapitaal
Geobjectiveerd cultureel kapitaal
Signup and view all the flashcards
Habitus
Habitus
Signup and view all the flashcards
Sociaal kapitaal
Sociaal kapitaal
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Sociologie Begrippenlijst
- Sociologie: Ontstaan, voortbestaan en veranderen van maatschappelijke patronen/structuren.
- Sociaal handelen: Bewust gedrag van mensen gericht op anderen, beïnvloed door normen, waarden en relaties in de samenleving.
- Samenleving: Interactie en communicatie tussen mensen.
- Interactie: Iemand doet iets en een ander reageert daarop.
- Communicatie: Invloed uitoefenen en ondergaan door gedachten en emoties.
- Interpretatie: Betekenis geven aan situaties.
- Civil inattention: Sociaal aanvaard om niet te communiceren met anderen (vb. in de lift).
- Thomas theorema: Als mensen een situatie als echt definiëren, zijn ze real in their consequences (hun reactie is dan gebaseerd op hoe ze de situatie zien).
- Orde: Voorspelbaarheid en routine.
- Groep: Verzameling individuen met interacties, gedeelde normen, waarden, verwachtingen en identiteit.
- Peergroep: Ontwikkelingsleeftijd, soortgelijke situatie en langdurige contacten.
- Doelgroep: Groep mensen die je wilt bereiken in marketing/communicatie.
- Organisatie: Mensen die samenwerken met een gemeenschappelijk doel, gestructureerde posities en interacties met andere organisaties.
- Referentiekader: Waarden, normen, overtuigingen en ervaringen waarmee iemand de wereld interpreteert.
- Institutie: Gestandaardiseerd gedrag, stabiel maar kan veranderen, routine, voorspelbaarheid, orde.
Sociologie (deel 2)
- Conflictsociologie: Visie: structuur samenleving is ongelijk.
- Cultuur: Kennis, waarden, normen en doelen, evolueren, handleiding voor interacties.
- Waarden: Idee van wat goed is (concreet en meetbaar).
- Doelen: Richtlijnen over hoe iets moet.
- Normen: Hoe je je moet gedragen.
- Individualisme: Focus op het individu, autonomie, rechten, zelfontplooiing belangrijker dan de groep.
- Materialisme: Materiële omstandigheden bepalend voor menselijk gedrag.
- Dominante cultuur: Culturen waaruit het overheersende deel van de bevolking bestaat.
- Subcultuur: Culturen van de minderheid.
- Multiculturele samenleving: Verschillende culturen en etnische groepen bestaan naast elkaar met hun eigen identiteiten.
- Symbool: Iets zonder betekenis die in interactie wel een betekenis krijgt.
- Expressief symbool: Symbolen beïnvloeden identiteitsvorming.
- Identiteit: Kenmerken die een persoon uniek maken.
- Mead: Identiteit ontstaat door interactie met significant others en generalised other (het inleven in een ander).
- Significant other: Mensen uit de primaire omgeving met wie je interacties hebt.
- Generalised other: Het inleven in de verwachtingen van de samenleving.
- Role-taking: Zich plaatsen in de schoenen van een ander.
Sociologie (deel 3)
- Determinisme: Menselijk gedrag wordt bepaald door externe factoren.
- Ruiltheorie: Mensen ruilen met anderen vanuit eigenbelang.
- Winstmaximalisatie: Mensen proberen zoveel mogelijk winst te behalen.
- Wet van Homans: Ruilen leidt tot netwerken.
- Front region: Plaats waar we onze rol spelen.
- Back region: Zonder rolvoorschriften.
- Zero sum game: Een winnaar en verliezer (Niet altijd winst voor beide partijen).
- Coöperatief spel: Beide partijen winnen.
- Traditionele autoriteit: Adel, heren, armen (via overerving).
- Rationeel legale autoriteit: Nadenken in wetten, bureaucratie.
- Bureaucratie: Arbeidsdeling, hiërarchie, regels voor interacties, medewerkers worden aangeworven naar kennis/prestatie.
- Nepotisme: Vriendjespolitiek, mensen worden aangesteld op basis van connecties.
- Doelverschuiving: Focussen op activiteiten in plaats van het uiteindelijke doel.
- Trained incapacity: Geen creatieve en kritische denk-vaardigheden door overregulatie en arbeidsverdeling.
- Oligarchie: Aan de top van een organisatie is meer macht naar de leiding.
- Gemeinschaft: Gezamenlijke leven, groepsgerichtheid, tradities en solidariteit.
- Gesellschaft: Individuele bezigheden, eigenbelang.
- Mechanische solidariteit: Mensen leven samen en hebben sociale verplichtingen vanwege tradities.
- Organische solidariteit: Meer sociale contacten vanwege ruil/industrie, gebaseerd op individuele interesses.
Sociologie (deel 4)
- Welvaartsstaat: Overheidsinmenging en bescherming voor werknemers en sociale zorg
- Sociale markt economie: Capitalisme met overheidsinmenging
- Sociale grondrechten: Basisrechten die burgers beschermen op het gebied van welzijn.
- Sociale zekerheid: Een systeem waarbij werknemers geld betalen en er een pot voor is. Je krijgt een uitkering als je ziek bent, pensioen, werkloos.
- Sociale bijstand: Sociale zekerheidrechten niet hebben.
- Collectieve voorzieningen: Voorzieningen georganiseerd door overheid/gemeenschap.
- Globalisering: Wereldwijde uitbreiding van relaties.
- Socialisatie: Het proces waarin men de cultuur leert.
- Primaire socialisatie: Cultuur leert in het gezin, ouders/verzorgers.
- Secundaire socialisatie: Cultuur leert buiten het gezin, school, sociale groepen.
- Externe socialisatieagenten: Mensen die buiten gezin/school cultuur aanleren (vb. vrienden/sport).
- Sociale controle: De samenleving zorgt ervoor dat er controle en orde is in de maatschappij.
Sociologie (deel 5)
- Deviant gedrag: Gedrag dat afwijkt van de norm.
- Crimineel gedrag: Deviant gedrag met strafrechtelijk gevolg.
- Anomie: Spanning tussen waarden en normen en beperkte middelen om doelen te bereiken.
- Deviante socialisering: Socialisatieprocessen resulteren in deviant gedrag van anderen.
- Permissieve socialisering: Samenleving waarin alles is geoorloofd.
- Self-fulfilling prophecy: Een verwachting wordt werkelijkheid door gedrag.
- Stigmatiseren: Persoon met deviant gedrag identificeren.
- Pygmalioneffect: Verwachtingen over gedrag beïnvloeden werkelijkheid.
- Latrogenese: Hulpverleners maken cliënte hulpbehoevend.
- Therapeugenese: Hulpverleners helpen cliënte.
- Rational choice: Mensen maken keuzes om voordelen te behalen.
- Fundamentele attributiefout: Het gedrag van iemand verbinden aan zijn karakter zonder de context te beschouwen.
- Individueel schulddenken: Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen situatie.
- Sociale stratificatie: Mensen in lagen/klassen verdelen.
Sociologie (deel 6)
- Sociale ongelijkheid: Ongelijk verdeling van middelen, kansen en privileges.
- Klasse: Mensen met gelijke economische positie en status.
- Klassenmaatschappij/Standenmaatschappij/Kasten: Sociaal geordende groepen met verschillende status(klassen zijn dynamisch, standen blijven hetzelfde).
- Verticale sociale mobiliteit: Verschuiving naar hogere/lagere sociale positie.
- Raciale stratificatie: Ongelijke verdeling van middelen, kansen en status op basis van ras.
- Slavernij: Mensen gedwongen tot arbeid zonder loon.
- Inkomensongelijkheid: Verschil in inkomen tussen mensen.
- Vermogensongelijkheid: Verschil in bezittingen tussen mensen.
- Referentiegroepen: Groepen die je nastreeft om je gedrag aan aan te passen.
- Latente functies: Onbedoelde gevolgen van arbeid.
- Ascription: Kenmerken/eigenschappen van een persoon die niet door eigen handelen is.
- Achievement: De kansen die je krijgt op basis van eigen handelen.
- Scolariteitsgraad: Percentage mensen met een bepaalde diploma.
Sociologie (deel 7)
- Indicator-leerling: Kenmerken die risico op schoolvertraging.
- Wooncrisis: Impact van wonen op gezondheid, onderwijs en welzijn.
- Sociale economische ongelijkheid op vlak van gezondheid: Sociale ongelijkheid beïnvloedt gezondheid.
- Meritocratie: Positie afhangt van eigen verdiensten/vaardigheden.
- Economisch kapitaal: Materiële rijkdom.
- Cultureel kapitaal: Waarden, normen, en opvattingen.
- Geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal: Geformaliseerd cultureel kenmerk (diplomas,...).
- Geobjectiveerd cultureel kapitaal: Materiële uitdrukking van cultuur (kunst,...)
- Belichaamd cultureel kapitaal: Cultureel kenmerk dat je bezit ( smaak, kennis...).
- Sociaal kapitaal: Sociaal netwerk en relaties.
- Habitus: Manier van leven en denken.
- Smaak: Culturele smaak is een manier van differentiatie tussen sociale klassen.
- Symbolisch geweld: Ongelijke sociale relaties die gemaskeerd zijn.
- Feminisme: Verzet tegen seksisme.
- Seksisme: Verplichtingen/overtuigingen die leiden tot nadeel voor een geslacht.
- Burgerrechtenbeweging: Strijd voor gelijke rechten tussen mensen.
- Privilege: Voordelen/voorkeuren door sociale positie/kenmerk.
- Discriminatie: Onrechtvaardige behandeling door iemand te behandelen op basis van kenmerken.
- Etniciteit: Identificatie met een specifieke groep of cultuur.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Verken de belangrijkste termen en concepten binnen de sociologie met deze quiz. Ontdek hoe maatschappelijke structuren en interacties onze samenleving vormgeven. Test je kennis over sociaal handelen, communicatie, en groepsdynamieken.