Accounting

Een overeenkomst waarbij de leasinggever het gebruiksrecht van een actief aan een leasingnemer afstaat tegen periodieke betalingen.

De partij die het actief koopt bij de leverancier en het ter beschikking stelt aan de leasingnemer.

De partij die het actief gebruikt en periodieke betalingen doet aan de leasinggever.

Leasing waarbij de leasingnemer een hoog risico draagt en het geleasde goed op de balans inboekt.

Leasing waarbij de leasingnemer een laag risico draagt en het geleasde goed niet op de balans inboekt.

Het principe dat de economische realiteit belangrijker is dan de juridische vorm, bijv. leasing.

De manier waarop leasing op de balans van de leasingnemer wordt weergegeven.

De boekhoudkundige verwerking van een huurovereenkomst.

De periodieke betalingen bij leasing, bestaande uit een kapitaal- en een interestcomponent.

Het criterium om operationele en financiële leasing te onderscheiden.

Een bedrag dat arbeiders ontvangen voor hun vakantie. Betaald door vakantiekassen (RVJ).

Een instelling die als tussenpersoon functioneert voor vakantiegeld. Werkgevers betalen hierin vakantiegeld.

Boekingen die gemaakt worden aan het einde van het jaar om diverse zaken te registreren.

Een lening door verhandelbare stukken. Onderneming leent geld bij particulieren.

Zuivere schuldbekentenis, onderneming heeft schuld aan belegger.

Deel van het vermogen van een onderneming.

Bijdragen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Financiële voorziening voor het betalen van vakantiegeld.

Het recht van een obligatiehouder om een deel van de winst van de vennootschap te ontvangen.

Het recht van een obligatiehouder om te stemmen op de Algemene Vergadering van Aandeelhouders.

Een obligatie met een vaste looptijd, die kan variëren van 5 tot 10 jaar.

Een obligatie die geen vaste looptijd heeft en in principe voor altijd kan bestaan.

Een obligatielening waarbij de terugbetaling gegarandeerd wordt door een hypothecaire inschrijving.

Een obligatielening waarbij de terugbetaling pas plaatsvindt na alle andere schuldeisers.

Een situatie waarbij de verliezen van een onderneming groter zijn dan het eigen vermogen, wat kan duiden op een risico van faillissement.

Een persoon die tijdens een faillissement wordt aangesteld om de activa van een onderneming te beheren en te verkopen.

Voorzieningen zijn bedragen die gereserveerd worden om toekomstige risico's of kosten te dekken die waarschijnlijk of zeker zijn, maar waarvan het bedrag nog niet vaststaat.

Voorzieningen zijn geen schuld omdat het bedrag niet exact bekend is. Bij een schuld weet je exact hoeveel je moet terugbetalen.

Voorzieningen dekken risico's die waarschijnlijk of zeker zijn, zoals pensioenen, rechtszaken, grote herstellingswerken, milieuverplichtingen en overige risico's.

Toekomstige verliezen worden niet gedekt door voorzieningen. Voorbeelden zijn verwachte prijsschommelingen.

Voorzieningen worden in de kostenrekening geregistreerd onder code 635-638.

Een manier om een vennootschap op te richten waarbij geld wordt opgehaald van het publiek via een openbare inschrijving van aandelen.

Een document waarin een onderneming potentiële investeerders informeert over de inschrijving op aandelen en de financiële positie van de onderneming.

Een tijdelijke registratie van de inschrijvingen op aandelen en de stortingen van inschrijvers tijdens de oprichting van een vennootschap.

Het totale bedrag aan aandelen dat is uitgegeven door een vennootschap en door investeerders is betaald.

Het deel van het kapitaal dat de aandeelhouders hebben toegezegd maar nog niet hoeven te betalen.

Een voorlopige administratieve registratie van de aandelen waarvoor investeerders zich hebben ingeschreven.

Het proces waarbij investeerders de toegezegde bedragen voor hun aandelen betalen tijdens de oprichting van een onderneming.

Het initiële kapitaal dat een onderneming nodig heeft om te beginnen te opereren.

Een wettelijke eis voor NV's om een deel van de winst te reserveren. Dit zorgt voor bescherming van schuldeisers.

Jaarlijks wordt 5% van de uitkeerbare winst overgeboekt naar de wettelijke reserve totdat deze 10% van het kapitaal bereikt.

Bescherming van schuldeisers door een deel van de winst vast te houden, waardoor de onderneming in geval van problemen meer vermogen heeft om schulden te voldoen.

Een uitkering aan aandeelhouders, de meest voorkomende manier om winsten te verdelen.

Een uitkering aan bestuurders, een extra vergoeding voor hun inspanningen.

Een uitkering aan personeel, een extra bonus of beloning.

Een voorschot op het definitieve dividend dat wordt uitgekeerd tijdens het boekjaar, uit winst die nog niet volledig vaststaat.

De beslissing over de uitkering van dividenden wordt maximaal één keer per jaar genomen, na vaststelling van de jaarrekening.

Een door de overheid verleend exclusief recht op een uitvinding of ontdekking. De octrooihouder mag als enige de uitvinding gebruiken, verkopen of importeren.

De totale kennis, informatie en ervaring die een bedrijf bezit.

Zelf ontwikkelde merken staan niet op de balans. Alleen aangekochte merken worden geregistreerd.

Een overeenkomst waarin een leverancier en verdeler obligaties aangaan over de koop/verkoop van producten voor een bepaalde periode.

Een overeenkomst waarbij de eigenaar van intellectueel eigendom (octrooi, auteursrecht, merk) de wederpartij toestemming geeft om dat eigendom te gebruiken, meestal tegen betaling.

Een speciale vorm van licentie waarbij een ondernemer het recht krijgt om een merknaam, bedrijfsformule en concept te gebruiken van een andere onderneming.

Activa die geen fysieke vorm hebben, zoals octrooien, patenten, merken, software en goodwill.

Developmentskosten worden eerst op een kostenrekening geboekt (Dt 6XXX). Daarna worden ze via opbrengsten geboekt op de balans als immateriële vaste activa (Dt 2100).

De eisen die moeten worden voldaan om te bepalen of een overeenkomst een leasing is. Dit omvat de dekking van de aanschaffingswaarde (excl.koopoptie) en de interessen door de periodieke betalingen, alsook een maximale koopoptie van 15% van de waarde van het goed.

De volgorde waarin schuldeisers worden terugbetaald bij een faillissement, waarbij hypothecaire obligatiehouders de hoogste prioriteit hebben.

Een obligatie die de houder kan omzetten in andere effecten, meestal aandelen, tegen een vooraf vastgestelde ruilvoet en periode. Dit geeft de houder een potentieel voordeel bij een stijgende aandelenkoers, maar met een lagere interestvoet.

Een tabel die de evolutie van de kapitaalaflossing en interesten gedurende de leasingperiode weergeeft.

Een obligatie die de uitgevende partij kan terugkopen voor de eindvervaldag tegen een vooraf vastgestelde prijs, meestal hoger dan de nominale waarde. Dit geeft de uitgever een voordeeltje als de interestvoeten dalen.

Een vast bedrag dat elk jaar wordt betaald aan de leasinggever.

Het kapitaaldeel van de annuïteit wordt elk jaar groter tijdens de leasingperiode, terwijl het interestdeel kleiner wordt.

Een speciale vorm van obligatie waarbij er geen couponinterest is, maar het verschil tussen de uitgifteprijs en de terugbetaling als interest wordt gezien. Voorbeeld: aankoop €1.000, terugbetaling €1.235.

De interestcomponent van de annuïteit neemt af naarmate de leasingperiode vordert.

Een deel van een obligatielening dat wordt uitgegeven aan een belegger, waardoor meerdere particulieren kunnen investeren ipv 1 die het hele bedrag leent.

Het bedrag dat de leasingnemer betaalt om het goed te kopen aan het einde van de leasingperiode. Dit bedrag moet gelijk zijn aan de koopoptie.

De totale kapitaalaflossingen komen overeen met de aanschaffingswaarde van het goed, exclusief de koopoptie.

Een korting op de nominale waarde van een obligatie die wordt toegepast wanneer de rentevoet van de obligatie lager is dan de marktrente.

Een methode om het disagio af te schrijven waarbij de interestkosten gelijkmatig worden verdeeld over de looptijd van de obligatie.

Een methode om het disagio af te schrijven waarbij het disagio in gelijke delen wordt verdeeld over de looptijd van de obligatie.

De waarde van de obligatielening na aftrek van het disagio.

De effectieve interestkost die de onderneming moet betalen op de obligatielening, rekening houdend met het disagio.

De vaste rentevoet die wordt betaald op de obligatielening.

De obligatieleningen die nog niet zijn uitgegeven maar wel zijn geabonneerd.

Een vordering op de obligatiehouders voor de nog te betalen obligaties.

Schulden met een contractuele looptijd van maximaal 1 jaar.

Schulden met een contractuele looptijd langer dan 1 jaar.

De sociale zekerheidspremie die de werkgever betaalt voor zijn werknemers.

De sociale zekerheidspremie die de werknemer betaalt.

Een belasting die door de werkgever ingehouden wordt op het brutoloon van de werknemer.

Het jaar waarin een werknemer zijn vakantiedagen verdient.

Het jaar waarin een werknemer zijn vakantie opneemt.

Het normale loon dat wordt betaald tijdens de vakantieperiode.

Een extra toeslag bovenop het gewone loon, ter dekking van de vakantiekosten.

Het principe dat de boekingen van inkomsten en uitgaven in hetzelfde jaar dienen te gebeuren.