Rekenen in het Basisonderwijs

Het proces van het ordenen of herordenen van de tastbare wereld of abstracties daarvan, door gebruik te maken van hoeveelheden, eventueel met symbolen zoals cijfers, gebaseerd op logische regels en wetmatigheden.

Het vermogen om met getallen te werken en problemen op te lossen met behulp van wiskundige kennis en vaardigheden.

De periode waarin kinderen de basisconcepten van rekenen leren, zoals tellen, getallen herkennen, vergelijken en hoeveelheden inschatten.

De fase waarin kinderen de basisrekenvaardigheden ontwikkelen, zoals optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen.

De fase waarin kinderen complexe rekenvaardigheden ontwikkelen, zoals breuken begrijpen, percentages berekenen, meetkunde en algebra.

Een formele wetenschap die onder andere getallen, patronen en abstracte structuren bestudeert. Het omvat meer dan alleen rekenen en meetkunde.

Wiskunde is relevant voor diverse aspecten in ons dagelijks leven en begrijpen de wereld om ons heen.

De indeling van wiskunde in het onderwijs varieert, met focus op tellen, rekenen en meetkunde in het basisonderwijs, en meer complexere onderwerpen zoals analyse, kansberekening en algebra in het voortgezet onderwijs.

Het vermogen om hoeveelheden te begrijpen en te vergelijken, inclusief begrip van getallen, hoeveelheden en het kunnen tellen.

Een reeks vaardigheden die kinderen moeten beheersen om getallen te begrijpen, zoals classificeren, ordenen, meten, tellen en cijfers herkennen.

De manier waarop we over hoeveelheden praten en denken, inclusief woorden die betrekking hebben op tijd, ruimte, eigenschappen en handelingen.

Een ontwikkelingstraject dat kinderen doorlopen in hun begrip van rekenen, van het eerste gebruik van telwoorden tot het beheersen van basisbewerkingen.

Een fase waarin kinderen telwoorden gebruiken, maar nog geen echt getalbegrip hebben.

Een fase waarin kinderen beginnen met tellen, maar mogelijk nog niet op de juiste volgorde.

Een fase waarin kinderen getallen kunnen gebruiken om hoeveelheden te vergelijken en eenvoudige bewerkingen uit te voeren.

Het model dat de verwerking van getallen en wiskundige relaties voorstelt, met drie subcomponenten: auditieve, visuele en verbale code.

Een model dat uitlegt hoe wiskundige kennis en vaardigheden geleidelijk worden opgebouwd, van concrete handelingen tot abstracte concepten.

Het vermogen om te werken met hoeveelheden, getalrelaties te begrijpen en cijfers te gebruiken om problemen op te lossen.

De manier waarop we getallen in ons hoofd voorstellen, zoals beelden, symbolen of concepten.

Het vermogen om irrelevante informatie te negeren en je te focussen op de essentiële onderdelen van een rekensom.

Het schatten van een antwoord zonder precieze berekeningen, gebruikmakend van je 'getalgevoel'.

Het gebruik van de HTE-structuur (Honderden, Tientallen, Eenheden) om getallen te begrijpen en te manipuleren.

Het vermogen om rekenfeiten automatisch te reproduceren zonder lang na te denken. Bijvoorbeeld: 7+3=10.

Oefeningen die helpen om een begrip te overstijgen en naar een hoger niveau te tillen. Bijvoorbeeld: van concrete voorwerpen naar symbolen.

Moeilijkheden met het begrijpen van hoeveelheden, zoals het vergelijken van hoeveelheden of het benoemen van een aantal.

Een kind kan de getallen 1 tot en met 10 in de juiste volgorde opzeggen, maar begrijpt de waarde van elk getal niet.

Een kind leert over verschillende getallen in een bepaalde volgorde.

Het kind kan geen verband leggen tussen een afbeelding en de hoeveelheid die het voorstelt.

Een kind kan niet snel vaststellen hoeveel voorwerpen er zijn, zonder te tellen.

Een kind kan de betekenis en het gebruik van wiskundige termen (zoals 'meer', 'minder', 'samen', 'erbij', 'ertegen') niet goed begrijpen.

Het kind kan geen voorwerpen in groepen indelen op basis van gelijke eigenschappen.

Het kind kan niet visueel onderscheiden wat er hetzelfde is en wat er anders is.