Podcast
Questions and Answers
Wat betekent 'nurture' in het kader van gedrag?
Wat betekent 'nurture' in het kader van gedrag?
- Gedrag bepaald door zelfontplooiing
- Gedrag bepaald door de omgeving (correct)
- Gedrag zonder invloed van anderen
- Gedrag bepaald door genetische aanleg
De stelling 'cultuur heeft een specifiek menselijk karakter' is waar.
De stelling 'cultuur heeft een specifiek menselijk karakter' is waar.
False (B)
Noem één voorbeeld van een alternatieve uitweg die specifieke etnische groepen zoeken als gevolg van achterstelling.
Noem één voorbeeld van een alternatieve uitweg die specifieke etnische groepen zoeken als gevolg van achterstelling.
sport of muziek
De _____ benadering van cultuur kijkt naar cultuur als een proces van voortdurende betekenisverlening.
De _____ benadering van cultuur kijkt naar cultuur als een proces van voortdurende betekenisverlening.
Match de componenten van cultuur met hun beschrijvingen:
Match de componenten van cultuur met hun beschrijvingen:
Wat is een kenmerk van retraitisme?
Wat is een kenmerk van retraitisme?
Wat is een voorbeeld van manifeste macht?
Wat is een voorbeeld van manifeste macht?
Latente macht is macht die altijd zichtbaar is.
Latente macht is macht die altijd zichtbaar is.
Wat is één van de kenmerken van cultuur?
Wat is één van de kenmerken van cultuur?
Rebellie richt zich op het behoud van bestaande doelen en middelen.
Rebellie richt zich op het behoud van bestaande doelen en middelen.
De UNESCO heeft in 1950 afstand gedaan van het idee dat ras biologisch bepaald is.
De UNESCO heeft in 1950 afstand gedaan van het idee dat ras biologisch bepaald is.
Noem een voorbeeld van een groep die zich bezighoudt met rebellie.
Noem een voorbeeld van een groep die zich bezighoudt met rebellie.
Noem de drie soorten macht volgens Etzioni.
Noem de drie soorten macht volgens Etzioni.
Wat wordt bedoeld met 'self-fulfilling prophecy' in de context van rolmodellen?
Wat wordt bedoeld met 'self-fulfilling prophecy' in de context van rolmodellen?
_____________ is macht die gebaseerd is op tradities en culturele waarden.
_____________ is macht die gebaseerd is op tradities en culturele waarden.
Probleemgedrag is vaak slechts een ______ van een disfunctionerend systeem.
Probleemgedrag is vaak slechts een ______ van een disfunctionerend systeem.
Wat is het belangrijkste kenmerk van charismatisch gezag?
Wat is het belangrijkste kenmerk van charismatisch gezag?
Koppel de termen aan hun juiste beschrijvingen:
Koppel de termen aan hun juiste beschrijvingen:
Gezag is de zwakste vorm van macht.
Gezag is de zwakste vorm van macht.
Wat is een gevolg van retraitisme?
Wat is een gevolg van retraitisme?
Koppel de soorten macht aan hun beschrijving:
Koppel de soorten macht aan hun beschrijving:
Wat wordt er bedoeld met circulaire causaliteit?
Wat wordt er bedoeld met circulaire causaliteit?
Fysieke macht is macht gebaseerd op ____________.
Fysieke macht is macht gebaseerd op ____________.
Criminaliteit is altijd het gevolg van individueel falen.
Criminaliteit is altijd het gevolg van individueel falen.
Wat is een kenmerk van een sociale categorie?
Wat is een kenmerk van een sociale categorie?
Leden van een sociale categorie moeten met elkaar communiceren.
Leden van een sociale categorie moeten met elkaar communiceren.
Geef een voorbeeld van een sociale categorie.
Geef een voorbeeld van een sociale categorie.
Macht is het vermogen om de eigen wil aan anderen __________.
Macht is het vermogen om de eigen wil aan anderen __________.
Koppel de sociale categorieën aan hun kenmerken:
Koppel de sociale categorieën aan hun kenmerken:
Wat komt overeen met de definitie van macht?
Wat komt overeen met de definitie van macht?
Een sociale categorie heeft altijd een gezamenlijk doel.
Een sociale categorie heeft altijd een gezamenlijk doel.
Wat is een voorbeeld van een sociale categorie op basis van opleidingsniveau?
Wat is een voorbeeld van een sociale categorie op basis van opleidingsniveau?
Wat is een criterium voor het herkennen van een sociaal probleem volgens Schuyt?
Wat is een criterium voor het herkennen van een sociaal probleem volgens Schuyt?
Het kwantitatieve criterium vereist dat er slechts enkele individuen door een probleem worden getroffen.
Het kwantitatieve criterium vereist dat er slechts enkele individuen door een probleem worden getroffen.
Wat betekent 'definitiemacht' in de context van sociale problemen?
Wat betekent 'definitiemacht' in de context van sociale problemen?
Sociale actor is een individu, groep of instelling die __________ en interactie heeft met andere actoren.
Sociale actor is een individu, groep of instelling die __________ en interactie heeft met andere actoren.
Welke van de volgende factoren speelt een rol bij de waardering van een sociale situatie?
Welke van de volgende factoren speelt een rol bij de waardering van een sociale situatie?
Sociale problemen zijn altijd direct oplosbaar volgens de sociale theorie.
Sociale problemen zijn altijd direct oplosbaar volgens de sociale theorie.
Noem één voorbeeld van een sociaal probleem dat vroeger niet erkend werd maar nu wel.
Noem één voorbeeld van een sociaal probleem dat vroeger niet erkend werd maar nu wel.
Wat is de huidige economische functie van het gezin?
Wat is de huidige economische functie van het gezin?
De functie van het huwelijk is nooit veranderd.
De functie van het huwelijk is nooit veranderd.
Hoe veranderde de kijk op kinderen volgens Viviana Zelizer?
Hoe veranderde de kijk op kinderen volgens Viviana Zelizer?
De overheid speelt een hoofdrol in welzijn en zorg via ________.
De overheid speelt een hoofdrol in welzijn en zorg via ________.
Wat is geen functie van de welvaartstaat?
Wat is geen functie van de welvaartstaat?
Koppel de volgende sociale wetten aan hun datum:
Koppel de volgende sociale wetten aan hun datum:
Zorg is geëvolueerd van gezinszorg naar zorg in zorginstituten.
Zorg is geëvolueerd van gezinszorg naar zorg in zorginstituten.
Wat was een sociale kwestie die voortkwam uit industrialisatie en verstedelijking?
Wat was een sociale kwestie die voortkwam uit industrialisatie en verstedelijking?
Flashcards
Kwantitatief Criterium
Kwantitatief Criterium
Het aantal mensen dat getroffen wordt door een probleem. Hoe meer mensen, hoe groter de kans dat het een sociaal probleem is.
Meer dan Particuliere Overlast
Meer dan Particuliere Overlast
Een sociaal probleem heeft te maken met de samenleving als geheel, niet alleen individuen.
Relatie met Andere Problemen
Relatie met Andere Problemen
Een sociaal probleem hangt samen met andere sociale kwesties. Het is niet geïsoleerd.
Duur en Oplosbaarheid
Duur en Oplosbaarheid
Signup and view all the flashcards
Bovenpersoonlijke Oorzaken
Bovenpersoonlijke Oorzaken
Signup and view all the flashcards
Waardering
Waardering
Signup and view all the flashcards
Definitiemacht
Definitiemacht
Signup and view all the flashcards
Sociale Locatie
Sociale Locatie
Signup and view all the flashcards
Systeemdenken
Systeemdenken
Signup and view all the flashcards
Probleemgedrag als indicatie van systeemdisfuncties
Probleemgedrag als indicatie van systeemdisfuncties
Signup and view all the flashcards
Criminaliteit als systeemaandoening
Criminaliteit als systeemaandoening
Signup and view all the flashcards
Subsysteem
Subsysteem
Signup and view all the flashcards
Suprasysteem
Suprasysteem
Signup and view all the flashcards
Gelaagdheid van de sociale context
Gelaagdheid van de sociale context
Signup and view all the flashcards
Analyse van sociale systemen
Analyse van sociale systemen
Signup and view all the flashcards
Circulaire causaliteit
Circulaire causaliteit
Signup and view all the flashcards
Sociale categorie
Sociale categorie
Signup and view all the flashcards
Geen directe interactie
Geen directe interactie
Signup and view all the flashcards
Geen gedeelde waarden en normen
Geen gedeelde waarden en normen
Signup and view all the flashcards
Gemeenschappelijk kenmerk
Gemeenschappelijk kenmerk
Signup and view all the flashcards
Onderscheid tussen leden en niet-leden
Onderscheid tussen leden en niet-leden
Signup and view all the flashcards
Rekruteringsgebied
Rekruteringsgebied
Signup and view all the flashcards
Macht
Macht
Signup and view all the flashcards
Altijd aanwezig
Altijd aanwezig
Signup and view all the flashcards
Manifeste Macht
Manifeste Macht
Signup and view all the flashcards
Latente Macht
Latente Macht
Signup and view all the flashcards
Economische Macht
Economische Macht
Signup and view all the flashcards
Sociale Macht
Sociale Macht
Signup and view all the flashcards
Politieke Macht
Politieke Macht
Signup and view all the flashcards
Culturele Macht
Culturele Macht
Signup and view all the flashcards
Deskundigheidmacht
Deskundigheidmacht
Signup and view all the flashcards
Fysieke Macht
Fysieke Macht
Signup and view all the flashcards
Nurture
Nurture
Signup and view all the flashcards
Achterstelling
Achterstelling
Signup and view all the flashcards
Selffulfilling prophecy
Selffulfilling prophecy
Signup and view all the flashcards
UNESCO (1950)
UNESCO (1950)
Signup and view all the flashcards
Inclusief
Inclusief
Signup and view all the flashcards
Exclusief
Exclusief
Signup and view all the flashcards
Statische benadering
Statische benadering
Signup and view all the flashcards
Dynamische benadering
Dynamische benadering
Signup and view all the flashcards
Evolutie van de gezinsfunctie
Evolutie van de gezinsfunctie
Signup and view all the flashcards
Evolutie van het huwelijk
Evolutie van het huwelijk
Signup and view all the flashcards
Veranderende kijk op kinderen
Veranderende kijk op kinderen
Signup and view all the flashcards
Zorgsysteem
Zorgsysteem
Signup and view all the flashcards
Verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat
Signup and view all the flashcards
Compromismodel van de verzorgingsstaat
Compromismodel van de verzorgingsstaat
Signup and view all the flashcards
Oorzaken van de verzorgingsstaat
Oorzaken van de verzorgingsstaat
Signup and view all the flashcards
Evolutie van zorg
Evolutie van zorg
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Inleiding Sociologie
- Sociologie is de studie van de mens en de maatschappij.
- Het doel is om te begrijpen hoe samenleven en samenleving werken.
- De metafoor is: het sociale voor de mens, wat water is voor de vis.
- Sociologie is een relatief jonge wetenschap, ontstaan eind 19e eeuw, met kiemen na de Franse Revolutie (1789) en invloed van het verlichtingsdenken.
- Auguste Comte (1798-1857) wordt gezien als de vader van de sociologie.
- Doel is het opsporen van wetten van de samenleving (positivistische methode)
Hoofdstuk 1: Wat bestudeert sociologie?
- Sociologie bestudeert het sociale.
- Het sociale als morele kwaliteit: betrokkenheid met medemensen en solidariteit met gemeenschap.
- 2 niveaus van De Waal (2013): Horizontale dimensie (relaties tussen mensen, één-op-één-moraal, morele kwaliteiten: empathie) en Verticale dimensie (grotere geheel, maatschappij, sociaal systeem)
Hoofdstuk 2: Sociale constructie: Actorperspectief
- Sociaal handelen: Gedrag beïnvloed door anderen, betekenis voor de actor.
- Sociaal handelen vs. gedrag: Sociaal handelen is beïnvloed door anderen, bv. verontschuldigen.
- Vier ideaaltypes sociaal handelen (Weber): Affectief (emoties), Traditioneel (gewoonte), Doelrationeel (doelbewust), Waarderationeel (waarden).
- Theorieën van sociologen: Weber (actorperspectief) en Durkheim (systeemperspectief).
Hoofdstuk 4: Actoranalyse van het sociale en sociale systemen
- Relatieve beïnvloeding: Interactions en recirculaire causaliteit.
- Self-fulfilling prophecy (Merton): Voorspellingen komen werkelijkheid doordat ze gedrag beïnvloeden.
- Self-defeating prophecy (Merton): Voorspellingen hebben soms het tegenovergestelde effect.
- Zelfbeeld en het looking-glass-self (Cooley): Sociale constructie van zelfbeeld via interactie met anderen.
- Sociale gevolgen & perverse effecten: Individueel rationeel gedrag kan negatieve collectieve uitkomsten hebben.
- Thomas-theorema: Mensen handelen op basis van hun perceptie over de realiteit.
Hoofdstuk 5: Sociale bepaaldheid: Sociaal systeemperspectief
- Het sociaal handelen wordt beïnvloed door de structuur en cultuur van het systeem.
- Systeemperspectief van Durkheim: studie van de zelfmoordcijfers in verschillende Europese landen(1866-1877).
- Durkheim's studie over zelfmoord: verschillende type zelfmoord (egoïstisch, altruïstisch, anomisch, fatalistisch) gebaseerd op sociale integratie en normatieve regulering.
Hoofdstuk 6: Sociale stratificatie (van ongelijke rechten naar ongelijke kansen)
- Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling van middelen, kansen en beloningen.
- Sociale stratificatie: opdeling in sociale lagen (strata).
- Kastenstelsel (India): lidmaatschap is erfelijk.
- Standensysteem (middeleeuwen): hiërarchische structuur (koning, adel, boeren).
- Klassensysteem: gebaseerd op economische principes.
- Statusconsistentie vs Statusinconsistentie: de plaats of rang op de sociale ladder omvat de financiële, beroeps en opleidingsniveau.
Hoofdstuk 7: Sociale netwerken en sociale groeperingen
- Sociale netwerken: samenhangende posities in een sociale ruimte, organogram en genogram.
- Typologie van groeperingen: Groep (direct interactie, gemeenschappelijke waarden), Collectiviteit (samen zijn), Sociaal categorie (gedeelde eigenschappen), Togetherness situation (interactie op basis van situatie).
Hoofdstuk 8: Waarden en Normen
- Waarden: impliciete of expliciete opvattingen over het wenselijke (VB. trouw, respect).
- Normen: verwachtingen van sociaal gepast gedrag.
- Gradaties in normen: Gebruiken, zeden, rechtsregels.
- Functionele en disfunctionele aspecten.
- Rol conflicten.
Hoofdstuk 9: Sociale Rollen
- Sociale positie: plaats van actoren in netwerk, (toegewezen of verworven).
- Sociale rollen: verwachtingen en gedragingen in posities.
- Rol conflicten (intern en extern)
- Status symbolen en Sociale status.
- Rol bepaling: Positiebepaling & roolverwachtingen.
Hoofdstuk 10: Cultuur als gedeeld betekenis kader
- Cultuur: verzamelde kennis, producten, verwachtingen, doelen, waarden en normen.
- Cultuur als ui-model: materiele componenten, cognitieve componenten en normatieve componenten (waarden).
- Intraculturele en interculturele diversiteit.
Hoofdstuk 11: Socialisatie
- Proces van cultuuroverdracht en cultuurverwerving.
- Primaire, secundaire en tertiaire socialisatie processen
- Diferentiële socialisatie.
Hoofdstuk 12: Functionalisme, Conflictsociologie, & Sociale Ruiltheorie
- Functionalisme: sociale systemen als organismen met functies; sociale orde.
- Conflictsociologie: focus op conflicten, ongelijkheid en macht.
- Sociale ruiltheorie: focus op ruilen en interacties tussen individuen.
Hoofdstuk 13: Institutionalisering
- Institutionalisering: vastlegging menselijk gedrag tot normen en waarden.
- Primaire en secundaire instituties.
- Sociologie van het gezin
- Sociologie van religie
- De reïficatie van instituties: behandeling van instituties als vaste entiteiten.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
In deze quiz verken je de concepten van 'nurture' in relatie tot gedrag en de impact van cultuur op menselijke karakter. Je zult ook nadenken over de uitdagingen die specifieke etnische groepen ervaren en mogelijke alternatieve uitwegen. Test je kennis over psychologie en sociale factoren.