Psychologie en Taalverwerving

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Wat is de definitie van sociaal leren?

  • Leren dat niet zichtbaar is in het gedrag van het individu.
  • Leren door feedback te krijgen van de omgeving.
  • Leren door te kijken naar anderen en met hen te interacteren. (correct)
  • Leren door directe ervaring en praktijksituaties.

Wat is vicarious reinforcement?

  • Leren van de gevolgen van de acties van anderen. (correct)
  • Directe beloning voor persoonlijk gedrag.
  • Leren door herhaalde oefeningen.
  • Verhoogde motivatie door groepsdruk.

Wat beschrijft het begrip 'drive' het beste?

  • Een vorm van gedragsmatige observatie en imitatie.
  • Een vastgestelde set doelen die individuen nastreven.
  • Een psychologische toestand die leidt tot gedrag gericht op een beloning. (correct)
  • Een externe motivatiebron die individuen aanzet tot actie.

Welke van de volgende opties beschrijft 'goal enhancement'?

<p>De toename van motivatie om beloningen te verkrijgen die andere individuen hebben ontvangen. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van latent leren?

<p>Het wordt verworven maar niet direct geuit. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een morfeem?

<p>Een betekenisvolle taaleenheid (B)</p> Signup and view all the answers

Wat stelt de hypothese van de universele grammatica voor?

<p>Iedereen heeft een aangeboren taalvermogen. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van de sociale wereld in taalverwerving volgens Chomsky?

<p>Het helpt bij het ontwikkelen van grammaticale regels. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er rond de leeftijd van 10-12 maanden met baby's?

<p>Ze produceren hun eerste echte woordjes. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is motherese?

<p>Een manier van praten door mensen naar niet-pratende baby's. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van het kortetermijngeheugen?

<p>Informatie vervaagt snel (A)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de fonologische loop het beste?

<p>Het vasthouden van verbale informatie (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van encoding rehearsal?

<p>De informatie visueel voorstellen (B)</p> Signup and view all the answers

Welke techniek bevordert het opslaan van informatie in langetermijngeheugen?

<p>Organiseren met hiërarchie (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van afremming in de Stroop-test?

<p>Een verhoogde reactietijd (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt het langetermijngeheugen het best beschreven?

<p>Het kan zowel kennis opslaan als terughalen (A)</p> Signup and view all the answers

Wat kan het beste worden gebruikt om visuele informatie vast te houden?

<p>Het visueel-ruimtelijke kladblok (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een voorbeeld van 'chunking' in informatieverwerking?

<p>Groeperen van aan elkaar gerelateerde items (C)</p> Signup and view all the answers

Waarom is de eerste 2 jaar van ontwikkeling zo belangrijk?

<p>Omdat het meeste onderzoek naar nieuwe dingen plaatsvindt. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt verstaan onder habituatie?

<p>De afname van een respons op een herhaald aangeboden stimulus. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent dishabituatie in de context van babyontwikkeling?

<p>Een verandering in de stimulus leidt tot verhoogde respons. (D)</p> Signup and view all the answers

Op welke manier tonen baby's een voorkeur voor nieuwe stimuli?

<p>Ze kijken langer naar nieuwe stimuli dan naar bekende. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijke mijlpaal in de ontwikkeling van oog-hand coördinatie?

<p>Bij 5/6 maanden. (A)</p> Signup and view all the answers

Wanneer zijn baby's in staat om volwassenen te volgen met hun blik?

<p>Vanaf 6 maanden. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt 'social referencing' in?

<p>Het aanvoelen en interpreteren van situaties aan de hand van de reacties van verzorgers. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste doel van 'examining' bij baby's?

<p>Het observeren van voorwerpen door ze met de handen te bewegen. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke uitspraak beschrijft een kenmerk van een onzekere-vermijdende hechting?

<p>Het kind reageert nauwelijks als de verzorger weggaat. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat toonde de studie van Harlow aan over de hechting van aapjes?

<p>Aapjes verkiezen de opwarmde nepmoeder boven de metalen nepmoeder. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een gevolg van goede hechting volgens de bevindingen?

<p>Het bevordert betere relaties later in het leven. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijk aspect van de sociaal-culturele theorie van Vygotsky?

<p>Kinderen leren de regels door middel van spelen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste principe van het sociaal-ecologische model van Bronfenbrenner?

<p>Mensen zijn afhankelijk van een netwerk van interacties met hun omgeving. (B)</p> Signup and view all the answers

Op welke leeftijd beginnen kinderen meestal met kruipen, wat ook verband houdt met hechting?

<p>6-8 maanden. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van on-georiënteerd/on-gecategoriseerd hechtingsgedrag?

<p>Het kind toont veranderende en inconsistent gedrag. (B)</p> Signup and view all the answers

Waarom is contact en aanraking belangrijk volgens de hechtingstheorie?

<p>Het is een cruciaal aspect voor de hechting en latere relaties. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met rudimentair gedrag?

<p>Gedrag dat ooit een functie had, maar nu niet meer. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is genetisch determinisme?

<p>De overtuiging dat genen gedrag onafhankelijk van ervaring bepalen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is een belangrijk kenmerk van ethologie?

<p>Het focussen op species-typical gedrag dat beïnvloed kan worden door leren. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft de term 'biologische voorbereidheid' het beste?

<p>Elke soort heeft specifieke gedragingen die aangeboren zijn en noodzakelijk voor overleving. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke basisemoties zijn volgens Ekman en Friesen geïdentificeerd?

<p>Afschuw, woede, verdriet, verrassing. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat wordt bedoeld met sociobiologie?

<p>De vergelijkende studie van sociale systemen in dieren. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn de twee primaire vergelijkingsmethoden voor het bestuderen van gedrag?

<p>Homologie en analogie. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkst van het 'silent bared-teeth display' in de dierenwereld?

<p>Een signaal van vreindelijkheid en sociaal gedrag. (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Rudimentair gedrag

Gedrag dat vroeger een functie had, maar nu niet meer nuttig is. Denk aan de appendix (blindedarm) bij mensen.

Genetisch determinisme

De overtuiging dat genen ons gedrag volledig bepalen, zonder invloed van ervaring.

Ethologie

Een tak van de gedragswetenschappen die zich richt op gedrag dat typisch is voor een bepaalde soort.

Biologische voorbereidheid

Evolutionaire basis van een soort waardoor deze in een normale omgeving typisch gedrag gaat vertonen.

Signup and view all the flashcards

Basisemoties

Universele, aangeboren emotionele reacties die de overlevingskans van mensen vergroten.

Signup and view all the flashcards

Analogie in gedrag

Overeenkomsten tussen organismen die te danken zijn aan gelijke functies, niet aan gedeelde voorouders.

Signup and view all the flashcards

Sociobiologie

De studie van sociale systemen bij dieren, waarbij de functie van gedrag centraal staat.

Signup and view all the flashcards

Homologie

Overeenkomsten tussen organismen vanwege gedeelde voorouders.

Signup and view all the flashcards

Latent leren

Leren dat niet direct zichtbaar is in het gedrag, maar wel plaatsvindt. Denk bijvoorbeeld aan het leren fietsen: je oefent, maar je kunt dit later pas tonen.

Signup and view all the flashcards

Sociaal (observationeel) leren

Leren door te observeren en na te doen wat anderen doen. Denk aan een kind dat leert praten door volwassenen na te apen.

Signup and view all the flashcards

Vicarious reinforcement

De positieve gevolgen die iemand anders ervaart door een bepaalde actie, kunnen jou beïnvloeden om diezelfde actie uit te voeren. Denk aan een kind dat een snoepje krijgt voor een goed gedrag.

Signup and view all the flashcards

Stimulus enhancement

Het object dat iemand anders gebruikt, wordt aantrekkelijker voor jou. Denk aan een kind dat een speelgoedje wil hebben dat een ander kind heeft.

Signup and view all the flashcards

Goal enhancement

Het doel van een geobserveerde actie wordt aantrekkelijker. Denk aan een kind dat wil leren voetballen omdat het een andere kind ziet voetballen.

Signup and view all the flashcards

Morfeem

De kleinste eenheid van betekenis in een taal, bijvoorbeeld 'on' in 'onmogelijk'.

Signup and view all the flashcards

Grammatica

De regels van een taal die bepalen hoe woorden en zinnen in elkaar passen.

Signup and view all the flashcards

Aangeboren taalvermogen

Het vermogen om taal te leren, dat volgens Chomsky in de hersenen van alle mensen aanwezig is.

Signup and view all the flashcards

Hypothese van de universele grammatica (Chomsky)

Een hypothese die stelt dat er universele grammaticale principes zijn die aan de basis liggen van alle talen.

Signup and view all the flashcards

Motherise

De manier waarop volwassenen tegen baby's praten, met een hoge toon en eenvoudige zinnen.

Signup and view all the flashcards

Habituatie

De afname van een respons op een herhaaldelijk aangeboden stimulus.

Signup and view all the flashcards

Dishabituatie

Als het oude patroon wordt vervangen door een nieuw patroon, verlengen baby's hun tijd om te kijken.

Signup and view all the flashcards

Voorkeur voor nieuwigheid

Baby's kijken langer naar nieuwe stimuli dan naar bekende.

Signup and view all the flashcards

Voorkeur voor controle

Baby's vinden het leuk om hun omgeving te beïnvloeden en te controleren.

Signup and view all the flashcards

Oog-hand coördinatie

Het vermogen om de bewegingen van de ogen en de handen te coördineren.

Signup and view all the flashcards

Social referencing

Baby's kijken naar de gezichtsuitdrukkingen van volwassenen om te begrijpen wat er aan de hand is.

Signup and view all the flashcards

Intentionele Agenten

Het vermogen van baby's om volwassenen te zien als wezens die bewust handelen.

Signup and view all the flashcards

Mondonderzoek

Baby's brengen voorwerpen naar hun mond om de omgeving te onderzoeken.

Signup and view all the flashcards

Korte Termijn Geheugen

Het kortdurende geheugen, ook wel werkgeheugen genoemd. Het is de 'processor' van de geest, waar bewustzijn plaatsvindt.

Signup and view all the flashcards

Fonologische Loop

Een component van het werkgeheugen dat verantwoordelijk is voor het vasthouden van verbale informatie, zoals woorden en nummers.

Signup and view all the flashcards

Visueel-ruimtelijke Kladblok

Een component van het werkgeheugen dat verantwoordelijk is voor het vasthouden van visuele en ruimtelijke informatie, zoals afbeeldingen en mentale kaarten.

Signup and view all the flashcards

Executive Functies

Uitvoerende taken die in het brein plaatsvinden, waaronder het updaten van de inhoud van het kortetermijngeheugen, het schakelen tussen taken en het onderdrukken van impulsen.

Signup and view all the flashcards

Interference Effect

De storing die optreedt wanneer je snel moet reageren op een taak die in conflict staat met je automatische reactie.

Signup and view all the flashcards

Elaboreren

Een techniek om informatie in het langetermijngeheugen op te slaan door er dieper over na te denken, deze te koppelen aan bestaande kennis en er voorbeelden bij te bedenken.

Signup and view all the flashcards

Visualiseren

Een techniek om informatie in het langetermijngeheugen op te slaan door deze te visualiseren, bijvoorbeeld door middel van mentale afbeeldingen of schema's.

Signup and view all the flashcards

Organiseren

Een techniek om informatie in het langetermijngeheugen op te slaan door deze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van ezelsbruggetjes, hiërarchieën of chunking.

Signup and view all the flashcards

Onzeker-vermijdend gehecht

Een hechtingsstijl waarbij een kind nauwelijks reageert wanneer de verzorger weggaat en weinig respons toont wanneer de ouder terugkomt. Het kind vermijdt contact met de ouder en de vreemde.

Signup and view all the flashcards

On-georiënteerd/on-gecategoriseerd gehecht

Een hechtingsstijl die gekenmerkt wordt door inconsistent en onvoorspelbaar gedrag van het kind. Het kind vertoont geen duidelijke strategie in stressvolle situaties.

Signup and view all the flashcards

Hechting

De sterke emotionele band die een kind met zijn primaire verzorger ontwikkelt. Deze band is essentieel voor de emotionele, sociale en cognitieve ontwikkeling van het kind.

Signup and view all the flashcards

Harlow's Experiment

Een experiment van Harlow waarbij aapjes de keuze kregen tussen twee nepmoeders: een met ijzerdraad en één met warm vachtje. De aapjes kozen overwegend voor de zachte moeder, aantonend dat contactcomfort een belangrijke rol speelt in hechting.

Signup and view all the flashcards

Culturele flexibiliteit

Het vermogen van de mens om zich aan te passen aan verschillende culturele gebruiken en economische omstandigheden.

Signup and view all the flashcards

Sociaalcultureel perspectief

De theorie van Vygotsky die benadrukt dat leren plaatsvindt door sociale interacties en samenwerking.

Signup and view all the flashcards

Sociale ecologie

Het netwerk van interacties tussen mensen en hun omgeving. Dit omvat relaties met familie, vrienden, school, werk, enz.

Signup and view all the flashcards

Sociaal-ecologische theorie

De theorie van Bronfenbrenner die beschrijft hoe verschillende niveaus van de omgeving een invloed hebben op de ontwikkeling van een kind.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Samenvatting Psychologie (Individu&Identiteit)

  • Psychologie is de wetenschap van het gedrag en de psyche (gedachten) van mensen.
  • Basisvraag van de psychologie: waarom voelen, denken en gedragen mensen zich zoals ze doen?
  • De psychologie probeert oorzaken van mentale ervaringen en gedrag op verschillende niveaus te verklaren.
  • Belangrijke termen: affectieve component (voelen), cognitieve component (denken), conatieve component (gedragen).
  • Wat is waarheid? Verschil tussen dagelijks leven en wetenschap; theorieën worden systematisch getest.
  • (1) Ontologie: Hoe de wereld in elkaar steekt (bestaat de wereld echt of alleen in onze hoofden?)
  • (2) Epistemologie: Wat is kennis (waar komt kennis vandaan?) De manier waarop een persoon zich gedraagt, denkt en voelt verandert over de tijd door de ervaringen van de persoon en zijn omgeving.
  • Paradigma: geheel van ideeën, methodes en theorieën die een bepaald wereldbeeld definiëren.

Hoorcollege 1 & Hoofdstuk 1

  • Basisvraag psychologie: Waardoor voelen, denken en gedragen mensen zich zoals ze doen?
  • Psychologie als wetenschap: Doel is verklaren van mentale ervaringen en gedrag.
  • Doelen, verleden en huidige ervaringen spelen een grote rol in ons gedrag.
  • Psychologie onderzoekt of er een scheiding is tussen lichaam en geest.

Een sociaal fenomeen

  • Bestaat echt (kwalitatief): kan worden waargenomen (exacte wetenschappen)
  • Bestaat in mensen (kwalitatief): kan worden geïnterpreteerd (sociale wetenschappen)
  • Wundt (1879): eerste psychologische laboratorium.

Descartes

  • "I think, therefore I am"
  • Dualisme: idee van een materiële wereld en een immateriële ziel. -Mens heeft een ziel, dieren niet.
  • Ziel zit in de pijnappelklier en stuurt het lichaam aan d.m.v. vloeistoffen.

Hobbes

  • Leviathan
  • Materialisme: Alleen materie en energie bestaat.
  • Alles kan onderzocht worden (psyche ook).

19º-eeuwse fysiologie

  • Denken/handelingen zijn reflexen op triggers vanuit omgeving.
  • Specifieke delen van de hersenen hebben specifieke functies.
  • Centraal zenuwstelsel; hersenen + ruggenmerg; perifere zenuwen verbonden.
  • Verschillende kwaliteiten van sensaties komen door verschillende zenuwen

Mill

  • De manier waarop iemand zich gedraagt, denkt en voelt verandert over de tijd door ervaringen en omgeving.
  • Empirisme: menselijke kennis is afkomstig uit zintuigelijke ervaring.

Hartley

  • Kinderpsyche is een blank state (tabula rasa); kinderen worden geboren zonder bestaande voorkeur.

Associatie door contiguïteit

  • Als twee stimuli tegelijkertijd/na elkaar plaatsvinden, dan worden ze in het brein met elkaar geassocieerd.

Gedragssysteem

  • reeks handelingen die samenhangen en bepaald worden door genen.

Natuurlijke selectie

  • Idee dat degenen die zich het beste kunnen aanpassen aan de omgeving overleven en zich voortplanten.

Genen

  • Coderen voor eiwitten die een rol spelen in hersenen en lichaamsfuncties.
  • Rolvervulling in expressie van eiwitten wordt gecontroleerd door andere genen.
  • DNA bevat de erfelijke informatie.
  • genen bepalen niet direct het gedrag.
  • sommige kennis is aangeboren, andere komen door ervaring in de omgeving.

Evolutie Psychologie

  • Gedrag is vaak bepaald door genen en de omgeving.
  • Bewuste processen/gedachten/emoties niet noodzakelijk om gedrag te verklaren.

Hoorcollege 2 & Hoofdstuk 3

  • Adaptie aan de omgeving: 2 mechanismen; leren & evolutie. -Leren: aanpassing door individu. -Evolutie: aanpassing van de soort.
  • Evolutionaire psychologie; gedragssystemen = reeks handelingen die samenhangen en specifiek worden bepaald door genen.

Hoorcollege 3 & Hoofdstuk 8

  • Paradigma's binnen leertheorieën

Behaviorisme (gedrag): stimulus-respons theorie Cognitivisme (cognitie): stimulus-mentale representatie-respons

Klassieke conditionering

  • Stimulus die een respons uitlokt, wordt geassocieerd met een stimulus die geen respons uitlokt, maar na herhaling wel.
  • Belangrijk onderdeel van leren.

Operante conditionering

  • Gevolg van respons beïnvloedt herhaling kans van respons.
  • Versterking ('bekrachtiging'): toename van respons.
  • Straf: afname van respons.

Cognitieve ontwikkeling

  • (1) Sensorimotor stadium (0-2): kennis over de wereld door sensaties en acties. Gedrag ontwikkelt zich.
  • (2) Pre-operationeel stadium (2-7): ontwikkeling symbolisch denken en taal.
  • (3) Concreet-operationeel stadium (7-11): vermogen om logisch na te denken over concrete gebeurtenissen.
  • (4) Formeel-operationeel stadium (vanaf 12): vermogen tot abstract en hypothetisch denken.

Theorie van Piaget (centrale thema's)

  • Assimilatie: inpassen van nieuwe ervaringen in bestaande schema’s.
  • Accommodatie: aanpassen van bestaande schema’s aan nieuwe ervaringen.
  • Assimilatie en accommodatie werken gelijktijdig.

Hoorcollege 4 & Hoofdstuk 5

  • Motivatie: processen waardoor een individu zich op een bepaalde manier gedraagt (innerlijke/externe factoren).
  • Drive: motivatie toestand die gericht is op het verkrijgen van een incentive.
  • Incentive: doel/beloning.
  • Drives en incentives kunnen elkaar beïnvloeden.

Centrale drijfveertheorie

  • Pituitary gland (hypofyse): klier die de vrijlating van hormonen reguleert.
  • Hypothalamus: centrale punt in de hersenen die de regulatie van verschillenden drives verzorgt (honger, dorst, etc).

Motivatie/honger

  • Homeostatisch = de mechanismen in het lichaam op zoek gaan naar evenwicht (temperatuur, suiker in bloed)
  • Arcuate nucleus = belangrijkste centrum van honger.

Motivatie/slaap

  • Sleep-wake = cycli van de hersenen.
  • Verschillende fases van slaap; verschillen in activiteiten in de hersenen en bewustzijn.
  • Circadiaanse ritme: biologische klok in de hersenen, die onze slaap-waakcyclus reguleert.

Hoorcollege 5 & hoofdstuk 9

  • Bewustzijn = het ervaren van mentale gebeurtenissen, zodanig dat je het ook naar anderen kan rapporteren.
  • Aandacht: het in bezitneming van je geest in een bepaalde situatie.
  • Geheugen: alle informatie in het brein, en de mogelijkheid om die informatie op te slaan.

Informatie verwerkend model

  • Informatie verplaatst van zintuiglelijke input naar zintuigelijk geheugen -> korte termijn geheugen/werkgeheugen -> langetermijn geheugen.

Korte termijn geheugen

  • Een plaats waar informatie tijdelijk wordt vastgehouden; werkt als een 'processor'
  • Functioneert als een basis voor aandacht, codering en ophalen van informatie.
  • Bevat een beperkte hoeveelheid informatie; afhankelijke van verschillende componenten.
  • Fonologische loop, visueel-ruimtelijk kladbord.

Lange termijn geheugen

  • Kennisrepresentatie; opslaan info in een duurzame vorm; verschillende componenten(episodisch, semantisch, procedureel).
  • Encoding: opslaan van de info (elaboratie, visualisatie, ordening).
  • Retrieval (ophalen)

Hoorcollege 6 & Hoofdstuk 10

  • Intelligentie: De mentale vaardigheden om te leren, problemen op te lossen en nieuwe informatie te verwerven.

Theorie van intelligentie

  • Inductie; afleiden van nieuwe principes uit observaties.
  • Analogie; herkennen van overeenkomsten.

Hoorcollege 7 & Hoofdstuk 11

  • Ontwikkeling: geleidelijke verandering in de temporele ontwikkeling van kinderen.
  • Ontwikkeling omgeving (culturen): baby's kijken langer naar nieuwe stimuli.
  • Ontwikkeling oog-hand coördinatie: kinderen leren door te kijken naar andermans gedrag.
  • Kinderen leren over anderen/ hun omgeving door feedback, acties en eigen experimenten.

Hoorcollege 8 & Hoofdstuk 12

  • Sociale ontwikkeling; evolutie van sociale vaardigheden gedurende het hele leven.
  • Interactie tussen kinderen en ouders/verzorgers; cruciaal voor de ontwikkeling.
  • Attachment-theorie: kinderlijke hechtingspatronen.

Hoorcollege 9 & Hoofdstuk 13

  • Sociale psychologie; hoe percepties van zichzelf, anderen en de wereld om hen heen, gedrag veranderen.

  • Attributie: toeschrijven van oorzaken aan gebeurtenissen (intern/extern).

  • 'Bias' in perceptie: vertekening in de manier van waarnemen van mensen (person bias, attractiveness bias, baby-face bias).

  • Waarneming van anderen: invloed van anderen op gedrag (conformeren, sociale druk, groepsdenken).

Hoorcollege 10 & Hoofdstuk 14

  • Compliance= overeenstemming; beïnvloeding van gedrag (compliance-technieken).
  • Social loafing= in een groep is men minder betrokken
  • Social facilitation= prestatie wordt beter of slechter door waarneming van anderen

Hoorcollege 11 & Hoofdstuk 15

  • Arbeids- en organisatiepsychologie: optimaliseren van werkprocessen(inrichting van werkplekken, selectie werknemers, etc).
  • Scientific management; onderzoek naar optimaliseren van productiviteit en efficiëntie van werkprocessen.
  • Mayo; hawthoren effect (zorgt voor hogere productiviteit)

Hoorcollege 12 & Hoofdstuk 16

  • Geestelijke gezondheidzorg; geschiedenis en hedendaagse praktijken voor mensen met psychische problemen.
  • Biologische behandelingen (antipsychotica, antidepressiva); behandelmethode voor psychotische en stemmingsstoornis (effect, risico).
  • Psychologische behandelingen: verschillende methodes zoals cognitieve gedragstherapie, psychodynamische therapie, etc.
  • Assertive community treatment: programma voor ondersteuning van mensen thuis.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Second-Language Learning Insights
48 questions
Learning English via Social Media
8 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser