Psychologie en Sociologie Inleiding

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Welke kritiek uitte Matina Horner (1971) op de traditionele opvattingen over prestatiemotivatie bij vrouwen?

  • Vrouwen hebben minder last van faalangst, maar zijn daardoor minder succesvol in competitieve situaties.
  • Vrouwen ervaren een conflict tussen hun prestatiemotivatie en de maatschappelijke verwachtingen omtrent hun rol. (correct)
  • De angst om te falen is bij vrouwen significant groter dan de vrees voor de negatieve consequenties van succes.
  • Vrouwen ondervinden meer intrinsieke motivatie bij het nastreven van succes dan mannen.

Hoe verhoudt zich de impliciete attitude ten opzichte van de expliciete attitude, rekening houdend met duale attitudetheorieën?

  • Er is geen significant verschil; beide attitudesystemen opereren parallel en beïnvloeden gedrag op dezelfde wijze.
  • Impliciete attitudes zijn bewuster en makkelijker te verwoorden dan expliciete attitudes.
  • Expliciete attitudes beïnvloeden voornamelijk onbewust gedrag, terwijl impliciete attitudes bewuste keuzes sturen.
  • Impliciete attitudes zijn meer voorspellend voor spontaan, niet-beredeneerd gedrag, terwijl expliciete attitudes een grotere rol spelen bij weloverwogen beslissingen. (correct)

In het kader van sociale beïnvloeding, wat is het meest essentiële verschil tussen identification en internalization als mechanismen van attitudeverandering?

  • `Identification` resulteert in openlijke gedragsverandering zonder werkelijke attitudeverandering, terwijl `internalization` leidt tot zowel gedrags- als attitudeverandering.
  • `Identification` impliceert dat de beïnvloede persoon de attitude van de beïnvloeder overneemt om een relatie in stand te houden, terwijl `internalization` optreedt wanneer de attitude consistent is met de eigen waarden. (correct)
  • `Identification` is een oppervlakkige vorm van conformiteit, terwijl `internalization` een diepgaande verandering in persoonlijke waarden vertegenwoordigt.
  • `Identification` is een bewuste poging om attitudes aan te passen, terwijl `internalization` onbewust plaatsvindt.

Hoe beïnvloedt de valentie van een attitudeobject de selectieve blootstelling aan informatie, in het licht van de cognitieve dissonantietheorie?

<p>Mensen zoeken informatie die hun bestaande attitudes bevestigt, ongeacht de valentie van het attitudeobject, om cognitieve consistentie te handhaven. (D)</p> Signup and view all the answers

Welke rol speelt het concept van persoonlijke effectiviteit in het bepalen of een intentie daadwerkelijk leidt tot gedrag, binnen het gedragsintentiemodel?

<p>Persoonlijke effectiviteit bemiddelt de relatie tussen intentie en gedrag; hoge effectiviteit zorgt ervoor dat de intentie wordt omgezet in daadwerkelijk gedrag. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de fundamenteel onderscheidende factor tussen stereotype threat en self-fulfilling prophecy als mechanismen die prestaties beïnvloeden?

<p><code>Stereotype threat</code> beïnvloedt prestaties door verhoogde angst, terwijl <code>self-fulfilling prophecy</code> de prestaties beïnvloedt via de verwachtingen en het gedrag van anderen. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe verschilt het concept automatische activatie van attitudes van het meer algemene principe van priming, in de context van attitude-gedragsrelaties?

<p><code>Automatische activatie</code> is een specifiek type <code>priming</code> dat alleen optreedt bij attitudes die sterk en toegankelijk zijn. (A)</p> Signup and view all the answers

In welk scenario zou de elaboration likelihood model (ELM) voorspellen dat perifere cues een grotere invloed hebben op attitudeverandering dan centrale argumenten?

<p>Wanneer de ontvanger weinig betrokken is bij het onderwerp en beperkte cognitieve middelen heeft. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het psychologische verschil tussen conformeren en gehoorzamen, in het kader van sociale invloed?

<p><code>Conformeren</code> is een vorm van openlijke gedragsverandering als reactie op impliciete of expliciete sociale druk, terwijl <code>gehoorzamen</code> een reactie is op een direct bevel van een autoriteitsfiguur. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe beïnvloedt groupthink de kwaliteit van besluitvorming in groepen, en welke factoren dragen het meest bij aan dit fenomeen?

<p><code>Groupthink</code> vermindert de besluitvorming door het onderdrukken van afwijkende meningen en het bevorderen van conformiteit. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is het voornaamste verschil tussen de low-ball techniek en de foot-in-the-door techniek in de context van overreding?

<p>De <code>low-ball techniek</code> begint met een aantrekkelijk aanbod dat na acceptatie wordt verslechterd, terwijl de <code>foot-in-the-door techniek</code> begint met een klein verzoek dat wordt opgevolgd door een groter verzoek. (A)</p> Signup and view all the answers

Hoe verhoudt de sociale identiteitstheorie zich tot de zelfcategorisatietheorie?

<p>De <code>sociale identiteitstheorie</code> beschrijft het proces waarbij individuen zich identificeren met sociale groepen, terwijl de <code>zelfcategorisatietheorie</code> verklaart hoe deze sociale identificatie cognitieve processen beïnvloedt, zoals perceptie en geheugen. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen beschrijft het meest nauwkeurig de contacthypothese en de noodzakelijke voorwaarden voor succesvolle intergroepscontacten?

<p>De <code>contacthypothese</code> stelt dat contact tussen groepen intergroepsrelaties verbetert als er sprake is van gelijke status, gemeenschappelijke doelen, intergroepscoöperatie en steun van autoriteiten. (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe zou je de relatie beschrijven tussen sociale facilitatie en sociale inhibitie in het kader van de aanwezigheid van anderen, en welke theorieën verklaren dit verband?

<p><code>Sociale facilitatie</code> en <code>sociale inhibitie</code> zijn tegengestelde effecten van de aanwezigheid van anderen, en beide worden verklaard door de arousal-theorie. (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe kan de justification effort paradigma de attitudeverandering in gevallen van cognitieve dissonantie verklaren?

<p>Het <code>justification effort</code> paradigma houdt in dat mensen de waarde van een vrijwillig gekozen actie positief waarderen om cognitieve dissonantie te verminderen. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het belangrijkste verschil tussen instrumentele agressie en vijandige agressie, en hoe beïnvloed dit de motivatie achter de agressieve daad?

<p><code>Instrumentele agressie</code> is gericht op het bereiken van een bepaald doel, terwijl <code>vijandige agressie</code> is gericht op het toebrengen van schade aan een ander. (B)</p> Signup and view all the answers

Hoe zou je de rol van empathie in het verminderen van agressie kunnen omschrijven, en welke psychologische processen liggen hieraan ten grondslag?

<p>Empathie vermindert agressie door het vergroten van de waarschijnlijkheid van altruïstisch gedrag en het verminderen van de perceptie van anderen als bedreigend. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van cultuur in het vormgeven van agressief gedrag, en hoe verschilt dit van de biologische verklaringen?

<p>Biologische theorieën verklaren agressie als aangeboren en universeel, terwijl culturele theorieën benadrukken hoe sociale normen, waarden en leerprocessen agressie vormgeven en variëren per samenleving. (D)</p> Signup and view all the answers

Welk psychologisch mechanisme ligt ten grondslag aan het omstandereffect bij noodsituaties, en hoe kan dit effect worden verminderd?

Signup and view all the answers

Flashcards

Wat is psychologie?

De wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van de mens als individu.

Wat is sociale psychologie?

Bestudeert de wisselwerking tussen individu en sociale omgeving.

Wat is sociologie?

Bestudeert hoe mensen samenleven in gemeenschappen.

Wat is gedrag?

Waarneembare handelingen en innerlijke activiteit die tot handelingen leiden.

Signup and view all the flashcards

Fysieke factoren

Factoren zoals honger, angst, en lichamelijke processen.

Signup and view all the flashcards

Psychische factoren

Zelfbeeld en psychisch functioneren in levensfasen.

Signup and view all the flashcards

Sociale factoren

Invloed van ouders, partners en directe leefomgeving.

Signup and view all the flashcards

Culturele factoren

Opvattingen, waarden en normen van een samenleving.

Signup and view all the flashcards

Spirituele factoren

Overtuigingen die invloed hebben op bijvoorbeeld voedingsgewoonten.

Signup and view all the flashcards

Fysische factoren

Jaargetijde en klimaat.

Signup and view all the flashcards

Wat is persoonlijkheid?

Unieke, relatief duurzame manier van gedragen.

Signup and view all the flashcards

Kretschmer en Sheldon

Een indeling op basis van 3 soorten lichaamsbouw.

Signup and view all the flashcards

Freuds theorie

Psychoanalyse.

Signup and view all the flashcards

Het id

Bevrediging van lusten en driften.

Signup and view all the flashcards

Het ego

Controle over de primitieve driften; contact met volwassenen.

Signup and view all the flashcards

Het superego

Verinnerlijkte ouderlijke geboden en verboden.

Signup and view all the flashcards

Orale fase

Eerste ervaringen met eten en drinken.

Signup and view all the flashcards

Anale fase

Plezier aan plassen en poepen.

Signup and view all the flashcards

Fallische fase

Ontdekking eigen geslachtsorganen.

Signup and view all the flashcards

Latente fase

Seksuele lust ondergronds, focus op schoolwerk.

Signup and view all the flashcards

Genitale fase

Betekenisvolle relatie aangaan.

Signup and view all the flashcards

Oedipuscomplex

Liefde voor andere geslacht ouder vijandigheid ambivalentie zelfde geslachtouder

Signup and view all the flashcards

Fehlleistungen

Vergeten of versprekingen.

Signup and view all the flashcards

Neofreudianen

Culturele factoren.

Signup and view all the flashcards

Horney

Baarmoedernijd.

Signup and view all the flashcards

Afweermechanismen

Bescherming tegen spanning, pijn of emoties.

Signup and view all the flashcards

Verdringing

Emotioneel beladen gebeurtenissen vergeten.

Signup and view all the flashcards

Projectie

Eigen gevoelens toeschrijven aan anderen.

Signup and view all the flashcards

Regressie

Terugvallen in kinderlijk gedrag.

Signup and view all the flashcards

Overdekking door het tegendeel

Impulsen niet geuit.

Signup and view all the flashcards

Rationalisatie

Wegpraten van twijfels.

Signup and view all the flashcards

Verplaatsing

Emoties verschuiven naar andere situatie.

Signup and view all the flashcards

Vluchtgedrag

Afleiding zoeken om emoties te vergeten.

Signup and view all the flashcards

Sublimatie

Niet-acceptabel gedrag omzetten in sociaal aanvaardbaar gedrag.

Signup and view all the flashcards

Trekkentheorie

Het ontdekken van trekken.

Signup and view all the flashcards

Introvert

Meer naar binnen gericht.

Signup and view all the flashcards

Extravert

Meer gericht op de buitenwereld.

Signup and view all the flashcards

Neuroticisme

Angst en gespannenheid.

Signup and view all the flashcards

Behaviorisme

Radicaal afwijzen van de studie van persoonlijkheid.

Signup and view all the flashcards

Behavioristen

De mens is een onbeschreven blad.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Inleiding tot Psychologie en Sociologie

  • Psychologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het gedrag van individuele mensen.
  • Sociale psychologie bestudeert de wisselwerking tussen het individu en zijn sociale omgeving.
  • Sociologie richt zich op de manier waarop mensen samenleven en het gedrag van mensen in grotere groepen.
  • Psychologen richten zich op het gedrag van individuen, terwijl sociologen zich richten op het gedrag van groepen.

Definitie en Basis van Gedrag

  • Gedrag omvat waarneembare handelingen en interne activiteit die tot handelingen leidt.
  • Gedragingen kunnen bewust, reflexmatig of onbewust zijn.
  • Veel gedragingen hebben een erfelijke of aangeboren basis.

Factoren Die Gedrag Beïnvloeden

  • Fysieke factoren zoals honger, angst en paniek kunnen gedrag beïnvloeden, wijzigen of ontregelen.
  • Psychische factoren, zoals zelfbeleving en de levensfase waarin iemand zich bevindt, beïnvloeden het gedrag.
  • Sociale factoren, met name de invloed van ouders, partner en kinderen, de zogenaamde primaire groep.
  • Culturele factoren omvatten opvattingen, waarden en normen van de samenleving of organisatieculturen.
  • Spirituele factoren (overtuigingen) en factoren die samenhangen met geloof kunnen ook gedrag beïnvloeden.
  • Fysische en geografische factoren zoals het jaargetijde en het klimaat hebben invloed op ons gedrag.
  • Zelfbeeld: de ideeën en opvattingen die iemand over zichzelf heeft.
  • Psychologen zijn wetenschappelijk opgeleid, maar niet alle psychologen zijn therapeuten.

Persoonlijkheid

  • Persoonlijkheid is de unieke en duurzame manier waarop iemand zich gedraagt, consistent is en zich onderscheidt van anderen.
  • Persoonlijkheidskenmerken worden afgeleid uit herhaaldelijk consistent gedrag.
  • Persoonlijkheidstheorieën proberen de karaktereigenschappen van mensen te verklaren.

Vroegere Persoonlijkheidstheorieën

  • Kretschmer (1921) en Sheldon (1940) classificeerden karakters op basis van lichaamsbouw (leptosoom, atletisch, pyknisch).
  • Deze lichaamstheorieën zijn verouderd.

Psychoanalyse

  • Freud (1856-1939) is de grondlegger van de psychoanalyse, een theorie die veel invloed heeft gehad op ons denken.
  • Volgens Freud bestaat de persoonlijkheid uit drie delen: het id, het ego en het superego.

Het Id

  • Het id is vanaf de geboorte aanwezig en is het reservoir van driften, beheerst door het hedonisme.
  • Driften zijn volgens Freud seksueel van aard en uiten zich via orale, anale en fallische fases.

Het Ego

  • Het ego ontwikkelt zich door interactie met ouders en houdt het id onder controle.
  • Het ego zorgt ervoor dat driften op een gezonde en acceptabele manier geuit kunnen worden.

Het Superego

  • Het superego ontwikkelt zich tijdens de schooljaren en is een soort geweten, bestaande uit verinnerlijkte ouderlijke geboden en verboden.

Freuds Visie op de Mens

  • Freud ziet de mens als een conflictwezen, waarbij conflicten ontstaan door de botsing tussen lustbevrediging en de eisen van de maatschappij.

Ontwikkelingsfasen en Het Oedipuscomplex

  • Orale fase: eerste ervaringen met eten en drinken spelen een belangrijke rol.
  • Anale fase: plezier wordt beleefd aan het plassen en poepen.
  • Fallische fase: het kind ontdekt de eigen geslachtsorganen.
  • Latente fase: seksuele lust verdwijnt tijdelijk en het kind richt zich op schoolwerk.
  • Genitale fase: de adolescent kan een betekenisvolle relatie aangaan met iemand van het andere geslacht.
  • Oedipuscomplex: liefde voor de ouder van het andere geslacht en vijandigheid jegens de ouder van hetzelfde geslacht (bij jongens).
  • Elektracomplex: meisje voelt zich aangetrokken tot haar vader en vijandig ten opzichte van haar moeder.
  • Een succesvolle oplossing van het oedipuscomplex leidt tot de keuze van een duidelijke sekserol en identificatie met personen van hetzelfde geslacht.

Fehlleistungen

  • Fehlleistungen (Freudiaanse vergissingen) zijn bewijzen van het onbewuste.

Neofreudianen

  • Neofreudianen, waaronder Erikson en Horney, leggen de nadruk op culturele factoren bij de persoonlijkheidsontwikkeling.
  • Horney introduceerde het begrip baarmoedernijd, waarmee mannen jaloezie koesteren jegens vrouwen omdat ze geen kinderen kunnen baren.
  • Neofreudianen geloven dat de ontwikkeling de gehele levensloop in beslag neemt, tegenover Freud die de eerste 6 jeugdjaren als cruciaal beschouwde.
  • Erikson beschrijft vijf fasen tijdens de kindertijd: vertrouwen vs. wantrouwen, zelfstandigheid vs. schaamte, initiatief vs. schuldgevoel, vlijt vs. minderwaardigheid, identiteit vs. rolverwarring.
  • In elke levensfase moet men door een bepaalde crisis heen.

Eriksons Aanvullende Fasen

  • Identiteit (pubers en adolescenten): Wie ben ik? Wat kan ik?
  • Intimiteit (twintigers): Jonge volwassenen zoeken liefde en intimiteit.
  • Vruchtbaarheid of generativiteit (midden volwassenheid): Kinderen krijgen en hen opvoeden.
  • Wijsheid (laatste fase van het leven).

Afweermechanismen

  • Afweermechanismen (defensiemechanismen) zijn grotendeels onbewust en beschermen tegen spanning, pijn of sterke emoties.
    • Verdringing: Emotioneel beladen gebeurtenissen worden ver weggestopt.
    • Projectie: Eigen gevoelens toeschrijven aan anderen.
    • Regressie: Terugvallen in kinderlijk gedrag door emotionele gebeurtenissen.
    • Overdekking door het tegendeel: Impulsen worden niet geuit.
    • Rationalisatie: Wegpraten van twijfels en emoties.
    • Verplaatsing: Emoties uiten op een andere situatie of persoon.
    • Vluchtgedrag: Afleiding zoeken om emoties te vermijden.
  • Sublimatie: Maatschappelijk onacceptabele gedragingen omzetten in sociaal aanvaardbaar gedrag.

Trekkentheorie

  • De trekkentheorie (trait theory) is gericht op het ontdekken van de bouwstenen van de persoonlijkheid.
  • Allport identificeerde 18.000 manieren waarop mensen beschreven konden worden.
  • Eysenck benadrukte de dimensies extraversie en neuroticisme.
    • Extraversie: Gericht op de buitenwereld
    • Introversie: Gericht op de binnenwereld
    • Neuroticisme: Angst en gespannenheid.

The Big Five

  • De Big Five omvat vijf basisdimensies van de persoonlijkheid:
    • Extraversie: gezelligheid, spraakzaamheid vs. introversie.
    • Vriendelijkheid: attent zijn vs. onvriendelijkheid.
    • Zorgvuldigheid: betrouwbaar werken vs. nonchalant zijn.
    • Emotionele stabiliteit: kalm blijven vs. neurotisch zijn.
    • Openheid: vindingrijkheid vs. conventionaliteit

Behaviorisme

  • Behavioristen wijzen de studie van de persoonlijkheid af.
  • Belangrijke grondleggers zijn Pavlov, Watson en Skinner.
  • Behavioristen houden zich bezig met waarneembaar gedrag en willen dit beïnvloeden.
  • Volgens behavioristen is de mens een "onbeschreven blad" bij de geboorte en kunnen mensen alles leren.
  • De nadruk ligt op de veranderbaarheid van de mens.

Humanistische Psychologie

  • De humanistische psychologie is ontstaan als reactie op psychoanalyse en behaviorisme.
  • Maslow, Rogers en Perls zijn belangrijke vertegenwoordigers.
  • De mens wordt niet gezien als geregeerd door driften en onbewuste krachten.
  • De humanistisch psycholoog is optimistischer over veranderbaarheid: nadruk op fundamentele behoeften in plaats van driften

Socialisatie

  • Socialisatie is het overnemen van waarden, normen en opvattingen van een gemeenschap.
  • Dit proces begint bij de geboorte en duurt het hele leven.
  • Internalisation is het verinnerlijken van waarden en morelen.

Socialisatieproces

  • Ouders zijn de eerste socialisators: overdracht van zorgzaamheid en eerlijkheid
  • Imitatie is een aangeboren vermogen dat in het proces een rol speelt

Jongens vs Meisjes

  • Jongens en meisjes zijn verschillend in hun verpersoonlijking
  • Familie speelt een grote rol
  • rolmodellen bepalen de verpersoonlijking van mensen

Leren

  • Door leren weet je meer, begrijp je meer en kun je meer.
  • Leerprocessen beïnvloeden gedrag, maar leiden niet altijd tot gedragsveranderingen.
  • 'Leren komt vanuit de zone van het niet-weten/het onbekende en leidt via allerlei fysieke en mentale activiteiten tot het ontdekken van begrip en bekwaamheid’ (Ruijters, 2006).
  • Mensen leren op verschillende manieren en bezitten diverse leercapaciteiten

Vier stadia van leren

  • Bewust, en onbekwaamheid
  • Bewust, en bekwaamheid
  • Onbewust, en onbekwaamheid
  • Onbewust, en bekwaamheid

Intellectuele Vaardigheden

  • Bevat het memoriseren, leren van begrippen
  • Het oplossen van problemen is de belangrijkste factor hierbinnen

Intelligentie

  • Het efficiënt kunnen oplossen en structureren van situaties
  • Intelligentie is te beschouwen als een belangrijke algemene cognitieve capaciteit.
  • Types hiervan zijn: verbaal, logisch, ruimtelijk

Intelligentie test

  • Gemeten met een intelligentie test
  • Wordt gemeten in HBO niveaus en lager
  • Bij de intelligentie test worden voornamelijk cognitieve testen gemeten

Emotionele Intelligentie

  • Het vermogen om mensen te begrijpen en om verstandig te handelen in menselijke relaties.
  • Goleman: Het vermogen om emoties te herkennen
  • Derksen :
  • Intrapersoonlijke intelligentie: zelfbewustzijn
  • Interpersoonlijke intelligentie: empathie
  • Adaptatie: flexibiliteit
  • Stressmanagement: niet snel de moed verliezen
  • Algemene stemming: optimisme versus pessimisme

Leertheorieën

  • Behavioristisch: focus op belonen en afstraffen
  • Cognitieve: de verkrijging van inzichten in de samenhang van een verschijnsel, dus niet via conditioneren

Klassiek conditioneren

  • Pavlov`s studie met Honden
  • Leren door associatie en stimulus
  • Watson bestudeerde conditioneringsprocessen bij kinderen
  • Angst is klassiek aangeleerd gedrag
  • generalisatie: bang zijn voor alles
  • discriminatie: onderscheid kunnen maken
  • Uitdoving: de geleerde reactie daalt op die stimulus

Operant conditioneren

  • Skinner is de meest bekende hiervan
  • Is het leerproces waarbij een respons gevolg wordt met een bekrachtiger of bestraffer
  • Bekrachtiging: neiging om gedrag vaker te zien
  • Bestraffing: neiging om gedrag minder te zien

Sociaal Leren

  • Observeren en verbale instructies

Cognitieve Leer

  • Actief de informatie verwerken

Leren en het geheugen

  • Geheugen is een soort bewaarsysteem

Drie typen bewaarsystemen:

  1. Sensorisch register: vasthouden van informatie
  2. Termijngeheugen: de informatie kort vasthouden 7 gegevns onthouden
  3. Terimjngeheugen: De informatie van het kortetermijn naar het langetermijngeheugen Dit heet het consolidatie proces, het structureren van de informatie

Vergeten

  • Doordat de informatie in het geheugen verloren gaat, of wordt niet teruggevonden, dit heet interferentie
  • En door beschadiging van de hersenen. Recent wordt er niet opgeslagen, de ouderwetse gebeurtenissen meer ter beschikking blijven.

Twee Typen langetermijn geheugen

  • Expliciet: Het bewust gebruik maken van meegemaakt
  • Impliciet: Het onbewust gebruik maken van de opgeslagen kennis: fietsen

Leerstijlen

  • Hangt af van leeftijd, sekse, persoonlijkheid en motivatie
  • Sommige mensen kiezen voor een globale aanpak en andere gaan meer gedetailleerd te werk
  • Veldafhankelijk: zij nemen dingen globaler waar.
  • Veldonafhankelijk: zij nemen dingen meer gestructureerd waar.

Leerprocessen volgens Kolb:

  1. concreet ervaren, je doet iets
  2. Waarnemen en overdenken:je bekijkt wat er is gebeurd, en denkt daar overna
  3. Theoriën vormen:theorie bedenken
  4. Actief exeprimenteren: bekijken of theorie klopt

Vier leertypes Kolb

  • De : veel leren op doen
  • De : nadenken
  • dromers: kunnen goed bedenken
  • Convegers: ze zijn van theorie en praktijk

Leerstijlen vermunt

  • Reproductie
  • Betekenis
  • Toepassings
  • Ongerichte leertijl

vijf leervoorkeuren Ruijsters

  • kunst afkijken,
  • participeren in het leren,
  • kennis gebruiken,
  • oefenen
  • ontdekken.

Leren

  • Een belangrijk begrip bij zelfstandig leren is zelfsturing

Zelfsturing

  1. Vooruitdeken,
  2. besturen 3.reflecteren
  • Organisaties willen graag dat medewerkers blijven leren door ontwikkeling

Motivatie:

Motivatie is het geheel van drijfveren die het gedrag bepalen. De zin om bewging

  1. Dezelfde motivatie
  2. motieven stimuleren tegelijkertijd

Emoties

  1. zijn psychische en lichamelijke reacties
  2. uiterlijk verandering is zichtbaar
  3. fysiologische verandering is zichtbaar(hormoon niveaus

###Motivatietheoriën

  • de neiging om z`n hele leven zo te reageren door je temperament

Interne krachte

  1. Eros
  2. Thatanos

Piramide van Maslow wat is nodig heeft de volgende indeling.

  1. Fysiologisiche behoeften: seks eten drinken:
  2. Veiligheidsbehoefte je beschermen 3.Sociale behoeften: aandacht
  3. Waardering hebben
  4. Zijn kennis op doen(wijsheid

extrator

  • zijn onder je zelf:

krachten

  • interactiebenadering hangt af van persoonlijke en situationele geven
  • gedragintentrie is het gedraag te vertonen
  • waardeverachtingstheorie is wat wordt gewacht afgerond je werk de attributietheorie

Attibutietheorie

4 type:

  1. Stabile en interne atribbutities
  2. stabiele interne atribbutities toevallig
  3. stabiele en externe
  4. stabiele interne de data
    • het zelf is van invloed op je atribbutities

prestatiemotivatie

Angs is de motivatie test

  • Angst een klein beetje
  • de negatviteit is de zenuwes is type mensen ze willen en overzict hebben
  1. je hebt een hoog asperatieveneau
  2. je hebt weinig kleine kansen de voorkeur spelen
  3. je stijsgen op de ladder
  4. de toekomst is je doeleind
  5. door de verandering van mogelijkheden

Angst door sukses

  • dat wordt over over seksestereotypering

Attitude

  • met gevoel tot op je over beperkt
  1. gevoelsmatige
  2. een kennis
  3. en handelings gericht
Maatschappelijke objecten

worden je mening gevraagd over van verwoers middellen dat kunnen worden

  • het is moeilijk en duraam
  • ze kunnen veraderen

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser