Podcast
Questions and Answers
De zaden ontkiemen in het ______.
De zaden ontkiemen in het ______.
voorjaar
De levenscyclus van een bonenplant duurt ______ jaar.
De levenscyclus van een bonenplant duurt ______ jaar.
1
Tweejarige planten bloeien en vormen zaden in het ______ jaar.
Tweejarige planten bloeien en vormen zaden in het ______ jaar.
tweede
De peen is een ______ plant die reservestoffen opslaat in de wortel.
De peen is een ______ plant die reservestoffen opslaat in de wortel.
Signup and view all the answers
Houtachtige planten zoals ______ ontkiemen in het voorjaar.
Houtachtige planten zoals ______ ontkiemen in het voorjaar.
Signup and view all the answers
De ______ zuigt water uit de grond.
De ______ zuigt water uit de grond.
Signup and view all the answers
De ______ vervoert het water met buisjes door de plant.
De ______ vervoert het water met buisjes door de plant.
Signup and view all the answers
De ______ zorgt voor stevigheid in het blad en maakt eigen voedingstoffen.
De ______ zorgt voor stevigheid in het blad en maakt eigen voedingstoffen.
Signup and view all the answers
De ______ is een kleine bal in de cel die alles regelt wat er gebeurt.
De ______ is een kleine bal in de cel die alles regelt wat er gebeurt.
Signup and view all the answers
De ______ geeft de plant zijn groene kleur en zorgt voor voedingstoffen.
De ______ geeft de plant zijn groene kleur en zorgt voor voedingstoffen.
Signup and view all the answers
Planten hebben kleurstofkorrels, waardoor ______ niet altijd groen zijn.
Planten hebben kleurstofkorrels, waardoor ______ niet altijd groen zijn.
Signup and view all the answers
De ______ regelt welke stoffen in en uit de cel gaan.
De ______ regelt welke stoffen in en uit de cel gaan.
Signup and view all the answers
De ______ zorgt voor stevigheid in het midden van de cel.
De ______ zorgt voor stevigheid in het midden van de cel.
Signup and view all the answers
De vacuole drukt tegen het cytoplasma tegen de ______ waardoor het stevig wordt.
De vacuole drukt tegen het cytoplasma tegen de ______ waardoor het stevig wordt.
Signup and view all the answers
Houtcellen zorgen voor de ______ van de stengel en takken.
Houtcellen zorgen voor de ______ van de stengel en takken.
Signup and view all the answers
Vaten zijn buisjes die mineralen en water via de wortels naar de ______ transporteren.
Vaten zijn buisjes die mineralen en water via de wortels naar de ______ transporteren.
Signup and view all the answers
De huidmondjes zijn gaten die stoffen naar ______ kunnen brengen.
De huidmondjes zijn gaten die stoffen naar ______ kunnen brengen.
Signup and view all the answers
Het aanzuigen van water door de huidmondjes heet ______.
Het aanzuigen van water door de huidmondjes heet ______.
Signup and view all the answers
Bomen verliezen hun bladeren in de ______ en winter.
Bomen verliezen hun bladeren in de ______ en winter.
Signup and view all the answers
Na een tijdje verandert de bloem in een vrucht met ______.
Na een tijdje verandert de bloem in een vrucht met ______.
Signup and view all the answers
De kiem haalt tijdens ontkieming zijn voeding uit de ______.
De kiem haalt tijdens ontkieming zijn voeding uit de ______.
Signup and view all the answers
De wortel groeit naar beneden dankzij ______.
De wortel groeit naar beneden dankzij ______.
Signup and view all the answers
Een tak groeit in de lente uit de ______.
Een tak groeit in de lente uit de ______.
Signup and view all the answers
Het deel van de tak tussen twee ringlittekens is precies ______ jaar oud.
Het deel van de tak tussen twee ringlittekens is precies ______ jaar oud.
Signup and view all the answers
Met behulp van wortelharen zuigen planten water uit de ______.
Met behulp van wortelharen zuigen planten water uit de ______.
Signup and view all the answers
Mineralen zoals stikstof, fosfor en ______ zijn nodig voor de groei van planten.
Mineralen zoals stikstof, fosfor en ______ zijn nodig voor de groei van planten.
Signup and view all the answers
De stam van een boom wordt dikker door ______.
De stam van een boom wordt dikker door ______.
Signup and view all the answers
Een dunne jaarring ontstaat tijdens ______ of een rupsenplaag.
Een dunne jaarring ontstaat tijdens ______ of een rupsenplaag.
Signup and view all the answers
Planten maken glucose in de ______ van bladeren en stengels.
Planten maken glucose in de ______ van bladeren en stengels.
Signup and view all the answers
Voor fotosynthese heeft een plant nodig: koolstofdioxide, water en ______.
Voor fotosynthese heeft een plant nodig: koolstofdioxide, water en ______.
Signup and view all the answers
Zuurstof gaat via de ______ uit de plant en komt in de lucht.
Zuurstof gaat via de ______ uit de plant en komt in de lucht.
Signup and view all the answers
De rest van de glucose gaat via ______ naar andere delen van de plant.
De rest van de glucose gaat via ______ naar andere delen van de plant.
Signup and view all the answers
Planten gebruiken eiwitten voor ______ en om te herstellen.
Planten gebruiken eiwitten voor ______ en om te herstellen.
Signup and view all the answers
Zetmeel en vetten worden gebruikt als ______.
Zetmeel en vetten worden gebruikt als ______.
Signup and view all the answers
Een plant die andere planten gebruikt om te leven heet een ______.
Een plant die andere planten gebruikt om te leven heet een ______.
Signup and view all the answers
Bloemen zijn nodig voor ______.
Bloemen zijn nodig voor ______.
Signup and view all the answers
De stamper bestaat uit een stempel, een stijl en een ______.
De stamper bestaat uit een stempel, een stijl en een ______.
Signup and view all the answers
Bij kruisbestuiving gaat stuifmeel van de ene bloem naar de ______ van een andere bloem.
Bij kruisbestuiving gaat stuifmeel van de ene bloem naar de ______ van een andere bloem.
Signup and view all the answers
Na de bestuiving groeit er een ______ door de stijl naar het vruchtbeginsel.
Na de bestuiving groeit er een ______ door de stijl naar het vruchtbeginsel.
Signup and view all the answers
De celkern van de stuifmeelkorrel zakt door het buisje in een van de ______.
De celkern van de stuifmeelkorrel zakt door het buisje in een van de ______.
Signup and view all the answers
Na de bevruchting wordt de vruchtgroei gestimuleerd en ______ verschrompelen.
Na de bevruchting wordt de vruchtgroei gestimuleerd en ______ verschrompelen.
Signup and view all the answers
Het zaadbeginsel krijgt voedingstoffen via de ______.
Het zaadbeginsel krijgt voedingstoffen via de ______.
Signup and view all the answers
Bij de kiem zitten reservevoedsel in de ______ van het zaadje.
Bij de kiem zitten reservevoedsel in de ______ van het zaadje.
Signup and view all the answers
Study Notes
Plantendelen en functies
- Wortel: Zuigt water en mineralen (voedingszouten) uit de grond. Geeft de plant stevigheid.
- Stengel: Vervoert water met mineralen via buisjes naar bladeren en bloemen. Houdt de plant rechtop.
- Bladeren: Bevatten buisjes (nerven) die water vervoeren en stevigheid geven. Bladmoes maakt eigen voedingstoffen. Opperhuidcellen beschermen het binnenkant van het blad.
- Bloem: Bestaat uit zaden voor voortplanting.
Plantencellen en functies
- Celwand: Dikke laag om cellen, vormt de structuur, voedingsvezels.
- Celmembraan: Regelt de in- en uitstroom van stoffen in de cel.
- Cytoplasma: Vloeistof in de cel, bevat bladgroenkorrels en celkern.
- Celkern: Klein orgaan dat de cel regelt.
- Vacuole: Bevat water, zorgt voor stevigheid van de plant.
- Bladgroenkorrels: Geeft de plant zijn groene kleur, maakt voedingstoffen. Fotosynthese hierin.
Kleuren in planten
- Planten hebben verschillende korrels, naast bladgroenkorrels, ook kleurstofkorrels.
- Zetmeelkorrels: Zijn kleurloos, opslag van reservevoedsel. (Aardappelen, bonen, bananen)
- Kleuren veranderen soms van kleur. Bladgroen verandert bijvoorbeeld naar rood (bijv. tomaat).
Rechtop staan van planten
- Kruidachtige planten: Stevigheid komt door water in vacuolen. Water drukt tegen celwand.
- Houtachtige planten: Stevigheid door houtcellen. Dode cellen vormen buisjes voor stevigheid in stam en takken.
Watertransport in planten
- Wortelharen: Zuigen water en mineralen uit de grond.
- Houtvaten: Vervoeren water en mineralen van wortels naar bladeren.
- Bastvaten: Vervoeren voedingstoffen van bladeren naar andere delen van de plant.
- Vaatbundels: Groepen vaten in de stengel.
Verdamping in planten
- Huidmondjes: Gaten in de bladeren voor gasuitwisseling.
- Verdamping vanuit huidmondjes = waterverlies, de planten zuigen meer water om aan te vullen.
Bladafval (verliezen van bladeren)
- In herfst en winter: Wortel minder water opname, verdamping te groot. Bladeren gaan dood en vallen af.
- Bladgroen wordt opgeslagen in takken en stam.
- Kurklaag ontstaat om wond (bescherming tegen ziektes en waterverlies).
Ontkieming
- Zaadhuid neemt water op en zwelt waardoor de zaadlobben knappen.
- Wortel groeit naar beneden, stengel en blaadjes groeien omhoog.
- Zaadlobben leveren voeding aan het kiemplant.
Groei en ontwikkeling van planten
- Celdeling: Nieuwe cellen ontstaan, vooral in groeipunten (top van wortel en stengel).
- Celgroei: Cellen worden groter door wateropname.
- Lengtegroei: Stengel en wortel worden langer door celdeling en groei.
- Ontwikkeling: Verschillende organen ontwikkelen zich (bladeren, zijtakken, bloemen)
Groei richting
- Wortel: Groeit naar beneden door zwaartekracht. Zetmeelkorrels vallen in cellen en signaleren zwaartekracht.
- Stengel: Groeit naar licht, meer wateropname waar weinig licht.
Boomgroei
- Uitlopen: Nieuwe takken vanuit eindknop in de lente.
- Zijtakken: Komt uit zijknoppen.
- Ringlittekens: Aangegeven jaarlijkse groei (om de knoppen).
- Jaarringen: Opbouw van houtcellen per jaar (oud in midden, nieuw buiten).
- Dunne jaarring: Duidelijk maken droge en onvruchtbare jaren
Voeding planten
- Water: Uit de grond via wortelharen.
- Mineralen: (Stikstof, fosfor, calcium, ijzer), nodig voor groei.
- Koolstofdioxide: Uit de lucht via huidmondjes.
Fotosynthese
- Glucose maken: Bladgroenkorrels gebruiken water, mineralen, koolstofdioxide en zonlicht om glucose te maken.
- Zuurstof productie: Zuurstof wordt vrijgegeven tijdens fotosynthese.
Andere plantenstoffen
- Eiwitten: Voor groei en herstel.
- Zetmeel en vetten: Reservevoedsel.
- Vitaminen: Zorgen voor juiste werking van plantprocessen.
Opslag van reservevoedsel
- Grond: Planten slaan reservevoedsel op in wortels.
- Knollen en bollen: Specifieke opslagorganen.
- Zaden: Opslag in zaadlobben(reservevoedsel).
Planten zonder bladgroen
- Parasieten: Planten leeft van andere planten/die gebruiken ander plant als voedingsstoffen.
Reproductie (voortplanting)
- Bloemen: Nodig voor voortplanting in plant.
- Onderdelen van een bloem: Bloembodem, kelkbladeren, nectarkliertjes, kroonbladeren, stamper, meeldraden.
- Meeldraden: Helmknop (stuifmeel) en helmdraad.
- Stamper: Stempel, stijl en vruchtbeginsel (eicellen).
- Bestuiving: Stuifmeelkorrel (mannelijk) naar stamper (vrouwelijk) door insecten of wind.
- Bevruchting: Stuifmeelkorrel /eicel samengaan.
- Vrucht en zaden ontwikkeling: Vrucht beginsel wordt vrucht en zaadbeginsels worden zaden. De zaadhuid om de zaden en twee zaadlobben bestaan uit kiem met de kiem zelf.
Zaadspreiding
- Door wind, dieren (vrucht stekelig) of door de plant zelf.
- Zaden komen op een plek waar ze nieuw kunnen groeien
Levenscicles
- Een-, twee- en meerjarige planten: Verschillen in levensduur.
- Houtachtige planten (bomen): Groeien en leven langer. Jaarringen.
- Levenscyclus: Ontkieming à groei à bloei à zaden à verspreiding à sterven.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Description
Test je kennis over de verschillende delen van planten en hun functies, zoals wortels, stengels, bladeren en bloemen. Ontdek ook de cellulaire structuur en de rol van kleuren in planten. Dit quizje helpt je om de basiscomponenten en hun betekenis binnen de plantkunde te begrijpen.