Podcast
Questions and Answers
Een patiënt vertoont een selectief verlies van het vermogen om beweging waar te nemen, terwijl de perceptie van vorm en kleur intact blijft. Welke specifieke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
Een patiënt vertoont een selectief verlies van het vermogen om beweging waar te nemen, terwijl de perceptie van vorm en kleur intact blijft. Welke specifieke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
- Aantasting van de verbindingen tussen de occipitale en frontale cortex, noodzakelijk voor de integratie van visuele en motorische informatie.
- Selectieve laesie in gespecialiseerde gebieden van de occipitale cortex, betrokken bij de verwerking van visuele beweging. (correct)
- Beschadiging van de ventrale stroom binnen de temporale cortex, essentieel voor objectherkenning.
- Disruptie van de pariëtale cortex, leidend tot problemen in de ruimtelijke lokalisatie van visuele stimuli.
Een onderzoeker bestudeert de effecten van een gelokaliseerde laesie in een subcorticale structuur op de hogere cerebrale functies. Na de laesie observeert hij een algemeen verlies van motivatie en initiatief bij de proefpersoon, terwijl cognitieve functies zoals geheugen en redeneren grotendeels intact blijven. Welke structuur is het meest waarschijnlijk aangedaan?
Een onderzoeker bestudeert de effecten van een gelokaliseerde laesie in een subcorticale structuur op de hogere cerebrale functies. Na de laesie observeert hij een algemeen verlies van motivatie en initiatief bij de proefpersoon, terwijl cognitieve functies zoals geheugen en redeneren grotendeels intact blijven. Welke structuur is het meest waarschijnlijk aangedaan?
- De amygdala, essentieel voor de verwerking van emotionele stimuli.
- De hippocampus, cruciaal voor de consolidatie van nieuwe herinneringen.
- De pariëtale cortex, verantwoordelijk voor ruimtelijke oriëntatie en integratie van sensorische informatie.
- De basale kernen, betrokken bij de regulatie van motorisch gedrag en motivationele aspecten. (correct)
Een neuroloog evalueert een patiënt die moeite heeft met het plannen en uitvoeren van complexe taken, ondanks een intact geheugen en taalvaardigheid. De patiënt vertoont ook een verminderd vermogen om zijn gedrag aan te passen aan veranderende omstandigheden. Welke cerebrale regio is waarschijnlijk het meest aangedaan?
Een neuroloog evalueert een patiënt die moeite heeft met het plannen en uitvoeren van complexe taken, ondanks een intact geheugen en taalvaardigheid. De patiënt vertoont ook een verminderd vermogen om zijn gedrag aan te passen aan veranderende omstandigheden. Welke cerebrale regio is waarschijnlijk het meest aangedaan?
- De frontale cortex, met name de prefrontale gebieden, cruciaal voor executieve functies. (correct)
- De occipitale cortex, verantwoordelijk voor de verwerking van visuele informatie.
- Het cerebellum, dat een belangrijke rol speelt in de motorische coördinatie en het evenwicht.
- De temporale cortex, essentieel voor het opslaan en ophalen van declaratieve herinneringen.
Een neuropsycholoog onderzoekt een patiënt met een specifieke vorm van agnosie. De patiënt kan afzonderlijke objecten accuraat beschrijven qua vorm en kleur, maar faalt consistent in het herkennen ervan. Welke route van visuele informatieverwerking is waarschijnlijk verstoord?
Een neuropsycholoog onderzoekt een patiënt met een specifieke vorm van agnosie. De patiënt kan afzonderlijke objecten accuraat beschrijven qua vorm en kleur, maar faalt consistent in het herkennen ervan. Welke route van visuele informatieverwerking is waarschijnlijk verstoord?
Een patiënt presenteert zich met een apathisch affect, verminderde spraak en beweging, en een algemeen gebrek aan spontaniteit. Echter, de patiënt vertoont geen significante cognitieve tekorten en is in staat complexe instructies op te volgen. Welke neurologische structuur is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt presenteert zich met een apathisch affect, verminderde spraak en beweging, en een algemeen gebrek aan spontaniteit. Echter, de patiënt vertoont geen significante cognitieve tekorten en is in staat complexe instructies op te volgen. Welke neurologische structuur is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt met een infarct in de rechter pariëtale cortex vertoont neglect. Welke combinatie van factoren draagt het meest waarschijnlijk bij aan de complexiteit van het diagnosticeren van deze specifieke cognitieve stoornis, rekening houdend met subtiele neuropsychologische mechanismen?
Een patiënt met een infarct in de rechter pariëtale cortex vertoont neglect. Welke combinatie van factoren draagt het meest waarschijnlijk bij aan de complexiteit van het diagnosticeren van deze specifieke cognitieve stoornis, rekening houdend met subtiele neuropsychologische mechanismen?
Een onderzoeker bestudeert een patiënt met neglect na een beroerte in de rechterhemisfeer. Welke bevinding zou het meest verrassend zijn, gezien de gevestigde kennis over de neurale basis van neglect en de typische manifestaties ervan?
Een onderzoeker bestudeert een patiënt met neglect na een beroerte in de rechterhemisfeer. Welke bevinding zou het meest verrassend zijn, gezien de gevestigde kennis over de neurale basis van neglect en de typische manifestaties ervan?
Een neuropsycholoog evalueert een patiënt met een vermoeden van neglect na een rechter pariëtale infarct. Welke van de volgende bevindingen zou het sterkst suggereren dat de neglect niet uitsluitend te wijten is aan een primaire sensorische of motorische stoornis?
Een neuropsycholoog evalueert een patiënt met een vermoeden van neglect na een rechter pariëtale infarct. Welke van de volgende bevindingen zou het sterkst suggereren dat de neglect niet uitsluitend te wijten is aan een primaire sensorische of motorische stoornis?
Een neuroloog onderzoekt een patiënt met neglect na een beroerte en observeert dat de patiënt de linkerzijde van zijn lichaam verwaarloost en een halfzijdige verlamming ontkent (anosognosie). Welke onderliggende neurologische mechanismen dragen het meest waarschijnlijk bij aan deze combinatie van symptomen?
Een neuroloog onderzoekt een patiënt met neglect na een beroerte en observeert dat de patiënt de linkerzijde van zijn lichaam verwaarloost en een halfzijdige verlamming ontkent (anosognosie). Welke onderliggende neurologische mechanismen dragen het meest waarschijnlijk bij aan deze combinatie van symptomen?
Een gerenommeerde onderzoeker wil de effectiviteit van een nieuwe revalidatie techniek voor neglect evalueren. Welke van de volgende methodologische overwegingen is het meest cruciaal om vertekening te minimaliseren en de validiteit van de bevindingen te waarborgen?
Een gerenommeerde onderzoeker wil de effectiviteit van een nieuwe revalidatie techniek voor neglect evalueren. Welke van de volgende methodologische overwegingen is het meest cruciaal om vertekening te minimaliseren en de validiteit van de bevindingen te waarborgen?
Een patiënt heeft selectieve moeite met het herkennen van objecten op basis van hun vorm, terwijl de perceptie van kleur en locatie intact blijft. Welke specifieke combinatie van corticale gebieden is waarschijnlijk het meest aangedaan bij deze specifieke stoornis?
Een patiënt heeft selectieve moeite met het herkennen van objecten op basis van hun vorm, terwijl de perceptie van kleur en locatie intact blijft. Welke specifieke combinatie van corticale gebieden is waarschijnlijk het meest aangedaan bij deze specifieke stoornis?
Een patiënt vertoont een opvallend gebrek aan initiatief en motivatie, ondanks intacte cognitieve functies zoals geheugen en taal. Welke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
Een patiënt vertoont een opvallend gebrek aan initiatief en motivatie, ondanks intacte cognitieve functies zoals geheugen en taal. Welke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
Een patiënt heeft moeite met het plannen en organiseren van complexe taken, en vertoont impulsief gedrag. Welke specifieke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
Een patiënt heeft moeite met het plannen en organiseren van complexe taken, en vertoont impulsief gedrag. Welke specifieke verstoring in de functionele neuroanatomie is het meest waarschijnlijk verantwoordelijk voor dit klinische beeld?
Een patiënt kan objecten weliswaar correct benoemen en beschrijven, maar lijkt de emotionele betekenis ervan niet te begrijpen. Welke van de volgende hersenstructuren is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt kan objecten weliswaar correct benoemen en beschrijven, maar lijkt de emotionele betekenis ervan niet te begrijpen. Welke van de volgende hersenstructuren is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt vertoont een opvallend gebrek aan spontane spraak en beweging, maar vertoont geen significante cognitieve tekorten. Welke van de volgende neurologische structuren is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt vertoont een opvallend gebrek aan spontane spraak en beweging, maar vertoont geen significante cognitieve tekorten. Welke van de volgende neurologische structuren is het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt heeft selectieve problemen met het vormen van nieuwe herinneringen na een hersenbeschadiging, maar zijn vermogen om oude herinneringen op te halen blijft intact. Welke structuur is waarschijnlijk het meest beschadigd, op basis van Tabel 18.1?
Een patiënt heeft selectieve problemen met het vormen van nieuwe herinneringen na een hersenbeschadiging, maar zijn vermogen om oude herinneringen op te halen blijft intact. Welke structuur is waarschijnlijk het meest beschadigd, op basis van Tabel 18.1?
Een patiënt met een vasculaire occlusie in een specifiek gebied van de hersenen vertoont symptomen van ideatorische apraxie. Op basis van Tabel 18.1, welk gebied is waarschijnlijk aangedaan?
Een patiënt met een vasculaire occlusie in een specifiek gebied van de hersenen vertoont symptomen van ideatorische apraxie. Op basis van Tabel 18.1, welk gebied is waarschijnlijk aangedaan?
Na een traumatisch hersenletsel vertoont een patiënt aanhoudende problemen met ruimtelijke oriëntatie. Welke hersenregio is volgens Tabel 18.1 het meest waarschijnlijk beschadigd?
Na een traumatisch hersenletsel vertoont een patiënt aanhoudende problemen met ruimtelijke oriëntatie. Welke hersenregio is volgens Tabel 18.1 het meest waarschijnlijk beschadigd?
Een patiënt heeft moeite zijn aandacht te richten en is snel afgeleid. Op basis van de informatie, welke combinatie van structuren is waarschijnlijk het meest betrokken bij deze symptomen?
Een patiënt heeft moeite zijn aandacht te richten en is snel afgeleid. Op basis van de informatie, welke combinatie van structuren is waarschijnlijk het meest betrokken bij deze symptomen?
Een patiënt presenteert zich met een verminderd vermogen om objecten te herkennen door aanraking, ondanks intacte somatosensorische input. Welke cerebrale cortex is waarschijnlijk aangedaan?
Een patiënt presenteert zich met een verminderd vermogen om objecten te herkennen door aanraking, ondanks intacte somatosensorische input. Welke cerebrale cortex is waarschijnlijk aangedaan?
Welke van de volgende omschrijvingen geeft het beste het verschil weer tussen instrumentele en uitvoerende functies?
Welke van de volgende omschrijvingen geeft het beste het verschil weer tussen instrumentele en uitvoerende functies?
Een patiënt met een prefrontale laesie vertoont apathie, initiatiefloosheid en perseveratie. Welke impact heeft dit waarschijnlijk op het onderzoek van zijn instrumentele functies?
Een patiënt met een prefrontale laesie vertoont apathie, initiatiefloosheid en perseveratie. Welke impact heeft dit waarschijnlijk op het onderzoek van zijn instrumentele functies?
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een vlakke en monotone spraak (aprosodie) bij een patiënt?
Wat is de meest waarschijnlijke oorzaak van een vlakke en monotone spraak (aprosodie) bij een patiënt?
Bij meer dan 90% van de mensen is de linkerhemisfeer dominant voor taalfuncties. Wat betekent dit voor de gevolgen van een laesie in de linkerhemisfeer in vergelijking met een laesie in de rechterhemisfeer?
Bij meer dan 90% van de mensen is de linkerhemisfeer dominant voor taalfuncties. Wat betekent dit voor de gevolgen van een laesie in de linkerhemisfeer in vergelijking met een laesie in de rechterhemisfeer?
Een patiënt heeft moeite met het starten van taken, vertoont een gebrek aan doorzettingsvermogen en heeft moeite met het aanpassen aan nieuwe situaties. Welke functies zijn waarschijnlijk gestoord?
Een patiënt heeft moeite met het starten van taken, vertoont een gebrek aan doorzettingsvermogen en heeft moeite met het aanpassen aan nieuwe situaties. Welke functies zijn waarschijnlijk gestoord?
Wat is het voornaamste verschil tussen afasie en mutisme, gezien hun neurologische oorsprong?
Wat is het voornaamste verschil tussen afasie en mutisme, gezien hun neurologische oorsprong?
Welke functie wordt primair toegeschreven aan het centrum van Wernicke in de hersenen?
Welke functie wordt primair toegeschreven aan het centrum van Wernicke in de hersenen?
Hoe beïnvloedt een laesie in het centrum van Broca de taalvaardigheid van een patiënt?
Hoe beïnvloedt een laesie in het centrum van Broca de taalvaardigheid van een patiënt?
Waarom kunnen patiënten met laesies aan de periferie van het stroomgebied van de a. cerebri media soms nog goed nazeggen?
Waarom kunnen patiënten met laesies aan de periferie van het stroomgebied van de a. cerebri media soms nog goed nazeggen?
In welke hemisfeer bevinden zich de taalgebieden van Broca en Wernicke bij de meeste mensen?
In welke hemisfeer bevinden zich de taalgebieden van Broca en Wernicke bij de meeste mensen?
Flashcards
Hogere cerebrale functies
Hogere cerebrale functies
Functies zoals waarnemen, herinneren, redeneren, plannen en emoties.
Cognitieve functies
Cognitieve functies
Functies gerelateerd aan kennen en intellect, zoals waarnemen, geheugen en redeneren.
Conatieve functies
Conatieve functies
Functies gerelateerd aan motivatie, aandrift, initiatief en wilsbesluiten.
Affectieve functies
Affectieve functies
Signup and view all the flashcards
Deelfuncties
Deelfuncties
Signup and view all the flashcards
Perseveratie
Perseveratie
Signup and view all the flashcards
Gestoorde aandacht
Gestoorde aandacht
Signup and view all the flashcards
Verwaarlozing (Neglect)
Verwaarlozing (Neglect)
Signup and view all the flashcards
Anosognosie
Anosognosie
Signup and view all the flashcards
Lichaamshelft verwaarlozing
Lichaamshelft verwaarlozing
Signup and view all the flashcards
Hogere cerebrale functies locatie
Hogere cerebrale functies locatie
Signup and view all the flashcards
Cognitieve cortexgebieden
Cognitieve cortexgebieden
Signup and view all the flashcards
Conatieve cortexgebied
Conatieve cortexgebied
Signup and view all the flashcards
Affectieve systeem
Affectieve systeem
Signup and view all the flashcards
Deelfuncties van 'zien'
Deelfuncties van 'zien'
Signup and view all the flashcards
Aandacht
Aandacht
Signup and view all the flashcards
Concentratie
Concentratie
Signup and view all the flashcards
Belangrijk voor Aandacht
Belangrijk voor Aandacht
Signup and view all the flashcards
Gebieden voor gerichte aandacht
Gebieden voor gerichte aandacht
Signup and view all the flashcards
Gevolgen van Aandachtsstoornissen
Gevolgen van Aandachtsstoornissen
Signup and view all the flashcards
Instrumentele Functies
Instrumentele Functies
Signup and view all the flashcards
Uitvoerende Functies
Uitvoerende Functies
Signup and view all the flashcards
Symptomen Uitvoerende Functie Stoornis
Symptomen Uitvoerende Functie Stoornis
Signup and view all the flashcards
Dominante Hemisfeer
Dominante Hemisfeer
Signup and view all the flashcards
Gevolgen Hemisfeer Laesies
Gevolgen Hemisfeer Laesies
Signup and view all the flashcards
Afasie
Afasie
Signup and view all the flashcards
Mutisme
Mutisme
Signup and view all the flashcards
Centrum van Broca
Centrum van Broca
Signup and view all the flashcards
Centrum van Wernicke
Centrum van Wernicke
Signup and view all the flashcards
Fasciculus arcuatus
Fasciculus arcuatus
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Hogere cerebrale functies: Neurologisch Onderzoek
- Functiestoornissen in het zenuwstelsel kunnen worden gelokaliseerd door het onderzoek van de hogere cerebrale functies.
- Syndroomdiagnoses worden gesteld door de combinatie van verschillende storingen, zoals bij dementie het geval is.
- Informatie over de hogere cerebrale functies kan worden verkregen uit de ziektegeschiedenis en observatie
- Gerichte informatie kan worden verkregen door eenvoudige tests aan het bed of in de spreekkamer.
- Het is belangrijk om schroom te overwinnen voor het stellen van eenvoudige vragen, leg de patient uit dat het om een routine onderzoek gaat
- Het opleidingsniveau van de patiënt moet in aanmerking worden genomen bij de interpretatie van het onderzoek.
Stemming en gedrag bij Neurologisch Onderzoek
- Stemmingsstoornissen, zoals depressie, angst of verhoogde prikkelbaarheid, zijn vaak snel duidelijk.
- Motoriek en denken kunnen vertraagd worden bij bepaalde neurologische aandoeningen.
- Het is belangrijk expliciet naar een sombere stemming te vragen aan de patient.
- Spontaan gedrag, initiatief, persevereren, echolalie en ongevraagde imitatie spelen een rol bij de observatie.
- Deze symptomen komen vooral voor bij frontale laesies.
Aandacht, Concentratie en Oriëntatie bij Neurologisch Onderzoek
- Aandacht en concentratie kunnen worden getest door van 100 zeven af te trekken.
- Of de dagen van de week in omgekeerde volgorde op te noemen.
- Oriëntatie in tijd, plaats en persoon: vragen naar dag, datum, locatie en identiteit van de onderzoeker.
Geheugen bij Neurologisch Onderzoek
- Werkgeheugen: Cijferreeksen nazeggen (beginnend met drie cijfers, proberen tot zeven).
- Anterograad episodisch geheugen: Drie woorden of getallen laten nazeggen en na 5-10 minuten herinneren.
- Retrograad episodisch geheugen: Vragen naar bekende feiten uit het recente en verder verwijderde verleden.
- Semantisch geheugen: Vragen aan de patiënt bijvoorbeeld uit te leggen wat een appel is.
Taal bij Neurologisch Onderzoek
- Spontane spraak: Letten op woordproductie, versprekingen (parafasieën)
- Nazeggen en Benomen. Vraag de patiënt benoemen van voorwerpen/ afgebeede voorwerpen
- Taalbegrip: Testen met eenvoudige vragen of opdrachten.
- Lezen: Een tekst laten voorlezen/opdrachten laten oplezen.
- Schrijven. dicteer een paar zinnen/ controleerr spelling
Handelen bij Neurologisch Onderzoek
- Apraxie: Een complexe handeling laten verrichten, zoals een brief opvouwen en in een envelop doen.
- Constructieve apraxie: Een kubus of huis laten natekenen (let op verwaarlozing van links).
- Kledingapraxie: aankleden observeren.
Ruimtelijk Inzicht bij Neurologisch Onderzoek
- Vragen naar bekende locaties en de route ernaartoe.
- Laat de patiënt een figuur natekenen (geeft ook inzicht in constructieve apraxie).
Waarnemen bij Neurologisch Onderzoek
- Visueel: Voorwerpen en kleuren laten benoemen, complexe scènes laten beschrijven (let op verwaarlozing, en vragen naar hallucinaties.
- Somatosensibel: Herkenning van kleine voorwerpen op de tast (stereognosie).
Abstract Denken bij Neurologisch Onderzoek
- Spreekwoorden laten verklaren.
- Verschillen of overeenkomsten benoemem.
Cognitieve Screeningsinstrumenten
- MMSE: 11 items die een aantal van de testvragen bundelt, de resultaten kunnen in totaalscore worden uitgedrukt van 0 tot 30.
Neuropsychologisch Onderzoek
- Gebruik van gestandaardiseerde tests om kwantitatieve informatie te verkriegen.
- Onderzoek van aandacht, geheugen, taal, ruimtelijk inzicht, perceptue en pratix
- Initiëren,het planmatige verloop, tempo en de flexibiliteit worden evens bekeken
- Emoties en gedrag van de patiëntworden beoordeeld
- Duurt 3 tot 4 uur
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.