🎧 New: AI-Generated Podcasts Turn your study notes into engaging audio conversations. Learn more

Orthopedagogy – Behavioral Biology Chapter 1: Introduction to Behavioral Biology
27 Questions
2 Views

Orthopedagogy – Behavioral Biology Chapter 1: Introduction to Behavioral Biology

Created by
@RedeemingPsaltery

Podcast Beta

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Koppel de volgende biologische factoren aan hun omschrijving:

Neurotransmitters = Chemische boodschappers in de hersenen Hormonen = Chemische stoffen die invloed hebben op lichaamsfuncties Erfelijkheid = Overdracht van genetisch materiaal van ouders op kinderen Prenatale factoren = Factoren die invloed hebben op de ontwikkeling van een kind voor de geboorte

Match de psychologische factoren met hun beschrijving:

Ervaring = Opdoen van kennis en vaardigheden door interactie met de omgeving Leerprocessen = Verwerven van nieuwe informatie en vaardigheden door instructie of observatie Temperament = Aangeboren neigingen en gevoeligheden die invloed hebben op gedrag Karakter = Unieke combinatie van eigenschappen die het gedrag bepalen

Koppel de omgevingsfactoren aan hun betekenis:

Gezinssituatie = De structuur en dynamiek binnen het gezin waarin iemand opgroeit Opvoeding = De manier waarop ouders of verzorgers een kind begeleiden en vormen Sociale omgeving = De interacties en relaties met anderen buiten het gezin Cultuur = De gedeelde normen, waarden en tradities van een groep mensen

Match de hersenreactie met de juiste stimulus:

<p>Foto van geliefde/eigen baby → ventraal striatum = Foto van geliefde/eigen baby → minder activiteit in de mediale frontale cortex Foto van geliefde/eigen baby = minder activiteit in de mediale frontale cortex Sociale beïnvloeding = Alarmnetwerk wordt actief</p> Signup and view all the answers

Koppel de reactie van jongeren aan het gegeven scenario:

<p>Feit dat leeftijdsgenoten andere mening hebben = Alarmnetwerk wordt actief Meer geld in pot wanneer leeftijdsgenoten toekijken = Meer activiteit in mediale prefrontale cortex Jonge adolescenten zijn meer beïnvloedbaar dan oudere adolescenten = Alarmnetwerk wordt actief = Jongeren passen hun eigen mening aan</p> Signup and view all the answers

Verbind het begrip met de juiste definitie:

<p>Genetica of erfelijkheidsleer = Wetenschap die verklaring tracht te vinden voor overeenkomsten en verschillen tussen levende wezens en hun nakomelingen Mediale prefrontale cortex = Meer activiteit bij jongeren wanneer leeftijdsgenoten toekijken Ventriculaire striatum = Hersenreactie bij het zien van een geliefde/eigen baby Alarmnetwerk = Wordt actief wanneer jongeren geconfronteerd worden met andere meningen van leeftijdsgenoten</p> Signup and view all the answers

Koppel de activiteit in de hersenen aan het juiste scenario:

<p>Minder activiteit in mediale frontale cortex = Foto van geliefde/eigen baby Meer geld in pot wanneer leeftijdsgenoten toekijken = Meer activiteit in mediale prefrontale cortex Jongeren passen hun eigen mening aan = Alarmnetwerk wordt actief =</p> Signup and view all the answers

Verbind de leeftijdsgroep met hun mate van beïnvloedbaarheid:

<p>Jonge adolescenten = Meer beïnvloedbaar dan oudere adolescenten Oudere adolescenten = Kinderen = Volwassenen =</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende begrippen aan hun betekenis: Nature Interactionistisch standpunt

<p>Nature Interactionistisch standpunt = Menselijk gedrag wordt verklaard door aanleg, omgeving en interactie tussen aangeboren en omgevingsfactoren Nurture = Menselijk gedrag wordt verklaard door erfelijke/aangeboren/biologische factoren Homeostase = Het proces dat erop gericht is om het evenwicht in het menselijk lichaam te bewaren Feedback = Terugkoppeling</p> Signup and view all the answers

Koppel de onderstaande begrippen aan hun functie in het homeostaseproces: Sensor

<p>Sensor = Registreert veranderingen Detector = Lichaam Controlecentrum = Brein (ontvangt en verwerkt) Effector = Klieren/spieren (zorgt voor aanpassingen)</p> Signup and view all the answers

Verbind de volgende concepten met hun beschrijving: Evolutietheorie in een notendop

<p>Genetische variatie = Binnen elke soort bestaan er individuele verschillen die erfelijk zijn Adaptatie = Aanpassing aan de (veranderende) omgeving Natuurlijke selectie = Eigenschappen die niet goed aansluiten bij de omgeving bedreigen de overlevings- en voortplantingskansen van het individu Evolutiepsychologie = Onderzoekt of en op welke manier menselijk gedrag verklaard kan worden vanuit de evolutietheorie</p> Signup and view all the answers

Match de volgende begrippen met hun betekenis: Polygamie

<p>Polygamie = Zoogdieren ouderlijke investering is ongelijk en sneller opgroeien Monogamie = Mensen gelijkere ouderlijke investering en opgroeien duurt lang Keuze van partner - Vrouwen = Gaan op zoek naar behulpzame, betrouwbare partner als vader voor hun kinderen die een hulp kan zijn bij de zorg voor de kinderen Keuze van partner - Mannen = Zoeken jeugdigheid, seksuele aantrekkelijkheid meer kans op reproductief succes (= biologisch succesvol)</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende begrippen aan hun rol in evolutie: Darwin in de supermarkt

<p>Evolutie als dikmaker = Pijn: evolutionaire (on)zin</p> Signup and view all the answers

Koppel onderstaande begrippen aan hun kenmerken: Positieve feedbackmechanismen

<p>Positieve feedbackmechanismen = De reactie is meer van hetzelfde Negatieve feedbackmechanismen = De reactie is tegenovergesteld Genetische variatie = Binnen elke soort bestaan er individuele verschillen die erfelijk zijn Polygamie-monigamie = Zoogdieren ouderlijke investering is ongelijk en sneller opgroeien polygaam</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende consequenties van roken tijdens zwangerschap met de juiste effecten:

<p>Zuurstofgehalte vermindert in bloed = Hoeveelheid koolmonoxide in bloed verhoogt Hoeveelheid beschikbare zuurstof voor foetus neemt snel af = Nicotine vertraagt ademhaling foetus Versnelt hartslag = Verhoogd risico op miskraam en grotere kans op sterfte in babytijd Caffeïnegebruik van de moeder = Grote hoeveelheden cafeïne kunnen schadelijk zijn</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende effecten van stress bij de moeder tijdens zwangerschap met de juiste gevolgen:

<p>Hebben invloed op prenataal en postnataal gedrag en gezondheid = Verhoogde stress meer kans op prematuur en te laag geboortegewicht Prenatale factoren bij de vader = Roken: als vader rookt, rookt moeder 'mee': ook schadelijk! Hoe meer vader rookt, hoe lager geboortegewicht van baby = Alcohol en drugs: chromosomale schade, ook prenatale omgeving</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende gevolgen van roken tijdens zwangerschap met de juiste effecten:

<p>Zuurstofgehalte vermindert in bloed = Versnelt hartslag Hoeveelheid koolmonoxide in bloed verhoogt = Hoeveelheid beschikbare zuurstof voor foetus neemt snel af Nicotine vertraagt ademhaling foetus = Verhoogd risico op miskraam en grotere kans op sterfte in babytijd Caffeïnegebruik van de moeder = Grote hoeveelheden cafeïne kunnen schadelijk zijn</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende consequenties van stress bij de moeder tijdens zwangerschap met de juiste effecten:

<p>Hebben invloed op prenataal en postnataal gedrag en gezondheid = Roken: als vader rookt, rookt moeder 'mee': ook schadelijk! Verhoogde stress meer kans op prematuur en te laag geboortegewicht = Hoe meer vader rookt, hoe lager geboortegewicht van baby Alcohol en drugs: chromosomale schade, ook prenatale omgeving = Versnelt hartslag</p> Signup and view all the answers

Koppel de volgende effecten van roken tijdens zwangerschap met de juiste gevolgen:

<p>Nicotine vertraagt ademhaling foetus = Hoeveelheid koolmonoxide in bloed verhoogt Versnelt hartslag = Verhoogd risico op miskraam en grotere kans op sterfte in babytijd Caffeïnegebruik van de moeder = Grote hoeveelheden cafeïne kunnen schadelijk zijn Zuurstofgehalte vermindert in bloed = Hoeveelheid beschikbare zuurstof voor foetus neemt snel af</p> Signup and view all the answers

Koppel het genetische syndroom met de juiste beschrijving:

<p>Duchenne spierdystrofie = Start op jonge leeftijd en heeft een ernstig verloop Becker spierdystrofie = Start later en heeft een milder verloop Downsyndroom = Trisomie-21 met specifieke lichamelijke en verstandelijke kenmerken Turnersyndroom = Slechts één X-chromosoom met fenotypisch meisje zonder normale seksuele ontwikkeling</p> Signup and view all the answers

Koppel de genetische vererving met de juiste beschrijving:

<p>Polygenie = Verschillende genen op verschillende loci werken samen Multifactoriële overerving = Meerdere erfelijke factoren spelen tegelijk een rol Mozaïek trisomie = Mutatie in 1 cellijn met normale en afwijkende cellen Autosomaal partiële trisomie door translocatie = Stukje extra chromosoom in bevruchte eicel</p> Signup and view all the answers

Koppel de aandoening of syndroom met de juiste kenmerken:

<p>Scoliose = Scheefgroei van de rug Klinefelter (XXY) = Ontwikkeling verloopt trager, kans op borstontwikkeling Turnersyndroom (XO) = Klein gestalte, brede platte borstkas, korte hals Spina bifida = Aangeboren aandoening door ontwikkelingsstoornis van ruggenmerg</p> Signup and view all the answers

Koppel de genoommutatie met de juiste beschrijving:

<p>Trisomie = 1 chromosoom te veel of compleet extra chromosoom Monosomie = 1 chromosoom te weinig Complete trisomie = Volledig extra chromosoom dat niet erfelijk is Partiële trisomie door translocatie = Stukje extra chromosoom bij samensmelting van gameten</p> Signup and view all the answers

Koppel de preventieve maatregel met het juiste risico:

<p>0,4 mg foliumzuur per dag innemen = Risicoverhoging bij tekort aan Vit B11 of foliumzuur 4 mg foliumzuur per dag innemen = Verhoogd risico op spina bifida Foliumzuur innemen van kinderwens tot 3 maanden na conceptie = Preventie van bepaalde aandoeningen Vitamine B11 supplement bij verhoogd risico = Risicoverhoging voor genetische mutaties</p> Signup and view all the answers

Koppel de erfelijke variant met de juiste omschrijving:

<p>Volledige trisomie = Compleet extra chromosoom dat niet erfelijk is Partiële mozaïek trisomie = Extra stukje chromosoom in bevruchte eicel door gametenfusie Monosomie bij translocatie = 1 chromosoom te weinig die erfelijk is Complete autosomale trisomie door translocatie = Extra stukje chromosoom in gameten bij vorming van eicel</p> Signup and view all the answers

Koppel de genetische mutatie met het juiste effect op het lichaam:

<p>Genoommutaties = Verandering in aantal chromosomen zoals trisomie en monosomie Modificatie van genen = Verandering in genexpressie door andere genen of milieu-invloeden Multifactoriële overerving = Combinatie van erfelijke factoren voor ontwikkeling van een kenmerk Trisomie-21 (Downsyndroom) = Specifieke lichamelijke en verstandelijke kenmerken zoals hartafwijkingen</p> Signup and view all the answers

Koppel het fenotype aan het juiste genetisch syndroom:

<p>Mannelijk fenotype, langzamere ontwikkeling, kans op gynaecomastie = Klinefelter (XXY) Fenotypisch meisje, geen normale seksuele ontwikkeling, klein gestalte = Turnersyndroom (XO) Jongens met extra X-chromosoom, secundaire geslachtskenmerken blijven beperkt = Klinefelter (XXY) Specifieke lichamelijke en verstandelijke kenmerken, vaker hartafwijkingen = Downsyndroom</p> Signup and view all the answers

Use Quizgecko on...
Browser
Browser