Nucleinezuren: Bouwstenen en Functies

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende beweringen over DNA en RNA is juist?

  • Adenine paart met thymine in DNA, en met uracil in RNA. (correct)
  • RNA is verantwoordelijk voor de opslag van genetische informatie.
  • DNA heeft een enkele streng, terwijl RNA dubbelstrengs is.
  • RNA bevat thymine zoals DNA.

Wat wordt bedoeld met het centrale dogma van de moleculaire biologie?

  • Eiwitten worden direct gesynthetiseerd uit ribosomen.
  • mRNA wordt vervaardigd uit DNA door transcriptie. (correct)
  • Dna-associatie voorkomt eiwitsynthese.
  • DNA wordt omgezet in eiwit via replicatie.

Welke functie vervult de RNA-primer tijdens de replicatie?

  • Het verbindt de DNA-strengen na replicatie.
  • Het verwijdert fouten in de DNA-sequentie.
  • Het start de synthese van een nieuw DNA-streng. (correct)
  • Het versterkt de zwakke bindingen in DNA.

Wat is de functie van een startcodon en een stopcodon in de eiwitsynthese?

<p>Ze markeren het begin en het einde van de eiwitsynthese. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende componenten is NIET direct betrokken bij translatie?

<p>DNA (A)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

DNA-bouwsteen

De nucleotide, een bouwsteen van DNA en RNA, bestaat uit drie onderdelen: een fosfaatgroep, een suiker (desoxyribose in DNA, ribose in RNA) en een stikstofhoudende base (adenine (A), thymine (T), guanine (G) of cytosine (C)).

Belangrijke verschillen RNA en DNA

RNA heeft ribose als suiker, terwijl DNA desoxyribose heeft. RNA is enkelstrengs, terwijl DNA dubbelstrengs is.

Waterstofbruggen tussen basenparen

Adenine (A) vormt twee waterstofbruggen met thymine (T), guanine (G) vormt drie waterstofbruggen met cytosine (C).

Complementaire streng bepalen

De complementaire streng van 5' ATTCCGTAAACGTG 3' is 3' TAAGGCAATTTGCA 5'.

Signup and view all the flashcards

Replicatie

Het proces waarbij DNA wordt verdubbeld. De twee DNA-strengen scheiden, en elke streng dient als sjabloon voor de synthese van een nieuwe complementaire streng.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Nucleinezuren: Bouwstenen en Functies

  • De bouwstenen van DNA en RNA zijn nucleotiden.
  • Een nucleotide bestaat uit drie onderdelen: een suiker (deoxyribose in DNA, ribose in RNA), een fosfaatgroep en een stikstofbase.
  • Twee belangrijke verschillen tussen RNA en DNA zijn: RNA bevat ribose, DNA deoxyribose; RNA bevat uracil (U) in plaats van thymine (T) in DNA.
  • Adenine (A) baseparen met thymine (T) en guanine (G) met cytosine (C).
    • Tussen A en T zijn er twee waterstofbruggen.
    • Tussen G en C zijn er drie waterstofbruggen.

DNA-sequentie en Complementaire streng

  • Gegeven de sequentie: 5’ ATTCCGTAAACGTG 3’
  • De complementaire streng is: 3’ TAAGGTCATTGCAC 5’

Centraal Dogma

  • Het centrale dogma beschrijft de flow van genetische informatie: DNA → RNA → eiwit.
  • Het overschrijven van DNA naar mRNA wordt transcriptie genoemd.
  • Het omzetten van mRNA naar eiwit wordt translatie genoemd.
  • Het verdubbelen van DNA wordt replicatie genoemd.

Enzymen en Locaties van Synthese

  • Het sleutelenzym bij transcriptie is RNA-polymerase.
  • mRNA wordt aangemaakt in de kern van een eukaryote cel. (Juist)
  • rRNA wordt aangemaakt in de kern van een eukaryote cel. (Juist)
  • tRNA (zonder AZ) wordt aangemaakt in de kern van een eukaryote cel. (Juist)
  • Productie van een eiwit vindt niet plaats in de celkern van een eukaryotische cel. (Fout)

Componenten van Translatie

  • Componenten nodig voor translatie: mRNA, tRNA, ribosomen, aminozuren, enzymen.

Eiwitcodering

  • De gegeven DNA-sequentie (5'AUGAAGUUUGGCUAATTCCCTCTA3') codeert voor een eiwit. (De exacte aminozuurvolgorde moet met een genetisch code-tabel worden uitgelegd.)

Codons en Functies

  • Startcodon: AUG (methionine)
  • Stopcodons: UAA, UAG, UGA
  • Start- en stopcodons signaliseren het begin en einde van de synthese van een eiwit.

Componenten bij Translatie

  • Van de gegeven opties is DNA NIET direct betrokken bij translatie.

tRNA en Transfer

  • tRNA transporteert aminozuren.

Degenerate Code

  • De genetische code is gedegenereerd, wat betekent dat meerdere codons voor hetzelfde aminozuur kunnen coderen.

Stadia's van Translatie

  • Initiatie (start), elongatie (verlenging), terminatie (stop).

Replicatie: De Dubbeling van DNA

  • Bij replicatie ontstaan twee identieke DNA-moleculen vanuit een enkel origineel.
  • Een RNA-primer is een korte RNA-sequentie die als startpunt dient voor DNA-polymerase tijdens replicatie.
  • Leading strand: Continu gevormd, lagging strand: Discontinu gevormd in Okazaki-fragmenten.
  • Okazaki-fragmenten zijn korte stukken DNA die worden gevormd op de lagging strand tijdens de replicatie van DNA.
  • Er kunnen geen 2 continue strengen gevormd worden omdat de DNA-polymerase alleen van 5' naar 3' kan werken, en de DNA-moleculen worden gedubbeld antiparallel zijn.
  • Proofreading: Dit proces verwijdert fouten die tijdens replicatie zijn gemaakt.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

More Like This

Nucleic Acids: DNA and RNA Structure
15 questions
Acidi Nucleici: DNA e RNA
30 questions

Acidi Nucleici: DNA e RNA

PortableJasper4463 avatar
PortableJasper4463
Nucleic Acid Structure and Function
5 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser