Podcast
Questions and Answers
Waar bevindt de nier zich in het menselijk lichaam?
Waar bevindt de nier zich in het menselijk lichaam?
- Retroperitoneaal, ter hoogte van de eerste lumbale wervel (correct)
- Retroperitoneaal, ter hoogte van de eerste thoracale wervel
- Intraperitoneaal, ter hoogte van de eerste thoracale wervel
- Intraperitoneaal, ter hoogte van de eerste lumbale wervel
Welk proces vindt er niet plaats in het dikke stijgende deel van de lis van Henle?
Welk proces vindt er niet plaats in het dikke stijgende deel van de lis van Henle?
- Reabsorptie van calcium en magnesium
- Verdere verdunning van de voorurine
- Reabsorptie van keukenzout middels ATP
- Reabsorptie van water (correct)
Welke bewering over de distale tubulus is correct?
Welke bewering over de distale tubulus is correct?
- De distale tubulus is functioneel vergelijkbaar met het dalende deel van de lis van Henle.
- De osmolariteit in de distale tubulus neemt toe door waterreabsorptie.
- De distale tubulus bevat uitsluitend principale cellen.
- De distale tubulus is via verbindingsbuisjes verbonden met het verzamelbuizensysteem. (correct)
Welke functie wordt niet toegeschreven aan de medullaire verzamelbuis?
Welke functie wordt niet toegeschreven aan de medullaire verzamelbuis?
Wat is het effect van ADH op de permeabiliteit van de epitheelcellen in de verzamelbuis?
Wat is het effect van ADH op de permeabiliteit van de epitheelcellen in de verzamelbuis?
Welke van de volgende beweringen met betrekking tot de hormonale functie van de nieren is correct?
Welke van de volgende beweringen met betrekking tot de hormonale functie van de nieren is correct?
Welke van de volgende factoren heeft geen directe invloed op de bloeddruk?
Welke van de volgende factoren heeft geen directe invloed op de bloeddruk?
Wat is het directe effect van angiotensine II?
Wat is het directe effect van angiotensine II?
Welke bewering over de werking van aldosteron is correct?
Welke bewering over de werking van aldosteron is correct?
Wat is de functie van atriaal natriuretisch peptide (ANP) in relatie tot de bloeddruk?
Wat is de functie van atriaal natriuretisch peptide (ANP) in relatie tot de bloeddruk?
Wat is de relatie tussen zuurstofverbruik en tubulair transport in de nieren?
Wat is de relatie tussen zuurstofverbruik en tubulair transport in de nieren?
Welk effect heeft sympathische innervatie op de proximale tubulus?
Welk effect heeft sympathische innervatie op de proximale tubulus?
Hoe wordt de Renal Plasma Flow (RPF) berekend?
Hoe wordt de Renal Plasma Flow (RPF) berekend?
Welke bewering over de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) is correct?
Welke bewering over de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) is correct?
Wat wordt bedoeld met de klaring van een stof in de nierfysiologie?
Wat wordt bedoeld met de klaring van een stof in de nierfysiologie?
Wat wordt gebruikt om de nierfunctie in de klinische praktijk te schatten?
Wat wordt gebruikt om de nierfunctie in de klinische praktijk te schatten?
Welke voorwaarde is essentieel om de renale plasmaflow te kunnen berekenen met behulp van een bepaalde stof?
Welke voorwaarde is essentieel om de renale plasmaflow te kunnen berekenen met behulp van een bepaalde stof?
Welke van de volgende stoffen wordt in de kliniek gebruikt om een inschatting van de RPF te maken?
Welke van de volgende stoffen wordt in de kliniek gebruikt om een inschatting van de RPF te maken?
Welke van de volgende factoren speelt een rol bij de glomerulaire ultrafiltratie?
Welke van de volgende factoren speelt een rol bij de glomerulaire ultrafiltratie?
Welke van de volgende stoffen wordt niet volledig gefiltreerd in de glomerulus?
Welke van de volgende stoffen wordt niet volledig gefiltreerd in de glomerulus?
Wat is de belangrijkste determinant van de GFR?
Wat is de belangrijkste determinant van de GFR?
Waardoor blijft de intraglomerulaire hydrostatische druk op peil ondanks filtratie?
Waardoor blijft de intraglomerulaire hydrostatische druk op peil ondanks filtratie?
Hoe wordt de renale bloedflow bepaald?
Hoe wordt de renale bloedflow bepaald?
Wat is de definitie van de filtratiefractie (FF)?
Wat is de definitie van de filtratiefractie (FF)?
Waarop berust tubuloglomerulaire feedback?
Waarop berust tubuloglomerulaire feedback?
Wat is het effect van vasoconstrictie van de afferente arteriolen op de GFR en de renale plasmaflow (RPF)?
Wat is het effect van vasoconstrictie van de afferente arteriolen op de GFR en de renale plasmaflow (RPF)?
Wat is het effect van vasoconstrictie van de efferente arteriolen op de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en de filtratiefractie (FF)?
Wat is het effect van vasoconstrictie van de efferente arteriolen op de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) en de filtratiefractie (FF)?
Wat is het gevolg van glomerulaire hypertensie?
Wat is het gevolg van glomerulaire hypertensie?
Wat is het gevolg van het gebruik van NSAIDs?
Wat is het gevolg van het gebruik van NSAIDs?
Hoe beïnvloedt angiotensine II de druk in de glomerulaire capillairen?
Hoe beïnvloedt angiotensine II de druk in de glomerulaire capillairen?
Wat gebeurt er bij het gebruik van ACE-remmers in combinatie met NSAIDs?
Wat gebeurt er bij het gebruik van ACE-remmers in combinatie met NSAIDs?
Welke factor beschermt de glomerulus tegen hypertensieve schade?
Welke factor beschermt de glomerulus tegen hypertensieve schade?
Welk effect hebben veranderingen in het effectief circulerend volume (ECF) doorgaans niet?
Welk effect hebben veranderingen in het effectief circulerend volume (ECF) doorgaans niet?
Welk effect heeft een verhoogde Cl-concentratie in de macula densa?
Welk effect heeft een verhoogde Cl-concentratie in de macula densa?
Wat is de invloed van de efferente vaattonus op de natriumreabsorptie in glomeruli en peritubulaire capillairen?
Wat is de invloed van de efferente vaattonus op de natriumreabsorptie in glomeruli en peritubulaire capillairen?
Wat doet atriaal natriuretisch peptide (ANP)?
Wat doet atriaal natriuretisch peptide (ANP)?
Wat voor een soort stoffen zijn ANP en AVP?
Wat voor een soort stoffen zijn ANP en AVP?
Flashcards
Onderdelen renale systeem
Onderdelen renale systeem
Twee nieren, bijnieren, ureters, blaas en urethra
Ligging nieren
Ligging nieren
Retroperitoneaal, ter hoogte van de eerste lumbale wervel
Functie dikke stijgende deel lis van Henle
Functie dikke stijgende deel lis van Henle
Voortzetting reabsorptie keukenzout, actief met ATP, geen waterreabsorptie
Onderdelen distale tubulus
Onderdelen distale tubulus
Signup and view all the flashcards
Functie distale tubulus
Functie distale tubulus
Signup and view all the flashcards
Functie medullaire verzamelbuis
Functie medullaire verzamelbuis
Signup and view all the flashcards
Functie aldosteron
Functie aldosteron
Signup and view all the flashcards
Functie ADH
Functie ADH
Signup and view all the flashcards
Functie epitheelcellen verzamelbuizensysteem
Functie epitheelcellen verzamelbuizensysteem
Signup and view all the flashcards
Functie renine
Functie renine
Signup and view all the flashcards
Activatie vitamine D
Activatie vitamine D
Signup and view all the flashcards
Secretie erytropoëtine (EPO)
Secretie erytropoëtine (EPO)
Signup and view all the flashcards
Afgifte prostaglandinen en kininen
Afgifte prostaglandinen en kininen
Signup and view all the flashcards
Parameters bloeddruk
Parameters bloeddruk
Signup and view all the flashcards
Systemen lage bloeddruk omhoog krijgen
Systemen lage bloeddruk omhoog krijgen
Signup and view all the flashcards
Werking zenuwstelsel en bloedvaten bij lage bloeddruk
Werking zenuwstelsel en bloedvaten bij lage bloeddruk
Signup and view all the flashcards
Werking hersenen bij lage bloeddruk
Werking hersenen bij lage bloeddruk
Signup and view all the flashcards
Werking nieren bij lage bloeddruk
Werking nieren bij lage bloeddruk
Signup and view all the flashcards
Functie nier balans
Functie nier balans
Signup and view all the flashcards
Effecten angiotensine II
Effecten angiotensine II
Signup and view all the flashcards
Gevolgen vasoconstrictie angiotensine II
Gevolgen vasoconstrictie angiotensine II
Signup and view all the flashcards
Atriaal natriuretisch peptide afgifte
Atriaal natriuretisch peptide afgifte
Signup and view all the flashcards
Functie atriaal natriuretisch peptide
Functie atriaal natriuretisch peptide
Signup and view all the flashcards
Functies atriaal natriuretisch peptide
Functies atriaal natriuretisch peptide
Signup and view all the flashcards
Energieverbruik nier
Energieverbruik nier
Signup and view all the flashcards
Effecten sympathische innervatie
Effecten sympathische innervatie
Signup and view all the flashcards
Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
Glomerulaire filtratiesnelheid (GFR)
Signup and view all the flashcards
Factoren MDRD-formule
Factoren MDRD-formule
Signup and view all the flashcards
Factoren Cockcroft-Gaultformule
Factoren Cockcroft-Gaultformule
Signup and view all the flashcards
Voorwaarden renale plasmaflow meten
Voorwaarden renale plasmaflow meten
Signup and view all the flashcards
Glomerulaire barrière ultrafiltratie
Glomerulaire barrière ultrafiltratie
Signup and view all the flashcards
Starlingkrachten
Starlingkrachten
Signup and view all the flashcards
Renale vaatweerstand
Renale vaatweerstand
Signup and view all the flashcards
Afferente regulatie filtratiedruk
Afferente regulatie filtratiedruk
Signup and view all the flashcards
Efferente regulatie filtratiedruk
Efferente regulatie filtratiedruk
Signup and view all the flashcards
Glomerulaire hypertensie
Glomerulaire hypertensie
Signup and view all the flashcards
Renine-angiotensine-aldosteron-as
Renine-angiotensine-aldosteron-as
Signup and view all the flashcards
Functie NSAID's
Functie NSAID's
Signup and view all the flashcards
Study Notes
- Week 3: Nierfysiologie, Hoofdstuk 12: Functionele anatomie van de nieren, en Hoofdstuk 13: Klaring en glomerulaire filtratie van de nier.
Bouw en Ligging van de Nier
- Het renale systeem omvat twee nieren, bijnieren, ureteren, een blaas en een urethra.
- De nieren liggen retroperitoneaal ter hoogte van de eerste lumbale wervel.
- Elke nier weegt tussen de 115 en 170 gram en beslaat ongeveer 0.5% van het totale lichaamsgewicht.
- De rechternier ligt iets meer caudaal dan de linker nier vanwege de grootte van de lever.
Dikke Stijgende Deel Lis van Henle
- Het dikke stijgende deel loopt deels door de medulla en deels door de cortex.
- Hier wordt de reabsorptie van keukenzout voortgezet, nu actief met ATP vanwege de lage concentratie in de voorurine.
- De cellen zijn dik en rijk aan mitochondriën voor dit actieve transport.
- Er is geen waterreabsorptie, waardoor de voorurine verder wordt verdund en het volume gelijk blijft.
- Calcium en magnesium worden ook gereabsorbeerd.
Distale Tubulus
- De distale tubulus is verdeeld in drie segmenten: een distaal gekromd deel, de verzamelbuis en de initiële verzamelbuis.
- De gekromde distale buis begint bij de macula densa en loopt tot de verzamelbuis.
- De verzamelbuis en de initiële/corticale verzamelbuis (ICT/CCT) bevatten intercalaire en principale cellen.
- Functioneel lijkt de distale tubulus op het dikke stijgende deel van de lis van Henle, met secundair actieve keukenzout reabsorptie.
- Er is geen waterreabsorptie en de osmolariteit daalt tot ongeveer 100 mOsm.
- De cellen zijn dik en via verbindingsbuisjes zijn de distale tubuli verbonden met het verzamelbuizensysteem.
Medullaire Verzamelbuis
- Hier bevinden zich weinig intercalaire cellen.
- De cellen dragen bij aan het transport van elektrolyten, water en ureum.
- Hoe dichter bij de ductus Bellini, hoe langer de cellen.
- De permeabiliteit van de epitheliale cellen neemt af van de proximale tubulus naar de verzamelbuis.
- De proximale tubulus heeft dus minder strakke tight junctions en een lage elektrische weerstand.
Verzamelbuizensysteem
- Het systeem heeft 4 typen epitheelcellen in 2 subgroepen: één voor zuur-base evenwicht, de ander voor keukenzout- en watertransport.
- De epitheelcellen hebben aldosteronreceptoren (RAAS) die natriumkanalen in de apicale membranen reguleren.
- Dit zorgt ervoor dat de uitscheiding van keukenzout gelijk staat aan de inname.
- ADH zorgt voor waterkanalen in de apicale membranen van epitheelcellen.
- Weinig ADH bij veel waterinname leidt tot weinig waterreabsorptie.
- Veel ADH bij weinig vochtinname leidt tot veel waterreabsorptie.
- De interstitiële ruimte heeft een hoge osmolariteit (boven 1000 mOsm) waardoor water de tubulus verlaat.
Balans
- De water- en zoutbalans is belangrijk voor het voorkomen van oedeem en hypertensie.
- De nieren reguleren ook het zuur-base evenwicht, waarbij verstoring kan leiden tot acidose.
- Daarnaast wordt de balans van andere elektrolyten gereguleerd.
Hormonale Functie
- De nieren functioneren als endocriene organen met diverse functies.
- Renine behoort tot het RAAS-systeem en beïnvloedt de systemische bloeddruk.
- Activatie van vitamine D speelt een rol bij de calciumhuishouding.
- Secretie van erytropoëtine (EPO) draagt bij aan de ontwikkeling van rode bloedcellen.
- Afgifte van prostaglandinen en kininen spelen een rol bij de circulatie in de nieren.
Bloeddruk en Renine-Angiotensine-Aldosteron Systeem
- De ideale bloeddruk is 120/80 mmHg, hypertensie is 140/90 mmHg of hoger, hypotensie is 90/60 mmHg of lager.
- De bloeddruk is afhankelijk van de perifere weerstand en de cardiac output (hartminuutvolume).
- Cardiac output is het product van de hartslagfrequentie en het slagvolume.
- Er zijn drie systemen om de bloeddruk te verhogen:
- Zenuwstelsel en bloedvaten (snel): baroreceptoren activeren de sympathicus voor verhoogde hartslag en vasoconstrictie.
- Hersenen (langzaam): de hypofyse maakt ADH aan voor het vasthouden van vocht en verhoging van het bloedvolume.
- Nieren (langzaam): baroreceptoren in afferente arteriolen activeren renine-uitscheiding en het RAAS-systeem.
Renine-Angiotensine-Aldosteron Systeem (RAAS)
- Het RAAS heeft een direct effect op de nieren.
- Pro-renine en renine worden aangemaakt in de nier door de juxtaglomerulaire cellen.
- Renine zet angiotensinogeen om in angiotensine I, wat door ACE wordt omgezet in angiotensine II.
- Angiotensine II zorgt voor vasoconstrictie en de aanmaak van aldosteron in de bijnieren.
- Aldosteron zorgt voor natriumretentie in de niertubulus, waardoor er meer water wordt vastgehouden.
- Angiotensine II zorgt voor een dorstprikkel en samenknijpen van het efferente vat, wat de filtratiedruk verhoogt.
- Bij nierschade moet dit systeem geblokkeerd worden met angiotensinogeen-receptor-blokkers of ACE-remmers.
Bloeddrukverlagend Systeem
- Om een hoge bloeddruk te verlagen, gebruikt het lichaam natriuretische peptiden.
- Atriaal natriuretisch peptide (ANP) is het belangrijkst en wordt afgegeven bij uitrekking van de volume receptoren in het hart.
- ANP functies:
- Extra natrium uitscheiding.
- Vermindering van het dorstgevoel.
- Remming van ADH en aldosteron afgifte.
- Vasodilatatie.
Tubulair Transport
- De nieren hebben een hoog zuurstofverbruik door actief tubulair transport.
- De terugresorptie van natrium via de Natrium-Kalium-ATPase pomp vereist veel ATP.
- Natrium is het belangrijkste osmotisch actieve deeltje in de bloedbaan (ongeveer 140 mmol).
- 90% van de renale blood flow loopt door de cortex en slechts 10% door de medulla.
- De medullaire zuurstofspanning is veel lager is dan die in het arteriële bloed.
Innervatie
- De nieren worden volledig sympathisch geïnnerveerd.
- Sympathische vezels geven norepinefrine en dopamine af, wat leidt tot:
- Vasoconstrictie.
- Versterking van de reabsorptie van Na+.
- Stimulatie van secretie van renine.
Hemodynamiek van de Nier
- De nieren ontvangen 20% van de cardiac output.
- De Renal Blood Flow (RBF) is dus 0,2 x CO.
- De nefronen ultrafiltreren alleen het bloedplasma (ongeveer 55% van het totale bloedvolume).
- De Renal Plasma Flow (RPF) is dus (1-Ht) × RBF.
- De glomerulaire filtratiesnelheid (GFR) is de hoeveelheid plasma die per tijdseenheid wordt geultrafiltreerd.
- Voor een gezonde volwassen man ligt de GFR rond de 125 ml/min of 180 L/24h.
- Van die 125 ml/min wordt 124 ml/min geresorbeerd, dus de diurese is 1 ml/min.
- De dagelijkse urineproductie is gemiddeld 1,5 tot 2 liter per dag.
Glomerulaire Filtratie
- De nier bestaat uit een bundel van essentiële gespecialiseerde bloedvaten.
- De renale bloedflow naar de nier is ongeveer één liter per minuut.
- De drijvende kracht achter de glomerulaire filtratie is hemodynamica.
- Door glomerulaire filtratie wordt 180 liter per dag en zo'n 125 ml per minuut gefiltreerd.
- Naarmate iemand ouder wordt, neemt deze filtratiesnelheid af, omdat nefronen bij het ouder worden degraderen.
Glomerulaire Filtratiesnelheid en Klaring
- De klaring van een stof is het (virtuele) plasmavolume dat in zijn geheel geklaard wordt van deze stof gedurende een gegeven tijd.
- De klaring wordt bepaald door de glomerulaire filtratiesnelheid (GFR), de tubulaire resorptie en de tubulaire secretie.
- De GFR is het totale volume van voorurine dat per tijdseenheid door alle glomeruli van beide nieren door het kaneel van Rouman gefilterd wordt.
- In de klinische praktijk wordt de estimated (geschatte) GFR uitgerekend.
- De MDRD-formule of de CKD-EPI-formule: op basis van het plasmacreatinine, de leeftijd, het geslacht en de etniciteit om de spiermassa (Ucreat) in te schatten. is vooral geschikt bij populatiestudies en is van prognostische waarde.
- Cockcroft-Gaultformule: schatting van de creatinineklaring op basis van het plasmacreatinine, de leeftijd, het geslacht en het lichaamsgewicht,wordt veel gebruikt voor berekening van geneesmiddelen doseringen.
Van Klaring naar Renale Plasmaflow
- Stof X moet voldoen aan de volgende voorwaarden om er de renale plasmaflow mee te kunnen berekenen:
- Stof X wordt volledig uit het plasma geklaard door de nieren.
- Stof X wordt vrij gefiltreerd en uitgescheiden (gesecerneerd).
- Er vindt geen reabsorptie plaats.
- Er is geen stof X traceerbaar in de niervene.
- Para-aminohippuurzuur (PAH) is een stof die aan deze voorwaarden voldoet. de klaring van PAH is gelijk aan de RPF.
Glomerulaire Ultrafiltratie
- Factoren die een rol spelen bij de ultrafiltratie zijn:
- De glomerulaire barrière: verloopt via grootte-, lading- en vormselectiviteit (Kleine deeltjes worden volledig gefiltreerd., Grotere deeltjes kunnen in gezonde toestand niet door de glomerulaire filtratiemembraan.)
- Starlingkrachten: de hydrostatische druk en de oncotische druk (De glomerulaire hydrostatische druk is verreweg de belangrijkste determinant van de GFR).
Renale Vaatweerstand, Renale Bloedflow en Filtratie
- De renale bloedflow wordt bepaald door de perfusiedruk en de totale renale vaatweerstand (afferent en efferent).
- De GFR wordt bepaald door de renale plasmaflow, balans tussen tonus in de afferente en efferente vaten en de filtratiefractie (FF).
- De afferente vaattonus is afhankelijk van:
- Myogene autoregulatie door de afferente arteriole.
- Tubuloglomerulaire feedback
- De efferente vaattonus wordt gereguleerd door het RAAS systeem.
Glomerulaire Hypertensie
- Bij mensen met diabetes mellitus, obesitas, hypertensie of bij het verlies aan nefronen, vindt er een verminderde regulatie plaats aan de afferente kant van de glomerulus.
- Hierdoor neemt het aanbod van bloed in de glomerulus toe en ontstaat een toegenomen ultrafiltratie en GFR.
- Als gevolg hiervan wordt het RAAS systeem geactiveerd.
Effect van NSAIDs en ACE-Remmers
- Veranderingen in het effectief circulerend volume (ECF) hebben verschillende effecten:
- Renine-angiotensine-aldosteron-as: angiotensine II zorgt vaak voor vasoconstrictie van de efferente arteriole, waardoor de druk in de capillairen toeneemt. (ACE-remmers grijpen aan op het angiotensine II systeem).
- Sympathische zenuwen
- Arginine vasopressine AVP (vroeger ADH genoemd)
- ANP
- Prostaglandine NSAIDs blokkeren prostaglandines en zorgen voor vasoconstrictie in de afferente arteriolen.
- Bij het gebruik van ACE-remmers in combinatie met NSAIDs daalt de druk en daardoor de GFR enorm, waardoor acute nierschade kan ontstaan.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.