Nederlandse werkwoorden Quiz
7 Questions
5 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is de Nederlandse vertaling van 'to swim'?

  • denken
  • zwemmen (correct)
  • studeren
  • nemen

Welke van de volgende woorden betekent 'to trust'?

  • vertrouwen (correct)
  • bedreigen
  • vertaal
  • wachten

Wat is de juiste betekenis van 'aandraken'?

  • verkopen
  • proberen
  • zitten
  • aanraken (correct)

Welke term betekent 'to write down'?

<p>opschrijven (D)</p> Signup and view all the answers

Wat ondersteunt de betekenis van 'to try'?

<p>proberen (C)</p> Signup and view all the answers

Wat betekent 'to unite' in het Nederlands?

<p>verenigen (B)</p> Signup and view all the answers

Welke definitie past bij 'to understand'?

<p>begrijpen (B)</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Vertalen

Een tekst vanuit de ene taal omzetten in de andere taal.

Bedreigen

Iemand bang maken door te zeggen dat je hem kwaad zult doen.

Aanraken

Iets of iemand met je hand(en) aanraken.

Vertrouwen

Geloven dat iemand betrouwbaar is.

Signup and view all the flashcards

Proberen

Iets doen om te zien of het lukt.

Signup and view all the flashcards

Onderschatten

Te weinig waarde geven aan iets of iemand.

Signup and view all the flashcards

Begrijpen

De betekenis van iets weten.

Signup and view all the flashcards

Verenigen

Verschillende dingen of groepen samenvoegen.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Nederlandse werkwoorden (verbs)

  • studeren [stʉ'derən] - to study
  • zwemmen ['zwɛmən] - to swim
  • nemen ['nemən] - to take
  • denken ['dɛnkən] - to think
  • bedreigen [bə'drɛjxən] - to threaten
  • aanraken ['ānrakən] - to touch
  • vertalen [vər'talən] - to translate
  • vertrouwen [vər'trauwən] - to trust
  • proberen [prɔ'berən] - to try
  • afslaan ['afslān] - to turn (e.g., left)
  • onderschatten ['ɔndər'sxatən] - to underestimate
  • begrijpen [bə'xrɛjpən] - to understand
  • verenigen [və'rɛnixən] - to unite
  • wachten ['waxtən] - to wait
  • willen ['wilən] - to want
  • waarschuwen ['wārsxjuvən] - to warn
  • werken ['wɛrkən] - to work
  • schrijven ['sxrɛjvən] - to write
  • opschrijven ['ɔpsxrɛjvən] - to write down
  • verkopen [vɛr'kɔpən] - to sell
  • sturen ['stʉrən] - to send
  • schieten ['sxitən] - to shoot
  • schreeuwen ['sxrēwən] - to shout
  • tonen ['tɔnən] - to show
  • ondertekenen ['ɔndər'tekənən] - to sign
  • gaan zitten [xān 'zitən] - to sit down
  • glimlachen ['xlimlahən] - to smile
  • spreken ['sprekən] - to speak
  • stelen ['stelən] - to steal
  • stoppen ['stɔpən] - to stop
  • ophouden ['ɔphaudən] - to stop (in a more polite way)

Nederlandse kleuren (colors)

  • kleur (de) ['klør] - color
  • tint (de) [tint] - shade
  • kleurnuance (de) ['klør·nʉ'waŋsə] - hue
  • regenboog (de) ['rexən·bōx] - rainbow
  • wit [wit] - white
  • zwart [zwart] - black
  • grijs [xrɛjs] - gray
  • groen [xrun] - green
  • geel [xēl] - yellow
  • rood [rōt] - red
  • blauw ['blau] - blue
  • lichtblauw ['lixt·blau] - light blue
  • roze ['rɔzə] - pink
  • oranje [ɔ'ranjə] - orange
  • violet [viɔ'lɛt] - violet
  • bruin ['brœʏn] - brown
  • goud ['xaut] - golden
  • zilverkleurig ['zilvər·'klørəx] - silvery
  • beige ['bɛ:ʒ] - beige
  • roomkleurig ['rōm·'klørix] - cream
  • turkoois [tʉrk'was] - turquoise
  • kersrood ['kɛrs·rōt] - cherry red
  • lila ['lila] - lilac
  • karmijnrood ['karmɛjn·'rōt] - crimson

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Description

Test je kennis van veelvoorkomende Nederlandse werkwoorden met deze quiz. Van 'studeren' tot 'schrijven', je leert meer over het gebruik en de vertaling van deze belangrijke woorden. Perfect voor iedereen die zijn of haar Nederlands wil verbeteren.

More Like This

Nederlands Werkwoorden Quiz
5 questions

Nederlands Werkwoorden Quiz

HeartwarmingLearning7992 avatar
HeartwarmingLearning7992
Verben Impersonnel in het Nederlands
5 questions
Dutch Vocabulary - Lessons 17-20
7 questions
Hoofdstuk 7 Vocabulair Quiz
40 questions

Hoofdstuk 7 Vocabulair Quiz

WonderfulSanctuary2769 avatar
WonderfulSanctuary2769
Use Quizgecko on...
Browser
Browser