Leesdidactiek en Verhalen vertellen

Een gezamenlijke aanpak binnen het schoolteam om lezen te promoten.

Een motiverende ruimte met gevarieerde leesmaterialen om kinderen aan te moedigen om te lezen.

Gerichte instructies en activiteiten die kinderen helpen om betere lezers te worden.

Observaties en differentiatie op basis van individuele noden om te beoordelen hoe kinderen lezen en de voortgang te volgen.

Samenwerking met bibliotheken, ouders en andere partners om lezen te bevorderen.

De concrete omgeving van het kind, zoals gezin en school.

De ideeën, wensen en fantasieën van het kind gevoed door ervaringen en verhalen.

Teksten die rijk zijn aan woordenschat en complexiteit, die de luistervaardigheid stimuleren.

Een goede vertelstijl gebruikt variatie in stem, intonatie en tempo om het verhaal levendiger te maken.

Prentenboeken, kamishibai, figuren en voorwerpen kunnen een verhaal ondersteunen en visueel aantrekkelijker maken.

Een verhaal voorbereiden betekent het kiezen van een verhaal, de kernwoorden analyseren, een inleiding bedenken, het verhaal interactief maken en een reflectie toevoegen.

Moeilijke woorden kan je vooraf in de inleiding introduceren, visueel ondersteunen en in de context uitleggen.

Een activiteit voorlezen, interactief maken en de kinderen na afloop laten reflecteren op hun ervaring.

Reflecteer na het vertellen op de betrokkenheid van de kinderen, de bereikte doelen, het gebruik van materialen en aanpassingen voor de volgende keer.

Het herhalen van verhalen verhoogt woordenschat en begrip, geeft kinderen de kans om thema's te verkennen en houdt het verhaal interessant.

Voorlezen is het lezen van een boek zoals het geschreven is, terwijl vertellen zonder boek eigen woorden en materialen gebruikt.

Het aanpassen van het voorlezen om kinderen actief te betrekken bij het verhaal, bijvoorbeeld door vragen te stellen, te laten wijzen of zelf te laten vertellen.

Het gebruik van schutbladen in prentenboeken om extra informatie of context te geven over het verhaal.

Naar de details op de titelpagina kijken en deze verbinden met de kaft of andere elementen in het verhaal.

Het introduceren van nieuwe woorden voor het lezen, tijdens het lezen of na het lezen. Dit kan door context, prenten of uitleg.

Controleren of kinderen de belangrijkste gebeurtenissen en de draad van het verhaal begrijpen.

Een manier om een verhaal toegankelijk te maken voor jonge kinderen, bijvoorbeeld door een spel te spelen om belangrijke woorden in te voeren.

Wanneer de interactie de spanning of de emotionele impact van het verhaal kan verstoren.

Het herhaaldelijk vertellen van een verhaal op verschillende manieren, bijvoorbeeld met een boek, zonder boek, met materialen en door naspelen.

Gebruik verschillende stemmen voor elk personage om het verhaal levendiger te maken.

Het gebruik van illustraties in een boek om het verhaal te verduidelijken en te versterken.

Een visuele en interactieve vertelmethode met grote afbeeldingen en een focus op acties.

De effectiviteit van een vertel activiteit beoordelen door de betrokkenheid van de kinderen, hun plezier en het bereiken van de gestelde doelen.

Het aanpassen van een activiteit op basis van wat wel en niet werkt. Bijvoorbeeld, meer of minder vragen stellen.

De voordelen van het gebruik van losse 2D-figuren bij het voorlezen van een verhaal.

Vragen die de lezer aanmoedigen om het verhaal samen te vatten, bijvoorbeeld "Wat gebeurde er aan het begin?"

Vragen die de lezer uitnodigen om te voorspellen wat er daarna gaat gebeuren, bijvoorbeeld "Wat denk je dat er nu gaat gebeuren?"

Vragen die de aandacht richten op de illustraties in het boek, bijvoorbeeld "Zie je de vos op deze prent? Wat doet hij?"

Een houten kastje met grote prenten die per scène getoond worden, die de verhaallijn ondersteunen en de concentratie verhogen.

Losse figuren van personages of objecten, die kleuters kunnen vasthouden of gebruiken bij naspelen.

Illustraties in een boek geven extra informatie die niet in de tekst staat, prikkelen de fantasie en verbeteren het begrip van het verhaal.

Een verteltechniek waarbij je belangrijke elementen van het verhaal te tijdens het vertellen.

Het gebruik van gebaren, mimiek en expressie terwijl je vertelt om te betrekken en het begrip te verbeteren.

Het introduceren van literatuur aan kleuters, plezier laten beleven aan boeken, kinderen bewust maken over de kracht van letters in verhalen en hen aanmoedigen om te leren lezen en boeken correct te behandelen.

Toon prenten tijdens het voorlezen, lees de tekst eerst en daarna illustraties, toon prenten en laat het verhaal vertellen of laat kleuters zelf een verhaal verzinnen.

Zorg voor consistentie met stemmen per personage, maak stemmen duidelijk, gebruik max. 3-4 stemmen en overdrijf niet.

Prenten helpen om het verhaal te begrijpen, stimuleren fantasie en verbeelding en geven tijd om te verkennen en om te zetten in taal.

Maak belangrijke personages of voorwerpen in 2D, gebruik een magneet- of flanelbord en laat kinderen met de figuren verhalen vertellen.

Voorwerpen maken het verhaal tastbaar en boeiend, het verrassingseffect verhoogt de betrokkenheid en voorwerpen kunnen progressief of allemaal tegelijk geïntroduceerd worden.

Een tafel met objecten en attributen om het verhaal te ondersteunen, kinderen kunnen interactief verhalen naspelen, visuele en tastbare aanvulling op het vertellen.