Landschap en Geofactoren

Landschap en Geofactoren

• Aan de zuidkust van Wales is het in de zomer een aangename plek om te wandelen.
• In de winter kan het landschap in Wales echter ruig zijn, met harde wind en slagregens.
• Een landschap is dynamisch en voortdurend in verandering, denk aan een riviertje dat kabbelt, koeien die grazen, en zand dat stuift.
• Wetenschappers hebben een analyse gemaakt om de factoren te begrijpen die een landschap bepalen.
• Deze factoren worden geofactoren genoemd.
• Geofactoren omvatten klimaat, gesteente, en reliëf, die het landschap bepalen.
• Regen, milde winters en koele zomers stimuleren een groen landschap plus de plantenwereld/vegetatie.
• De zandige ondergrond biedt kansen voor grasproductie, wat weer voordelig is voor runderen (dierenwereld).
• De bodem in Wales is matig ontwikkeld doordat het zand makkelijk verstuift.
• Het reliëf beïnvloedt de loop van het water, maar het water erodeert en vormt ook het reliëf.
• De mens is een dominante geofactor, die kan kiezen voor runderen in de wei, bomen op hellingen, en luchtverontreiniging.
• De nabijgelegen steden Swansea en Port Talbot hebben van oudsher zware en vervuilende metaalindustrieën.
• Alle geofactoren hangen met elkaar samen, en als er één verandert, veranderen de andere mee.

Klimaatverandering

• Klimaatverandering heeft een grote invloed, wordt veroorzaakt fossiele brandstoffen bij de verbranding koolstofdioxide uitstoten.
• Koolstofdioxide zorgt ervoor dat warmte beter wordt vastgehouden, wat leidt tot het versterkt broeikaseffect.
• Warmtestraling wordt in de atmosfeer tegengehouden, waardoor de warmte blijft hangen, vergelijkbaar met een broeikas.
• Dit proces is natuurlijk, maar wordt versterkt door extra CO2.
• Methaan uit mest en moerassen, en waterdamp zijn ook broeikasgassen.
• Opwarming leidt tot het smelten van ijs en zeespiegelstijging.
• De opwarming zorgt voor meer onrust in de atmosfeer, met extremer weer tot gevolg.
• Klimaatverandering beïnvloedt alle landschappen op aarde.
• Aan de zuidkust van Wales in de gematigde zone zal vooral het water veranderen.
• Heftige stormen veroorzaken wateroverlast en erosie, terwijl perioden van droogte langer en heftiger worden.
• Deze veranderingen hebben gevolgen voor planten, dieren en de landbouw.
• Landschappen die regelmatig overstromen, zijn minder geschikt voor landbouw.
• Mensen beschermen overstroomde gebieden minder vanwege de geringe financiële waarde, wat leidt tot verdere overstromingen.
• In tropische, aride en subtropische zones leidt opwarming tot meer droogte.
• De mogelijkheden voor landbouw en natuur nemen af in deze zones.
• In de polaire en boreale zones smelt landijs, zee-ijs en grondijs.
• Het smelten van grondijs veroorzaakt verzakking, waardoor infrastructuur beschadigt.
• In de Noordelijke IJszee wordt het voor ijsberen moeilijker te overleven.
• In Noord-Canada en Siberië verandert de vegetatie; het naaldwoud rukt op ten koste van de toendra.
• De grenzen van de landschapszones verschuiven richting de polen.
• De aride zone zal zich hier en daar uitbreiden, mogelijk richting de evenaar.
• De grenzen in de atmosfeer worden instabieler, waardoor extremen in weersomstandigheden toenemen bij de overgang van landschappen.
• In Nederland is er een extremere afwisseling van droogte, koude winters en natte perioden.
• Economische schade en verlies aan planten- en diersoorten is waarschijnlijk.
• Wereldleiders onderhandelen over een mondiaal klimaatbeleid.
• Klimaatverandering wordt gezien als een van de boeiendste uitdagingen van onze tijd.

Landschapszones

• Op de toendra ontdooit de bovenste laag van de bodem in de zomer, maar de onderste laag blijft bevroren.
• Er ontstaat een moeras met mos, gras en struiken.
• Plantenresten rotten bijna niet weg, en er ontstaat veen.
• In de gematigde zone is veel vegetatie, wat humus oplevert voor de bodem.
• In de wat drogere delen rot deze humus amper weg.
• Er ontstaat een dikke humusrijke bodem die geschikt is voor graanverbouw.
• In de woestijn regent het zelden, waardoor stoffen als kalk en zout zich ophopen in de bovenste laag van de bodem.
• Een overmaat aan zout is zeer ongunstig voor planten, maar kalk stimuleert de begroeiing.
• Op niet al te zoute bodems kan met irrigatiewater goed geboerd worden.
• Rond de evenaar is het warm en vochtig, en groeit tropisch regenwoud.
• Plantenresten worden snel omgezet in nieuwe voedingsstoffen.
• De bodems zijn niet vruchtbaar, en vegetatie draagt met behulp van de humus van die vegetatie.
• De bodem kleurt rood, omdat ijzermineralen oxideren.
• Verwoesting van het tropisch regenwoud levert een slechte landbouwgrond op.