Kleine Moleculen: Eiwitten en Suikers
37 Questions
2 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is het doel van fixatie in histologisch preparaat?

  • De structuur van macromoleculen behouden
  • Chemische verbindingen creëren
  • Alle processen in het organisme stopzetten (correct)
  • Eiwitvorming bevorderen

Welke stof wordt vaak gebruikt voor fixatie om eiwitten te binden?

  • Aceton
  • Osmium tetroxide
  • Formaline (correct)
  • Ethanol

Wat gebeurt er met glycogeen tijdens het fixatieproces?

  • Het wordt verloren (correct)
  • Het wordt zichtbaar onder de microscoop
  • Het wordt geconserveerd
  • Het wordt omgezet in glucose

Waar bevinden de microtubuli zich voornamelijk in de cel?

<p>Door de hele cel, geconcentreerd bij de celkern (A)</p> Signup and view all the answers

Welke kleurstoffen worden vaak gebruikt voor het kleuren van histologische preparaten?

<p>Hemotoxyline en eosine (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de belangrijkste functie van vetzuren in cellen?

<p>Energielevering en structuurcomponent (B)</p> Signup and view all the answers

Welke structuurformule beschrijft een ketose?

<p>Een carbonylgroep op het tweede koolstofatoom (B)</p> Signup and view all the answers

Wat zijn epimeren?

<p>Moleculen die alleen op één chiraal centrum van elkaar verschillen (B)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er bij de vorming van glycogeen?

<p>Meerdere α-D glucosemoleculen verbinden in een vertakt netwerk. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen D- en L-configuratie?

<p>D-configuratie heeft de hydroxylgroep aan de rechterkant van het hoogste genummerde koolstofatoom. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende eigenschappen hoort bij een furanose?

<p>Een ringstructuur met vijf koolstofatomen. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de belangrijkste reden voor de grote variatie aan polysacchariden?

<p>De variatie komt voort uit de verschillende mogelijke stereoisomeren van monosacchariden. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is bedoeld met optische isomeren?

<p>Moleculen die elkaars spiegelbeeld zijn. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft het proces van autofagocytose?

<p>Oude organellen worden omgeven door een membraan en afgebroken. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een kenmerk van actief transport?

<p>Het gaat tegen de concentratiegradiënt in. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van Triton-X 100 op de celmembraan?

<p>Het creëert gaten in de membraan door verstoring van de lipide bilaag. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe wordt de Km van een enzymologisch experiment gedefinieerd?

<p>De substraatconcentratie waarbij de helft van de maximale snelheid is bereikt. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is Vmax in enzymkinetiek?

<p>De maximale snelheid van een enzymatische reactie. (C)</p> Signup and view all the answers

Wat beschrijft het turnovergetal kcat?

<p>Het aantal substraatomzettingen per enzym per tijdseenheid. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van remmers in enzymatische reacties?

<p>Ze kunnen de activiteit van het enzym verlagen of blokkeren. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt coupled transport in?

<p>Transport dat afhankelijk is van een ionenpomp om een concentratiegradiënt te creëren. (B)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met de Km en Vmax van een enzymreactie bij de toevoeging van een competitieve remmer?

<p>Km neemt toe, Vmax blijft constant (C)</p> Signup and view all the answers

Wat is de rol van lysosomen in de cel?

<p>Afbraak van afvalstoffen (B)</p> Signup and view all the answers

Welke relatie bestaat er tussen de enzymactiviteit en allosterische regulatie?

<p>Allosterische regulatie kan de enzymactiviteit zowel verhogen als verlagen (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is het effect van een oncompetitieve remmer op Km en Vmax?

<p>Km daalt, Vmax daalt (B)</p> Signup and view all the answers

Wat bepaalt de kcat van een enzym?

<p>Het type enzym (B)</p> Signup and view all the answers

Wat geeft Vmax aan in een enzymkinetiek grafiek?

<p>De maximale reactiesnelheid van het enzym (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is de functie van peroxisomen in de cel?

<p>Afbraken van vetzuren (A)</p> Signup and view all the answers

Wat houdt de Michaelis-Mentenvergelijking in?

<p>De verhouding tussen substraatconcentratie en reactiesnelheid (B)</p> Signup and view all the answers

Wat gebeurt er met het DNA tijdens de mitose?

<p>DNA wordt gerepliceerd en spiralisert tot chromosomen. (D)</p> Signup and view all the answers

Hoe draagt meiose bij aan genetische variatie?

<p>Door random splitsing van chromosomen en crossing over. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is een nucleotide probe?

<p>Een complementaire nucleotidesequentie die zich bindt aan DNA of RNA. (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is de meest sterke binding tussen nucleotide probes en nucleïnezuren?

<p>DNA probe met DNA streng. (A)</p> Signup and view all the answers

Welke techniek wordt gebruikt om genetische afwijkingen op te sporen?

<p>In situ hybridisatietechniek. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is de status van DNA in de interfase van de celcyclus?

<p>DNA is gerepliceerd en bestaat uit chromatiden. (B)</p> Signup and view all the answers

Welke van de volgende beweringen over de celcyclus is correct?

<p>Celorganellen veranderen in vorm en hoeveelheid afhankelijk van het stadium. (D)</p> Signup and view all the answers

Wat is het proces waarbij een chromosomenpaar genetisch materiaal uitwisselt?

<p>Crossing over. (B)</p> Signup and view all the answers

Study Notes

Kleine Moleculen

  • Aminozuren zijn de bouwstenen van eiwitten.
  • Suikers leveren energie, spelen een rol in immuunherkenning en zijn structuurcomponenten.
  • Nucleotiden zijn de bouwstenen van DNA en RNA.
  • Vetzuren zijn structuurcomponenten (membraan), bouwstenen van lipiden en een energiebron.
  • Glycogeen is de belangrijkste reservestof voor mensen en bestaat uit α-D glucosemoleculen die aan elkaar zijn gebonden tot een groot vertakt molecuul.
  • Chiraal atoom: Een (koolstof)atoom gebonden aan 4 verschillende groepen.
    • L-configuratie: hydroxylgroep links van hoogste genummerde C.
    • D-configuratie: hydroxylgroep rechts van hoogste genummerde C.
  • Fischer-projectie: Verticale bindingen achter het papier, horizontale bindingen voor het papier.
  • Haworth-projectie: 3D-weergave met dikke lijn en gestreepte lijnen.
  • Enantiomeren: Spiegbeeldmoleculen.
  • Diastereomeren: Isomeren die geen spiegelbeeld zijn en op 1 of meerdere chirale C-atomen verschillen.
  • Epimeren: Diastereomeren die op één chiraal centrum verschillen (bijvoorbeeld D-glucose en L-glucose).
  • Pyranose: Sacchariden met 6-ring (5 koolstofatomen, 1 zuurstofatoom).
  • Furanose: Sacchariden met 5-ring (4 koolstofatomen, 1 zuurstofatoom).
  • Ketose: Suiker met een ketogroep.
  • Aldose: Suiker met een aldehydegroep.
  • α-vorm, β-vorm en open vorm van suikers: Verschillende configuraties van de suikermoleculen.
  • De grote variatie aan polysacchariden ontstaat door de vele stereo-isomeren die in monosacchariden voorkomen.

Histologisch Preparaat

  • Fixatie: Conserveren van organismen door processen te stoppen.
    • Formaline: Bindt aan aminogroepen en thiolen van eiwitten.
    • Osmium tetroxide: Voor onderzoek van chemische aspecten.
  • Inbedding: Inbedden in paraffine voor snijden.
    • Wassen, uitdrogen, schoonmaken, afkoelen, verharden, snijden.
  • Kleuring: Kleuren met hemotoxyline, eosine of beide.
    • Markers worden gebruikt om andere delen van de cel zichtbaar te maken.
  • Macromoleculen:
    • Behouden na fixatie: Nucleoproteïne, cytoskelet eiwitten, extracellulaire eiwitten, membraan fosfor-eiwitten, koolhydraatcomplexen.
    • Verloren tijdens fixatie: Glycogeen, proteoglycans, glycosaminoglycans.
  • Micromoleculen: Gaan bijna altijd verloren tijdens fixatie.

Cytoskelet

  • Actine filamenten/microfilamenten: Bevinden zich voornamelijk onder het celmembraan.
  • Microtubuli: Bevinden zich door de hele cel, met concentratie bij de celkern.
  • Intermediaire filamenten: Bevinden zich overal in de cel, met concentratie bij de celkern.
  • Autofagocytose: Proces waarbij oude, niet bruikbare organellen door een membraan worden omgeven en fuseren met een lysosoom om afgebroken te worden.

Actief en Passief Transport

  • Passief transport: Diffusie door een kanaal of transporter.
  • Actief transport:
    • ATP-gedreven pompen: Halen energie uit ATP-hydrolyse (primair transport).
    • Coupled transporters: Halen energie uit de concentratiegradiënt die is gevormd door een ionenpomp (secundair transport).
    • Licht of redox gedreven pompen: Halen energie uit licht of redox-reacties.

Detergenten

  • Triton-X 100: Amfipatisch, dus zowel hydrofoob als hydrofiel.
  • Werking: Verstoort lipide bilaag, waardoor membraaneiwitten uit de membraan komen.
  • Gevolg: De celmembraan wordt permeabel.

Enzymen

  • Katalyse: Versnellen van chemische reacties door verlaging van de activeringsenergie.
  • Transition state: Overgangstoestand van een reactant naar een product.
  • Km: Concentratie substraat waarbij de reactiesnelheid de helft van de maximale snelheid is.
  • Vmax: Maximale snelheid waarmee een reactie kan verlopen.
  • Kcat: Turnovergetal, aantal substraatmoleculen die per seconde worden omgezet door één enzymmolecuul.
  • Kcat/Km: Efficiëntie van een enzym.
  • Enzymnamen: Eindend op -ase, bijvoorbeeld 'protease' breekt eiwitten af.
  • Factoren die reactiesnelheid beïnvloeden: Temperatuur, concentratie substraat en enzym, pH.
  • Allosterische enzymen: Komen voor in metabolische routes, kunnen door binding van een effector op een andere plek dan het actieve centrum hun activiteit veranderen.
  • Lysosomen: Blaasjes met enzymen die organellen afbreken.
  • Peroxisomen: Blaasjes met enzymen die toxische stoffen omzetten.

Michaelis-Mentenvergelijking

  • Beschrijft de relatie tussen de reactiesnelheid van een enzymreactie en de substraatconcentratie.
  • Toepassing: Voorspellen van reactiesnelheid onder verschillende omstandigheden.

Enzyminhibitie

  • Competitieve remming: Remmer bindt aan het actieve centrum, Vmax blijft gelijk, Km neemt toe.
  • Niet-competitieve remming: Remmer bindt aan een andere plek dan het actieve centrum, Vmax daalt, Km blijft gelijk.
  • Oncompetitieve remming: Remmer bindt alleen aan het ES-complex, Vmax daalt, Km daalt.

Allosterie

  • Regulatie van enzymactiviteit door binding van een effector op een andere plek dan het actieve centrum.

Enzymen aan het Werk

  • μl: Microliter, eenheid voor volumemeting.
  • Pipetten: Instrumenten voor nauwkeurig vloeistof doseren.
  • Buffer: Oplossing met een stabiele pH.
  • pH-meter: Instrument voor meten van de pH.
  • Experimenten: Belang van pH en temperatuur voor enzymactiviteit.

Nucleinezuren

  • DNA: Draagt genetische informatie.
  • RNA: Spelled een belangrijke rol in de vroege evolutie, betrokken bij eiwitsynthese.

Mitose

  • Replicatie: Verdubbeling van DNA.
  • Chromosomen: Gedragen zich tijdens mitose, waardoor elke dochtercel een identieke kopie van het DNA krijgt.

Meiose

  • Splitsen chromosomenparen: Random, zorgt voor genetische variatie.
  • Crossing over: Genetisch materiaal uitwisselen tussen chromosomenparen, zorgt voor meer genetische variatie.
  • In situ-hybridisatie: Techniek om mRNA of DNA te lokaliseren, gebruikt gemerkte nucleotidenprobes die binden aan complementaire sequenties.

Celcyclus

  • Stadia: Verandering in celorganellen en DNA tijdens de celcyclus.
  • G1-fase: Cel groeit, DNA is niet gerepliceerd.
  • S-fase: DNA replicatie.
  • G2-fase: De cel herstelt en bereidt zich voor op mitose.
  • M-fase: De cel deelt zich (mitose of meiose).

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

Related Documents

Leerdoelen Sude PDF

Description

Test je kennis over kleine moleculen zoals aminozuren, suikers, nucleotiden, en vetzuren. Dit quiz behandelt hun functies, structuren en de verschillende configuraties zoals L- en D-configuratie. Perfect voor studenten biochemie die hun begrip van deze essentiële biomoleculen willen verbeteren.

More Like This

Biochemistry: Amino Acids Flashcards
34 questions
Biochemistry Proteins and Amino Acids Quiz
18 questions
Biochemistry: Amino Acids and Protein Structure
24 questions
Use Quizgecko on...
Browser
Browser