Inleiding Specialisaties 1: Psychologie en Pseudowetenschap

True (A)

Pareidolia

<p>Het gebruik van strenge wetenschappelijke methoden om claims te onderbouwen. (B)</p> Signup and view all the answers

<p>Opportunity cost</p> Signup and view all the answers

<p>Confirmation bias (C)</p> Signup and view all the answers

<p>Het zoeken naar falsificatie van hypotheses. (B)</p> Signup and view all the answers

<p>Occam's razor</p> Signup and view all the answers

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

<p>Repliceerbaarheid</p> Signup and view all the answers

Niet-onderbouwde psychologische beweringen die gepresenteerd worden als wetenschappelijke waarheden.

De studie van de verbanden tussen de stand van de hemellichamen en het lot van mensen.

De poging om inzicht te krijgen in een vraag of situatie via een gestandaardiseerd proces of ritueel.

De studie en analyse van handschriften en schriftbeelden in relatie tot de menselijke psychologie.

Een alternatieve geneeswijze waarbij gebruik wordt gemaakt van sterk verdunde stoffen, waarvan de klinische effectiviteit niet wetenschappelijk is bewezen.

Een ritueel of bezwering om boze geesten uit een voorwerp, lichaam of plaats te verdrijven.

Een patroon van toevallige gebeurtenissen die men als betekenisvolle reeks ziet.

Het zien van betekenisvolle patronen in betekenisloze stimuli.

Het overmatig vertrouwen op anekdotes of persoonlijke ervaringen in plaats van wetenschappelijk bewijs.

De neiging om alleen op te letten op informatie die onze eigen overtuigingen bevestigt.

Het overmatig gebruik van ad hoc hypotheses om negatieve resultaten te verklaren.

De afwezigheid van zelfcorrectie in een systeem of theorie.

Beweren zonder te proberen ze te weerleggen.

Het vertrouwen op persoonlijke ervaringen of verhalen van anderen in plaats van onderzoek.

Het ontbreken van herziening door peers (vakgenoten) voor publicatie.

Het overdrijven van de relevantie van bevindingen om een hypothese te bevestigen.

Gebruik van vage en onnodige technische termen om iets meer geloofwaardig te laten lijken.

Geen duidelijk omschreven voorwaarden of grenzen voor wanneer een theorie wel of niet van toepassing is.

De neiging om orde te zoeken in chaos, zelfs wanneer er geen verband is.

Het zoeken naar patronen, zelfs wanneer er geen zijn.

Het zien van betekenis in toevallige vormen of geluiden.

De behoefte om te geloven in iets, zelfs als er geen bewijs is.

De neiging om informatie te beoordelen op basis van je emoties in plaats van op feiten.

De neiging om te geloven dat iets waar is omdat veel mensen het geloven.

De neiging om te denken dat denkfouten alleen voor anderen gelden, niet voor jezelf.

De noodzaak om te overwegen of er andere mogelijke verklaringen zijn voor een fenomeen.

Het besef dat een correlatie tussen twee variabelen geen bewijs is voor een causaal verband.

Het vermogen om een theorie te weerleggen of te falsifiëren.

Het herhalen van een experiment om te zien of dezelfde resultaten worden behaald.

De claim dat een bewering sterker bewijs nodig heeft naarmate de bewering extremer is.

De wetenschappelijke voorkeur voor de meest eenvoudige verklaring die de observaties verklaart.