Industriële Revolutie

Industrie en Samenleving

• Voor de tijd van pruiken en revoluties werd werk voornamelijk met de hand gedaan met behulp van werktuigen.
• Energie werd verkregen uit menselijke en dierlijke spierkracht, water- en windmolens, of houtvuren.
• Productie was kleinschalig, voornamelijk nijverheid in ambachtelijke werkplaatsen.

De Industriële Revolutie

• Rond 1800 veranderde de productiemethode in Groot-Brittannië.
• Handwerktuigen werden vervangen door machines aangedreven door stoommachines.
• Mechanisatie leidde tot schaalvergroting en het ontstaan van industrie met fabrieken.
• Standaardproducten werden gemaakt door honderden arbeiders met behulp van machines.
• Deze ingrijpende verandering staat bekend als de industriële revolutie.
• Industrialisatie begon in Groot-Brittannië en verspreidde zich later naar de VS, Europa en Japan.
• In de 20e eeuw industrialiseerden ook andere delen van de wereld.
• Dit was de grootste verandering in het menselijk leven sinds het ontstaan van de landbouw.
• De periode vanaf 1800 tot heden wordt de moderne tijd genoemd.

De Industriële Samenleving

• De industriële revolutie leidde tot een nieuw soort samenleving: de industriële samenleving.
• In deze samenleving woonde het grootste deel van de bevolking in de stad.
• Industrie en diensten waren de belangrijkste middelen van bestaan.
• Dorpen groeiden uit tot steden en oude steden breidden zich uit.
• In 1850 woonde meer dan de helft van de Britten in de stad.
• Boeren, landarbeiders en ambachtslieden verhuisden naar steden voor fabrieksbanen.
• Er ontstond een grote klasse van industriearbeiders en een klasse van kapitalisten.
• Tussen deze groepen ontstond een middenklasse, bestaande uit leraren, ambtenaren, artsen, kantoorpersoneel en winkeliers.

Oorzaken van de Industriële Revolutie

• Ondernemers en uitvinders speelden een grote rol bij het ontstaan.
• De Britse koloniale overheersing was belangrijk.
• De revolutie begon in de textielnijverheid.
• Handelskapitalistische ondernemers importeerden katoen uit de Britse kolonie India.
• Katoen was makkelijker te bewerken en sterker dan wol.
• Ondernemers zetten spinners en wevers aan het werk op het Britse platteland.
• Toen de plattelandsnijverheid de vraag niet aankon, investeerden ondernemers in nieuwe technieken.
• Het aansluiten van weefgetouwen en spinnenwielen op stoommachines was een doorbraak.

De Stoommachine

• De stoommachine werd ontwikkeld in de mijnindustrie om water weg te pompen.
• In 1784 bouwde James Watt een verbeterde stoommachine die wielen in beweging zette.
• Deze machine was bruikbaar in veel industrieën, zoals de textielindustrie.
• Stoommachines maakten snellere, grootschaliger en goedkopere productie mogelijk.
• In 1825 kon een arbeider 350 keer zo veel katoendraad spinnen als in 1750, met een sterkere draad.
• De kwaliteit van producten nam toe en de Britten schakelden over op katoenen kleding.
• Britse beheersing van de wereldzeeën maakte volop export mogelijk.
• Kort na 1800 exporteerden ze meer katoenen stoffen dan ze op de binnenlandse markt verkochten.
• De stoommachine werd aangedreven door stoomdruk opgewekt door steenkolen te verbranden.
• De machines waren van ijzer.
• De overgang op stoom stimuleerde steenkoolwinning en ijzerproductie.

Transport en Groei

• De stoommachine maakte de stoomtrein mogelijk.
• In 1830 kwam de eerste spoorlijn gereed tussen Manchester en Liverpool.
• Dit maakte grootschalig transport van grondstoffen en producten mogelijk.
• Twintig jaar later had Groot-Brittannië een dicht spoorwegnet.
• Treinenbouw bevorderde de machine-industrie, steenkool- en ijzerwinning, handel en stadsgroei.

De Tweede Industriële Revolutie

• Door technologische vooruitgang nam de productie toe en ontstonden nieuwe industrieën.
• Na 1890 veranderde er zo veel dat gesproken wordt van de tweede industriële revolutie.
• Duitsland en de VS namen de leidende rol van Groot-Brittannië over.
• IJzer werd vervangen door staal, dat soepeler was voor bruggen en hoge gebouwen.
• Omstreeks 1900 werden de eerste wolkenkrabbers gebouwd met staal.

Nieuwe Technologieën

• Elektriciteit bracht straatverlichting, de telefoon en de gloeilamp.
• De chemische industrie leverde plastics, synthetische verven en medicijnen zoals aspirine.
• Kunstmest zorgde voor een enorme stijging in de voedselproductie.
• Er ontstond een nieuwe voedingsmiddelenindustrie met blikvoedsel en margarine.
• Bedrijven werden groter, met duizenden arbeiders in moderne fabriekshallen.
• Bedrijven maakten systematisch gebruik van de wetenschap.
• Grote bedrijven hadden laboratoria waar wetenschappers werkten aan productvernieuwing.
• Industriële kapitalisten probeerden goedkoper te werken en betere producten te maken.
• De industrialisatie bleef aan de gang.