Immanuel Kant's Deontological Ethics

Filosofie wordt beschouwd als de moederwet waaruit andere wetenschappen zijn gegroeid of onderbouwd?

Esthetica is de tak van de filosofie die zich bezighoudt met het onderzoeken van de werkelijkheid zoals waargenomen door zintuigelijke of instrumentele waarneming?

Rechtsfilosofie houdt zich bezig met het onderzoeken van goede wetten?

Sociale rollen en natuurlijke determinanten zijn bepalend voor ongerelateerde normatieve problemen?

Een beredeneerde oplossing kan worden bereikt via rationele argumentatie?

Onberedeneerde oplossingen worden aangemoedigd als effectieve manier om normatieve problemen op te lossen?

Het beroep doen op geloof, emotie en feitelijke toestand als argument wordt aangeraden in ethische besluitvorming.

Socrates stelt dat Goden gedrag voorschrijven omdat het op zichzelf moreel is.

Het willekeurige karakter van God betekent dat stelen op zichzelf goed of slecht kan zijn, ongeacht de reden.

Het gebruik van feitelijke toestand als argument is toegestaan in rechtvaardiging volgens het naturalistic fallacy.

Het juridisch kader dekt alle normatieve problemen volledig af.

Het utilitarisme meet de morele waarde van een handeling af aan de bijdrage die ze levert aan het algemeen nut.

Utilitaristen keuren een handeling af als deze negatieve hedonistische gevolgen heeft.

Het trolley dilemma illustreert een persoonlijk dilemma waarbij je actief deelneemt aan de dood van een persoon.

Volgens het vervangbaarheidsargument is het ethisch aanvaardbaar om een oud dier te vervangen door een nieuw dier, zolang het totale geluk niet vermindert.

Nominalisme stelt dat alleen individuele nutbalansen bepalend zijn voor de morele waarde van handelingen.

Het beginsel van consensus rust op ethische, politieke en religieuze gezagsdragers.

Een functioneel recht kan alleen worden ingeroepen als men zijn plicht vervult.

Bij de uitzonderingsfase moet de pro partij aantonen dat de geschonden beginsel een uitzondering is en toch rechtvaardig kan zijn in die specifieke situatie.

Wanneer de contra partij toegeeft dat het hoger beginsel het geschonden beginsel overtreft, stopt de discussie.

In de uitzonderingsfase mag de contra partij x toegeven dat er een hoger beginsel is.

Bij de noodzaakseis moet worden aangetoond dat de handeling onhaalbaar is en de situatie erger maakt.

Bij proportionaliteit moet er een evenwicht zijn tussen middel en doel.

De interventiefase houdt in dat men bepaalt welke maatregel aanvaardbaar is in strijd met het beginsel.

Een maatregel kan zowel interventiefase als controversefase toepassen.

Veiligheid is een voorbeeld van een controversieel beginsel.

Immanuel Kant is een aanhanger van de deontologie, die stelt dat handelingen gebaseerd moeten zijn op absolute gedragsregels. (True/False)

Volgens Kant's categorische imperatief moet je handelen in overeenstemming met een regel waarvan je kunt willen dat deze een universele wet wordt. (True/False)

Immanuel Kant vindt dat het belangrijk is om medemensen nooit alleen als middel te zien, maar ook altijd als doel. (True/False)

Volgens Kant moeten mensen handelen volgens regels waarvan aangenomen kan worden dat elk mens met rationele wil deze zal volgen. (True/False)

Immanuel Kant vindt dat het eindresultaat van een handeling het belangrijkste is. (True/False)

Volgens Kant moeten intenties altijd kunnen/mogen worden uitgeschakeld. (True/False)

John Rawis, een volgeling van Kant, betoogt dat er wel universele beginselen zijn. (True/False)

Volgens de difference principle van John Rawis is ongelijkheid alleen rechtvaardig als het voordeel oplevert voor de minder begunstigden. (True/False)

Amartya Sen betoogt dat er nooit algemene consensus is, ondanks elementaire afspraken, en dat verschillende theorieën voor rechtvaardigheid mogelijk zijn. (True/False)

Volgens de klassieke rechtvaardigingstoets bestaan absolute beginselen die nooit geschonden kunnen worden. (True/False)

Tijdens de controversefase van de klassieke rechtvaardigingstoets onderzoekt men in hoeverre een handeling een beginsel schendt. (True/False)

De bewijslast ligt bij de partij die gelooft dat een handeling een beginsel schendt tijdens de schendingsfase van de klassieke rechtvaardigingstoets. (True/False)