Podcast
Questions and Answers
Wat is een aspect van nepotisme?
Wat is een aspect van nepotisme?
Wat betekent doelverschuiving?
Wat betekent doelverschuiving?
Druk bezig zijn met activiteiten maar niet met het doel van de organisatie.
Trained incapacity leidt tot meer creatief en kritisch denkvermogen.
Trained incapacity leidt tot meer creatief en kritisch denkvermogen.
False
Welke term beschrijft een wet die blijft bestaan, ook al is deze niet meer nodig?
Welke term beschrijft een wet die blijft bestaan, ook al is deze niet meer nodig?
Signup and view all the answers
Wat is het verschil tussen Gemeinschaft en Gesellschaft?
Wat is het verschil tussen Gemeinschaft en Gesellschaft?
Signup and view all the answers
Wat is de definitie van sociale zekerheid?
Wat is de definitie van sociale zekerheid?
Signup and view all the answers
Wat is globalisering?
Wat is globalisering?
Signup and view all the answers
Positieve sancties hebben te maken met straffen voor ongewenst gedrag.
Positieve sancties hebben te maken met straffen voor ongewenst gedrag.
Signup and view all the answers
Wat is de betekenis van individualisering?
Wat is de betekenis van individualisering?
Signup and view all the answers
Wat is een voorbeeld van sociale controle?
Wat is een voorbeeld van sociale controle?
Signup and view all the answers
Wat bestudeert sociologie?
Wat bestudeert sociologie?
Signup and view all the answers
Wat is sociaal handelen?
Wat is sociaal handelen?
Signup and view all the answers
Wat gebeurt er tijdens interactie?
Wat gebeurt er tijdens interactie?
Signup and view all the answers
Wat houdt communicatie in?
Wat houdt communicatie in?
Signup and view all the answers
Wat betekent het om te interpreteren?
Wat betekent het om te interpreteren?
Signup and view all the answers
Wat houdt het Thomas-theorema in?
Wat houdt het Thomas-theorema in?
Signup and view all the answers
Wat is een groep?
Wat is een groep?
Signup and view all the answers
Wat betekent 'peergroep'?
Wat betekent 'peergroep'?
Signup and view all the answers
Wat is een organisatie?
Wat is een organisatie?
Signup and view all the answers
Wat is het referentiekader?
Wat is het referentiekader?
Signup and view all the answers
Wat is determinisme in de sociologie?
Wat is determinisme in de sociologie?
Signup and view all the answers
Wat is een belangrijke functie van cultuur?
Wat is een belangrijke functie van cultuur?
Signup and view all the answers
De dominante cultuur is altijd de meerderheidscultuur.
De dominante cultuur is altijd de meerderheidscultuur.
Signup and view all the answers
Wat is een zero sum game?
Wat is een zero sum game?
Signup and view all the answers
Wat houdt een coöperatief spel in?
Wat houdt een coöperatief spel in?
Signup and view all the answers
Wat is het verschil tussen de front region en back region?
Wat is het verschil tussen de front region en back region?
Signup and view all the answers
Wat heeft een grote invloed op gezondheid, onderwijs en mentaal welzijn?
Wat heeft een grote invloed op gezondheid, onderwijs en mentaal welzijn?
Signup and view all the answers
Wat heeft een grote invloed op gezondheid op het vlak van sociale economische ongelijkheid?
Wat heeft een grote invloed op gezondheid op het vlak van sociale economische ongelijkheid?
Signup and view all the answers
Wat is meritocratie?
Wat is meritocratie?
Signup and view all the answers
Wat verwijst naar de structuur van sociale posities met daarbij horende machtsrelaties?
Wat verwijst naar de structuur van sociale posities met daarbij horende machtsrelaties?
Signup and view all the answers
Wat omvat wat je bezit, inkomen, maar vooral vermogen?
Wat omvat wat je bezit, inkomen, maar vooral vermogen?
Signup and view all the answers
Cultureel kapitaal is de culturele bagage vooral door ______ doorgegeven (media, onderwijs, ...).
Cultureel kapitaal is de culturele bagage vooral door ______ doorgegeven (media, onderwijs, ...).
Signup and view all the answers
Wat zijn zaken die je geïndividualiseerd hebt, zoals overtuigingen en waarden?
Wat zijn zaken die je geïndividualiseerd hebt, zoals overtuigingen en waarden?
Signup and view all the answers
Wat is sociaal kapitaal?
Wat is sociaal kapitaal?
Signup and view all the answers
Wat beschrijft een manier van zijn, leven en denken, inclusief smaak?
Wat beschrijft een manier van zijn, leven en denken, inclusief smaak?
Signup and view all the answers
Welke term wordt gebruikt voor de smaakverschillen tussen hoge en lage klassen?
Welke term wordt gebruikt voor de smaakverschillen tussen hoge en lage klassen?
Signup and view all the answers
Wat is feminisme?
Wat is feminisme?
Signup and view all the answers
Wat zijn overtuigingen en handelingen die zorgen dat leden van één gender in het nadeel zijn?
Wat zijn overtuigingen en handelingen die zorgen dat leden van één gender in het nadeel zijn?
Signup and view all the answers
Wat is de burgerrechtenbeweging?
Wat is de burgerrechtenbeweging?
Signup and view all the answers
Wat betekent privilege in deze context?
Wat betekent privilege in deze context?
Signup and view all the answers
Wat verwijst naar uitsluiting op basis van een bepaald kenmerk?
Wat verwijst naar uitsluiting op basis van een bepaald kenmerk?
Signup and view all the answers
Wat is etniciteit?
Wat is etniciteit?
Signup and view all the answers
Wat is aandachtseconomie?
Wat is aandachtseconomie?
Signup and view all the answers
Wat is een filterbubble?
Wat is een filterbubble?
Signup and view all the answers
Wat is vooe voorspeld uniek gedrag?
Wat is vooe voorspeld uniek gedrag?
Signup and view all the answers
Wat is deviant gedrag?
Wat is deviant gedrag?
Signup and view all the answers
Wat is crimineel gedrag?
Wat is crimineel gedrag?
Signup and view all the answers
Wat is anomie volgens Durkheim?
Wat is anomie volgens Durkheim?
Signup and view all the answers
Wat is deviante socialisering?
Wat is deviante socialisering?
Signup and view all the answers
Wat is permissieve socialisering?
Wat is permissieve socialisering?
Signup and view all the answers
Wat is een self-fulfilling prophecy?
Wat is een self-fulfilling prophecy?
Signup and view all the answers
Wat is stigmatiseren?
Wat is stigmatiseren?
Signup and view all the answers
Wat is het pygmalioneffect?
Wat is het pygmalioneffect?
Signup and view all the answers
Wat is iatrogenese?
Wat is iatrogenese?
Signup and view all the answers
Wat is rational choice?
Wat is rational choice?
Signup and view all the answers
Wat is de fundamentele attributiefout?
Wat is de fundamentele attributiefout?
Signup and view all the answers
Wat is individueel schulddenken?
Wat is individueel schulddenken?
Signup and view all the answers
Wat is sociale stratificatie?
Wat is sociale stratificatie?
Signup and view all the answers
Wat is sociale ongelijkheid?
Wat is sociale ongelijkheid?
Signup and view all the answers
Wat is een klasse?
Wat is een klasse?
Signup and view all the answers
Wat is een klassenmaatschappij?
Wat is een klassenmaatschappij?
Signup and view all the answers
Wat is een standenmaatschappij?
Wat is een standenmaatschappij?
Signup and view all the answers
Wat zijn kasten?
Wat zijn kasten?
Signup and view all the answers
Wat is verticale sociale mobiliteit?
Wat is verticale sociale mobiliteit?
Signup and view all the answers
Wat is raciale stratificatie?
Wat is raciale stratificatie?
Signup and view all the answers
Wat is slavernij?
Wat is slavernij?
Signup and view all the answers
Wat is inkomensongelijkheid?
Wat is inkomensongelijkheid?
Signup and view all the answers
Wat is vermogensongelijkheid?
Wat is vermogensongelijkheid?
Signup and view all the answers
Wat zijn referentiegroepen?
Wat zijn referentiegroepen?
Signup and view all the answers
Wat zijn latente functies van arbeid?
Wat zijn latente functies van arbeid?
Signup and view all the answers
Wat is ascription en achievement?
Wat is ascription en achievement?
Signup and view all the answers
Wat is de scolariteitsgraad?
Wat is de scolariteitsgraad?
Signup and view all the answers
Wat is een indicator-leerling?
Wat is een indicator-leerling?
Signup and view all the answers
Study Notes
Sociologie
- Sociologie bestudeert hoe patronen en structuren in de maatschappij ontstaan, blijven bestaan en veranderen.
Sociaal Handelen
- Sociaal handelen is doelgericht gedrag van mensen dat gericht is op anderen.
- Wordt beïnvloed door normen, waarden en relaties in de samenleving.
Samenleving
- Een samenleving ontstaat wanneer mensen met elkaar in interactie en communicatie treden.
Interactie
- Interactie is wanneer iemand iets doet en een ander daarop reageert.
Communicatie
- Communicatie is het uitoefenen en ondergaan van invloed.
- Gedachten en emoties doelbewust overbrengen.
Interpreteren
- Het geven van betekenis aan een situatie.
Civil Inattention
- Sociaal aanvaard om in bepaalde situaties geen contact te maken met anderen.
- Voorbeeld: in een lift
- Asociaal gedrag is in deze context geaccepteerd.
Thomas Theorema
- "If men (people) define situations as real, they are real in their consequences"
- Wanneer iemand gelooft dat een situatie echt is, zal hun reactie hierop gebaseerd zijn.
- De manier waarop je mensen behandelt, bepaalt hun reacties.
Orde
- Orde verwijst naar voorspelbaarheid en routine in een samenleving.
Groep
- Een groep is een verzameling individuen die:
- Regelmatig interacties hebben.
- Gedeelde normen, waarden en verwachtingen delen.
- Een gedeelde identiteit ontwikkelen.
Peergroep
- Een groep die gekenmerkt wordt door:
- Ontwikkelingsleeftijd.
- Gelijke situatie.
- Langdurige contacten.
Doelgroep
- Niet echt een groep in de traditionele zin.
- Term gebruikt in marketing om te bepalen wie men wil bereiken.
- Personen met gedeelde kenmerken, maar die elkaar niet kennen.
Organisatie
- Een organisatie heeft de volgende kenmerken:
- Mensen die samenwerken.
- Een gemeenschappelijk doel.
- Duidelijk omschreven posities.
- Herkenbaar als geheel (met een eigen identiteit).
- Interageert met andere organisaties.
Referentiekader
- Het geheel van waarden, normen, overtuigingen en ervaringen die iemand gebruikt om de wereld te interpreteren en te beoordelen.
Institutie
- Een institutie beschikt over de volgende kenmerken:
- Gestandariseerd gedrag.
- Stabiel, maar kan veranderen.
- Biedt routine, voorspelbaarheid en orde.
- Geeft antwoorden op 'levensnoodzakelijke' vragen.
Gestandariseerd gedrag
- Vast gedrag dat bij veel mensen zichtbaar is.
Samenleving
- Een groep mensen die in een bepaald gebied samenleven en verbonden zijn door:
- Gedeelde normen, waarden en sociale structuren.
Functionalistische Visie
- Visie: De maatschappij is goed zoals hij is.
- Metafoor: De maatschappij werkt als een lichaam met organen, iedereen heeft een functie.
- Kritiek: Armoede is nodig om de maatschappij te laten draaien.
- Mensen zullen harder werken om hun situatie te verbeteren.
Conflictsociologie
- Visie: De structuur van de samenleving is ongelijk.
Cultuur
- Cultuur heeft de volgende kenmerken:
- Kennis, waarden, normen en doelen.
- Ooit ontstaan in een samenleving (en blijven evolueren).
- Bevat handleiding voor interacties.
- Je moet het aanleren en doorgeven aan anderen.
Waarden
- Waarden zijn ideeën over wat goed is.
Doelen
- Doelen zijn concreet en meetbaarder dan waarden.
- Zijn de 'motor' van het leven.
Normen
- Normen zijn richtlijnen voor hoe men zich moet gedragen.
- Sancties worden opgelegd bij overtreding.
- Kan ook sociale sancties zijn (afkeuring, uitsluiting).
Individualisme
- Focus op het individu, waarbij:
- persoonlijke autonomie, rechten en zelfontplooiing belangrijker worden geacht dan de belangen van de groep.
Materialisme
- Focus op materiële omstandigheden als bepalende factoren voor:
- menselijk gedrag.
- maatschappelijke ontwikkelingen.
- Benadrukt de rol van bezit en productie in het vormgeven van sociale structuren en relaties.
Dominante Cultuur
- De cultuur waaruit het overheersende deel van de bevolking behoort.
Subcultuur
- De cultuur waaruit een minderheid van de bevolking behoort.
Multiculturele Samenleving
- Een samenleving met verschillende culturen en etnische groepen die naast elkaar bestaan:
- Iedereen behoudt zijn eigen identiteit.
- Men deelt samen in het sociale en politieke leven.
Symbool
- Een ding zonder betekenis, dat in interactie een betekenis krijgt.
Expressief Symbool
- Symbolische interacties beïnvloeden onze identiteitsvorming.
Identiteit
- De verzameling blijvende en veranderende kenmerken die een persoon uniek maakt.
- Hoe een persoon zichzelf ziet.
Mead
- 'De identiteit is eigenlijk de innerlijke dialoog tussen het "Me" en het "I"'.
- "I": Directe reactie op de omgeving (behoeftes, noden).
- "Me": Deel dat bewust is van relaties met anderen (rekening houden met anderen).
Significant Other
- Het "play stadium" van Mead:
- Kinderen spelen rollen van betekenisvolle anderen (vaak mensen uit hun primaire omgeving).
Generalised Other
- Het "game stadium" van Mead:
- Focussen op de veralgemeende anderen.
Role-Taking
- Jezelf verplaatsen in een ander en vanuit die positie over jezelf oordelen.
- Twee fases: "play stadium" en "game stadium".
Determinisme
- Menselijk gedrag wordt volledig bepaald door externe maatschappelijke factoren.
- Individuen hebben weinig tot geen controle over hun keuzes.
Ruiltheorie
- Mensen ruilen met anderen vanuit eigenbelang.
Winstmaximalisatie
- Men wil proberen zo veel mogelijk winst te halen.
De Wet van Homans
- Ruil leidt tot het ontstaan van netwerken.
- Meer ruilmiddelen zorgen voor meer macht in de relatie.
Front Region
- De plaats waar we onze rol spelen (anderen zien ons).
Back Region
- Privéruimte waar niemand ons ziet.
- Geen rolvoorschriften.
Zero Sum Game
- Ruil is niet altijd winst voor beide partijen.
- Vaak is er een winnaar en een verliezer (tegengestelde belangen).
Coöperatief Spel
- Win-winsituatie: beide actoren hebben voordeel.
Traditionele Autoriteit
- Adel, heren, armen (via overerving).
Rationeel Legale Autoriteit
- Nadenken over de samenleving en vastleggen in wetten.
- Concreet: samenleving met bureaucratische organisaties.
Bureaucratie (5)
- Arbeidsdeling (functieomschrijving)
- Hiërarchische lijn van gezag en verantwoordelijkheid.
- Aanstellen van medewerkers op basis van kennis en prestatie (in plaats van nepotisme).
- Medeworkers worden betaald en werkzekerheid (vast contract).
- Procedures: regelen alle interacties in bureaucratie
Nepotisme
- Vriendjespolitiek
Doelverschuiving
- Druk bezig met activiteiten, maar niet met het doel van de organisatie.
- Kwantiteit boven kwaliteit.### Getrainde Onbekwaamheid
- Werknemers ontwikkelen minder creatief en kritisch denkvermogen door arbeidsdeling en overregulatie.
- Hierdoor zijn ze minder oplossingsgericht.
Catharinabloempjes
- Sommige regels blijven bestaan, zelfs wanneer ze niet meer relevant zijn.
Oligarchie
- In grotere organisaties concentreert de macht zich bij de top.
- De basis heeft weinig macht en voert enkel uit.
Gemeinschaft (Gemeenschap) (Tönnies)
- Vroeger waren er voordelen aan groepsverbondenheid, tradities en solidariteit.
- De sociale band was sterk ontwikkeld.
Gesellschaft (Maatschappij) (Tönnies)
- Mensen focussen meer op eigenbelang en zakelijke interacties.
- Het economische staat centraal.
Mechanische Solidariteit
- Tradities, godsdienst en groepsverbondenheid kunnen verstikkend zijn.
- Mensen kunnen snel uit de boot vallen en worden geconfronteerd met sociale controle.
- Solidariteit is verplicht door sociale dwang.
Organische Solidariteit
- Industrie en ruil creëren meer sociale contacten.
- Mensen worden opener van geest, waardoor organische solidariteit ontstaat.
Welvaartsstaat
- De welvaartsstaat streeft naar gelijke kansen voor alle burgers, zelfs als ze een beperking hebben.
- Dit wordt bereikt door wetten te laten stemmen die kansen op ontplooiing waarborgen.
Sociale Markt Economie
- Combineert kapitalistische principes met overheidsinmenging.
- Creëert een gunstig klimaat voor werkgevers en werknemers.
Sociale Grondrechten
- Basisrechten die burgers beschermen op het gebied van welzijn, zoals onderwijs, gezondheidszorg, sociale zekerheid en een menswaardig bestaan.
Sociale Zekerheid
- Een systeem waarbij werkende personen RSZ-bijdragen betalen.
- Dit geld wordt gebruikt om uitkeringen te financieren bij ziekte, pensioen of werkloosheid.
Sociale Bijstand
- Voor mensen die onvoldoende sociale zekerheidsrechten hebben opgebouwd, zoals leefloon.
Collectieve Voorzieningen
- Door de overheid of gemeenschap georganiseerde systemen die faciliteiten en diensten zoals onderwijs, gezondheidszorg en sociale zekerheid aanbieden.
- Deze voorzieningen dienen het algemeen welzijn van de samenleving.
Globalisering (en dimensies)
- Wereldwijde uitbreiding van relaties en toenemend sociaal bewustzijn.
- Dimensies van globalisering:
- Economische dimensie
- Politieke dimensie
- Culturele dimensie
- Sociale dimensie
Socialisatie
- Het aanleren en doorgeven van cultuur, waardoor continuïteit en orde in stand worden gehouden.
- Invloed op identiteit.
Primaire Socialisatie
- Het leren van basisgedrag, voornamelijk door ouders of verzorgers.
- Creëert begrip voor normen en waarden van de omgeving en vormt de basis voor sociale interacties.
Secundaire Socialisatie
- Leren van nieuwe regels en gedragspatronen buiten het gezin, zoals op school, werk of in een sportteam.
- Bevordert aanpassing aan verschillende groepen en situaties in de samenleving.
Externe Socialisatieagenten
- Personen die via gedrag, taal, normen, etc. een cultuur aanleren.
- Belangrijke spelers zijn 'significant others' en 'generalised others'.
Sociale Controle
- Mechanisme waardoor groepen of samenlevingen er voor zorgen dat individuen zich aan de regels en normen houden.
- Dit gebeurt via beloning of straf.
Positieve Sancties
- Beloningen voor conform gedrag.
Negatieve Sancties
- Straffen voor non-conform gedrag.
Conformisme
- Het volgen van sociale normen om positieve sancties te ontvangen.
Non-conformisme
- Het negeren van sociale normen en verwachtingen.
- Kan leiden tot juridische of sociale sancties.
Macht
- De mogelijkheid van een persoon om anderen te dwingen zich op een bepaalde manier te gedragen.
Economische Macht
- Controle over schaarse middelen, zoals geld.
Politieke Macht
- Controle over gemeenschappelijke middelen.
Sociaal-culturele Macht
- Invloed via waarden.
Deskundigheidsmacht
- Invloed op het oplossen van problemen.
Gezag
- Gelegitimeerde macht, often gebaseerd op uitstraling.
Total Institution
- Een instelling waar alle levensdomeinen samenkomen, zoals wonen, werken en vrije tijd.
- Sterke sociale controle en vaak geconcentreerde macht.
Hidden Curriculum
- Onuitgesproken waarden en normen die tijdens het onderwijs worden meegegeven.
Gender-Specifiek
- Verwijst naar sociale en culturele verschillen tussen mannen en vrouwen.
Pionier Student
- Student die de eerste in de familie is die verder studeert.
Detraditionering
- Afnemende invloed van traditionele waarden en normen.
Individualisering
- Toenemende individuele keuzevrijheid.
Symbolische Socialisatie
- Onzichtbare processen van socialisatie via symbolen en macht.
- Bevordert conformisme.
Insluiting
- Het gevoel ergens bij te horen.
Instrumentele Houding ten Aanzien van Studie of Werk
- Studie of werk wordt enkel gebruikt als middel om geld te verdienen.
Symbolische Samenleving
- Samenlevingen zijn gebaseerd op symbolen die betekenis krijgen door interactie tussen individuen.
Domeinen van Symbolische Socialisatie
- Media, reclame, consumptie, onderwijs, online en sociale media.
Aandachtseconomie
– Geld verdienen door gebruikers langer online te houden.
Filter Bubble
- Nieuws dat aansluit bij onze kijk op de wereld.
Voorspelbaar Uniek
- Mensen denken uniek te zijn door hun keuzes, terwijl hun gedrag wordt bepaald door de symbolische omgeving.
- Deze omgeving is voorspelbaar, waardoor mensen voorspelbaar uniek zijn.
Deviant Gedrag
- Gedrag dat afwijkt van de norm.
Crimineel Gedrag
- Deviant gedrag met strafrechtelijke consequenties.
Anomie
- Durkheim: Niemand weet wat goed of kwaad is, omdat oude waarden en normen hun relevantie verliezen.
- Merton: Spanning tussen algemeen geldende waarden en normen, en beperkte middelen om deze te realiseren.
Deviante Socialisatie
- Socialisatieprocessen die deviant gedrag creëren.
- Synoniem voor differentiële associatie.
Permissieve Socialisatie
- Een samenleving die alles toelaat.
Self Fulfilling Prophecy
- Een verwachting die leidt tot gedrag dat de verwachting bevestigt.
Stigmatiseren
- Het behandelen van een persoon met gelijkaardige kenmerken als iemand die deviant gedrag vertoonde.
Het Pygmalioneffect
- Dit effect beschrijft hoe de verwachtingen die iemand heeft over het gedrag of de prestaties van een ander, ertoe kunnen leiden dat die verwachtingen werkelijkheid worden.
Iatrogenese
- Dit verwijst naar situaties waar medische professionals onbedoeld negatieve gevolgen veroorzaken voor hun patiënten.
- Bijvoorbeeld: door de aanwezigheid van (en dus bezoek aan) een arts, gaan mensen sneller denken dat ze een medisch probleem hebben, waardoor ze minder proactief handelen om hun eigen gezondheid te verbeteren.
Therapeugenese
- Dit is een subgroep van iatrogenese.
- Hierbij maakt een therapeut of hulpverlener een cliënt onbedoeld meer afhankelijk van hulp.
- Het is een onbedoeld gevolg van het aanbieden van hulp: de aanwezigheid van therapeuten kan ertoe leiden dat cliënten sneller hulp vragen.
Rationele keuze
- Volgens deze theorie maken mensen keuzes die hun zoveel mogelijk voordeel opleveren.
- Individuen wegen de voor- en nadelen van elke optie af om de beste keuze te maken.
De fundamentele attributiefout
- Deze fout verwijst naar de neiging om het gedrag van anderen te verklaren op basis van hun persoonlijkheid of karakter, zonder rekening te houden met de context.
- We vergeten dat gedrag niet altijd representatief is voor de eigenschappen van een persoon.
Individueel schulddenken
- Dit betekent dat je ervan uitgaat dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen situatie, zonder rekening te houden met maatschappelijke factoren.
- Individueel schulddenken negeert de impact van armoede, discriminatie en andere omgevingsfactoren.
Sociale stratificatie
- Dit verwijst naar de indeling van mensen in lagen of groepen op basis van factoren zoals rijkdom, macht of status.
- Deze indeling bepaalt de kansen en privileges die mensen krijgen in de samenleving.
Sociale ongelijkheid
- Dit houdt in dat middelen, kansen en privileges ongelijk verdeeld zijn tussen verschillende groepen mensen in de samenleving.
- Deze ongelijkheid is vaak gebaseerd op factoren zoals afkomst, inkomen of opleiding.
Klasse
- Een groep mensen in de samenleving die een vergelijkbare economische positie en sociale status delen.
- Deze overeenkomsten kunnen gebaseerd zijn op inkomen, beroep of bezit.
Klassenmaatschappij
- Dit is een samenleving waarin mensen worden ingedeeld in verschillende sociale klassen op basis van hun economische positie (zoals rijkdom of werk).
- Deze indeling bepaalt hun kansen en mate van invloed in de samenleving.
Standenmaatschappij
- Een samenleving waarin mensen geboren worden in vaste groepen of "standen".
- Voorbeelden zijn adel, geestelijkheid en boeren.
- Hun rechten en plichten worden bepaald door hun afkomst.
Kasten
- Sociale groepen in een gesloten systeem, waarin mensen geboren worden in een bepaalde groep met vaste regels en verplichtingen.
- Er zijn beperkte mogelijkheden om naar een andere groep te bewegen.
Verticale sociale mobiliteit
- De beweging van individuen of groepen naar een hogere of lagere sociale positie binnen de hiërarchie van de samenleving.
Raciale stratificatie
- De ongelijke verdeling van middelen, kansen en sociale status op basis van raciale of etnische groeperingen.
- Dit leidt tot systematische ongelijkheid binnen een samenleving.
Slavernij
- Een systeem waarin mensen gedwongen worden om te werken zonder loon en zonder persoonlijke vrijheid.
- Het is gekenmerkt door geweld en onderdrukkende controle door de eigenaren.
Inkomensongelijkheid
- Er bestaan grote verschillen in de hoeveelheid geld die mensen verdienen.
Vermogensongelijkheid
- Er bestaan grote verschillen in de hoeveelheid bezittingen die mensen hebben.
- Dit kan leiden tot sociale problemen, omdat mensen met weinig vermogen minder gelijke kansen krijgen in de samenleving.
Referentiegroepen
- Groepen waar mensen naar opkijken en waarvan ze waarden en normen overnemen.
Latente functies van arbeid
- De onbedoelde, verborgen of niet-geplande gevolgen die arbeid met zich meebrengt.
Ascription en achievement
- Ascription verwijst naar het verkrijgen van een positie door kenmerken die je bezit (bijvoorbeeld huidskleur, geslacht). De positie is toegewezen.
- Achievement verwijst naar het verkrijgen van een positie op basis van je verdiensten (bijvoorbeeld diploma, relevante ervaring). De positie is verworven.
Scolariteitsgraad
- Het percentage mensen van een bepaalde leeftijd dat een hoger diploma heeft.
Indicator-leerling
- Een leerling met een aantal kenmerken die wijzen op een verhoogd risico op schoolvertraging.
Wooncrisis
- Heeft een grote impact op gezondheid, onderwijs, mentaal welzijn.
Sociale economische ongelijkheid op vlak van gezondheid
- Wonen heeft een grote invloed op iemands gezondheid.
Meritocratie
- Een samenleving waarin de positie van mensen het resultaat is van hun verdiensten (harde werk en talent).
Veld
- Een structuur van sociale posities met bijbehorende machtsrelaties.
Economisch kapitaal
- Wat je bezit, inkomen, MAAR VOORAL VERMOGEN.
Cultureel kapitaal
- Je culturele bagage die vooral wordt doorgegeven via socialisatie (media, onderwijs, ouders).
Geïnstitutionaliseerd cultureel kapitaal
- Verwijst naar diploma's, certificaten en andere documenten die je kwalificaties aantonen.
Geobjectiveerd cultureel kapitaal
- Dit zijn tastbare dingen zoals dure boeken, kunstvoorwerpen en geavanceerde software.
- Dit zijn middelen die je toegang geven tot meer kennis en mogelijkheden.
Belichaamd cultureel kapitaal
- Dit verwijst naar jouw overtuigingen, waarden, opvattingen en smaak.
- Dit zijn zaken die je hebt geïnternaliseerd.
Sociaal kapitaal
- Je sociale netwerk.
Habitus
- Een manier van zijn, leven en denken.
- Smaak is onderdeel van de habitus.
Smaak
- Een onderdeel van belichaamd cultureel kapitaal.
Symbolisch geweld
- De smaakverschillen tussen hoge en lage klassen worden gebruikt als wapen.
- Dit leidt tot:
- Culturele distinctie: 'betere klassen' onderscheiden zich door hun 'betere smaak'.
- Sociale distantie: afstand en verschil in hiërarchie.
Feminisme
- Een verzetsbeweging tegen seksisme.
Seksisme
- Overtuigingen hebben en handelingen uitvoeren die leiden tot nadeel voor één (of meerdere) leden van een bepaald gender.
Burgerrechtenbeweging
- Een beweging die opkomt voor gelijke rechten tussen mensen van verschillende huidskleuren.
Privilege
- Bevooroordeeld worden op basis van een bepaald kenmerk.
- Het is onzichtbaar, omdat je het zelf niet voelt.
Discriminatie
- Uitsluiting op basis van een bepaald kenmerk.
Etniciteit
- Een sociaal-culturele identiteit die een bepaalde groep mensen of bevolkingsgroepen met elkaar verbindt.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.