Podcast
Questions and Answers
Welke van de volgende zijn functies van het skelet?
Welke van de volgende zijn functies van het skelet?
- Transport van zuurstof, bestrijden van infecties, energieproductie
- Productie van hormonen, regulatie van lichaamstemperatuur, vertering van voedsel
- Structurele steun, beweging, bescherming interne organen, weerstand bieden aan fysieke krachten, opslag van mineralen (correct)
- Communicatie tussen cellen, verwijderen van afvalstoffen, opbouw van eiwitten
Uit hoeveel beenderen bestaat het axiaal skelet?
Uit hoeveel beenderen bestaat het axiaal skelet?
80 beenderen
Welke delen van het lichaam omvat het axiaal skelet?
Welke delen van het lichaam omvat het axiaal skelet?
Hoofd, nek en romp
Het axiaal skelet beschermt het Perifeer Zenuwstelsel (PZS).
Het axiaal skelet beschermt het Perifeer Zenuwstelsel (PZS).
Naast ondersteuning en bescherming, welke andere functies heeft het axiaal skelet?
Naast ondersteuning en bescherming, welke andere functies heeft het axiaal skelet?
Uit hoeveel beenderen bestaat het appendiculair skelet?
Uit hoeveel beenderen bestaat het appendiculair skelet?
Welke delen van het lichaam omvat het appendiculair skelet?
Welke delen van het lichaam omvat het appendiculair skelet?
Wat betekent ROM in de context van het appendiculair skelet?
Wat betekent ROM in de context van het appendiculair skelet?
Wat kenmerkt lange botten qua vorm?
Wat kenmerkt lange botten qua vorm?
Geef voorbeelden van lange botten.
Geef voorbeelden van lange botten.
Wat kenmerkt korte botten?
Wat kenmerkt korte botten?
Geef voorbeelden van korte botten.
Geef voorbeelden van korte botten.
Wat zijn de functies van platte botten?
Wat zijn de functies van platte botten?
Geef voorbeelden van platte botten.
Geef voorbeelden van platte botten.
Wat kenmerkt onregelmatige botten?
Wat kenmerkt onregelmatige botten?
Geef voorbeelden van onregelmatige botten.
Geef voorbeelden van onregelmatige botten.
Wat zijn sesamoïde botten?
Wat zijn sesamoïde botten?
Wat is de functie van sesamoïde botten?
Wat is de functie van sesamoïde botten?
Geef een voorbeeld van sesamoïde botten.
Geef een voorbeeld van sesamoïde botten.
Wat kenmerkt synarthrodiale (fibreuze) gewrichten?
Wat kenmerkt synarthrodiale (fibreuze) gewrichten?
Geef een voorbeeld van een synarthrodiaal gewricht.
Geef een voorbeeld van een synarthrodiaal gewricht.
Wat kenmerkt amphiarthrodiale (kraakbeenachtige) gewrichten?
Wat kenmerkt amphiarthrodiale (kraakbeenachtige) gewrichten?
Geef voorbeelden van amphiarthrodiale gewrichten.
Geef voorbeelden van amphiarthrodiale gewrichten.
Wat kenmerkt diarthrodiale (synoviale) gewrichten?
Wat kenmerkt diarthrodiale (synoviale) gewrichten?
Waar bevinden de meeste diarthrodiale gewrichten zich?
Waar bevinden de meeste diarthrodiale gewrichten zich?
Geef voorbeelden van diarthrodiale gewrichten.
Geef voorbeelden van diarthrodiale gewrichten.
Welke structuur in een synoviaal gewricht absorbeert druk?
Welke structuur in een synoviaal gewricht absorbeert druk?
Wat is de functie van de gewrichtsholte in een synoviaal gewricht?
Wat is de functie van de gewrichtsholte in een synoviaal gewricht?
Wat zijn de functies van gewrichtsvloeistof (synoviaal vocht)?
Wat zijn de functies van gewrichtsvloeistof (synoviaal vocht)?
Beschrijf het gewrichtskapsel van een synoviaal gewricht.
Beschrijf het gewrichtskapsel van een synoviaal gewricht.
Welke soorten ligamenten stabiliseren een synoviaal gewricht en waar bevinden ze zich?
Welke soorten ligamenten stabiliseren een synoviaal gewricht en waar bevinden ze zich?
Welke bewegingen zijn typisch voor platte gewrichten?
Welke bewegingen zijn typisch voor platte gewrichten?
Geef voorbeelden van platte gewrichten.
Geef voorbeelden van platte gewrichten.
Wat is de structuur van een hoek-, scharnier- of schroefgewricht?
Wat is de structuur van een hoek-, scharnier- of schroefgewricht?
Welke bewegingen zijn mogelijk in een hoek-, scharnier- of schroefgewricht?
Welke bewegingen zijn mogelijk in een hoek-, scharnier- of schroefgewricht?
Geef voorbeelden van hoek-, scharnier- of schroefgewrichten.
Geef voorbeelden van hoek-, scharnier- of schroefgewrichten.
Wat is kenmerkend voor de as van een draaigewricht?
Wat is kenmerkend voor de as van een draaigewricht?
Welke beweging is typisch voor een draaigewricht?
Welke beweging is typisch voor een draaigewricht?
Geef een voorbeeld van een draaigewricht.
Geef een voorbeeld van een draaigewricht.
Beschrijf de gewrichtsuiteinden van een ellipsoïde- of eigewricht.
Beschrijf de gewrichtsuiteinden van een ellipsoïde- of eigewricht.
Welke bewegingen zijn mogelijk in een ellipsoïde- of eigewricht?
Welke bewegingen zijn mogelijk in een ellipsoïde- of eigewricht?
Geef een voorbeeld van een ellipsoïde- of eigewricht.
Geef een voorbeeld van een ellipsoïde- of eigewricht.
Beschrijf de vorm van een zadelgewricht.
Beschrijf de vorm van een zadelgewricht.
Welke bewegingen zijn mogelijk in een zadelgewricht?
Welke bewegingen zijn mogelijk in een zadelgewricht?
Geef een voorbeeld van een zadelgewricht.
Geef een voorbeeld van een zadelgewricht.
Beschrijf de gewrichtsuiteinden van een kogelgewricht.
Beschrijf de gewrichtsuiteinden van een kogelgewricht.
Om welke assen kan beweging plaatsvinden in een kogelgewricht?
Om welke assen kan beweging plaatsvinden in een kogelgewricht?
Geef voorbeelden van kogelgewrichten.
Geef voorbeelden van kogelgewrichten.
Wat is flexie?
Wat is flexie?
Wat is extensie?
Wat is extensie?
Wat is hyperextensie?
Wat is hyperextensie?
Wat is lateroflexie?
Wat is lateroflexie?
Wat is abductie?
Wat is abductie?
Wat is adductie?
Wat is adductie?
Wat is horizontale abductie?
Wat is horizontale abductie?
Wat is horizontale adductie?
Wat is horizontale adductie?
Wat is protractie van de scapula?
Wat is protractie van de scapula?
Wat is retractie van de scapula?
Wat is retractie van de scapula?
Wat is elevatie van de scapula?
Wat is elevatie van de scapula?
Wat is depressie van de scapula?
Wat is depressie van de scapula?
Wat is supinatie?
Wat is supinatie?
Wat is pronatie?
Wat is pronatie?
Wat is plantaire flexie?
Wat is plantaire flexie?
Wat is dorsiflexie?
Wat is dorsiflexie?
Wat is eversie?
Wat is eversie?
Wat is inversie?
Wat is inversie?
Wat is endorotatie of interne rotatie?
Wat is endorotatie of interne rotatie?
Wat is exorotatie of externe rotatie?
Wat is exorotatie of externe rotatie?
Wat is anteversie van het bekken?
Wat is anteversie van het bekken?
Wat is retroversie van het bekken?
Wat is retroversie van het bekken?
Wat is anteflexie?
Wat is anteflexie?
Wat is retroflexie?
Wat is retroflexie?
Koppel de beschrijving van de positie aan de juiste term:
Koppel de beschrijving van de positie aan de juiste term:
Hoe verdeelt het sagittaal vlak het lichaam?
Hoe verdeelt het sagittaal vlak het lichaam?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het sagittaal vlak?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het sagittaal vlak?
Hoe verdeelt het frontaal vlak het lichaam?
Hoe verdeelt het frontaal vlak het lichaam?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het frontaal vlak?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het frontaal vlak?
Hoe verdeelt het transversaal vlak het lichaam?
Hoe verdeelt het transversaal vlak het lichaam?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het transversaal vlak?
Welke bewegingen vinden hoofdzakelijk plaats in het transversaal vlak?
Beschrijf de Sagittale of Antero-posterieure as (Z-as).
Beschrijf de Sagittale of Antero-posterieure as (Z-as).
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Sagittale as (Z-as)?
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Sagittale as (Z-as)?
Beschrijf de Frontale of Mediolaterale as (X-as).
Beschrijf de Frontale of Mediolaterale as (X-as).
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Frontale as (X-as)?
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Frontale as (X-as)?
Beschrijf de Longitudinale of Verticale as (Y-as).
Beschrijf de Longitudinale of Verticale as (Y-as).
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Longitudinale as (Y-as)?
Welk vlak correspondeert met beweging rond de Longitudinale as (Y-as)?
Flashcards
Functies van het skelet
Functies van het skelet
Structurele steun, beweging, bescherming interne organen, weerstand tegen krachten en opslag van mineralen.
Axiaal skelet
Axiaal skelet
80 beenderen; hoofd, nek en romp; beschermt het CZS en biedt respiratoire beweging.
Appendiculair skelet
Appendiculair skelet
126 beenderen; bovenste- en onderste ledematen, bekkengordel; grotere Range Of Motion (ROM).
Lange botten
Lange botten
Signup and view all the flashcards
Korte botten
Korte botten
Signup and view all the flashcards
Platte botten
Platte botten
Signup and view all the flashcards
Onregelmatige botten
Onregelmatige botten
Signup and view all the flashcards
Sesamoïde botten
Sesamoïde botten
Signup and view all the flashcards
Synarthrodiale gewrichten
Synarthrodiale gewrichten
Signup and view all the flashcards
Amphiarthrodiale gewrichten
Amphiarthrodiale gewrichten
Signup and view all the flashcards
Diarthrodiale gewrichten
Diarthrodiale gewrichten
Signup and view all the flashcards
Gewrichtskraakbeen
Gewrichtskraakbeen
Signup and view all the flashcards
Gewrichtsholte
Gewrichtsholte
Signup and view all the flashcards
Gewrichtsvloeistof
Gewrichtsvloeistof
Signup and view all the flashcards
Gewrichtskapsel
Gewrichtskapsel
Signup and view all the flashcards
Ligamenten
Ligamenten
Signup and view all the flashcards
Platte gewrichten
Platte gewrichten
Signup and view all the flashcards
Hoekgewricht
Hoekgewricht
Signup and view all the flashcards
Draaigewricht
Draaigewricht
Signup and view all the flashcards
Flexie en extensie
Flexie en extensie
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Functies van het skelet
- Het skelet geeft structurele steun aan het lichaam.
- Het skelet maakt beweging mogelijk door hefboomwerking met spieren.
- Interne organen worden beschermd door het skelet.
- Het skelet biedt weerstand tegen fysieke krachten.
- Het skelet slaat mineralen op, zoals calcium, kalium en natrium.
Axiaal Skelet
- Het axiale skelet bestaat uit 80 beenderen.
- Het omvat het hoofd, de nek en de romp.
- Het biedt de grootste ondersteuning voor het lichaam.
- Het beschermt het Centraal Zenuwstelsel (CZS).
- Het fungeert als een stabiel oppervlak voor spierinserties.
- Het is betrokken bij de respiratoire beweging.
- Het zorgt voor sagittale balans.
Appendiculair Skelet
- Het appendiculaire skelet bestaat uit 126 beenderen.
- Het omvat de bovenste en onderste ledematen.
- Het omvat het bekken en de schoudergordel.
- Het zorgt voor een grotere Range Of Motion (ROM).
Lange Botten
- Lange botten hebben een grotere lengte dan breedte.
- Ze hebben een lichte kromming voor schokabsorptie.
- Ze bevinden zich voornamelijk in de ledematen.
- Ze ondersteunen gewicht.
- Ze maken hefboomwerking mogelijk.
- Voorbeelden zijn de humerus, radius, ulna, femur, tibia en fibula.
Korte Botten
- Korte botten zijn ongeveer even lang als breed.
- Ze bieden stabiliteit.
- Ze hebben een beperkte beweeglijkheid.
- Voorbeelden zijn de carpalen in de pols en de tarsalen in de enkel.
Platte Botten
- Platte botten beschermen interne organen.
- Ze bieden een grote hechtingsplaats voor spieren.
- Voorbeelden zijn het bekken (ilium), de ribben, de scapula en het sternum.
Onregelmatige Botten
- Onregelmatige botten zijn variabel in vorm en structuur.
- Ze beschermen interne organen.
- Ze bieden hechtingsplaatsen voor spieren.
- Voorbeelden zijn de wervelkolom en de hand- en voetwortelbeenderen.
Sesamoïde Botten
- Sesamoïde botten zijn kleine botten, omgeven door pezen.
- Ze beschermen pezen tegen stress en slijtage.
- Een voorbeeld zijn de botjes in de grote teen.
Synarthrodiale (fibreuze) Gewrichten
- Deze gewrichten zijn onbeweeglijk.
- Ze zijn omgeven door bindweefsel.
- Een voorbeeld is de schedel.
Amphiarthrodiale (kraakbeenachtige) Gewrichten
- Deze gewrichten hebben een beperkte beweeglijkheid.
- Ze zijn multidirectioneel.
- Voorbeelden zijn de wervelkolom en het sacro-iliacaal gewricht (SI).
- Ook het tibio-fibulair gewricht is een voorbeeld.
Diarthrodiale (synoviale) Gewrichten
- Deze gewrichten hebben een grote beweeglijkheid.
- Ze zijn multidirectioneel.
- De meeste gewrichten in de ledematen zijn diarthrodiaal.
- Ze zijn omgeven door een kraakbeenkapsel en synoviaal vocht.
- Ze worden gekenmerkt door een gewrichtskop (convex) en een gewrichtskom (concaaf).
- Voorbeelden zijn het heupgewricht en het schoudergewricht.
Structuren Die Het Synoviaal Gewricht Stabiliseren
- Gewrichtskraakbeen absorbeert druk.
- De gewrichtsholte biedt plaats aan synoviaal vocht.
- Gewrichtsvloeistof is een "smeermiddel" dat zorgt voor schokdemping, minder wrijving en voeding van kraakbeen.
- Het gewrichtskapsel produceert synoviaal vocht, de buitenwand is collageen bindweefsel en is bestand tegen hoge trekkrachten.
- Ligamenten zijn intracapsulair, capsulair en extracapsulair, en versterken het gewrichtskapsel binnen en buiten de gewrichtsruimte.
Platte Gewrichten
- Platte gewrichten maken translaties (over elkaar schuiven) en rotaties mogelijk, al dan niet gecombineerd.
- De beweging wordt beperkt door ligamenten en omliggende beenstukken.
- Voorbeelden zijn facetgewrichten op ruggenwervels en handwortels.
Hoek-, Scharnier- Of Schroefgewrichten
- Het gewrichtsvlak is een deel van een convexe cilindermantel, met een gewrichtspan van een concave.
- De beweging omvat flexie, extensie en hyperextensie.
- Voorbeelden zijn de elleboog en de enkel.
Draaigewricht
- De as ligt evenwijdig met de lengteas van de beenderen die het gewricht vormen.
- De beweging is rotatie.
- Een voorbeeld is het radio-ulnair gewricht.
Ellipsoïde- Of Eigewricht
- De gewrichtsuiteinden zijn ellipsvormige segmenten met een convex en concaaf uiteinde.
- Beweging rond de lange as is enkel mogelijk zonder vervorming, rond de kleine as mogelijk door vervormbaarheid van het kraakbeen.
- De beweging omvat flexie, extensie, adductie en abductie.
- Een voorbeeld is het radiocarpaal gewricht (polsgewricht).
Zadelgewricht
- Het ene uiteinde heeft de vorm van een zadel, waar het andere in past.
- De beweging omvat flexie, extensie, adductie, abductie en circumductie.
- Een voorbeeld is het gewricht tussen het handwortel- en middenhandsbeentje van de duim.
Kogelgewricht
- Het ene gewrichtsuiteinde is convex, het andere concaaf.
- De beweging vindt plaats in de frontale, sagittale en longitudinale as.
- Voorbeelden zijn de schouder en de heup.
Terminologie Van Beweging: Beschrijving Van De Beweging:
- Flexie: de hoek tussen twee botten verkleint.
- Extensie: de hoek tussen twee botten vergroot.
- Hyperextensie: het gewricht strekt verder dan de anatomische positie.
- Lateroflexie: zijwaartse buiging van de wervelkolom.
- Abductie: zijwaartse beweging weg van het lichaam.
- Adductie: zijwaartse beweging naar het lichaam toe.
- Horizontale abductie: beweging weg van het lichaam in het horizontale vlak.
- Horizontale adductie: beweging naar het lichaam toe in het horizontale vlak.
- Protractie: voorwaartse beweging van de scapula.
- Retractie: achterwaartse beweging van de scapula.
- Elevatie: omhoogwaartse beweging van de scapula.
- Depressie: neerwaartse beweging van de scapula.
- Supinatie: buitenwaarts draaien van de hand of voet.
- Pronatie: binnenwaarts draaien van de hand of voet.
- Plantaire flexie: tenen naar de grond toe strekken.
- Dorsiflexie: tenen optrekken.
- Eversie: voetzool naar buiten draaien.
- Inversie: voetzool naar binnen draaien.
- Endorotatie of interne rotatie: de anterieure zijde komt dichter naar het centrum.
- Exorotatie of externe rotatie: de posterieure zijde komt dichter naar het centrum.
- Anteversie: het bekken kantelt naar voren en naar beneden.
- Retroversie: het bekken kantelt naar achter en naar omhoog.
- Anteflexie: voorwaartse beweging van een ledemaat.
- Retroflexie: achterwaartse beweging van een ledemaat.
Beschrijving Van De Positie
- Anterior/Ventraal: aan de voorzijde.
- Posterior/Dorsaal: aan de achterzijde.
- Superior/Craniaal: aan de bovenkant.
- Inferior/Caudaal: aan de onderkant.
- Mediaal: tegen de middellijn.
- Lateraal: weg van de middellijn.
- Proximaal: dicht tegen het referentiepunt.
- Distaal: weg van het referentiepunt.
- Ipsilateraal: aan dezelfde zijde.
- Contralateraal: aan de andere zijde.
Sagittaal Vlak
- Het sagittale vlak is verticaal.
- Het verdeelt het lichaam in een linker- en rechterhelft.
- Bewegingen in dit vlak zijn flexie en extensie.
- Ook hyperextensie behoort hiertoe.
- Verder dorsiflexie en plantair flexie van de enkel.
- Anteversie en retroversie van het bekken vinden ook in dit vlak plaats.
Frontaal Vlak
- Het frontale vlak is verticaal.
- Het verdeelt het lichaam in een voor- en achterkant.
- Bewegingen in dit vlak zijn abductie en adductie.
- Lateroflexie is een beweging in het frontale vlak.
- Radiale en ulnaire deviatie van de pols vinden hier ook plaats.
- Elevatie, depressie, op- en neerwaartse rotatie van de scapula zijn bewegingen in dit vlak.
Transversaal Vlak
- Het transversale vlak is horizontaal.
- Het verdeelt het lichaam in een boven- en onderkant.
- Bewegingen in dit vlak zijn horizontale abductie.
- Horizontale adductie komt ook voor.
- Interne rotatie gebeurt in het transversale vlak
- Interne rotatie gebeurt ook in het transversale vlak.
- Pronatie en supinatie zijn andere bewegingen in dit vlak.
- Rotatie van het hoofd en de romp.
Sagittaal Of Antero-posterieure As (Z-as)
- De sagittaal of antero-posterieure as loopt horizontaal.
- Het loopt van voor naar achter.
- Het is het frontale vlak.
Frontaal Of Mediolaterale As (X-as)
- De frontale of mediolaterale as loopt horizontaal.
- Het loopt van links naar rechts.
- Het is het sagittale vlak.
Longitudinale Of Verticale As (Y-as)
- De longitudinale of verticale as loopt verticaal.
- Het loopt van boven naar onder.
- Het is het transversale vlak.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.