Fotosynthetische Activiteit Meten

De efficiëntie waarmee fotosynthese zonlicht omzet in biomassa. Wordt uitgedrukt als het percentage van de geabsorbeerde PAR-straling dat wordt omgezet in organische stof.

Straling in het zichtbare spectrum van licht dat door planten wordt geabsorbeerd voor fotosynthese.

Een methode om primaire productie te meten waarbij gepaarde donkere en heldere flessen met water worden geïncubeerd. De verandering in zuurstofconcentratie geeft de netto primaire productie aan.

De totale hoeveelheid organische stof die wordt geproduceerd door fotosynthese in een ecosysteem.

De mate waarin fotosynthese onder optimale omstandigheden kan plaatsvinden.

Een verzameling van organismen die samenleven in een bepaald gebied, waarbij populaties van verschillende soorten in interactie treden.

Een complete leefomgeving die bestaat uit een levensgemeenschap en haar abiotische omgeving.

Een verzameling organismen die dezelfde voedselbronnen gebruiken.

Een groepering van organismen die een gemeenschappelijke voorouder hebben.

De studie van de structuur, eigenschappen, en processen die levensgemeenschappen vormen.

De studie van de energie- en stofstromen tussen levensgemeenschappen en hun abiotische omgeving.

Een verzameling van alle populaties van alle soorten die in een bepaald gebied voorkomen.

Het onderzoeken van een deel van de volledige biologische gemeenschap.

De hoeveelheid biomassa van een trofisch niveau neemt af naarmate het hoger in de voedselketen zit. Dit komt omdat er bij elke overgang tussen niveaus energie verloren gaat.

De meeste ecosystemen hebben maximaal 3 tot 5 trofische niveaus. Dit is vanwege het energieverlies bij elke stap.

Een belangrijk deel van de organische stof die wordt geassimileerd, wordt gebruikt om de levensfuncties in stand te houden, zoals ademhalen en lichaamstemperatuur regelen. Dit wordt 'respiratie' genoemd.

Niet alle organismen kunnen hun prooi volledig opeten. Een deel van de prooi gaat verloren, wat resulteert in energieverlies in het ecosysteem.

Organische stof die wordt opgenomen en niet verteerd, wordt uitgescheiden als uitwerpselen. Dit is ook een bron van energieverlies in het ecosysteem.

De energie die in de biomassa van een trofisch niveau is opgeslagen, kan worden gebruikt door de volgende trofische niveaus. Deze energie stroomt dus door het ecosysteem in één richting, van zon naar organismen.

De afbraak van organische stof door organismen zoals bacteriën en schimmels, levert energie terug aan het ecosysteem. Dit is een belangrijke recyclingproces.

Ecosystemen worden in stand gehouden door een constante inbreng van energie, meestal in de vorm van zonne-energie.

De totale hoeveelheid organische stof die wordt geproduceerd door fotosynthese in een waterkolom.

Het deel van de bruto primaire productie dat overblijft na aftrek van de energie die organismen verbruiken tijdens de ademhaling.

De diepte in een waterkolom waar de bruto primaire productie gelijk is aan de ademhalingsverliezen.

De zone in een waterkolom waar voldoende licht aanwezig is voor fotosynthese.

De toename van biomassa in een organisme of een populatie door consumptie van andere organismen.

De hoeveelheid organische stof die een organisme opneemt en gebruikt voor groei en ademhaling.

De hoeveelheid organische stof die een organisme gebruikt voor groei en reproductie.

Een methode om bruto productie te meten waarbij radioactief gelabeld koolstof (14C) wordt gebruikt.

De totale hoeveelheid organische stof die wordt geproduceerd door fotosynthese in een ecosysteem gedurende een bepaalde periode.

Gebieden met hoge primaire productiviteit, zoals tropische regenwouden en koraalriffen.

De verhouding tussen de hoeveelheid vastgelegde energie door fotosynthese en de hoeveelheid geabsorbeerde zonlicht.

Het voedselweb beschrijft alle voedselrelaties in een ecosysteem, met alle producenten, consumenten en reducenten.

De structuur van een levensgemeenschap wordt bepaald door de soorten die er leven en hun relatieve aantallen.

De primaire productie is het laagst in gebieden met weinig voedingsstoffen, zoals de open oceaan.

Het proces waarbij planten zonlicht gebruiken om organische stof te produceren.

Het aantal soorten op zich is echter slechts een zeer ruwe maat voor de soortendiversiteit, omdat ook de relatieve abundantie van de soorten een rol speelt. Een gemeenschap met x soorten die elk een vergelijkbare abundantie vertonen wordt als diverser ervaren dan een gemeenschap met eenzelfde aantal soorten waarvan de meest abundante soort >95% van het aantal individuen vertegenwoordigt.

Organismen die in stromende rivieren leven, met name dood organisch materiaal afkomstig uit het stroomgebied. Het voedselweb in rivieren is uniek omdat de basis ervan bijna uitsluitend bestaat uit dood organisch materiaal dat afkomstig is uit de terrestrische omgeving.

Deze processen zijn belangrijk voor het recyclen van voedingsstoffen in het ecosysteem.

Ecosystemen worden in stand gehouden door een constante inbreng van energie, meestal in de vorm van zonne-energie.

De invloed van de voedselketen op de structuur en dynamiek van een ecosysteem, waarbij predatoren een directe invloed hebben op de populaties van hun prooi, wat zich kan voortplanten door de voedselketen.

De invloed van de beschikbaarheid van middelen (zoals voedsel of licht) op de structuur en dynamiek van een ecosysteem. Planten groeien bijvoorbeeld beter wanneer er meer voedingsstoffen in het water aanwezig zijn.

Een reeks ecosystemen die door elkaar zijn verbonden via de stromen van energie en voedingsstoffen. Voorbeeld: een bos, een rivier en een weiland.

De totale hoeveelheid biomassa die wordt geproduceerd door een ecosysteem in een bepaalde tijd, bijvoorbeeld door fotosynthese.

Het vermogen van een ecosysteem om te herstellen na verstoring. Een ecosysteem met een hoge veerkracht kan snel herstellen van een brand of vervuiling.

Een hypothetisch ecosysteem met maar één trofisch niveau, waarbij de structuur wordt bepaald door de beschikbaarheid van voedingsstoffen.

Het aantal niveaus in een voedselketen, met de producenten aan de basis en de toppredatoren aan de top.

De onderlinge relatie tussen verschillende soorten organismen die samenleven in een ecosysteem en elkaar beïnvloeden. Voorbeeld: predatie, concurrentie, symbiose.