Financiële feiten en hun invloed

Financiële feiten

• Financiële feiten zijn gebeurtenissen die de financiële positie van een onderneming veranderen.
• Ze vormen de basis van de administratie en leggen transacties gestructureerd vast.
• Dit is essentieel voor betrouwbare financiële overzichten zoals de balans en de winst- en verliesrekening.
• Een aankoop op rekening verhoogt de voorraad (activa) en schulden (crediteuren).
• De verkoop van goederen genereert omzet en kosten, wat invloed heeft op de winst- en verliesrekening.
• Afschrijving van duurzame bezittingen verlaagt de boekwaarde op de balans en wordt als kostenpost opgenomen.
• Privé-opnamen verlagen het eigen vermogen, terwijl privé-stortingen het eigen vermogen verhogen.
• Ontvangsten en betalingen in het kader van leningen wijzigen schulden en liquide middelen.
• Niet elke uitgave is direct een kostenpost; vooruitbetaalde huur wordt pas later toegerekend.
• Een ontvangen betaling wordt pas als opbrengst erkend zodra de bijbehorende prestatie is geleverd.
• Nauwkeurige vastlegging is cruciaal voor een helder beeld van de financiële situatie.

Financiële Verslaglegging

• Financiële verslaglegging bestaat uit overzichten die de financiële situatie van een onderneming beschrijven.
• De beginbalans geeft een overzicht van bezittingen, schulden en eigen vermogen op een specifiek moment.
• De exploitatiebegroting schat opbrengsten en kosten in, de liquiditeitsbegroting de ontvangsten en uitgaven.
• Een geprognosticeerde eindbalans toont hoe de financiële positie aan het einde van de verslagperiode waarschijnlijk zal zijn.
• De financiële ontwikkeling van de onderneming wordt inzichtelijk in termen van winst en geldstromen.
• Met de gegevens uit de beginbalans, in combinatie met de exploitatie- en liquiditeitsbegrotingen, kan de verwachte eindbalans worden opgesteld.
• Inzicht in de invloed van kosten, opbrengsten, ontvangsten en uitgaven maakt nauwkeuriger begroten en beter plannen mogelijk.

De Winst- en Verliesrekening

• De winst- en verliesrekening brengt opbrengsten en kosten over een periode samen, waardoor het resultaat duidelijk wordt.
• De omzet bestaat uit inkomsten uit de verkoop van producten of diensten (afzet x verkoopprijs).
• Kosten omvatten uitgaven voor grondstoffen, salarissen, huur, energie en verzekeringen.
• Het bedrijfsresultaat is het verschil tussen de totale kosten en de opbrengsten.
• Het financieringsresultaat omvat rentelasten en rente-inkomsten.
• Opbrengsten en kosten moeten aan de juiste periode worden toegewezen, ongeacht het moment van ontvangst of betaling.

Overlopende Posten

• Overlopende posten zorgen ervoor dat opbrengsten en kosten in de juiste periode worden vastgelegd.
• Nog te betalen bedragen zijn kosten die bij de huidige periode horen, maar nog niet zijn voldaan.
• Nog te ontvangen bedragen zijn opbrengsten die al verdiend zijn, maar waarvoor de betaling nog moet volgen.
• Vooruitbetaalde bedragen zijn uitgaven voor toekomstige prestaties en worden als een actief geboekt.
• Vooruitontvangen bedragen zijn reeds ontvangen bedragen voor prestaties die nog moeten plaatsvinden, en worden als schuld opgenomen totdat de bijbehorende prestatie is geleverd

Het onderscheid tussen financiële en niet-financiële informatie

• Financiële informatie is in geld uitgedrukt en komt uit de boekhouding of jaarrekening.
• Het geeft inzicht in de economische gezondheid van een organisatie op basis van kwantitatieve data.
• Financiële informatie is aan wet- en regelgeving onderhevig en wordt extern gerapporteerd.
• Niet-financiële informatie is niet direct in geld uitgedrukt, maar essentieel voor de besturing van een organisatie.
• Het omvat kwalitatieve data over marktontwikkelingen, innovatie, klanten, efficiency en proceskwaliteit.
• Niet-financiële informatie helpt managers om trends te signaleren, risico’s en kansen in kaart te brengen en strategische beslissingen te nemen.

Niet-financiële informatie als managementinformatie

• Marktontwikkelingen: Het monitoren van trends in de markt, veranderingen in de vraag, de opkomst van nieuwe concurrenten of technologische innovaties
• Innovatie: Het aantal nieuwe producten, de effectiviteit van onderzoek en ontwikkeling, of de mate waarin nieuwe technologieën worden omarmd.
• Klanten: Klanttevredenheidsonderzoeken, het aantal en de aard van klachten, feedback van klanten en klantloyaliteit.
• Efficiency: Het aantal trainingsdagen per medewerker, de doorlooptijd van processen of de bezettingsgraad van machines.
• Kwaliteit van processen: Het aantal kwaliteitscontroles, processtoringen of klachten over de kwaliteit.

Kritische succesfactoren aan de hand van prestatie-indicatoren

• Kritische succesfactoren (KSF’s) zijn essentiële gebieden voor uitmuntende prestaties.
• Prestatie-indicatoren (KPI’s) kwantificeren het succes op die gebieden.
• Assortiment: Mate waarin het productaanbod aansluit bij de wensen en behoeften van de markt. Dit kan bijvoorbeeld worden gemeten aan het percentage nieuwe producten of de marktaandeelgroei in specifieke segmenten.
• Innovatiekracht: Het aantal geïnitieerde innovatieprojecten, het percentage van de omzet dat voortkomt uit nieuw geïntroduceerde producten of de investering in onderzoek en ontwikkeling.
• Leveringstermijn: Wordt gevolgd door het meten van de gemiddelde leveringstermijn.
• Efficiency: De doorlooptijd van productieprocessen, het aantal trainingsdagen per medewerker, of het gebruik van middelen (zoals energie per producteenheid)
• Kwaliteit van processen: KPI’s voor de kwaliteit van processen kunnen bestaan uit het aantal klachten, de frequentie en effectiviteit van interne communicatie, en de inzet van kwaliteitscontrolemaatregelen.
• Succes wordt gemeten met behulp van prestatie-indicatoren, wat inzicht geeft in sterktes en zwaktes.