Economie: Productie en Productiefactoren
16 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Welke van de volgende beweringen over bedrijven is correct?

  • Bedrijven produceren goederen en diensten voor consumenten. (correct)
  • Bedrijven verkopen alleen producten die ze zelf hebben gemaakt.
  • Bedrijven kopen alleen producten van andere bedrijven in.
  • Bedrijven produceren alleen voor andere bedrijven.
  • Wat wordt er bedoeld met 'zelfvoorziening' in de context van productie?

  • Het produceren van alle benodigde goederen en diensten voor jezelf. (correct)
  • Het kopen van producten van andere bedrijven.
  • Het werken voor een bedrijf en een salaris ontvangen.
  • Het ondernemen en winst maken met de productie.
  • Welke van de volgende is GEEN productiefactor?

  • Kapitaal
  • Natuur
  • Kennis (correct)
  • Arbeid
  • Hoe bereken je de toegevoegde waarde van een product?

    <p>Verkoopprijs - inkoopprijs (B)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende bedrijven is een productieonderneming?

    <p>Een bakker die brood bakt (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is arbeidsproductiviteit?

    <p>De hoeveelheid producten die een werknemer per uur produceert. (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een voordeel van een hogere arbeidsproductiviteit?

    <p>Lagere kosten per product. (B)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende kosten is een variabele kost?

    <p>De kosten van grondstoffen. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is een voorbeeld van een constante (vaste) kost?

    <p>Huurkosten (C)</p> Signup and view all the answers

    Welke kosten zijn direct gerelateerd aan de verkoop van producten of diensten?

    <p>Verkoopkosten (C)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende beweringen over variabele kosten is correct?

    <p>Variabele kosten veranderen direct met de omzet. (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat wordt bedoeld met 'afschrijvingskosten'?

    <p>Kosten die ontstaan doordat de waarde van kapitaalgoederen in de loop van de tijd afneemt. (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de juiste formule om de brutowinst te berekenen?

    <p>Omzet - Inkoopwaarde van de omzet (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het juiste btw-tarief voor basisbehoeften, zoals levensmiddelen?

    <p>9% (C)</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende beweringen over btw is correct?

    <p>Btw wordt altijd berekend over de verkoopprijs. (C)</p> Signup and view all the answers

    Wat is het verschil tussen brutowinst en nettowinst?

    <p>Brutowinst is de winst vóór aftrek van alle kosten, nettowinst is de winst na aftrek van alle kosten. (A)</p> Signup and view all the answers

    Study Notes

    Productie

    • Bedrijven maken goederen en diensten voor consumenten en andere bedrijven.
    • Consumenten kopen producten met hun loon.
    • Zelfvoorziening: consumenten produceren voor zichzelf.

    Productiefactoren

    • Middelen nodig om waarde aan producten toe te voegen.
    • De belangrijkste factoren zijn:
      • Kapitaal
      • Arbeid
      • Natuur
      • Ondernemerschap

    Bedrijfskolom

    • Alle bedrijven betrokken bij de productie van een product vormen de bedrijfskolom.
    • Elk bedrijf voegt toegevoegde waarde toe aan het product.
    • Toegevoegde waarde = verkoopprijs – inkoopprijs.

    Soorten ondernemingen

    • Handelsondernemingen: kopen producten in en verkopen ze verder zonder veranderingen.
    • Productieondernemingen: kopen grondstoffen in en produceren producten.
    • Dienstverlenende bedrijven: leveren diensten.

    Arbeidsproductiviteit

    • Hoeveelheid producten/diensten die een werknemer in een bepaalde tijd kan maken.
    • Hogere arbeidsproductiviteit = lagere kosten per product.
    • Stijging komt door efficiëntere werkwijze (mechanisatie, automatisering, robotisering) of meer ervaren werknemers.
    • Formule: Arbeidsproductiviteit = aantal geproduceerde producten / aantal medewerkers.

    Kosten

    • Productie vereist geld.
    • Inkoopwaarde van de omzet = bedrag waarvoor producten worden ingekocht.
    • Bedrijfskosten = alle kosten behalve productiekosten.
    • Productiekosten: kosten om producten te produceren.
    • Variabele kosten: afhankelijk van de verkoop.
    • Voorbeelden: inkoopprijs, verzendkosten.
    • Constante kosten: niet afhankelijk van de verkoop.
    • Voorbeelden: huurkosten, afschrijvingskosten.

    Afschrijvingskosten

    • Kosten doordat kapitaalgoederen in waarde afnemen.
    • Formule: Afschrijvingskosten per jaar = (aanschafwaarde – restwaarde) / aantal gebruiksjaren.

    Omzet en winst

    • Omzet = verkoopprijs x aantal verkochte producten.
    • Brutowinst = omzet – inkoopwaarde van de omzet.
    • Nettowinst = brutowinst – bedrijfskosten.
    • BTW = belasting toegevoegde waarde, wordt op de verkoopprijs opgeteld.
    • Accijns en milieuheffingen zijn belastingen die het gebruik van producten beperken.
    • Berekenen van prijzen inclusief en exclusief BTW.

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    Hoofdstuk 4: Productie PDF

    Description

    Test je kennis over productie in de economie met deze quiz. Ontdek de belangrijkste productiefactoren, soorten ondernemingen en hoe de bedrijfskolom werkt. Leer over de impact van arbeidsproductiviteit op kosten en waardecreatie.

    More Like This

    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser