Podcast
Questions and Answers
Wat is de correcte manier om de stam van een werkwoord te vinden?
Wat is de correcte manier om de stam van een werkwoord te vinden?
- Zoek het op in een woordenboek.
- Voeg '-en' toe aan de infinitief.
- Haal '-en' van de infinitief af. (correct)
- Gebruik de verleden tijd als basis.
Bij sterke werkwoorden in de verleden tijd blijft de klank van de stam altijd hetzelfde.
Bij sterke werkwoorden in de verleden tijd blijft de klank van de stam altijd hetzelfde.
False (B)
Welke truc kun je gebruiken als je twijfelt of je -te of -de achter de stam van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet schrijven?
Welke truc kun je gebruiken als je twijfelt of je -te of -de achter de stam van een zwak werkwoord in de verleden tijd moet schrijven?
't kofschip
Een ______ deelwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iets al gebeurd is.
Een ______ deelwoord wordt gebruikt om aan te geven dat iets al gebeurd is.
Combineer de volgende werkwoordstijden met hun juiste omschrijving:
Combineer de volgende werkwoordstijden met hun juiste omschrijving:
Wanneer gebruik je de ik-vorm bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
Wanneer gebruik je de ik-vorm bij de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd?
De stembandenmethode gebruik je om te bepalen of een werkwoord sterk of zwak is.
De stembandenmethode gebruik je om te bepalen of een werkwoord sterk of zwak is.
Welk hulpwerkwoord staat vaak in de zin met een voltooid deelwoord?
Welk hulpwerkwoord staat vaak in de zin met een voltooid deelwoord?
Bij een bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord, schrijf je het zo ______ mogelijk op, tenzij het voltooid deelwoord op -en eindigt.
Bij een bijvoeglijk naamwoord afgeleid van een voltooid deelwoord, schrijf je het zo ______ mogelijk op, tenzij het voltooid deelwoord op -en eindigt.
Combineer de volgende Engelse werkwoorden met hun juiste Nederlandse stam:
Combineer de volgende Engelse werkwoorden met hun juiste Nederlandse stam:
Wat is de functie van een onvoltooid deelwoord?
Wat is de functie van een onvoltooid deelwoord?
Je taalgevoel is altijd voldoende om de juiste meervoudsvorm van een woord te vinden.
Je taalgevoel is altijd voldoende om de juiste meervoudsvorm van een woord te vinden.
Welke regel pas je toe bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde lettergreep -ik, -et, -el of -es in het meervoud?
Welke regel pas je toe bij woorden die eindigen op een onbeklemtoonde lettergreep -ik, -et, -el of -es in het meervoud?
Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de heldere klinkers a, é, o en u in een verkleinwoord, moet je de klinker ______.
Bij zelfstandige naamwoorden die eindigen op de heldere klinkers a, é, o en u in een verkleinwoord, moet je de klinker ______.
Combineer de volgende trappen van vergelijking met hun juiste benaming:
Combineer de volgende trappen van vergelijking met hun juiste benaming:
Wanneer schrijf je tussenvoegsels in namen met een kleine letter?
Wanneer schrijf je tussenvoegsels in namen met een kleine letter?
Namen van dagen en maanden schrijf je met een hoofdletter.
Namen van dagen en maanden schrijf je met een hoofdletter.
Welke regel geldt voor getallen in letters?
Welke regel geldt voor getallen in letters?
Als er in een getal een klinkerbotsing voorkomt, schrijf je geen koppelteken, maar een ______.
Als er in een getal een klinkerbotsing voorkomt, schrijf je geen koppelteken, maar een ______.
Combineer de volgende situaties met de juiste schrijfwijze van samenstellingen:
Combineer de volgende situaties met de juiste schrijfwijze van samenstellingen:
Wat is de basisregel voor het schrijven van een tussen-s in een samenstelling?
Wat is de basisregel voor het schrijven van een tussen-s in een samenstelling?
Als het eerste deel van een samenstelling een dubbel meervoud heeft, schrijf je een tussen-n.
Als het eerste deel van een samenstelling een dubbel meervoud heeft, schrijf je een tussen-n.
Wanneer schrijf je een koppelteken bij aardrijkskundige namen?
Wanneer schrijf je een koppelteken bij aardrijkskundige namen?
Na de voorvoegsels adjunct, aspirant, assistent, bijna, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud, sint schrijf je een ______.
Na de voorvoegsels adjunct, aspirant, assistent, bijna, collega, ex, interim, kandidaat, leerling, meester, niet, non, oud, sint schrijf je een ______.
Combineer de volgende functies met het juiste leesteken:
Combineer de volgende functies met het juiste leesteken:
Wanneer gebruik je een apostrof?
Wanneer gebruik je een apostrof?
Een puntkomma staat altijd tussen twee onafhankelijke zinnen die geen verband met elkaar hebben.
Een puntkomma staat altijd tussen twee onafhankelijke zinnen die geen verband met elkaar hebben.
Welk leesteken gebruik je om aan te geven dat er een opsomming, uitleg, citaat of gedachte komt?
Welk leesteken gebruik je om aan te geven dat er een opsomming, uitleg, citaat of gedachte komt?
Als er letters in een woord zijn weggelaten, worden de weggelaten letters vervangen door een ______.
Als er letters in een woord zijn weggelaten, worden de weggelaten letters vervangen door een ______.
Wat is de functie van een trema?
Wat is de functie van een trema?
Merknamen schrijven we altijd met een hoofdletter, ongeacht of het een soortnaam is geworden.
Merknamen schrijven we altijd met een hoofdletter, ongeacht of het een soortnaam is geworden.
Wat is de regel voor stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
Wat is de regel voor stoffelijk bijvoeglijke naamwoorden?
Woorden die eindigen op –sd, –st of –isch krijgen in de overtreffende trap de toevoeging ______.
Woorden die eindigen op –sd, –st of –isch krijgen in de overtreffende trap de toevoeging ______.
Welke regel geldt voor het schrijven van afkortingen met een achtervoegsel?
Welke regel geldt voor het schrijven van afkortingen met een achtervoegsel?
Het woord 'hopelijk' is een samenstelling en krijgt daarom een tussen-n.
Het woord 'hopelijk' is een samenstelling en krijgt daarom een tussen-n.
Welke regel geldt er als je de 't kofschip-truc toepast en de laatste letter van de stam zit in 't kofschip?
Welke regel geldt er als je de 't kofschip-truc toepast en de laatste letter van de stam zit in 't kofschip?
Een onvoltooid deelwoord wordt ook wel ______ deelwoord genoemd.
Een onvoltooid deelwoord wordt ook wel ______ deelwoord genoemd.
Match de juiste omschrijving met de onderstaande begrippen voor meervoudsvorming:
Match de juiste omschrijving met de onderstaande begrippen voor meervoudsvorming:
Flashcards
Wat is de persoonsvorm?
Wat is de persoonsvorm?
De vorm van het werkwoord die verandert afhankelijk van het onderwerp.
Hoe vind je de stam van een werkwoord?
Hoe vind je de stam van een werkwoord?
Haal '-en' van de infinitief af. Bijv. 'lopen' wordt 'loop'.
Wanneer gebruik je de 'ik-vorm'?
Wanneer gebruik je de 'ik-vorm'?
Als 'ik' het onderwerp is, 'je/jij' achter de persoonsvorm staat, of in de gebiedende wijs.
Wanneer gebruik je 'ik-vorm + t'?
Wanneer gebruik je 'ik-vorm + t'?
Signup and view all the flashcards
Wanneer gebruik je de infinitief als persoonsvorm?
Wanneer gebruik je de infinitief als persoonsvorm?
Signup and view all the flashcards
Wat is een sterk werkwoord?
Wat is een sterk werkwoord?
Signup and view all the flashcards
Wat is een zwak werkwoord?
Wat is een zwak werkwoord?
Signup and view all the flashcards
Hoe vervoeg je een zwak werkwoord in de verleden tijd?
Hoe vervoeg je een zwak werkwoord in de verleden tijd?
Signup and view all the flashcards
Hoe vervoeg je een sterk werkwoord in de verleden tijd?
Hoe vervoeg je een sterk werkwoord in de verleden tijd?
Signup and view all the flashcards
Wat is 't kofschip?
Wat is 't kofschip?
Signup and view all the flashcards
Wat is een stemhebbende klank?
Wat is een stemhebbende klank?
Signup and view all the flashcards
Wat is een stemloze klank?
Wat is een stemloze klank?
Signup and view all the flashcards
Wat is een voltooid deelwoord?
Wat is een voltooid deelwoord?
Signup and view all the flashcards
Hoe bepaal je de juiste spelling bij een voltooid deelwoord?
Hoe bepaal je de juiste spelling bij een voltooid deelwoord?
Signup and view all the flashcards
Hoe gebruik je een voltooid deelwoord bijvoeglijk?
Hoe gebruik je een voltooid deelwoord bijvoeglijk?
Signup and view all the flashcards
Wat is de tweede manier om een voltooid deelwoord bijvoeglijk te gebruiken?
Wat is de tweede manier om een voltooid deelwoord bijvoeglijk te gebruiken?
Signup and view all the flashcards
Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden in het Nederlands?
Hoe vervoeg je Engelse werkwoorden in het Nederlands?
Signup and view all the flashcards
Hoe vervoeg je werkwoorden met afkortingen (sms'en, e-mailen)?
Hoe vervoeg je werkwoorden met afkortingen (sms'en, e-mailen)?
Signup and view all the flashcards
Wat is een onvoltooid deelwoord?
Wat is een onvoltooid deelwoord?
Signup and view all the flashcards
Hoe vorm je een onvoltooid deelwoord?
Hoe vorm je een onvoltooid deelwoord?
Signup and view all the flashcards
Wat is de basisregel voor meervoud op '-s'?
Wat is de basisregel voor meervoud op '-s'?
Signup and view all the flashcards
Wat doe je bij uitspraakproblemen bij meervoud op '-s'?
Wat doe je bij uitspraakproblemen bij meervoud op '-s'?
Signup and view all the flashcards
Hoe vorm je het meervoud van woorden die eindigen op '-y'?
Hoe vorm je het meervoud van woorden die eindigen op '-y'?
Signup and view all the flashcards
Wat gebeurt er bij sommige woorden die eindigen op '-f' of '-s' in het meervoud?
Wat gebeurt er bij sommige woorden die eindigen op '-f' of '-s' in het meervoud?
Signup and view all the flashcards
Hoe vorm je het meervoud van woorden die eindigen op '-ie' of '-ee'?
Hoe vorm je het meervoud van woorden die eindigen op '-ie' of '-ee'?
Signup and view all the flashcards
Hoe vorm je het meervoud van letters en afkortingen op '-en'?
Hoe vorm je het meervoud van letters en afkortingen op '-en'?
Signup and view all the flashcards
Wat is de 'monnikenregel'?
Wat is de 'monnikenregel'?
Signup and view all the flashcards
Waarom zit er een 'f' in 'fotografen'?
Waarom zit er een 'f' in 'fotografen'?
Signup and view all the flashcards
Wat doe je als een woord zowel een meervoud op '-s' als '-en' kan hebben?
Wat doe je als een woord zowel een meervoud op '-s' als '-en' kan hebben?
Signup and view all the flashcards
Wat doe je bij woorden uit andere talen met een originele meervoudsvorm?
Wat doe je bij woorden uit andere talen met een originele meervoudsvorm?
Signup and view all the flashcards
Wat zijn heldere klinkers bij verkleinwoorden?
Wat zijn heldere klinkers bij verkleinwoorden?
Signup and view all the flashcards
Wat gebeurt er met heldere klinkers in verkleinwoorden?
Wat gebeurt er met heldere klinkers in verkleinwoorden?
Signup and view all the flashcards
Wanneer gebruik je –‘s bij verkleinwoorden?
Wanneer gebruik je –‘s bij verkleinwoorden?
Signup and view all the flashcards
Wat is de basisregel voor bijvoeglijke naamwoorden?
Wat is de basisregel voor bijvoeglijke naamwoorden?
Signup and view all the flashcards
Hoe schrijf je stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?
Hoe schrijf je stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden?
Signup and view all the flashcards
Wat is de basisregel voor aaneenschrijven?
Wat is de basisregel voor aaneenschrijven?
Signup and view all the flashcards
Hoe schrijf je woorden als 'ertoe', 'daarbij', enzovoort?
Hoe schrijf je woorden als 'ertoe', 'daarbij', enzovoort?
Signup and view all the flashcards
Wat is de basisregel voor de tussen-s?
Wat is de basisregel voor de tussen-s?
Signup and view all the flashcards
Wanneer schrijf je een tussen-n?
Wanneer schrijf je een tussen-n?
Signup and view all the flashcards
Wanneer gebruik je een koppelteken?
Wanneer gebruik je een koppelteken?
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Persoonsvorm
- De persoonsvorm is een werkwoord dat vervoegd wordt in de tegenwoordige of verleden tijd.
- Om de stam te vinden, verwijder je "-en" van de infinitief.
- Soms moet de ruwe stam aangepast worden (bv. "durven" → "durf").
Persoonsvorm Tegenwoordige Tijd
- Ik-vorm:
- Als "ik" het onderwerp is.
- Als "je" of "jij" achter de persoonsvorm staat.
- In de gebiedende wijs.
- Ik-vorm + t: Alle andere enkelvoudige onderwerpen.
- Infinitief: Alle meervoudige onderwerpen.
Persoonsvorm Verleden Tijd
- Zwak: stam + de(n) of stam + te(n).
- Sterk: schrijf het werkwoord zoals je het hoort (klankverandering).
Stembanden en 't Kofschip
- Het verschil tussen -de(n) of -te(n) hangt af van de klank: stemhebbend (trillende stembanden) of stemloos (geen trilling).
- Stemhebbend: [r], [m], [l], [v] en alle klinkers, dus -de(n).
- Stemloos: [s], [k], [f], [p], [t] en [ch], dus -te(n).
- 't Kofschip-truc:
- Verwijder -en van het werkwoord.
- Kijk naar de laatste LETTER.
- Zit deze in 't kofschip? Dan -te(n).
- Anders -de(n).
- Plakken → plakte, verhuizen → verhuisde, groeien → groeide.
Voltooid Deelwoord
- Geeft aan dat iets al gebeurd is, vaak met hulpwerkwoorden "hebben", "zijn", of "worden".
- Soms is het lastig te spellen (d of t aan het eind).
- Maak het woord langer om te horen welke klank je nodig hebt.
- Gebruik anders de stembandenmethode of 't kofschip.
Bijvoeglijk Naamwoord
- Een voltooid deelwoord kan bijvoeglijk gebruikt worden.
- Manier 1: zo kort mogelijk, maar als het voltooid deelwoord op -en eindigt, dan het bijvoeglijk naamwoord ook (de beschreven papieren).
- Manier 2: voltooid deelwoord + e, pas spellingsregels toe (de bezorgde bewoners).
Engelse Werkwoorden
- Gebruik Nederlandse spellingsregels.
- Bepaal de stam: haal -en eraf, voeg een 'e' toe voor de Engelse uitspraak (racen → race).
- Gebruik de stembandenmethode, NIET 't kofschip.
- Bij afkortingen: apostrof bij vervoeging, koppelteken bij "ge-" (e-mailen, sms'en → ge-e-maild, ge-sms't).
Onvoltooid Deelwoord
- Werkwoord + d of de (fluitend).
- Geeft aan dat je iets aan het doen bent terwijl je iets anders doet.
- Kan ook als bijvoeglijk naamwoord gebruikt worden (de fietsende man).
Meervouden
- Taalgevoel helpt, maar er zijn regels.
Meervoud op -s
- Basisregel: achter het enkelvoud, tenzij uitspraakproblemen.
- Uitspraakproblemen: apostrof (auto's).
- Eindigt op y: medeklinker ervoor → 's, klinker ervoor → vast (baby's, jockeys).
- Letters/afkortingen: apostrof (wc's, k's).
Meervoud op -en
- f/s → v/z (laars → laarzen, mens → mensen).
- Eindigt op -ie/-ee: klemtoon op laatste lettergreep → -ën, anders n + trema (melodieën, bacteriën).
- Letters/afkortingen: apostrof (gps'en, s'en).
Monnikenregel
- -ik, -et, -el, -es: geen verdubbeling medeklinker (monniken, artikelen), behalve bij klemtoon op laatste lettergreep (leraressen).
Fotografenregel
- Griekse woorden op -f: f blijft staan in meervoud (paragrafen).
Dubbel Meervoud
- Zowel -s als -en mogelijk (groenten/groentes, appelen/appels).
Bijzondere Meervoud
- Onregelmatige vormen (steden, koeien, schepen).
- Alleen meervoud (jeans, hersenen).
Verkleinwoorden
- a, é, o, u: verdubbel klinker (autootje).
- -i: -ie (taxietje).
- -y: medeklinker ervoor → -'s, klinker ervoor → vast (baby'tje, jockeytje).
- Afkorting/letter/cijfer/symbool: apostrof (cd'tje, 7'tje).
- Bijzondere gevallen: chocolaatje, jongetje, koninkje, machientje.
Bijvoeglijke Naamwoorden
- Meestal uitgang -e.
- "Een" + het-woord: geen -e (een groot huis).
- Stoffelijk: -en (gouden horloge), tenzij nieuwe stof (plastic tas).
- Voltooid deelwoord: zie eerdere regels.
- Na "te": infinitief (de te verwachten kosten).
Trappen van Vergelijking
- Stellende trap (mooi), vergrotende trap (mooier), overtreffende trap (mooist).
- Regelmatig: -er, -st (bruin, bruiner, bruinst).
- Op -r: -d (zuur, zuurder, zuurst).
- Spellingsverandering: braaf, vies, groot.
- Stomme -e: meest (roze, rozer, meest roze).
- -sd, -st, -isch: meest (gevreesd, logisch).
- Onregelmatig: goed, beter, best / chic, chiquer, chicst.
Hoofdletters
- Begin van de zin.
- Organisaties, merken, bedrijven.
- Feestdagen, historische gebeurtenissen.
- Aardrijkskundige namen.
- Tussenvoegsels: kleine letter, tenzij geen voornaam/voorletter (Paula van Vliet, de heer Van der Zanden).
- Titels van boeken, films, etc.
- Kleine letters
- Begin zin met getal/teken
- Historische perioden
- Dagen, maanden, seizoenen, windstreken
- Politieke/religieuze stromingen.
- Bijzondere gevallen
- Merknamen als soortnaam, kleine letter (colaatje).
- Heilige personen/boeken, kleine letter bij algemeen gebruik (god van de oorlog, een koran in de kast).
Cijfers en Getallen
- Tot twintig, tientallen, ronde getallen: letters.
- Jaartal, datum, temperatuur, etc.: cijfers.
- Getallen aan elkaar, spatie na duizend, voor/na miljoen/miljard.
- Klinkerbotsing: trema (drieëntwintig).
- Koppelteken na cijfer, tenzij samenstelling (22-jarige, 4 meiherdenking).
Aaneenschrijven
- Basisregel: één begrip, één woord.
- Woorden als ertoe, erbij, daarvoor, daartegen, waarbij, waarin: meestal aan elkaar.
- Samengestelde namen (Rode Kruis): laatste deel vast (Rode Kruisziekenhuis).
Tussenletters
- Tussen-s:
- Hoor je de s: schrijven, anders niet (kwaliteitscontrole).
- Tweede deel met s: vervang door woord zonder s om te horen of je een tussen -s nodig hebt)
- Tussen-n:
- Eerste deel ALLEEN meervoud op -(e)n: schrijven (pannenkoek, invalidenwagen).
- Geen tussen-n:
- Dubbel meervoud of meervoud op -s (ladekast, modeshow).
- Eerste deel geen zelfstandig naamwoord (rodekool).
- Eerste deel geen meervoud (rijstevlaai).
- Eerste deel enig in zijn soort (zonnebrand).
- Eerste deel versterkend (reuzeleuk).
- Geen samenstelling (hopelijk).
Koppelteken
- Klinkerbotsing/verkeerde lettercombinatie (auto-ongeluk),
- Gelijkwaardige delen (zwart-witfoto).
- Aardrijkskundige namen (Zuid-Holland).
- Na afkorting/letter/cijfer/teken (vwo-leerling, 65-jarige).
- Na voorvoegsels (adjunct-directeur).
- Groep woorden + ander woord (doe-het-zelfzaak).
- Weglatingsstreepje (zomer- en wintertijd).
Trema
- Klinkerbotsing/verkeerde lettercombinatie in geen samenstelling (beëindigen).
- Getallen (drieëntwintig).
- Geen trema bij leenwoorden (museum) of als woord niet verkeerd gelezen kan worden (financieel).
Apostrof
- Meervoud op s (auto's).
- Verkleinwoorden (dvd'tje).
- Weggelaten letters ('s middags).
- Achtervoegsel na afkorting (vwo'er), tenzij afkorting als woord (havoër).
- Bezit (Tims broertje, Yousra’s zus, Dax’ tante, Jannekes fiets).
Leestekens
- Punt (.): einde van de zin (Dit zijn de leestekensregels.)
- Vraagteken (?): na een vraag (Heb je het goed begrepen?)
- Uitroepteken (!): na een uitroep of bevel (We hebben vakantie!)
- Komma (,): in een opsomming, tussen bijvoeglijke naamwoorden, tussen twee persoonsvormen, voor "maar" en "want", voor en na een aangesproken persoon of tussenwerpsel, voor en na een bijstelling (Mijn zus, mijn vader en mijn oom liepen naar buiten. Zag jij dat mooie, dure schilderij? Toen ik hem zag, groette ik hem. Ik snap dat je het wilt, maar het kan niet, want we moeten weg. Hé, kom je ook, Josien? Rutte, onze oud-premier, was decennia de leider van ons land.)
- Dubbele punt (:): geeft opsomming, uitleg, citaat of gedachte aan (De dag begint met een heel ritueel: opstaan, douchen, aankleden, ontbijten en naar school. Ik kom later: ik miste de trein. Ik zei: “Dat geloof ik niet”. Hij dacht: kan dat wel?).
- Puntkomma (;): tussen zinnen met sterk verband (We hebben een mooie zomer gehad; vooral augustus was fantastisch.)
- Aanhalingstekens (“…”/‘…’): citaten, ironie, naar het woord zelf verwijzen, titels van boeken/films/programma’s (Ik hou niet van appeltaart”, zei ik. “Kortom,” zei hij, “we zijn er nu.” Peter zegt: "Hier ben ik geboren." Thea vroeg: "Wat zullen we eten?" Hij dacht: waar blijven ze nou? Dat was een ‘geslaagde’ grap. Je schrijft ‘actie’ met een c. Ik las ‘Lampje’ van Annet Schaap.).
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.