Podcast
Questions and Answers
Invoer van goederen en diensten van buiten de ______
Invoer van goederen en diensten van buiten de ______
eurozone
De prijsontwikkeling binnen en buiten de eurozone beïnvloedt de ______
De prijsontwikkeling binnen en buiten de eurozone beïnvloedt de ______
vraag
Devaluatie en ______ zijn het gevolg van overheidsbeslissingen.
Devaluatie en ______ zijn het gevolg van overheidsbeslissingen.
revaluatie
Vaste wisselkoersen zijn ontstaan onder het ______ systeem.
Vaste wisselkoersen zijn ontstaan onder het ______ systeem.
Bij de ______ wisselkoersen gaat de waarde van een munt op basis van vraag en aanbod.
Bij de ______ wisselkoersen gaat de waarde van een munt op basis van vraag en aanbod.
Prijsverschillen door ______ kunnen de vraag naar vreemde valuta beïnvloeden.
Prijsverschillen door ______ kunnen de vraag naar vreemde valuta beïnvloeden.
Bij dalende ______ in de VS kan dat invloed hebben op de vraag naar de dollar.
Bij dalende ______ in de VS kan dat invloed hebben op de vraag naar de dollar.
Wanneer een ______ deprecieert, wordt het minder waard ten opzichte van andere valuta.
Wanneer een ______ deprecieert, wordt het minder waard ten opzichte van andere valuta.
De prijsafzetcurve is gegeven en is een rechte (P=GO=MO). De evenwichtsprijs is ______ EUR.
De prijsafzetcurve is gegeven en is een rechte (P=GO=MO). De evenwichtsprijs is ______ EUR.
Een verandering van de preferenties van de vragers kan leiden tot een verschuiving in de ______ curve.
Een verandering van de preferenties van de vragers kan leiden tot een verschuiving in de ______ curve.
Bij een aanbodoverschot leidt dit tijdelijk tot ______ door de overheid.
Bij een aanbodoverschot leidt dit tijdelijk tot ______ door de overheid.
Een monopolist is een ______ bij het bepalen van prijzen.
Een monopolist is een ______ bij het bepalen van prijzen.
Bij volkomen concurrentie is de prijs een gegeven (P=MO=GO), terwijl de monopolist rekening moet houden met het gedrag van ______.
Bij volkomen concurrentie is de prijs een gegeven (P=MO=GO), terwijl de monopolist rekening moet houden met het gedrag van ______.
Bij een ______ monopolie bezit het bedrijf unieke grondstoffen.
Bij een ______ monopolie bezit het bedrijf unieke grondstoffen.
Een onverwachte mislukte graanoogst kan leiden tot een te hoge ______ prijs, wat de overheid kan motiveren om een maximumprijs in te stellen.
Een onverwachte mislukte graanoogst kan leiden tot een te hoge ______ prijs, wat de overheid kan motiveren om een maximumprijs in te stellen.
De overheid kan ingrijpen in de prijsvorming door bijvoorbeeld een ______ prijs in te stellen.
De overheid kan ingrijpen in de prijsvorming door bijvoorbeeld een ______ prijs in te stellen.
Prijselasticiteit van de vraag is verandering van hoeveelheid door verandering in ______
Prijselasticiteit van de vraag is verandering van hoeveelheid door verandering in ______
Hoe ______ de vraag, hoe vlakker de vraagcurve verloopt
Hoe ______ de vraag, hoe vlakker de vraagcurve verloopt
De prijselasticiteit is afhankelijk van verschillende ______
De prijselasticiteit is afhankelijk van verschillende ______
Ev = 0 verwijst naar ______ goederen indien aandeel in budget klein
Ev = 0 verwijst naar ______ goederen indien aandeel in budget klein
Als de noemer met 10% stijgt en Ev = -2, dan daalt de omzet met ______ %
Als de noemer met 10% stijgt en Ev = -2, dan daalt de omzet met ______ %
De totale productie (TP) is de opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende een bepaalde ______.
De totale productie (TP) is de opbrengst van de ingezette productiefactoren gedurende een bepaalde ______.
Marginale productie (MP) geeft de meeropbrengst aan wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor met één eenheid ______ toenemend.
Marginale productie (MP) geeft de meeropbrengst aan wanneer de hoeveelheid van de variabele productiefactor met één eenheid ______ toenemend.
Als Ev = -0,5, dan daalt de omzet met ______ %
Als Ev = -0,5, dan daalt de omzet met ______ %
Gemiddelde productie (GP) is de gemiddelde opbrengst van één eenheid van de ______ productiefactor.
Gemiddelde productie (GP) is de gemiddelde opbrengst van één eenheid van de ______ productiefactor.
Noodzakelijke goederen hebben een kleinere prijselasticiteit dan ______ goederen
Noodzakelijke goederen hebben een kleinere prijselasticiteit dan ______ goederen
Als de marginale productie groter is dan de gemiddelde productie, dan leidt dit tot een ______ van de gemiddelde productie.
Als de marginale productie groter is dan de gemiddelde productie, dan leidt dit tot een ______ van de gemiddelde productie.
De totale omzet wordt berekend met de formule: Totale omzet = ______ * Q
De totale omzet wordt berekend met de formule: Totale omzet = ______ * Q
De totale constante kosten (TCK) blijven per tijdsperiode ______ binnen de gegeven productiecapaciteit.
De totale constante kosten (TCK) blijven per tijdsperiode ______ binnen de gegeven productiecapaciteit.
De totale variabele kosten (TVK) zijn ______ van de productiehoogte.
De totale variabele kosten (TVK) zijn ______ van de productiehoogte.
Een degressieve stijging betekent dat de TVK stijgt met minder dan ______%.
Een degressieve stijging betekent dat de TVK stijgt met minder dan ______%.
Als de capaciteit met 100% stijgt en de TVK meer dan 100% stijgt, dan hebben we te maken met een ______ stijging.
Als de capaciteit met 100% stijgt en de TVK meer dan 100% stijgt, dan hebben we te maken met een ______ stijging.
Bij prijsdaling zal de ______ toenemen.
Bij prijsdaling zal de ______ toenemen.
Als prijs daalt en hoeveelheid stijgt sterker en omzet stijgt, dan is de vraag ______.
Als prijs daalt en hoeveelheid stijgt sterker en omzet stijgt, dan is de vraag ______.
Als prijs daalt maar hoeveelheid in mindere mate stijgt, zal de omzet ______ zijn.
Als prijs daalt maar hoeveelheid in mindere mate stijgt, zal de omzet ______ zijn.
Wanneer de totale opbrengst maximaal is, is MO gelijk aan ______.
Wanneer de totale opbrengst maximaal is, is MO gelijk aan ______.
In een oligopolie zijn er ______ aanbieders en veel vragers.
In een oligopolie zijn er ______ aanbieders en veel vragers.
Bij een prijzen die hoog is, kan het punt van ______ worden bereikt.
Bij een prijzen die hoog is, kan het punt van ______ worden bereikt.
Wanneer de totale opbrengst daalt, wordt MO ______.
Wanneer de totale opbrengst daalt, wordt MO ______.
De winst is maximaal bij een ______ van 4 eenheden.
De winst is maximaal bij een ______ van 4 eenheden.
De waarde van een valuta wordt bepaald door vraag en ______ op de valutamarkt.
De waarde van een valuta wordt bepaald door vraag en ______ op de valutamarkt.
De betalingsbalans is een systematisch overzicht van alle economische ______ tussen ingezetenen van verschillende landen.
De betalingsbalans is een systematisch overzicht van alle economische ______ tussen ingezetenen van verschillende landen.
Een betalingsbalanstekort betekent dat een land schuldenaar wordt tegenover ______ landen.
Een betalingsbalanstekort betekent dat een land schuldenaar wordt tegenover ______ landen.
Oorzaken van conjunctureel betalingsbalansonevenwicht omvatten het internationale economische ______.
Oorzaken van conjunctureel betalingsbalansonevenwicht omvatten het internationale economische ______.
Een ______ op de betalingsbalans kan leiden tot een toename van de geldhoeveelheid.
Een ______ op de betalingsbalans kan leiden tot een toename van de geldhoeveelheid.
De klassieke leer stelt dat herstel van de betalingsbalans kan plaatsvinden via aanpassing van de ______.
De klassieke leer stelt dat herstel van de betalingsbalans kan plaatsvinden via aanpassing van de ______.
Volgens de keynesiaanse leer is een manier om het evenwicht te herstellen het verhogen van binnenlandse ______.
Volgens de keynesiaanse leer is een manier om het evenwicht te herstellen het verhogen van binnenlandse ______.
Structurele oorzaken van een betalingsbalansonevenwicht kunnen worden veroorzaakt door wijzigingen in de internationale ______ verdeling.
Structurele oorzaken van een betalingsbalansonevenwicht kunnen worden veroorzaakt door wijzigingen in de internationale ______ verdeling.
Toevallige oorzaken van betalingsbalansproblemen kunnen onder andere klimaatologische ______ zijn.
Toevallige oorzaken van betalingsbalansproblemen kunnen onder andere klimaatologische ______ zijn.
Vormen van economische integratie zijn pogingen van verschillende landen om samen te werken op economisch en ______ gebied.
Vormen van economische integratie zijn pogingen van verschillende landen om samen te werken op economisch en ______ gebied.
Flashcards
Wisselkoers
Wisselkoers
De waarde van de ene valuta uitgedrukt in een andere valuta.
Depreciatie
Depreciatie
De waarde van een valuta daalt ten opzichte van een andere valuta.
Appreciatie
Appreciatie
De waarde van een valuta stijgt ten opzichte van een andere valuta.
Vlottende wisselkoersen
Vlottende wisselkoersen
Signup and view all the flashcards
Vaste wisselkoersen
Vaste wisselkoersen
Signup and view all the flashcards
Devaluatie
Devaluatie
Signup and view all the flashcards
Revaluatie
Revaluatie
Signup and view all the flashcards
Bretton Woods systeem
Bretton Woods systeem
Signup and view all the flashcards
Volkomen concurrentie
Volkomen concurrentie
Signup and view all the flashcards
Prijsafzetcurve bij volkomen concurrentie
Prijsafzetcurve bij volkomen concurrentie
Signup and view all the flashcards
Evenwichtsprijs bij volkomen concurrentie
Evenwichtsprijs bij volkomen concurrentie
Signup and view all the flashcards
Overheidsingrijpen bij volkomen concurrentie
Overheidsingrijpen bij volkomen concurrentie
Signup and view all the flashcards
Maximumprijs
Maximumprijs
Signup and view all the flashcards
Minimumprijs
Minimumprijs
Signup and view all the flashcards
Monopolie
Monopolie
Signup and view all the flashcards
Evenwicht van de monopolist
Evenwicht van de monopolist
Signup and view all the flashcards
Totale Productie (TP)
Totale Productie (TP)
Signup and view all the flashcards
Marginale Productie (MP)
Marginale Productie (MP)
Signup and view all the flashcards
Gemiddelde Productie (GP)
Gemiddelde Productie (GP)
Signup and view all the flashcards
Afnemende Meeropbrengst
Afnemende Meeropbrengst
Signup and view all the flashcards
Totale Constante Kosten (TCK)
Totale Constante Kosten (TCK)
Signup and view all the flashcards
Totale Variabele Kosten (TVK)
Totale Variabele Kosten (TVK)
Signup and view all the flashcards
Degressieve Stijging
Degressieve Stijging
Signup and view all the flashcards
Progressieve Stijging
Progressieve Stijging
Signup and view all the flashcards
PUNT X (TO maximaal)
PUNT X (TO maximaal)
Signup and view all the flashcards
Prijselastische Vraag
Prijselastische Vraag
Signup and view all the flashcards
Prijsinelastische Vraag
Prijsinelastische Vraag
Signup and view all the flashcards
Totale Opbrengst (TO)
Totale Opbrengst (TO)
Signup and view all the flashcards
Marginale Opbrengst (MO)
Marginale Opbrengst (MO)
Signup and view all the flashcards
Winstmaximalisatie
Winstmaximalisatie
Signup and view all the flashcards
Oligopolie
Oligopolie
Signup and view all the flashcards
Monopolie Prijs
Monopolie Prijs
Signup and view all the flashcards
Betalingsbalans
Betalingsbalans
Signup and view all the flashcards
Betalingsbalanstekort
Betalingsbalanstekort
Signup and view all the flashcards
Betalingsbalansoverschot
Betalingsbalansoverschot
Signup and view all the flashcards
Klassieke leer (prijsbenadering)
Klassieke leer (prijsbenadering)
Signup and view all the flashcards
Keynesiaanse leer (inkomensbenadering)
Keynesiaanse leer (inkomensbenadering)
Signup and view all the flashcards
Moderne theorie
Moderne theorie
Signup and view all the flashcards
Economische integratie
Economische integratie
Signup and view all the flashcards
Prijselasticiteit van de vraag
Prijselasticiteit van de vraag
Signup and view all the flashcards
Unitair prijselastisch
Unitair prijselastisch
Signup and view all the flashcards
Prijselastisch
Prijselastisch
Signup and view all the flashcards
Prijsinelastisch
Prijsinelastisch
Signup and view all the flashcards
Vlakke vraagcurve
Vlakke vraagcurve
Signup and view all the flashcards
Steile vraagcurve
Steile vraagcurve
Signup and view all the flashcards
Factoren die de prijselasticiteit van de vraag beïnvloeden
Factoren die de prijselasticiteit van de vraag beïnvloeden
Signup and view all the flashcards
Effect van prijselasticiteit op omzet
Effect van prijselasticiteit op omzet
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Consumenten
- De keuze van de optimale goederencombinatie wordt bepaald door niet-economische en economische factoren.
- Niet-economische factoren: voorkeuren/preferenties (sociologische en psychologische factoren).
- Economische factoren: prijzen en inkomen.
- Consumenten streven naar nutsmaximalisatie (maximale behoeftebevrediging).
- Eerste wet van Gossen (dalend grensnut): Naarmate meer eenheden van een goed beschikbaar zijn, daalt het nut van de laatst toegevoegde eenheid.
Budgetlijn
- P1Q1 + P2Q2 = budget (P = prijs, Q = hoeveelheid)
- Punt op de x-as: hoeveelheid van goed 1 is 0
- Punt op de y-as: hoeveelheid van goed 2 is 0
Budgetrestrictie
- Een verlaging van het inkomen, verlaagt de budgetlijn.
- Een daling van de prijs, verhoogt de hoeveelheid die kan worden gekocht met hetzelfde budget.
Prijsvraagcurve
- Relatie tussen hoeveelheid en prijs van één goed, bij constante andere factoren.
- Relatie tussen hoeveelheid en prijs van een goed.
- Een verschuiving van de curve kan door ingrijpende veranderingen in het consumentengedrag.
Veranderingen in de preferenties
- Een verandering in de preferenties van een consument (bijv. door reclame) kan de vraagcurve naar links of rechts laten verschuiven.
Veranderingen in de prijs van andere goederen
- Een verandering in de prijs van een ander goed (bijv. substituut goed) kan de vraagcurve naar een product laten verschuiven.
Elasticiteit van de vraag
- De prijselasticiteit van de vraag geeft aan hoe gevoelig de gevraagde hoeveelheid is voor prijsveranderingen.
- De formule is:Â Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering van de prijs
- Een waarde van -1Â is unitair prijselastisch, minder dan -1Â is prijselastisch, en groter dan -1 is prijsinelastisch.
Producenten
- De bepaling van de optimale productiegrootte: Bij welke productieomvang maximaliseert de winst bij gegeven totale kosten en opbrengsten?
- Totale opbrengsten (TO) = Totale kosten (TK)
- Productiefunctie: verband tussen productievolume en de hoeveelheid gebruikte productiefactoren.
- Kostenverloop: Totale constante kosten (TCK), Totale variabele kosten (TVK): constant op korte termijn, totaal kosten (TK)= TCK+TVK, Gemiddelde kosten (GCK, GVK, GTK), Marginale kosten (MK).
- Een stijging of daling van de marktvraag kan door veranderingen in voorkeuren van de consument, of de hoeveelheid of samenstelling van de bevolking.
Het opbrengstenverloop bij volkomen concurrentie
- Producent streeft naar winstmaximalisatie bij volkomen concurrentie.
- Factoren: Aantal vragers, Aantal aanbieders, Volkomenheid van de markt, Toetreding, Aard van de goederen.
De afleiding van de aanbodcurve bij volkomen concurrentie
- De individuele aanbodcurve geeft de reactie van de producent bij veranderingen van de prijs.
- Een beweging langs de individuele aanbodcurve is een gevolg van een prijswijziging.
De breakevenanalyse
- Inzicht in de winstmaximalisatie voor een bedrijf.
- Alle kosten zijn exclusief btw
- Variabel deel €0.80 per broodje
- Constante deel €56000 per jaar
De prijselasticiteit van het aanbod
- De prijselasticiteit van het aanbod meet hoe gevoelig het aanbod is voor prijsveranderingen.
Marktvormen
- Objectieve marktomstandigheden: Aantal marktpartijen, mate van doorzichtigheid (prijs, kwaliteit), toetredingsmogelijkheden, mate van productdifferentiatie.
- Volledige concurrentie: veel vragers en aanbieders, geen invloed op prijs, de prijs is een gegeven factor.
Het Monopolie
- Monopolist is een prijszetter, rekening houdend met de reactie van consumenten bij prijsverhoging.
- Verschillende soorten zoals overheidsmonopolie, natuurlijk monopolie, en feitelijk monopolie.
- Winstmaximalisatie: door vergelijking totale opbrengsten en kosten.
Het Oligopolie
- Een beperkt aantal aanbieders, grote marktaandelen, grote invloed op de prijs en de productie.
- Homogeen vs. heterogeen product.
- Toetredingsbarrières, reclame en marketing zijn belangrijk.
Internationale betrekkingen
- Internationale samenwerking (bv. EU, VN): Vrijhandel zones, douane-unies, gemeenschappelijke markt, economische unies, monetaire unie(EMU).
- Handelsverkeer vereenvoudigen, lagere prijzen voor consumenten, etc.
Nationale inkomen
- Berekening van nationaal inkomen vanuit productieoptiek, bestedingsoptiek, en inkomensoptiek.
- Bruto BBP = bruto product + bruto investeringen, Netto BBP = bruto produkt-vervangings investeringen
- Relatie tussen BNP en BBP
Loonvorming, Innovatie, Concurrentievermogen
- Loonindexatie, concurrentie en innovatie : beïnvloed door vraag en aanbod op de arbeidsmarkt.
- Nationale economieën met verschillende loonniveaus hebben invloed op handelsbalans
Internationale samenwerking
- De Verenigde Naties (VN), de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) zijn belangrijke internationale organisaties.
- De betekenis, beschrijving, en de voordelen van wereldhandelsverkeer.
- De problemen en beperkingen van het handelsverkeer.
Armoede
- Sociaal of monetair, arbeidsongeschiktheid, ziekte, invaliditeit en werkloosheid, herverdeling van goederen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.