Podcast
Questions and Answers
Welke van de volgende beweringen over de werking van het limbisch systeem is het meest accuraat in de context van cognitieve psychologie?
Welke van de volgende beweringen over de werking van het limbisch systeem is het meest accuraat in de context van cognitieve psychologie?
- Het limbisch systeem fungeert als een directe interface tussen sensorische input en motorische output, waardoor snelle reflexmatige reacties mogelijk zijn.
- Het limbisch systeem is primair verantwoordelijk voor intentioneel gedrag en complexe denkprocessen, losstaand van emotionele invloeden.
- Het limbisch systeem reguleert uitsluitend basale fysiologische processen zoals ademhaling en hartslag.
- Het limbisch systeem integreert emotionele reacties en behoeften, en beïnvloedt cognitieve processen zoals besluitvorming op impliciete wijze, zonder bewuste reflectie. (correct)
Hoe beïnvloedt de 'wet van Weber' de perceptie van stimuli, en welke neurofysiologische processen liggen hieraan ten grondslag?
Hoe beïnvloedt de 'wet van Weber' de perceptie van stimuli, en welke neurofysiologische processen liggen hieraan ten grondslag?
- De wet van Weber is irrelevant voor de perceptie van stimuli en richt zich uitsluitend op de objectieve meting van stimulusintensiteiten, zonder rekening te houden met subjectieve waarnemingsverschillen.
- De wet van Weber stelt dat de verschildrempel tussen twee stimuli proportioneel toeneemt met de intensiteit van de stimulus, wat suggereert dat de gevoeligheid voor veranderingen afneemt bij hogere stimulusniveaus, gemedieerd door adaptatie in sensorische receptoren. (correct)
- De wet van Weber stelt dat de absolute intensiteit van een stimulus de primaire factor is bij het bepalen van de waarneming, waarbij hogere intensiteiten altijd beter worden waargenomen, ongeacht de achtergrondstimulus.
- De wet van Weber impliceert dat de verschildrempel tussen twee stimuli constant is, ongeacht de absolute intensiteit van de stimuli, wat resulteert in een lineaire relatie tussen stimulusintensiteit en waarneming.
In welke mate correleren de bevindingen uit onderzoek naar 'perceptuele blindheid' met de concepten van selectieve aandacht en cognitieve belasting, en hoe kunnen deze inzichten worden toegepast in het ontwerpen van meer gebruiksvriendelijke interfaces in complexe systemen?
In welke mate correleren de bevindingen uit onderzoek naar 'perceptuele blindheid' met de concepten van selectieve aandacht en cognitieve belasting, en hoe kunnen deze inzichten worden toegepast in het ontwerpen van meer gebruiksvriendelijke interfaces in complexe systemen?
- Perceptuele blindheid toont aan dat selectieve aandacht de perceptie van irrelevante stimuli volledig elimineert, waardoor ontwerpers zich kunnen concentreren op het optimaliseren van de belangrijkste informatie zonder rekening te houden met afleidende elementen.
- Perceptuele blindheid is een zeldzaam fenomeen dat geen significante implicaties heeft voor het ontwerpen van interfaces, aangezien de meeste individuen zich bewust zijn van alle relevante stimuli in hun omgeving.
- Perceptuele blindheid demonstreert dat zelfs opvallende stimuli onopgemerkt kunnen blijven wanneer de cognitieve belasting hoog is en de aandacht is gericht op andere taken, wat suggereert dat kritieke informatie expliciet en herhaaldelijk moet worden gepresenteerd, los van ontwerp. (correct)
- Perceptuele blindheid is een gevolg van sensorische defecten in de visuele cortex en heeft geen relatie met cognitieve processen zoals aandacht of belasting.
Hoe beïnvloedt het concept van 'boundary extension' de betrouwbaarheid van ooggetuigenverslagen, en welke cognitieve mechanismen spelen hierbij een rol?
Hoe beïnvloedt het concept van 'boundary extension' de betrouwbaarheid van ooggetuigenverslagen, en welke cognitieve mechanismen spelen hierbij een rol?
Welke specifieke aspecten van de 'mentale schematheorie' van Norman en Shallice zijn cruciaal voor het verklaren van zowel routinegedrag als innovatieve probleemoplossing, en hoe interageren deze aspecten in complexe, onvoorspelbare omgevingen?
Welke specifieke aspecten van de 'mentale schematheorie' van Norman en Shallice zijn cruciaal voor het verklaren van zowel routinegedrag als innovatieve probleemoplossing, en hoe interageren deze aspecten in complexe, onvoorspelbare omgevingen?
In hoeverre is het concept van 'task impurity' een bedreiging voor de validiteit van neuropsychologische tests, en welke methodologische benaderingen kunnen worden gebruikt om de impact hiervan te minimaliseren bij het meten van specifieke cognitieve functies?
In hoeverre is het concept van 'task impurity' een bedreiging voor de validiteit van neuropsychologische tests, en welke methodologische benaderingen kunnen worden gebruikt om de impact hiervan te minimaliseren bij het meten van specifieke cognitieve functies?
Hoe verhouden de neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan 'proprioceptie', 'lichaamsschema' en 'lichaamsbeeld' zich tot elkaar, en welke gevolgen heeft schade aan deze systemen voor de motorische controle en het zelfbewustzijn?
Hoe verhouden de neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan 'proprioceptie', 'lichaamsschema' en 'lichaamsbeeld' zich tot elkaar, en welke gevolgen heeft schade aan deze systemen voor de motorische controle en het zelfbewustzijn?
In welke mate kan het concept van 'corticale reorganisatie' na hersenletsel leiden tot adaptieve veranderingen in functie, en welke factoren beinvloeden de effectiviteit en specificiteit van deze reorganisatie?
In welke mate kan het concept van 'corticale reorganisatie' na hersenletsel leiden tot adaptieve veranderingen in functie, en welke factoren beinvloeden de effectiviteit en specificiteit van deze reorganisatie?
Hoe verschilt de aanpak van 'restauratie' van cognitieve functies door training van de aanpak van 'compensatie', en welke criteria zouden gebruikt moeten worden om te bepalen welke benadering het meest geschikt is voor een individuele patiënt met cognitieve beperkingen na hersenletsel?
Hoe verschilt de aanpak van 'restauratie' van cognitieve functies door training van de aanpak van 'compensatie', en welke criteria zouden gebruikt moeten worden om te bepalen welke benadering het meest geschikt is voor een individuele patiënt met cognitieve beperkingen na hersenletsel?
Wat is de rol van de anterieure gyrus cinguli (AGC) in cognitieve controle, en hoe draagt deze hersenstructuur bij aan zowel het detecteren van fouten als het bijstellen van gedrag op basis van negatieve feedback?
Wat is de rol van de anterieure gyrus cinguli (AGC) in cognitieve controle, en hoe draagt deze hersenstructuur bij aan zowel het detecteren van fouten als het bijstellen van gedrag op basis van negatieve feedback?
In welke mate kan transcraniële magnetische stimulatie (TMS) worden gebruikt om de effectiviteit van cognitieve revalidatie te verbeteren na hersenletsel, en welke ethische overwegingen spelen een rol bij het toepassen van deze techniek?
In welke mate kan transcraniële magnetische stimulatie (TMS) worden gebruikt om de effectiviteit van cognitieve revalidatie te verbeteren na hersenletsel, en welke ethische overwegingen spelen een rol bij het toepassen van deze techniek?
Hoe beïnvloedt schade aan de 'wat-route' en de 'waar-route' in de visuele cortex de perceptie en interactie met de omgeving, en welke specifieke stoornissen kunnen hieruit voortvloeien?
Hoe beïnvloedt schade aan de 'wat-route' en de 'waar-route' in de visuele cortex de perceptie en interactie met de omgeving, en welke specifieke stoornissen kunnen hieruit voortvloeien?
In hoeverre is het werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch in staat om complexe cognitieve taken te verklaren waarbij sprake is van simultane informatieverwerking en executieve controle, en welke uitbreidingen of alternatieve modellen zijn voorgesteld om de beperkingen van dit model te overwinnen?
In hoeverre is het werkgeheugenmodel van Baddeley en Hitch in staat om complexe cognitieve taken te verklaren waarbij sprake is van simultane informatieverwerking en executieve controle, en welke uitbreidingen of alternatieve modellen zijn voorgesteld om de beperkingen van dit model te overwinnen?
Hoe beïnvloedt de lateralisatie van taalfuncties, met name de rol van de linker hemisfeer, de manifestatie van afasie bij patiënten met hersenletsel, en welke vormen van afasie zijn het meest frequent geassocieerd met schade aan specifieke gebieden in de linker hemisfeer?
Hoe beïnvloedt de lateralisatie van taalfuncties, met name de rol van de linker hemisfeer, de manifestatie van afasie bij patiënten met hersenletsel, en welke vormen van afasie zijn het meest frequent geassocieerd met schade aan specifieke gebieden in de linker hemisfeer?
In welke mate is de 'Taalproductiemodel van Levelt' in staat om zowel vloeiende spraak als spraakfouten te verklaren, en welke cognitieve processen en neurale mechanismen zijn betrokken bij de verschillende fasen van taalproductie?
In welke mate is de 'Taalproductiemodel van Levelt' in staat om zowel vloeiende spraak als spraakfouten te verklaren, en welke cognitieve processen en neurale mechanismen zijn betrokken bij de verschillende fasen van taalproductie?
Hoe verhouden de concepten 'sensatie' en 'perceptie' zich tot elkaar in de context van cognitieve psychologie, en welke factoren beïnvloeden de transformatie van sensorische input naar een betekenisvolle perceptuele ervaring?
Hoe verhouden de concepten 'sensatie' en 'perceptie' zich tot elkaar in de context van cognitieve psychologie, en welke factoren beïnvloeden de transformatie van sensorische input naar een betekenisvolle perceptuele ervaring?
In welke mate kan de signaaldetectietheorie bijdragen aan het begrijpen van de besluitvormingsprocessen in complexe situaties, zoals medische diagnostiek of kwaliteitscontrole, en welke strategieën kunnen worden gebruikt om de nauwkeurigheid van detectiebeslissingen te verbeteren?
In welke mate kan de signaaldetectietheorie bijdragen aan het begrijpen van de besluitvormingsprocessen in complexe situaties, zoals medische diagnostiek of kwaliteitscontrole, en welke strategieën kunnen worden gebruikt om de nauwkeurigheid van detectiebeslissingen te verbeteren?
Hoe beïnvloeden culturele achtergrond en individuele ervaringen de processen van perceptuele organisatie en interpretatie, en welke implicaties heeft dit voor het begrip van interculturele communicatie en de behandeling van perceptuele verstoringen?
Hoe beïnvloeden culturele achtergrond en individuele ervaringen de processen van perceptuele organisatie en interpretatie, en welke implicaties heeft dit voor het begrip van interculturele communicatie en de behandeling van perceptuele verstoringen?
In welke mate kan de implementatie van virtual reality (VR) technologieën bijdragen aan de verbetering van cognitieve revalidatieprogramma's voor patiënten met hersenletsel, en welke specifieke voordelen en beperkingen zijn verbonden aan deze benadering?
In welke mate kan de implementatie van virtual reality (VR) technologieën bijdragen aan de verbetering van cognitieve revalidatieprogramma's voor patiënten met hersenletsel, en welke specifieke voordelen en beperkingen zijn verbonden aan deze benadering?
Flashcards
Hersenstam functie
Hersenstam functie
Alertheid en spanning
Limbisch systeem functie
Limbisch systeem functie
Emoties en behoeften
Cortex functie
Cortex functie
Intentioneel gedrag en denken
Wat is waarneming?
Wat is waarneming?
Signup and view all the flashcards
Wat is transductie?
Wat is transductie?
Signup and view all the flashcards
Wat is aandacht?
Wat is aandacht?
Signup and view all the flashcards
Wat is bewustzijn?
Wat is bewustzijn?
Signup and view all the flashcards
Substructuren van geheugen
Substructuren van geheugen
Signup and view all the flashcards
Onderdelen van werkgeheugen
Onderdelen van werkgeheugen
Signup and view all the flashcards
Contention scheduling (CS)
Contention scheduling (CS)
Signup and view all the flashcards
Supervisory Attentional System (SAS)
Supervisory Attentional System (SAS)
Signup and view all the flashcards
Wat is Alertheid?
Wat is Alertheid?
Signup and view all the flashcards
Wat zijn Fluctuaties?
Wat zijn Fluctuaties?
Signup and view all the flashcards
Anterieure gyrus cinguli (AGC)
Anterieure gyrus cinguli (AGC)
Signup and view all the flashcards
Operationeel meten
Operationeel meten
Signup and view all the flashcards
Strategisch meten
Strategisch meten
Signup and view all the flashcards
Systematisch in taal
Systematisch in taal
Signup and view all the flashcards
Conventioneel in taal
Conventioneel in taal
Signup and view all the flashcards
Mentale lexicon
Mentale lexicon
Signup and view all the flashcards
Betekeniseigenschappen
Betekeniseigenschappen
Signup and view all the flashcards
Vormeigenschappen
Vormeigenschappen
Signup and view all the flashcards
Wat is Afasie?
Wat is Afasie?
Signup and view all the flashcards
Broca-afasie
Broca-afasie
Signup and view all the flashcards
Wernicke-afasie
Wernicke-afasie
Signup and view all the flashcards
Wat is amnestisch syndroom?
Wat is amnestisch syndroom?
Signup and view all the flashcards
Wat is sensatie?
Wat is sensatie?
Signup and view all the flashcards
Wat is transductie?
Wat is transductie?
Signup and view all the flashcards
Absolute drempel
Absolute drempel
Signup and view all the flashcards
Retina
Retina
Signup and view all the flashcards
Vestibulair orgaan
Vestibulair orgaan
Signup and view all the flashcards
Proprioceptie
Proprioceptie
Signup and view all the flashcards
Perceptuele constantie
Perceptuele constantie
Signup and view all the flashcards
Perceptuele blindheid
Perceptuele blindheid
Signup and view all the flashcards
Neuro-imaging
Neuro-imaging
Signup and view all the flashcards
Spatiele resolutie
Spatiele resolutie
Signup and view all the flashcards
Temporele resolutie
Temporele resolutie
Signup and view all the flashcards
Structurele beeldvorming
Structurele beeldvorming
Signup and view all the flashcards
Functionele beeldvorming
Functionele beeldvorming
Signup and view all the flashcards
Wat pad
Wat pad
Signup and view all the flashcards
Specifieke motorische gebieden
Specifieke motorische gebieden
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Cognitieve Psychologie: Basisprincipes
- Cognitieve functies zijn afhankelijk van lichamelijke en psychische gesteldheid, inclusief alertheid, spanning, emoties, behoeften, en motivaties.
- Waarneming omvat processen tussen prikkelpresentatie en psychische beleving, waarbij zintuigen prikkels omzetten in elektrische signalen (transductie).
- Perceptuele processen herkennen betekenis, sorteren en interpreteren informatie, zowel top-down (kennisgestuurd) als bottom-up (datagestuurd).
- Aandacht fungeert als filter, waarbij bepaalde stimuli prominent worden en andere verdwijnen naar de achtergrond; de hoeveelheid beschikbare aandacht is beperkt.
- Bewustzijn is het vermogen om na te denken over het verloop en de inhoud van cognitieve processen.
- Geheugen kent drie substructuren: sensorisch, werkgeheugen en langetermijngeheugen.
- Het werkgeheugen is onderverdeeld in de fonologische lus, visuo-spatieel schetsblok, episodische buffer en de centrale verwerker.
- Intelligentie blijft een discutabel concept, waarbij de meetbaarheid en definitie (bijv. alleen IQ) ter discussie staan.
- Leren wordt klassiek gedefinieerd als een "verandering in gedrag", gerelateerd aan klassieke en operante conditionering.
- Denken omvat het manipuleren van mentale representaties voor taken zoals tellen of rekenen.
- Er wordt onderscheid gemaakt tussen probleemoplossend denken, redeneren en beslissingen nemen, die allen gebruik maken van dezelfde cognitieve functies.
- Taal functioneert als een systeem van symbolen en regels voor communicatie, het uiten van emoties en interactie.
Klinische Neuropsychologie: Diagnostiek en Beïnvloedende Factoren
- Het neuropsychologisch onderzoek (NPO) volgt een diagnostische cyclus van verwijzing, dossieronderzoek, hypothesen, anamnese, heteroanamnese, aanscherping hypothesen, psychometrisch onderzoek (inclusief observaties) tot conclusie en adviezen.
- Neuropsychologische tests worden beoordeeld op betrouwbaarheid en validiteit.
- De resultaten van neuropsychologische tests kunnen beïnvloed worden door fysieke (vermoeidheid), psychische/sociaal-emotionele (faalangst) en cognitieve factoren (aandacht).
- Testresultaten kunnen verstoord worden door het overdrijven van klachten (aggraveren) of het verzinnen ervan (simuleren).
Aandacht en Executieve Functies
- Alertheid is de mate van ontvankelijkheid van het centrale zenuwstelsel voor prikkels.
- Fluctuaties in aandacht variëren in intensiteit en kunnen fasisch (kortdurend) of tonisch (langdurig) zijn.
- Norman & Shallice stellen dat mentale schema's bestaan uit Contention Scheduling (CS) en het Supervisory Attentional System (SAS).
- CS staat voor snelle, routineuze processen zonder bewuste aandacht om energie te sparen.
- SAS is bewust, traag en controleert de aandacht, vooral in nieuwe situaties zonder bestaande schema's.
Executieve Functies: Indeling en Lokalisatie
- Volgens Ylvisaker (1998) omvatten executieve functies bewustzijn van eigen capaciteiten, realistische doelen stellen, planning, initiatief, zelfbeoordeling, zelfinhibitie, flexibiliteit en strategisch gedrag.
- Executieve functies zijn niet alleen gelokaliseerd in de frontaalkwab, maar ook in subcorticale en niet-frontale corticale gebieden.
- Het dorsolaterale prefrontale circuit (DLPFC) is belangrijk voor selectieve aandacht, overbruggen van tijdsintervallen, en het actief houden/updaten van informatie in het werkgeheugen.
- Het orbitofrontale circuit (OFC) is betrokken bij sociale cognitie, verwerking van beloningsgerelateerde informatie, inhibitie van automatische reacties en bijstellen van gedrag op basis van negatieve feedback.
- De anterieure gyrus cinguli (AGC) is cruciaal voor motivatie en initiatief, en detecteert fouten en mismatches tussen huidige en gewenste situaties.
Meten van Aandacht en Executieve Functies
- Methoden voor het meten van aandacht en executieve functies kunnen operationeel (snel en nauwkeurig), tactisch (snel en minder nauwkeurig) of strategisch (weinig tijdsdruk, weinig structuur) zijn.
- Psychometrische tests omvatten de Strooptaak, D2, Trail Making Test (TMT), Sleutelzoektest, Complexe Figuur van Rey (Rey CFT), Dierentuinplattegrondtest en de Wisconsin Card Sorting Test.
Taal: Structuur en Verwerking
- Taal bevat een systematische structuur met regels, familiegelijkenissen in vervoegingssystemen en conventionele betekenis van woorden.
- Schade aan het taalsysteem kan leiden tot sociale barrières door communicatieproblemen.
- Het mentale lexicon is het deel van het semantische langetermijngeheugen waar opgeslagen woorden herkend en gebruikt worden, inclusief de woordenschat van zowel de moedertaal als later geleerde talen.
- Het mentale lexicon bevat betekeniseigenschappen, grammaticale eigenschappen en vormeigenschappen van woorden.
- Betekeniseigenschappen verbinden woorden met concepten in een netwerk, zoals relaties tussen "koe" en "geit".
- Grammaticale eigenschappen verwijzen naar grammaticale categorieën, zoals woordgeslacht.
- Vormeigenschappen representeren woordvormen als fonemen, de klanken die betekenis onderscheiden.
- Het begrijpen van taal omvat het analyseren van spraakgeluid, identificeren van spraakklanken en het zoeken naar passende woorden in het mentale lexicon.
- Het taalsysteem bepaalt grammaticale verbanden voor betekenis (parsing), gebruikmakend van ook prosodische, semantische en pragmatische informatie.
- Taalproductie begint met het kiezen van een boodschap (conceptualisator), omzetten in taal (formulator), aanvullen met klankinformatie (fonologische codering) en uitspreken (articulator).
Afasie: Taalstoornissen
- Afasie is een verzameling van verworven taalstoornissen.
- Broca-afasie kenmerkt zich door haperende spraak en agrammaticale zinnen.
- Wernicke-afasie omvat beperkt taalbegrip, parafrasieën en neologismen.
- Amnestische afasie veroorzaakt ernstige woordvindingsproblemen.
- Conductie-afasie bemoeilijkt het nazeggen van woorden.
- Globale afasie beperkt zowel taalbegrip, taalproductie als nazeggen.
- Transcorticale afasie (sensorisch) veroorzaakt verstoord taalbegrip.
- Transcorticale afasie (motorisch) veroorzaakt verstoorde spraak
Sensatie en Perceptie: Basisprincipes
- Sensatie ontstaat wanneer receptoren stimuli omzetten in zenuwimpulsen die naar de hersenen worden gestuurd. Het proces van perceptie omvat stimulatie, transductie, sensatie en perceptie.
- Transductie is de omzetting van fysische energie in neurale impulsen.
- Sensorische adaptatie treedt op wanneer de gevoeligheid voor een constante stimulus afneemt (bijv. wennen aan koud water).
- De absolute drempel is de minimale stimulussterkte die nodig is voor waarneming in minstens de helft van de gevallen.
- De verschildrempel is het minimale verschil in stimulussterkte dat nodig is voor waarneming in minstens de helft van de gevallen, waarbij de Wet van Weber stelt dat deze drempel proportioneel stijgt met de stimulussterkte.
- De signaaldetectietheorie stelt dat sensatie afhangt van de ontvanger, achtergrondstimulus en de stimulus zelf.
- Licht wordt omgezet in zenuwimpulsen in de retina, de lichtgevoelige laag achter in de oogbol, door staafjes (gevoelig voor geringe lichtsterktes) en kegeltjes (verantwoordelijk voor kleurenzicht).
- De blinde vlek is het deel van het oog waar de oogzenuw het oog verlaat, zonder fotoreceptoren.
- Helderheid wordt bepaald door de lichtsterkte.
- De trichromatische theorie stelt dat kegeltjes drie kleuren waarnemen (rood, blauw, groen).
- De opponent-procestheorie stelt dat we kleur waarnemen in termen van tegenstellingen, wat negatieve nabeelden verklaart.
- Horen begint met geluidsgolven die via de oorschelp het trommelvlies bereiken, waarna het aambeeld, de hamer en de stijgbeugel trillingen versterken en doorgeven aan de cochlea (slakkenhuis).
- In de cochlea ontstaat een golfbeweging die trillingen doorgeeft aan het basilair membraan, waarna neurale impulsen worden gegenereerd en naar de auditieve cortex worden gestuurd.
- Toonhoogte wordt bepaald door de frequentie, volume door de amplitude en timbre door de complexiteit van geluidsgolven.
Overige Zintuigen
- Proprioceptie (positiezin) is het vermogen om de positie van eigen lichaamsdelen te herkennen.
- Het vestibulaire orgaan registreert de lichaamshouding ten opzichte van zwaartekracht (evenwicht).
- Olfactie (reukvermogen) wordt vooral gebruikt om calorierijk voedsel en potentiële partners te detecteren.
- Gustatie (smaakzin) kent vier basissmaken: zoet, bitter, zuur en zout, met umami als vijfde smaakkwaliteit.
- Huidzintuigen zijn het meest gevoelig op plekken waar nodig, zoals vingertoppen.
- Nocireceptoren sturen pijnprikkels en zijn verschillend gevoelig voor diverse omstandigheden (hitte, druk). Er bestaan ook speciale receptoren voor jeuk.
- De visuele cortex splitst informatie in de wat-route (identificatie van objecten en omgeving) en de waar-route (locatie van objecten ten opzichte van het lichaam).
- Het binding problem betreft de onbekende wijze waarop de visuele routes een totaalbeeld vormen.
- Top-down verwerking benadrukt herinneringen en verwachtingen, terwijl bottom-down verwerking gericht is op de sensatie zelf.
- Perceptuele constantie is het vermogen om een object onder verschillende omstandigheden op dezelfde manier te zien.
- Perceptuele blindheid is het niet opmerken van stimulatie door selectieve aandacht.
- Veranderingsblindheid is het onvermogen om veranderingen te herkennen.
- Gestaltpsychologie onderzoekt de figuur (aandachttrekkend deel) en de grond (achtergrond).
- Sluiting is het fenomeen waarbij we lege plekken invullen om incomplete figuren als compleet waar te nemen.
- Er zijn wetten van perceptuele ordening: gelijkenis, nabijheid, continuering, gemeenschappelijke bestemming en Prägnanz, die bepalen hoe percepties geordend worden.
- De wet van gelijkenis stelt dat gelijksoortige objecten in een groep geplaatst worden.
- De wet van nabijheid stelt dat objecten die dicht bij elkaar staan als groep waargenomen worden.
- De wet van continuering stelt dat ononderbroken figuren geprefereerd worden boven onsamenhangende figuren.
- De wet van gemeenschappelijke bestemming stelt dat gelijkvormige objecten die samen bewegen als één groep gezien worden.
- De wet van Prägnanz stelt dat onze perceptie de meest eenvoudige ordening kiest.
Hersenbeeldvorming: Technieken en Toepassingen
- Neuro-imaging is de studie van de structuur en functie van de hersenen door middel van beeldvormingstechnieken.
- Spatiële resolutie (WAAR) is de scherpte van de beelden, essentieel bij diep in de hersenen kijken, bijvoorbeeld naar de thalamus.
- Temporele resolutie (WANNEER) is de snelheid van de opnames, belangrijk bij aandoeningen waarbij snelle hersenprocessen een rol spelen.
- Structurele beeldvorming visualiseert de anatomie van de hersenen, en is nuttig voor tumoren.
- Functionele beeldvorming toont de activiteit van hersengebieden, relevant bij bijvoorbeeld Alzheimer.
- EEG meet hersengolfpatronen.
- Radiologische beeldvorming omvat structurele technieken zoals CT-scans en MRI-scans:
- CT-scans gebruiken röntgenstraling om afwijkende morfologie in kaart te brengen, maar mogen niet gebruikt worden bij zwangere personen. De techniek heeft een lage spatiële resolutie.
- MRI-scans zijn niet geschikt voor mensen met claustrofobie of metalen implantaten en duren relatief lang.
- Functionele beeldvorming omvat fMRI, welke activiteit analyseert door de bloedsomloop in de hersenen te meten.
- Nucleaire beeldvorming omvat functionele tests zoals PET en SPECT:
- PET wordt gebruikt bij neurologische aandoeningen zoals Parkinson en Alzheimer.
- SPECT kan Parkinson, hersenbloedingen en vroegtijdige tumoren opsporen.
Neurofysiologisch Onderzoek
- Diverse technieken bestaan om de hersenen te kunnen onderzoeken. Onder andere EEG, MEG en ERP komen veel voor.
- Elektro-encefalogram (EEG) meet de elektrische activiteit in de hersenen, heeft een hoge tijdsresolutie en een lage ruimtelijke resolutie, maar is wel goedkoop.
- Magneto-encefalografie (MEG) meet zowel elektrische als magnetische activiteit, is nauwkeuriger dan EEG, kan gamma-golven meten, maar heeft een lage ruimtelijke resolutie.
- ERP (event related potentials) meet de verandering in hersengolven door een opgevangen stimulus.
Motoriek en Actie: Paden en Hiërarchieën
- Het ‘waar-pad’ bij motoriek is belangrijk voor optische ataxie en zorgt voor een slecht beeld van de omgeving.
- Het ‘wat-pad’ is geassocieerd met het herkennen van objecten en vormrepresentatie, projecterend op de occipitale cortex.
- Via het ‘hoe-pad’ (visuomotoriek) verloopt visueel-gestuurde beweging via automatische omzetting van visuele coördinaten in passende handelingen, rechtstreeks vanaf de thalamus.
- Schade aan de frontale cortex (motoriek) resulteert in ongecoördineerde bewegingen.
- Motoriek omvat de uitvoer van bewegingen, en omvat een cognitief proces.
- Spiegelneuronen bevinden zich zowel frontaal (voorbereiding motoriek) als pariëtaal (visuomotoriek).
- Motorische hiërarchieën lopen op van eenvoudig (neuronen) tot complex (cerebellum).
- Specifieke motorische gebieden zijn de motor cortex (M1), sensorische cortex (S1), basale ganglia en het cerebellum.
Motorische Representaties en Stoornissen
- Motoriek kan ingedeeld worden in functionele niveaus, van reflexen tot wilsgestuurde bewegingen, aangevuld met geautomatiseerde bewegingen.
- Schade aan M1 of S1 leidt tot schade aan handen, vingers en het gezicht.
- Bewegingsrepresentaties omvatten geautomatiseerde uitvoeringen.
- Sensorische en sensomotorische representaties van bewegingsdoelen localiseren objecten in de ruimte.
- Lichaamsrepresentatie is nodig voor elke beweging en omvat body ownership (onderscheid eigen lichaam), agency (controle over handelingen) en lichaamsbeeld (subjectieve perceptie).
- Lichaamsschema is het model van het eigen lichaam, inclusief ruimtelijke organisatie en positie van lichaamsdelen (proprioceptie).
- Apraxie is de moeite met het plannen van bewegingssequenties.
- Alien hand syndrome is het onwillekeurig uitvoeren van handelingen door een hand.
Plasticiteit, Herstel en Revalidatie na Hersenletsel
- Plasticiteit en herstel zijn essentiële aspecten van de neuropsychologie
- Spontaan herstel na niet-aangeboren hersenletsel (NAH), zoals herseninfarct, treedt op in de eerste 12-14 weken.
- Reorganisatie en neuroplasticiteit zijn processen waarbij het brein zichzelf aanpast, vooral na hersenschade, hoewel schade op jonge leeftijd de vorming van netwerken kan verstoren.
- Synaptogenese is het ontstaan van nieuwe synapsen.
- Bij reperfusie in de penumbra herstelt de bloedtoevoer in het gebied direct rondom het letsel.
- Corticale reorganisatie (remapping) houdt in dat het brein omwegen maakt om verloren functies te herstellen.
- Diffuse connectiviteit maakt reorganisatie mogelijk door bestaande verbindingen.
- TMS-behandeling stimuleert hersenactiviteit via elektromagnetische pulsen.
Ervaringsafhankelijk Herstel en Breinreserve
- Plasticiteit door leren wordt gestimuleerd door het intensief gebruiken van hersengebieden.
- "Cells that fire together, wire together" betekent dat verbindingen sterker worden als neuronen samen vuren,
- “Use it or lose it" betekent dat celverbindingen verloren gaan bij inactiviteit (synaptic pruning).
- Technieken als constraint therapy beperken het gebruik van gezonde lichaamsdelen om aangedane lichaamsdelen te stimuleren.
Breinreserve en Cognitieve Revalidatie
- Breinreserve is de biologische bestendigheid van het brein tegen letsel, bijvoorbeeld door een dikkere neocortex. Cognitieve reserve is de cognitieve bestendigheid van het brein, gevormd door vaardigheden en ervaringen.
- Cognitieve revalidatie is het verbeteren of verminderen van beperkingen na hersenschade.
- Men kan revalideren middels
restauratie' (functie herstellen door training) of
compensatie' (nieuwe strategieën). - Far-transfer is de generalisatie van leerresultaten naar het dagelijks leven, terwijl near-transfer beperkt blijft tot tests.
- Neuropsychologische revalidatie omvat een breder perspectief met aandacht voor emotie, gedrag, participatie, psycho-educatie en naastenbetrokkenheid.
- Neuropsychotherapie: ACT, CGT en rouw- en verliesverwerking.
Geheugenprocessen
- Geheugen is het vermogen om informatie te coderen, op te slaan, op te halen en te herkennen.
- Een amnestisch syndroom is een stoornis met betrekking tot het geheugen.
- Sensorische registers (zintuigen) vormen de input voor het geheugenmodel van Atkinson en Shiffrin (1968).
- Daarna wordt informatie doorgegeven tot het kortetermijngeheugen (werkgeheugen) => langetermijngeheugen (permanente opslag)
- Werkgeheugen bevindt zich weer in een taxonomie met het declaratief en non-declaratief geheugen.
Werkgeheugen en Grenzen
- Declaratief geheugen bestaat uit episodisch en semantisch geheugen; non-declaratief geheugen bestaat uit priming, vaardigheden, conditionering, and habituatie
- Baddeley & Hitch werkgeheugenmodel bevat een centrale uitvoerder (central executive), fonologische lus, visueel-ruimtelijk kladblok en episodische buffer.
- Werkgeheugen kent grenzen in afleiding, hoeveelheid informatie, en multitasking.
- Autobiografisch geheugen bevat herinneringen aan het eigen leven en is afhankelijk van episodisch en semantisch geheugen.
- `Reminiscience bump´ is de term wanneer veel herinneringen uit de adolescentie en jonge volwassenheid opgehaald worden.
- Prospectief geheugen: verantwoordelijk voor herrinneren aan voorgenomen acties.
- `Boundary extension' verwijst naar het aanvullen van details in herinneringen.
Cognitieve Controle en Selectieve Aandacht
- Diagnostische cyclus: proces van vraagstelling via observaties aan conclusies.
- Stoorfactoren neuropsychologisch onderzoek omvatten lichamelijke, psychische en cognitieve factoren, als ook aggravatie of simulatie van klachten.
- Validiteit - ecologische validiteit dekt alles in het echte leven.
- Aandachtsnetwerk wordt onderverdeeld in drie soorten. Alertheids, orientatie en controle.
- Mentale schematheorie beschrijft hoe aandacht geregeld wordt, onderverdeeld in routineuze taken en meer bewuste taken.
Executieve Functies: Aansturing en Selectie
- Er bestaat een benadering wat betreft de vraag hoe executieve functies komen: unitair of fractionair.
- Unitair -> centraal controlemechanisme
- Fractionair -> onafhankelijke subsystemen
- De thalamus beslist welke signalen doorgaan naar de cortex.
- Task impurity beschrijft hoe cognitieve taken meerdere functies dekken en het dus moeilijk is om een duidelijke oorzaak aan te wijzen.
- Levens Ellis & Young taalsysteem beschrijft de werkingen die nodig zijn bij spraak en taal.
Taakeisen
- Taakeisen bij operationele, tactische en strategische taken zijn niet altijd te combineren.
- Operationeel is het zwaarst, waarbij je snel en nauwkeurig moet zijn.
- Ten slotte is beschreven welke routes er zijn voor visuele en linguïstische informatieverwerking
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.