Podcast
Questions and Answers
Wat is de basiseenheid van alle levende organismen?
Wat is de basiseenheid van alle levende organismen?
- Weefsel
- Organisme
- Orgaanstelsel
- Cel (correct)
Welk type cel heeft geen celwand?
Welk type cel heeft geen celwand?
- Dierlijke cel (correct)
- Eukaryote cel
- Plantencel
- Prokaryote cel
Wat gebeurt er in het cytoplasma van de cel?
Wat gebeurt er in het cytoplasma van de cel?
- Opslag van mineralen
- Verbranding van glucose
- Vorming van celwand
- Synthese van eiwitten (correct)
Welk proces speelt een rol bij het verplaatsen van stoffen door celmembranen?
Welk proces speelt een rol bij het verplaatsen van stoffen door celmembranen?
Wat is een kenmerk van plantencellen vergeleken met dierlijke cellen?
Wat is een kenmerk van plantencellen vergeleken met dierlijke cellen?
Welk van de volgende is een functie van het eenheidsmembraan?
Welk van de volgende is een functie van het eenheidsmembraan?
Wat is een eigenschap van prokaryote cellen?
Wat is een eigenschap van prokaryote cellen?
Wat gebeurt er bij actieve transport?
Wat gebeurt er bij actieve transport?
Wat maakte de elektronenmicroscoop mogelijk in de jaren 30 en 50?
Wat maakte de elektronenmicroscoop mogelijk in de jaren 30 en 50?
Welke structuur bevindt zich in het cytoplasma van een plantencel?
Welke structuur bevindt zich in het cytoplasma van een plantencel?
Welke functie heeft het celmembraan?
Welke functie heeft het celmembraan?
Wat is het belangrijkste kenmerk van de plantencel vergeleken met de dierlijke cel?
Wat is het belangrijkste kenmerk van de plantencel vergeleken met de dierlijke cel?
Wat is de rol van de nucleolus binnen de celkern?
Wat is de rol van de nucleolus binnen de celkern?
Welke structuur is niet aanwezig in een dierlijke cel?
Welke structuur is niet aanwezig in een dierlijke cel?
Welke cellulaire functie wordt mogelijk gemaakt door de verschillende celstructuren?
Welke cellulaire functie wordt mogelijk gemaakt door de verschillende celstructuren?
Wat drukt de vacuole uit het cytoplasma tegen in een plantencel?
Wat drukt de vacuole uit het cytoplasma tegen in een plantencel?
Wat is de oorsprong van lysosomen?
Wat is de oorsprong van lysosomen?
Welke functie hebben lysosomen in een cel?
Welke functie hebben lysosomen in een cel?
Wat is de functie van membraanproteïnen in het plasmamembraan?
Wat is de functie van membraanproteïnen in het plasmamembraan?
Wat wordt heterofagie genoemd?
Wat wordt heterofagie genoemd?
Wat blijven er achter in de cel na de afbraak van stoffen door lysosomen?
Wat blijven er achter in de cel na de afbraak van stoffen door lysosomen?
Welke van de volgende beweringen over het plasmamembraan is correct?
Welke van de volgende beweringen over het plasmamembraan is correct?
Wat is autofagie?
Wat is autofagie?
Wat is de functie van mitochondriën in de cel?
Wat is de functie van mitochondriën in de cel?
Welke rol spelen transmembraanmoleculen in de cel?
Welke rol spelen transmembraanmoleculen in de cel?
Welke van de volgende structuren komt voor in chloroplasten?
Welke van de volgende structuren komt voor in chloroplasten?
Wat beschrijft de 'stroperige structuur' van het plasmamembraan?
Wat beschrijft de 'stroperige structuur' van het plasmamembraan?
Welke structuur is verantwoordelijk voor de productie van lysosomen?
Welke structuur is verantwoordelijk voor de productie van lysosomen?
Wat voorkomt het plasmamembraan?
Wat voorkomt het plasmamembraan?
Wat is de belangrijkste functie van vacuolen in plantaardige cellen?
Wat is de belangrijkste functie van vacuolen in plantaardige cellen?
Wat gebeurt er met onverteerbare resten in de cel?
Wat gebeurt er met onverteerbare resten in de cel?
Wat is een belangrijk kenmerk van celmembranen?
Wat is een belangrijk kenmerk van celmembranen?
Wat is de rol van witte bloedcellen in relatie tot heterofagie?
Wat is de rol van witte bloedcellen in relatie tot heterofagie?
Welke kleurstoffen zijn aanwezig in chromoplasten?
Welke kleurstoffen zijn aanwezig in chromoplasten?
Wat gebeurt er met stoffen zoals CO2 in het plasmamembraan?
Wat gebeurt er met stoffen zoals CO2 in het plasmamembraan?
Wat vormt de binnenste laag van de chloroplasten?
Wat vormt de binnenste laag van de chloroplasten?
Welke functie heeft de dubbele fosfolipidenlaag in het plasmamembraan?
Welke functie heeft de dubbele fosfolipidenlaag in het plasmamembraan?
Waaruit bestaat de inhoud van vacuolen in plantaardige cellen voornamelijk?
Waaruit bestaat de inhoud van vacuolen in plantaardige cellen voornamelijk?
Welke functie heeft de bladmoleculen in thylakoïden?
Welke functie heeft de bladmoleculen in thylakoïden?
Wat gebeurt er vaak met de inhoud van vacuolen in plantaardige cellen?
Wat gebeurt er vaak met de inhoud van vacuolen in plantaardige cellen?
Wat is de functie van chromatinedraden in de cel?
Wat is de functie van chromatinedraden in de cel?
Waar vindt eiwitsynthese voornamelijk plaats in de cel?
Waar vindt eiwitsynthese voornamelijk plaats in de cel?
Hoe verandert chromatine voordat celdeling plaatsvindt?
Hoe verandert chromatine voordat celdeling plaatsvindt?
Wat is een belangrijk verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen?
Wat is een belangrijk verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen?
Wat gebeurt er met de chromosomen na celdeling?
Wat gebeurt er met de chromosomen na celdeling?
Welk onderdeel van de cel bevat de code voor eiwitten?
Welk onderdeel van de cel bevat de code voor eiwitten?
Wat wordt er bedoeld met 'dwarse doorsnede' in de context van chromosomen?
Wat wordt er bedoeld met 'dwarse doorsnede' in de context van chromosomen?
Wat doet DNA voor de celdeling?
Wat doet DNA voor de celdeling?
Flashcards
Celtheorie
Celtheorie
De theorie die stelt dat alle levende organismen zijn opgebouwd uit cellen.
Lichtmicroscoop
Lichtmicroscoop
Een microscoop die zichtbaar licht gebruikt om objecten te vergroten.
Elektronenmicroscoop
Elektronenmicroscoop
Een microscoop die elektronen gebruikt om objecten te vergroten.
Eenheidsmembraan
Eenheidsmembraan
Een dunne, flexibele laag die de cel begrenst en controleert wat er in en uit de cel gaat.
Signup and view all the flashcards
Cytoplasma
Cytoplasma
De vloeistof in een cel die de organellen bevat.
Signup and view all the flashcards
Vacuole
Vacuole
Een blaasje in een cel dat vloeistof opslaat.
Signup and view all the flashcards
Celwand
Celwand
Een stevige laag die de cel beschermt en hem vorm geeft, vooral bij planten.
Signup and view all the flashcards
Organellen
Organellen
Structuren in een cel die elk een specifieke taak hebben in de cel.
Signup and view all the flashcards
Celkern
Celkern
Het besturingscentrum van de cel, dat het genetisch materiaal (DNA) bevat en de celactiviteit reguleert.
Signup and view all the flashcards
Endoplasmatisch Reticulum (ER)
Endoplasmatisch Reticulum (ER)
Een netwerk van membranen in het cytoplasma die betrokken zijn bij de productie en het transport van eiwitten en lipiden.
Signup and view all the flashcards
Mitochondrion
Mitochondrion
Een organel dat energie produceert voor de cel door de afbraak van voedingsstoffen.
Signup and view all the flashcards
Chloroplast
Chloroplast
Een organel dat fotosynthese uitvoert, waardoor energie uit zonlicht wordt omgezet in suiker.
Signup and view all the flashcards
Fosfolipidenlaag
Fosfolipidenlaag
Twee lagen fosfolipiden die de basis van het celmembraan vormen. De hydrofiele kopjes zijn naar buiten gericht, de hydrofobe staarten naar binnen.
Signup and view all the flashcards
Membraaneiwitten
Membraaneiwitten
Eiwitten die in het celmembraan zitten en verschillende functies hebben, zoals transport, herkenning en communicatie.
Signup and view all the flashcards
Transportmoleculen
Transportmoleculen
Membraaneiwitten die helpen bij het transport van grotere moleculen, zoals glucose, door het celmembraan.
Signup and view all the flashcards
Celreceptor
Celreceptor
Een membraaneiwit dat specifieke stoffen uit het extracellulaire milieu herkent en bindt.
Signup and view all the flashcards
Selectieve permeabiliteit
Selectieve permeabiliteit
Eigenschap van het celmembraan om bepaalde stoffen door te laten en andere niet.
Signup and view all the flashcards
Functies van het celmembraan
Functies van het celmembraan
Het celmembraan heeft twee belangrijke functies: begrenzing (bescherming) en uitwisseling (transport van stoffen).
Signup and view all the flashcards
Rol van membraanproteïnen
Rol van membraanproteïnen
Membraaneiwitten zijn belangrijk voor de specifieke functies van het celmembraan, zoals transport, herkenning, communicatie en bescherming.
Signup and view all the flashcards
Cristae
Cristae
Vouwingen in het binnenste membraan van een mitochondrion, die het oppervlak vergroten voor de ademhaling.
Signup and view all the flashcards
Matrix
Matrix
De vloeistof binnenin een mitochondrion, waarin erfelijk materiaal en ribosomen aanwezig zijn.
Signup and view all the flashcards
Plastiden
Plastiden
Organellen die alleen in plantencellen voorkomen, met verschillende functies en kleuren.
Signup and view all the flashcards
Thylakoïden
Thylakoïden
Zakjes in een chloroplast waar bladgroenmoleculen zich bevinden.
Signup and view all the flashcards
Granum
Granum
Een stapel thylakoïden in een chloroplast.
Signup and view all the flashcards
Golgi-apparaat
Golgi-apparaat
Een organel dat bestaat uit stapels platte, membraan-omgeven zakken genaamd Golgi-cisternen. Het verwerkt en verpakt eiwitten en lipiden die door het ER worden geproduceerd, en stuurt ze naar hun eindbestemming.
Signup and view all the flashcards
GER (glad endoplasmatisch reticulum)
GER (glad endoplasmatisch reticulum)
Een netwerk van membranen in de cel die betrokken is bij de synthese van lipiden, steroïden en het ontgiften van schadelijke stoffen.
Signup and view all the flashcards
RER (ruw endoplasmatisch reticulum)
RER (ruw endoplasmatisch reticulum)
Een netwerk van membranen in de cel die bedekt zijn met ribosomen. Het produceert eiwitten en stuurt ze naar het Golgi-apparaat.
Signup and view all the flashcards
Lysosomen
Lysosomen
Kleine zakjes in de cel, gevuld met verteringsenzymen. Ze breken afvalstoffen, cellulaire onderdelen, en stoffen uit de omgeving.
Signup and view all the flashcards
Endocytose
Endocytose
Het proces waarbij de cel stoffen vanuit de omgeving opneemt door de vorming van blaasjes in het celmembraan.
Signup and view all the flashcards
Exocytose
Exocytose
Het proces waarbij de cel stoffen naar buiten afscheidt door middel van blaasjes die met het celmembraan versmelten.
Signup and view all the flashcards
Heterofagie
Heterofagie
De afbraak van stoffen die afkomstig zijn van buiten de cel, door lysosomen.
Signup and view all the flashcards
Autofagie
Autofagie
De afbraak van eigen celmateriaal, zoals verouderde organellen, door lysosomen.
Signup and view all the flashcards
Chromatine
Chromatine
Een netwerk van draadjes in de celkern, bestaande uit DNA en eiwitten. Deze draadjes kunnen gekleurd worden.
Signup and view all the flashcards
Chromosoom
Chromosoom
Geconcentreerde vorm van chromatine, zichtbaar tijdens celdeling. Draagt erfelijke informatie.
Signup and view all the flashcards
DNA
DNA
Desoxyribonucleïnezuur, molecuul met de genetische code. Liggt opgerold in de celkern en bepaalt de eigenschappen van de cel.
Signup and view all the flashcards
Eiwitsynthese
Eiwitsynthese
Proces waarbij eiwitten worden gemaakt in de cel. De code voor de eiwitstructuur ligt in het DNA.
Signup and view all the flashcards
RER
RER
Ruww Endoplasmatisch Reticulum. Netwerk van membranen in het cytoplasma waar eiwitten worden gemaakt.
Signup and view all the flashcards
Kernmembraan
Kernmembraan
Membraan dat de celkern omsluit en beschermt. Bepaalt welke stoffen de kern in en uit kunnen gaan.
Signup and view all the flashcards
Prokaryote cel
Prokaryote cel
Cel zonder kernmembraan. Het kernmateriaal ligt vrij in het cytoplasma.
Signup and view all the flashcards
Eukaryote cel
Eukaryote cel
Cel met een kernmembraan. Het kernmateriaal ligt omsloten in de celkern.
Signup and view all the flashcardsStudy Notes
Celstructuren
- Alle levende wezens bestaan uit cellen, de basiseenheid van leven.
- De cel is zowel primitief als geëvolueerd.
- Cellen verrichten functies zoals voeding, ademhaling en uitscheiding.
- De activiteiten van levende wezens worden teruggebracht tot de activiteiten van individuele cellen.
De cel onder de lichtmicroscoop
- De cel onder de lichtmicroscoop is opgebouwd uit een kern en cytoplasma met kleine korrels.
- De grootteorde van cellen bedraagt 10-40 µm.
- Plantencellen hebben een celwand.
- Plantencellen hebben vaak vacuolen.
- Dierlijke cellen hebben geen celwand maar een plasmamembraan.
De cel onder de elektronenmicroscoop
- De elektronenmicroscoop laat de submicroscopische structuur zien van cellen.
- Dierlijke cellen worden begrensd door een plasmamembraan.
- Dierlijke cellen hebben cytoplasma, gevuld met verschillende organellen.
- Plantencellen hebben een stevige celwand en een grote centrale vacuole.
Verband cel - weefsel - orgaan - stelsel - organisme
- Cellen in een weefsel zijn meestal identiek.
- Verschillende weefsels hebben vaak verschillende vormen.
- Er is een verband tussen cel-weefsel-orgaan en orgaanstelsels.
- Deze verbanden bepalen de werking van organismen.
Celorganellen
-
Endoplasmatisch reticulum (ER):
- Afgeplatte zakjes.
- Ruw ER bevat ribosomen voor eiwitsynthese.
- Glad ER maakt lipiden.
-
Golgi-apparaat:
- Stapel afgeplatte membraanzakjes.
- Produceert en verpakt stoffen.
-
Lysosomen:
- Golgi-afsnoeringen.
- Bevatten verteringsenzymen.
-
Mitochondriën:
- Dubbel membraan.
- Energieproducerende organellen ("krachtcentrales").
-
Plastiden:
- Planten en eencelligen.
- Kleurloos (leukoplasten), groen (chloroplasten).
-
Vacuolen:
- Opslagsystemen.
- Grotere vacuolen geven stevigheid aan plantencellen.
- Vacuolen bevatten vaak water, ionen of organische verbindingen
-
Ribosomen: kleine partikels met twee ongelijke eenheden. Eiwitten synthetiseren.
-
Cytoskelet: een netwerk dat de cel vorm geeft, helpt bij beweging en transport.
-
Centriolen: enkel bij dierlijke cellen. Basis voor zweepdraden en trilharen.
-
Kern: bevat DNA, belangrijk bij celdeling en voor de productie van eiwitten.
Functies van celorganellen
- Opbouw, afbraak en vermenigvuldiging van organismen.
- Selectieve stofuitwisseling tussen cel en omgeving.
- Transport van stoffen.
- Endocytose/exocytose voor grotere moleculen en deeltjes.
- Energie productie: stoffen binnen in de cel afbreken om energie te creëren.
Functioneel verband tussen celorganellen (eiwitsynthese)
- Eiwitten zijn volgens de code in DNA (in de kern).
- De code wordt overgebracht naar RER.
- Ribosomen lezen de code en maken het eiwit.
- Het eiwit is verpakt in Golgi-blaasjes en gaat naar de gewenste bestemming.
Chromatinedraden en chromosomen
- De chromatinedraden zijn opgebouwd uit DNA en eiwitten.
- Tijdens de celdeling worden ze gecondenseerd tot chromosomen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.