Podcast
Questions and Answers
Welke fase van de celcyclus is verantwoordelijk voor DNA replicatie?
Welke fase van de celcyclus is verantwoordelijk voor DNA replicatie?
- G2 fase
- M fase
- S fase (correct)
- G1 fase
De mitose bestaat uit vier fasen.
De mitose bestaat uit vier fasen.
False (B)
Wat gebeurt er tijdens de G2 fase van de celcyclus?
Wat gebeurt er tijdens de G2 fase van de celcyclus?
De chromosomen condenseren en mitochondria en organellen repliceren.
Tijdens de prophase worden de chromosomen _____ en wordt de nucleaire envelop afgebroken.
Tijdens de prophase worden de chromosomen _____ en wordt de nucleaire envelop afgebroken.
Koppel de fasen van de mitose aan hun beschrijvingen:
Koppel de fasen van de mitose aan hun beschrijvingen:
Wat is de functie van ribosomen in cellen?
Wat is de functie van ribosomen in cellen?
De kernporiën zijn verantwoordelijk voor de passage van eiwitten in de celkern.
De kernporiën zijn verantwoordelijk voor de passage van eiwitten in de celkern.
Wat is de rol van de nucleolus?
Wat is de rol van de nucleolus?
Het endoplasmatisch reticulum is een netwerk van __________ in de cel.
Het endoplasmatisch reticulum is een netwerk van __________ in de cel.
Wat is de belangrijkste manier van celdeling bij bacteriën?
Wat is de belangrijkste manier van celdeling bij bacteriën?
Koppel de onderdelen van het endomembranair systeem aan hun functies:
Koppel de onderdelen van het endomembranair systeem aan hun functies:
Welk van de volgende is niet een onderdeel van het endomembranair systeem?
Welk van de volgende is niet een onderdeel van het endomembranair systeem?
Eukaryote chromosomen zijn altijd circulair van structuur.
Eukaryote chromosomen zijn altijd circulair van structuur.
Hoeveel chromosomen heeft een mens?
Hoeveel chromosomen heeft een mens?
Ribosomen komen alleen voor in eukaryote cellen.
Ribosomen komen alleen voor in eukaryote cellen.
De structuren die de gerepliceerde chromosomen verbinden zijn de ________.
De structuren die de gerepliceerde chromosomen verbinden zijn de ________.
De __________ is de structuur die de celkern omringt en beschermt.
De __________ is de structuur die de celkern omringt en beschermt.
Koppel de celcyclusfase aan de juiste beschrijving:
Koppel de celcyclusfase aan de juiste beschrijving:
Wat is het verschil tussen heterochromatine en euchromatine?
Wat is het verschil tussen heterochromatine en euchromatine?
Replicatie van DNA begint aan de centromeer.
Replicatie van DNA begint aan de centromeer.
Wat houdt de term 'karyotype' in?
Wat houdt de term 'karyotype' in?
Wat is de functie van het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)?
Wat is de functie van het ruw endoplasmatisch reticulum (RER)?
Lysosomen zijn verantwoordelijk voor de synthese van eiwitten.
Lysosomen zijn verantwoordelijk voor de synthese van eiwitten.
Noem één voorbeeld van een lysosomale opslagziekte.
Noem één voorbeeld van een lysosomale opslagziekte.
Het __________ is verantwoordelijk voor het inpakken en distribueren van materiaal binnen de cel.
Het __________ is verantwoordelijk voor het inpakken en distribueren van materiaal binnen de cel.
Koppel de celorganellen aan hun functies:
Koppel de celorganellen aan hun functies:
Wat is de belangrijkste functie van peroxisomen?
Wat is de belangrijkste functie van peroxisomen?
Chloroplasten hebben geen eigen DNA.
Chloroplasten hebben geen eigen DNA.
Wat voor soort structuur wordt de celwand bij planten genoemd?
Wat voor soort structuur wordt de celwand bij planten genoemd?
De secundaire functie van de vacuolen is __________.
De secundaire functie van de vacuolen is __________.
Koppel de termen aan hun beschrijvingen:
Koppel de termen aan hun beschrijvingen:
Welke functie heeft het glad endoplasmatisch reticulum (SER)?
Welke functie heeft het glad endoplasmatisch reticulum (SER)?
Mitochondria zijn autonoom, wat betekent dat zij volledig zelfstandig functioneren.
Mitochondria zijn autonoom, wat betekent dat zij volledig zelfstandig functioneren.
Wat is de rol van het cytoskelet in de cel?
Wat is de rol van het cytoskelet in de cel?
De __________ bevat twee membranen en is essentieel voor de energiegeneratie in eukaryote cellen.
De __________ bevat twee membranen en is essentieel voor de energiegeneratie in eukaryote cellen.
Wie ontdekte de cellen voor het eerst in 1665?
Wie ontdekte de cellen voor het eerst in 1665?
Eukaryote cellen hebben geen echte celkern.
Eukaryote cellen hebben geen echte celkern.
Wat is het primaire verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen?
Wat is het primaire verschil tussen prokaryote en eukaryote cellen?
De studie van prokaryoten wordt ook wel __________ genoemd.
De studie van prokaryoten wordt ook wel __________ genoemd.
Koppel de celstructuren aan hun functies:
Koppel de celstructuren aan hun functies:
Wat maakt het celmembraan uniek?
Wat maakt het celmembraan uniek?
Archaea hebben peptidoglycaan in hun celwand.
Archaea hebben peptidoglycaan in hun celwand.
Noem twee structuren die aanwezig zijn in alle cellen.
Noem twee structuren die aanwezig zijn in alle cellen.
De __________ is verantwoordelijk voor de synthese van rRNA.
De __________ is verantwoordelijk voor de synthese van rRNA.
Koppel de volgende celstructuren aan hun type:
Koppel de volgende celstructuren aan hun type:
Welke van de volgende organellen zijn gemarkeerd als betrokken bij de energiestofwisseling?
Welke van de volgende organellen zijn gemarkeerd als betrokken bij de energiestofwisseling?
Cellen kunnen ontstaan uit niet-levende stoffen.
Cellen kunnen ontstaan uit niet-levende stoffen.
Wat is het doel van organellen in eukaryote cellen?
Wat is het doel van organellen in eukaryote cellen?
De __________ is een structuur die instaat voor het verplaatsen van stoffen binnen en buiten de cel.
De __________ is een structuur die instaat voor het verplaatsen van stoffen binnen en buiten de cel.
Koppel de cellulaire functies aan de juiste typen ribosomen:
Koppel de cellulaire functies aan de juiste typen ribosomen:
Wat gebeurt er tijdens de anafase van mitose?
Wat gebeurt er tijdens de anafase van mitose?
In de prometafase zijn chromosomen nog steeds in hun gecondenseerde vorm.
In de prometafase zijn chromosomen nog steeds in hun gecondenseerde vorm.
Wat vormt zich rond elke set van zusterchromatiden tijdens de telofase?
Wat vormt zich rond elke set van zusterchromatiden tijdens de telofase?
Meiose resulteert in een __________ vermindering van chromosomen.
Meiose resulteert in een __________ vermindering van chromosomen.
Koppel de fasen van meiose aan hun kenmerken:
Koppel de fasen van meiose aan hun kenmerken:
Welke van de volgende is een kenmerk van meiose?
Welke van de volgende is een kenmerk van meiose?
Cytokinese vindt plaats aan het einde van meiose I en II.
Cytokinese vindt plaats aan het einde van meiose I en II.
Wat is het belangrijkste effect van crossing-over tijdens meiose?
Wat is het belangrijkste effect van crossing-over tijdens meiose?
In __________ worden homologe chromosomen geassocieerd.
In __________ worden homologe chromosomen geassocieerd.
Koppel de termen aan hun definities:
Koppel de termen aan hun definities:
Welke fase van mitose komt gelijk voor met meiose II?
Welke fase van mitose komt gelijk voor met meiose II?
Plantcellen ondergaan cytokinese door constrictie van actine filamenten.
Plantcellen ondergaan cytokinese door constrictie van actine filamenten.
Wat zijn de haploïde cellen die in meiose worden geproduceerd?
Wat zijn de haploïde cellen die in meiose worden geproduceerd?
De levenscyclus van sexueel reproducerende organismen omvat alternatieve haploïde en __________ stadia.
De levenscyclus van sexueel reproducerende organismen omvat alternatieve haploïde en __________ stadia.
Flashcards
Interfase
Interfase
De fase in de celcyclus waarin de cel groeit en al zijn organellen repliceert. Bevat drie subfases: G1, S en G2.
S-fase
S-fase
De fase in de celcyclus waarin de chromosomen worden verdubbeld. Zo ontstaan twee identieke sets.
Profase
Profase
De fase in de celcyclus waarin de chromosomen condenseren en de kernmembraan verdwijnt.
Metafase
Metafase
Signup and view all the flashcards
Anafase
Anafase
Signup and view all the flashcards
Wat is de functie van een kernporie?
Wat is de functie van een kernporie?
Signup and view all the flashcards
Wat is de kernenveloppe?
Wat is de kernenveloppe?
Signup and view all the flashcards
Wat is de nucleolus?
Wat is de nucleolus?
Signup and view all the flashcards
Wat is chromatine?
Wat is chromatine?
Signup and view all the flashcards
Wat is het nucleoplasma?
Wat is het nucleoplasma?
Signup and view all the flashcards
Wat zijn ribosomen?
Wat zijn ribosomen?
Signup and view all the flashcards
Wat is het endomembranair systeem?
Wat is het endomembranair systeem?
Signup and view all the flashcards
Wat is het endoplasmatisch reticulum (ER)?
Wat is het endoplasmatisch reticulum (ER)?
Signup and view all the flashcards
Bacterieel DNA
Bacterieel DNA
Signup and view all the flashcards
Bidirectionele replicatie
Bidirectionele replicatie
Signup and view all the flashcards
Septatie
Septatie
Signup and view all the flashcards
Eukaryote chromosomen
Eukaryote chromosomen
Signup and view all the flashcards
Heterochromatine
Heterochromatine
Signup and view all the flashcards
Euchromatine
Euchromatine
Signup and view all the flashcards
Homologe chromosomen
Homologe chromosomen
Signup and view all the flashcards
Cohesine
Cohesine
Signup and view all the flashcards
Celtheorie
Celtheorie
Signup and view all the flashcards
Cytoplasma
Cytoplasma
Signup and view all the flashcards
Kernmembraan
Kernmembraan
Signup and view all the flashcards
Kern (nucleus)
Kern (nucleus)
Signup and view all the flashcards
Organellen
Organellen
Signup and view all the flashcards
Nucleolus
Nucleolus
Signup and view all the flashcards
Ribosomen
Ribosomen
Signup and view all the flashcards
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Endoplasmatisch reticulum (ER)
Signup and view all the flashcards
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
Ruw endoplasmatisch reticulum (RER)
Signup and view all the flashcards
Glad endoplasmatisch reticulum (SER)
Glad endoplasmatisch reticulum (SER)
Signup and view all the flashcards
Golgi-apparaat
Golgi-apparaat
Signup and view all the flashcards
Lysosomen
Lysosomen
Signup and view all the flashcards
Mitochondriën
Mitochondriën
Signup and view all the flashcards
Plasmamembraan
Plasmamembraan
Signup and view all the flashcards
Celwand
Celwand
Signup and view all the flashcards
Telofase
Telofase
Signup and view all the flashcards
Prometafase
Prometafase
Signup and view all the flashcards
Cytokinese
Cytokinese
Signup and view all the flashcards
Meiose
Meiose
Signup and view all the flashcards
Meiose I
Meiose I
Signup and view all the flashcards
Meiose II
Meiose II
Signup and view all the flashcards
Synapsis
Synapsis
Signup and view all the flashcards
Crossing-over
Crossing-over
Signup and view all the flashcards
Chiasmata
Chiasmata
Signup and view all the flashcards
Telofase I
Telofase I
Signup and view all the flashcards
Lysosoom
Lysosoom
Signup and view all the flashcards
Cytosol
Cytosol
Signup and view all the flashcards
Mitochondrium
Mitochondrium
Signup and view all the flashcards
Chloroplast
Chloroplast
Signup and view all the flashcards
Cytoskelet
Cytoskelet
Signup and view all the flashcards
Fagocytose
Fagocytose
Signup and view all the flashcards
Beweging van cellen
Beweging van cellen
Signup and view all the flashcards
Cel-cel interacties
Cel-cel interacties
Signup and view all the flashcards
Vesikel
Vesikel
Signup and view all the flashcards
Peroxisoom
Peroxisoom
Signup and view all the flashcards
Study Notes
Hoofdstuk 1: De Cel
- Cellen werden ontdekt in 1665 door Robert Hooke.
- Eerste studies op cellen werden uitgevoerd door Mathias Schleiden (1838) & Theodor Schwann.
- Celtheorie:
- Alle organismen zijn samengesteld uit cellen.
- Cellen zijn de kleinst levende eenheid.
- Cellen ontstaan alleen uit reeds bestaande cellen.
- Alle levende cellen vormen een continue lijn van afstammelingen.
- Celgrootte en diffusie: Bij een grotere cel duurt het langer voor materiaal om te diffunderen van het celmembraan naar de binnenkant van de cel.
- Microscopen: Cellen worden meestal alleen waargenomen met behulp van een microscoop en specifieke kleuring. Lichtmicroscopen onderscheiden structuren van ongeveer 200 nm van elkaar, electronenmicroscopen onderscheiden structuren van ongeveer 0.2 nm van elkaar.
- Basiscelstructuren: Alle cellen hebben gemeenschappelijke structuren zoals genetisch materiaal (in de kern of nucleoid), cytoplasma (een vloeibare matrix met organellen) en een plasmamembraan.
Prokaryote cellen
- Geen echte kern.
- Genetisch materiaal aanwezig in nucleoid (kernzone).
- Cytoplasma.
- Plasmamembraan (soms organelachtige functies zoals fotosynthese).
- Celwand.
- Ribosomen.
- Geen membraan-omgeven organellen.
- Eenvoudig cytoskelet.
- Roterend flagellum (voor beweging)
- Twee typen: Archaea, Bacteria (verschillen qua peptidoglycaan in celwand).
Eukaryote cellen
- Membraan-omgeven kern.
- Complexer dan prokaryote cellen.
- Cellulaire functies zijn gecompartimentaliseerd in organellen (endomembranair systeem). Verschillende organellen werken samen.
- Cytoskelet voor steun en structuur van de cel.
- Dierlijke en plantencellen.
Organellen in Eukaryote cellen
- Ribosomen: Cellulaire machines voor eiwitsynthese. Bestaan uit ribosomaal RNA en eiwitten bevinden zich in het cytosol/cytoplasma of vastgehecht aan interne membranen.
- Endomembranaal systeem: Een serie membranen doorheen het cytoplasma dat de cel opdeelt in compartimenten met verschillende cellulaire functies. Bestaat uit het endoplasmatisch reticulum, Golgi apparaat en lysosomen.
- Endoplasmatisch reticulum (ER): Netwerk van kanalen. Ruw ER heeft ribosomen en synthetiseert eiwitten die naar lysosomen of plasmamembraan worden vervoerd. Glad ER heeft geen ribosomen en synthetiseert lipiden (bvb bij lever).
- Golgi apparaat: Inpakken en distributie van materiaal naar verschillende delen van de cel. Posttranslationele modificaties (bvb glycosylaties) van eiwitten en lipiden.
- Lysosomen: Membraan-omgeven vesikels met digestieve enzyme. Afbraak van macromoleculen (= proteïnen, nucleïnezuur, lipiden, koolhydraten) en oude celorganellen (autofagie). Zure pH.
- Microbodies (peroxisomen): Membraan-omgeven vesikels met enzymen. Productie van H2O2 (reactieve stof). H2O2 wordt afgebroken door catalase tot H2O en O2 (scheikundige processen).
- Vacuolen: Membraan-omgeven structuren voor uiteenlopende functies (tonoplast). Osmoregulatie, opslag, plantencellen (centrale vacuole), protista (contractiele vacuole), dierlijke cellen (opslagvacuolen).
- Mitochondria: Bevatten enzymes voor oxidatieve metabolisme; nodig voor het overbrengen van energie in macromoleculen naar ATP. Alle eukaryotische cellen. Twee membranen en eigen DNA. Membraan-afhankelijke functies (membranaire ruimte, cristae enz.)
- Chloroplasten: Aanwezig in plantencellen en sommige eukaryoten. Bevatten chlorofyl voor fotosynthese. Twee membranen. Gecompartimentaliseerde membranen. DNA. Bevatten eigen DNA (thylakoiden; grana). Gebruik van licht voor de synthese van suikers en ATP. Vermenigvuldigen.
Celkern
- Bevat genetisch materiaal (DNA) in de vorm van lineair chromosomen via chromatine.
- Omschrijving en uitleg epigenetica (DNA vorm samen met eiwitten).
Celdeling (in Prokaryoten)
- Binaire splijting (enkelvoudig, circulair DNA wordt gerepliceerd).
- Replicatie begint aan oorsprong en verloopt bidirectioneel.
- Nieuwe chromosomen worden naar tegengestelde einden gebracht; septum vormt en splits de cel.
- Celdeling, onder controle van eiwitten.
Celdeling (in Eukaryoten)
- Een overzicht van de verschillende typen celdelingen (mitose; meiose).
- Mitose: verdeeld over 5 fases (profase, prometafase, metafase, anafase, telofase) en cytokinese.
- Cytokinese bij dieren/planten.
- Meiose: Twee delingsronden (meiose I en II).
- Opeenvolgende celdelingen zonder replicatie van genetisch materiaal.
- Resultaat: reductie van chromosoomaantal van 2n naar n.
- Overzicht van de processen in de verschillende fases.
Cel-Cel interacties
- Bevat een overzicht van cel-cel interacties zoals tight junctions, adhesive junctions en communicating junctions.
Extracellulaire structuren
- Celwand (planten, fungi, sommige protista) met cellulose of chitine.
- Extracellulaire matrix (dierlijke cellen), een complex van glycoproteïnen en fibreuze eiwitten die verbindingen creëert via integrines.
Celbeweging
- Flagella (zweephaarachtige uitstulpingen voor voortbeweging) en cilia (kort, haartjes-achtige uitstulpingen voor voortbeweging). Structuren bij eukaryoten.
Tabellen
- Table 4.3: Vergelijking van prokaryotische, dierlijke en plantencellen.
Studying That Suits You
Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.
Related Documents
Description
Ontdek de fascinerende wereld van cellen in dit quiz over het eerste hoofdstuk van de biologie. Leer over de ontdekking van cellen, de celtheorie en de verschillende soorten microscopen die gebruikt worden om cellen te bestuderen. Test je kennis van de basiscelstructuren en hun functies.