Biochemie Enzymen en Energietransformatie
48 Questions
0 Views

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson

Questions and Answers

Wat is de belangrijkste functie van enzymen in chemische reacties?

  • Ze veranderen het substraat.
  • Ze verwijderen afvalstoffen.
  • Ze verhogen de snelheid van reacties. (correct)
  • Ze worden geconsumeerd tijdens de reactie.
  • Enzymen zijn doorgaans niet specifiek voor hun substraat.

    False (B)

    Wat vormt zich wanneer een enzym bindt met zijn substraat?

    enzym-substraatcomplex (ES-complex)

    De afbraak van sucrose tot glucose en fructose gebeurt door het enzym __________.

    <p>sucrase</p> Signup and view all the answers

    Koppel de enzymen aan hun substraat of product:

    <p>Sucrase = Sucrose Maltase = Maltose Lactase = Lactose Amylase = Zetmeel</p> Signup and view all the answers

    Hoeveel moleculen ATP verbruikt een werkende spiercel per seconde?

    <p>10 miljoen (C)</p> Signup and view all the answers

    Het sleutel-slotmodel van Fischer stelt dat een enzym enkel werkt met een specifiek substraat.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met ATP als er geen regeneratie uit ADP plaatsvindt?

    <p>Mensen zouden dagelijks hun gewicht in ATP verbruiken.</p> Signup and view all the answers

    Wat is de functie van de centrale vacuole in volwassen plantencellen?

    <p>Opslag van organisch materiaal en ionen (A)</p> Signup and view all the answers

    De binnenste mitochondriale membraan is glad en heeft geen instulpingen.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de rol van chloroplasten in planten?

    <p>Fotosynthese</p> Signup and view all the answers

    De __________ is de energieproducent in cellen, waar ATP wordt gegenereerd.

    <p>mitochondria</p> Signup and view all the answers

    Koppel de plastiden aan hun functie:

    <p>Amyloplasten = Opslag van zetmeel Chromoplasten = Kleur geven aan fruit Chloroplasten = Fotosynthese Leukoplasten = Opslag van oliën</p> Signup and view all the answers

    Welke structuur in mitochondria is verantwoordelijk voor de Krebscyclus?

    <p>Mitochondriale matrix (D)</p> Signup and view all the answers

    Wat wordt de hypothese genoemd die de verandering in conformatie van enzymen door bindingsinteractie met substraten beschrijft?

    <p>Induced fit model (C)</p> Signup and view all the answers

    Mitochondria hebben hun eigen circulaire DNA.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Alle enzymen hebben cofactoren nodig om te functioneren.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat is de rol van co-enzymen?

    <p>Ze helpen enzymen bij het afbreken van substraten.</p> Signup and view all the answers

    Wat komt er vrij tijdens de oxidatieve fosforylering in mitochondria?

    <p>ATP</p> Signup and view all the answers

    Inhibitoren kunnen de werking van enzymen verminderen door ________ op de actieve site te binden.

    <p>competitief</p> Signup and view all the answers

    Welke van de volgende stoffen is een voorbeeld van een competitieve inhibitor?

    <p>Penicilline (B)</p> Signup and view all the answers

    De efficiëntie van enzymen wordt enkel beïnvloed door de structuur van het enzym zelf.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de cofactoren aan hun type:

    <p>Zink = Anorganische cofactor Vitamine C = Co-enzym IJzer = Anorganische cofactor NADH = Co-enzym</p> Signup and view all the answers

    Wat vormen apo-enzymen samen met cofactoren of co-enzymen?

    <p>Holo-enzym</p> Signup and view all the answers

    Wat is het belangrijkste verschil tussen DNA en RNA?

    <p>DNA bevat desoxyribose, terwijl RNA ribose bevat. (C)</p> Signup and view all the answers

    Translatie is het proces waarbij DNA wordt gerepliceerd.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Noem de drie hoofdprocessen die betrokken zijn bij genexpressie.

    <p>replicatie, transcriptie, translatie</p> Signup and view all the answers

    De biologische monomeren van nucleïnezuren zijn __________.

    <p>nucleotiden</p> Signup and view all the answers

    Koppel de processen aan hun beschrijvingen:

    <p>Replicatie = Het kopiëren van DNA Transcriptie = Het maken van mRNA van DNA Translatie = Het omzetten van mRNA naar eiwit Genexpressie = Het tot leven brengen van genen</p> Signup and view all the answers

    Wat is de rol van mRNA in de cel?

    <p>Het doorgeven van informatie van DNA naar ribosomen. (C)</p> Signup and view all the answers

    Een replicatievork toont de processen van transcriptie en translatie.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Welke enzymen zijn hierbij betrokken in het replicatieproces?

    <p>DNA-polymerase, helicase</p> Signup and view all the answers

    Welke componenten vormen samen een nucleotide?

    <p>Een stikstofhoudende base, een suikermolecuul en een fosfaatgroep (A)</p> Signup and view all the answers

    De fosfaatgroep in een nucleotide is afgeleid van fosforzuur.

    <p>True (A)</p> Signup and view all the answers

    Noem de twee typen pentosen die in nucleotiden voorkomen.

    <p>Ribose en desoxyribose</p> Signup and view all the answers

    De stikstofhoudende basen in DNA zijn A, T, C en _______.

    <p>G</p> Signup and view all the answers

    Koppel de stikstofhoudende basen aan hun bijbehorende type nucleïnezuur:

    <p>Adenine = Komt voor in zowel DNA als RNA Thymine = Komt alleen voor in DNA Uracil = Komt alleen voor in RNA Cytosine = Komt voor in zowel DNA als RNA</p> Signup and view all the answers

    Wat is een nucleoside?

    <p>De combinatie van een stikstofhoudende base en een pentose (C)</p> Signup and view all the answers

    Purinen bestaan uit één ring van stikstof en koolstofatomen.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    De basen cytosine, thymine en _______ zijn pyrimidinen.

    <p>uracil</p> Signup and view all the answers

    Wat is de functie van DNA-polymerase tijdens de DNA-replicatie?

    <p>Verwijdert RNA-primers en vervangt ze door DNA-nucleotiden (B)</p> Signup and view all the answers

    De lagging strand wordt continu afgeschreven.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Wat zijn Okazaki-fragmenten?

    <p>Korte RNA/DNA-strengen op de lagging strand die discontinu worden gesynthetiseerd.</p> Signup and view all the answers

    De snelheid van DNA-replicatie bedraagt ongeveer _____ baseparen per seconde.

    <p>50</p> Signup and view all the answers

    Waarom is proofreading belangrijk in DNA-polymerase?

    <p>Het helpt om nucleotiden te verwijderen die niet complementair zijn. (C)</p> Signup and view all the answers

    Koppel de termen aan hun beschrijvingen:

    <p>Leading strand = Continu afgeschreven strand Lagging strand = Discontinu afgeschreven strand met Okazaki-fragmenten DNA-ligase = Hecht losse fragmenten aan elkaar DNA-polymerase = Voegt nucleotiden toe aan de primer</p> Signup and view all the answers

    Wat gebeurt er met de RNA-primers nadat ze zijn gebruikt?

    <p>Ze worden verwijderd en vervangen door DNA-nucleotiden.</p> Signup and view all the answers

    De replicatie in eukaryoten verloopt enkelrichting.

    <p>False (B)</p> Signup and view all the answers

    Flashcards

    ATP-cyclus

    De energie die nodig is voor cellulaire processen, zoals spiercontractie, wordt geleverd door de afbraak van ATP tot ADP.

    ATP-regeneratie

    Zonder ATP-regeneratie uit ADP, zouden we dagelijks onze eigen lichaamsgewicht aan ATP verbruiken.

    Enzymen

    Enzymen zijn eiwitten die de snelheid van chemische reacties versnellen zonder zelf te worden geconsumeerd.

    Enzymenomenclatuur

    De naam van een enzym wordt vaak gevormd door de stam van het substraat of product, gevolgd door de uitgang -ase. Bijvoorbeeld: sucrase breekt sucrose af.

    Signup and view all the flashcards

    Enzymsubstraatspecificiteit

    De specifieke vorm van een enzym zorgt ervoor dat het slechts één specifieke reactie kan katalyseren.

    Signup and view all the flashcards

    Actief centrum

    Het actieve centrum is een holte in het enzym waar het substraat bindt.

    Signup and view all the flashcards

    Sleutel-slotmodel

    Het sleutel-slotmodel verklaart dat een enzym alleen met een specifiek substraat kan binden.

    Signup and view all the flashcards

    Relatieve specificiteit

    Sommige enzymen kunnen ook andere, nauw verwante stoffen herkennen.

    Signup and view all the flashcards

    Centrale Vacuole

    Een groot membraangebonden compartiment in plantencellen dat dient als opslagplaats voor organische stoffen, anorganische ionen en afvalproducten.

    Signup and view all the flashcards

    Tonoplast

    Het membraan dat de centrale vacuole omsluit.

    Signup and view all the flashcards

    Mitochondriën

    Organellen die energie produceren in de vorm van ATP door middel van respiratie.

    Signup and view all the flashcards

    Cristae

    De binnenste vouwingen van het binnenste membraan van een mitochondrion.

    Signup and view all the flashcards

    Krebscyclus

    Een proces dat plaatsvindt in de mitochondriale matrix waarbij voedingsstoffen worden afgebroken om energie te genereren.

    Signup and view all the flashcards

    Oxidatieve Fosforylering

    Een biologisch proces in de mitochondriën waarbij energie wordt geproduceerd uit elektronenoverdracht.

    Signup and view all the flashcards

    Plastiden

    Een groep organellen die voorkomen in plantencellen en verschillende functies hebben, zoals opslag van zetmeel en pigmenten.

    Signup and view all the flashcards

    Amyloplasten

    Kleurloze plastiden die zetmeel opslaan in wortels en knollen.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is het verschil tussen DNA en RNA?

    DNA en RNA zijn beiden nucleïnezuren, opgebouwd uit nucleotiden. DNA bestaat uit deoxyribose, RNA uit ribose. De basen in DNA zijn adenine (A), thymine (T), guanine (G) en cytosine (C) terwijl RNA uracil (U) bevat in plaats van thymine.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is transcriptie?

    De genetische code die in DNA is opgeslagen, wordt overgeschreven in RNA. Dit proces vindt plaats in de celkern en gebruikt het enzym RNA-polymerase.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is translatie?

    De genetische code in mRNA wordt vertaald in een eiwit. Dit proces vindt plaats in de ribosomen met behulp van tRNA.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is het centrale dogma van de moleculaire biologie?

    Het proces van transcriptie en translatie. DNA wordt in RNA overgeschreven en dit wordt vervolgens vertaald in een eiwit.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is een replicatievork?

    Een replicatievork is een Y-vormige structuur die tijdens DNA-replicatie ontstaat. Hier worden de twee strengen van het DNA gescheiden om een ​​kopie te maken.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is de functie van DNA-polymerase?

    DNA-polymerase is een enzym dat verantwoordelijk is voor het synthetiseren van nieuwe DNA-strengen tijdens replicatie. Het gebruikt een bestaande DNA-streng als sjabloon.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is DNA-replicatie?

    De replicatie is het kopiëren van DNA, zodat er identieke kopieën ontstaan. Dit proces start op specifieke punten op het DNA en verloopt bidirectioneel.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is een codon?

    De volgorde van nucleotiden in een DNA-streng bepaalt de volgorde van aminozuren in een eiwit. Een codon is een groep van drie nucleotiden die codeert voor een specifiek aminozuur.

    Signup and view all the flashcards

    Wat zijn nucleïnezuren?

    Nucleïnezuren zijn polymeren die bestaan uit monomeren genaamd nucleotiden.

    Signup and view all the flashcards

    Waaruit is een nucleotide opgebouwd?

    Een nucleotide is opgebouwd uit drie onderdelen: een stikstofhoudende base, een pentose (een suiker met vijf koolstofatomen) en een fosfaatgroep.

    Signup and view all the flashcards

    Welke twee soorten basen komen voor in nucleotiden?

    Cytosine (C), thymine (T) en uracil (U) behoren tot de pyrimidinen. Adenine (A) en guanine (G) zijn purinen.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is het verschil in pentose tussen DNA en RNA?

    De pentose in RNA is ribose. De pentose in DNA is deoxyribose.

    Signup and view all the flashcards

    Hoe worden de koolstofatomen in de pentose genummerd?

    De C-atomen in de ribosering zijn genummerd van 1' t.e.m. 5'. De accenten onderscheiden de nummering van die in de purines of pyrimidines.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is het verschil tussen een nucleoside en een nucleotide?

    Een nucleoside is een pentose gekoppeld aan een base. Een nucleotide is een nucleoside met een toegevoegde fosfaatgroep.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is de fosfaatgroep in een nucleotide?

    De fosfaatgroep (aangeduid met een P in een cirkel) is afgeleid van fosforzuur.

    Signup and view all the flashcards

    Hoe verschillen DNA en RNA in hun nucleotiden?

    DNA is opgebouwd op basis van desoxyribonucleotiden, RNA is opgebouwd op basis van ribonucleotiden.

    Signup and view all the flashcards

    Wat is de Induced Fit-hypothese?

    De 'Induced Fit'-hypothese stelt dat enzymen hun vorm veranderen wanneer een substraat bindt aan het actieve centrum, wat de binding optimaal maakt. De vormverandering van het enzym wordt geïnduceerd door de aanwezigheid van het substraat.

    Signup and view all the flashcards

    Hoe beïnvloeden temperatuur en pH de activiteit van enzymen?

    Enzymen zijn zeer efficiënt, maar hun activiteit hangt af van de omgevingsfactoren zoals temperatuur en pH. Buiten de optimale temperatuur of pH verandert de vorm van het enzym zodanig dat het minder efficiënt wordt.

    Signup and view all the flashcards

    Wat zijn cofactoren?

    Cofactoren zijn moleculen die nodig zijn om de activiteit van enzymen te ondersteunen. Ze kunnen organisch (co-enzymen, zoals vitaminen) of anorganisch zijn (zoals metalen).

    Signup and view all the flashcards

    Wat zijn apo-enzymen en holo-enzymen?

    Apo-enzymen zijn het eiwitgedeelte van een enzym. Samen met een cofactor of co-enzym vormen ze het holo-enzym, het complete werkzame enzym.

    Signup and view all the flashcards

    Hoe werken enzym-inhibitoren?

    Sommige stoffen, genaamd inhibitoren, kunnen de activiteit van enzymen verminderen. Competitieve inhibitoren lijken op het substraat en binden aan het actieve centrum van het enzym. Niet-competitieve inhibitoren binden elders op het enzym en veranderen de vorm, waardoor de activiteit wordt verminderd.

    Signup and view all the flashcards

    Hoe werken gifstoffen als enzym-inhibitoren?

    Sommige gifstoffen werken door de inhibitie van enzymen. DDT en parathion zijn pesticiden die enzymen in het zenuwstelsel blokkeren, terwijl penicilline de celwandsynthese in bacteriën stopt door een enzym te inhiberen.

    Signup and view all the flashcards

    Wat zijn de verschillen tussen het Sleutel-slot model en de Induced Fit-hypothese?

    Het Sleutel-slot model van Fischer beschrijft enzymen als een vaste vorm die alleen past bij een specifiek substraat. De 'Induced Fit'-hypothese, daarentegen, stelt dat de vorm van een enzym verandert wanneer het substraat bindt.

    Signup and view all the flashcards

    Wat zijn de belangrijkste factoren die de werking van enzymen beïnvloeden?

    De efficiëntie van enzymen wordt beïnvloed door verschillende factoren, waaronder temperatuur en pH. Buiten de optimale condities kan de vorm van het enzym veranderen, waardoor het minder efficiënt wordt. Sommige enzymen hebben ook cofactoren nodig, zoals metalen of vitaminen, om te functioneren. Apo-enzymen zijn het eiwitgedeelte van een enzym, terwijl holo-enzymen het complete en werkzame enzym zijn.

    Signup and view all the flashcards

    Leading strand

    De streng van het DNA die continu wordt gerepliceerd tijdens de DNA-replicatie.

    Signup and view all the flashcards

    Lagging strand

    De streng van het DNA die discontinu wordt gerepliceerd tijdens de DNA-replicatie.

    Signup and view all the flashcards

    Okazaki-fragmenten

    Korte DNA-fragmenten die tijdens de DNA-replicatie op de lagging strand worden gevormd.

    Signup and view all the flashcards

    DNA-polymerase I

    Een eiwit dat de RNA-primers op de lagging strand verwijdert en vervangt door DNA-nucleotiden.

    Signup and view all the flashcards

    DNA-ligase

    Een enzym dat de gaten tussen Okazaki-fragmenten op de lagging strand dicht.

    Signup and view all the flashcards

    Replicatiesnelheid

    De snelheid waarmee DNA-polymerase nieuwe nucleotiden aan een DNA-streng toevoegt.

    Signup and view all the flashcards

    Proofreading

    Een mechanisme in DNA-polymerase om fouten tijdens de replicatie te controleren en te corrigeren.

    Signup and view all the flashcards

    Origin of replication

    De plaats op een DNA-molecuul waar de DNA-replicatie begint.

    Signup and view all the flashcards

    Study Notes

    Leerdoelen Hoofdstuk 5 - Celmetabolisme en enzymen

    • Celmetabolisme omvat alle biochemische processen in een organisme.
    • ATP (adenosinetrifosfaat) bestaat uit adenine, ribose en drie fosfaatgroepen.
    • De ATP-cyclus beschrijft de omzetting van ATP naar ADP en terug.
    • Enzymen zijn eiwitten die de snelheid van reacties in de cel verhogen.
    • Het ES-complex is een complex tussen een enzym en zijn substraat.
    • Een cofactor is een niet-eiwitcomponent die nodig is voor enzymactiviteit.
    • Apoenzym is het eiwitgedeelte van een enzym.
    • Holo-enzym is het complete en functionele enzym met cofactor.
    • Het sleutel-slot model beschrijft de interactie tussen een enzym en substraat.
    • Het induced fit model beschrijft hoe het enzym verandert van vorm bij binding aan het substraat.

    Leerdoelen Hoofdstuk 6 - De eukaryote cel

    • Eukaryote cellen hebben organellen die gescheiden zijn van het cytoplasma door membranen.
    • Biomembranen omgeven de organellen.
    • De kern bevat het DNA.
    • Ribosomen zijn de plaatsen waar eiwitsynthese plaatsvindt.
    • Ribosomen bestaan uit een kleine en grote subeenheid.
    • Proteasomen breken eiwitten af.
    • Het endomembraansysteem omvat structuren zoals de kern, ER, Golgi, lysosomen en vacuolen.
    • Het ruw ER bezit ribosomen voor eiwitsynthese.
    • Het glad ER synthetiseert lipiden.
    • Golgi-apparaten verwerken en sorteren eiwitten.
    • Lysosomen bevatten hydrolytische enzymen voor intracellulaire vertering.
    • Mitochondriën genereren ATP door celademhaling.
    • Plastiden zoals chloroplasten zijn betrokken bij fotosynthese.
    • Het cytoskelet geeft structuur en ondersteuning aan de cel.
    • Microtubuli, microfilamenten en intermediaire filamenten zijn elementen van het cytoskelet.

    Leerdoelen Hoofdstuk 7 - Nucleïnezuren en hun functie: transcriptie, translatie en replicatie

    • Nucleotiden zijn opgebouwd uit een organische base, een pentose en een fosfaatgroep.
    • DNA is dubbelstrengig en RNA enkelstrengig.
    • Genexpressie is de processen voor omzetten van DNA in eiwitten (transcriptie, translatie).
    • Transcriptie is de overschrijving van DNA naar mRNA.
    • Translatie is de vertaling van mRNA naar een eiwit.
    • Ribosomen zijn belangrijke componenten bij de translatie van mRNA.
    • t-RNA's brengen aminozuren naar de ribosomen.
    • Er zijn verschillende soorten mutaties (inserties, deleties, substituties), die effect hebben op de eiwitsynthese.
    • DNA-replicatie maakt erfelijk materiaal in een kopie beschikbaar voor dochtercellen.

    Leerdoelen Hoofdstuk 8 - Celdeling en de celcyclus bij de mens

    • De celcyclus beschrijft de opeenvolgende fasen in de levencyclus van een cel.
    • Mitose is een celdeling waarbij een diploïde cel leidt tot twee diploïde dochtercellen.
    • Meiose is een celdeling waarbij een diploïde cel na twee fasen leidt tot vier haploïde cellen (bijv. gameten).
    • Chromosomen bestaan uit verschillende onderdelen zoals telomeren, centromeer, armen.
    • Homologe chromosomen hebben overeenkomende genen (allelen) en oorsprong.
    • Een karyogram is een geordend beeld van chromosomen.
    • Mitose en Meiose worden aangeduid door fasen.

    Leerdoelen Hoofdstuk 9 - Menselijke genetica en erfelijke aandoeningen

    • Overervingspatronen van monogene ziekten worden in Punnett vierkanten weergegeven.
    • Er zijn verschillende soorten genetische afwijkingen, bijvoorbeeld autosomale dominante, autosomale recessieve en X-gebonden recessieve ziekten.
    • Familiestambomen kunnen gebruikt worden om overervingspatronen te identificeren.
    • Mutaties in genen kunnen leiden tot ziekten.
    • Er bestaan verschillende soorten mutaties zoals point mutation, frame shift, nonsense, silent mutation.
    • Sommige mutaties kunnen doorgegeven worden door geslachtscellen (gameten).

    Studying That Suits You

    Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

    Quiz Team

    Related Documents

    Celbiologie Cursus - 4 PDF

    Description

    Test je kennis over enzymen en hun functies in chemische reacties. Beantwoord vragen over substraten, ATP-productie en de rol van organellen in cellen. Deze quiz is ideaal voor studenten biochemie en levenswetenschappen.

    More Like This

    Enzyme Functions and Catalysis Quiz
    45 questions

    Enzyme Functions and Catalysis Quiz

    EffectualBlackTourmaline5910 avatar
    EffectualBlackTourmaline5910
    Biology Chapter: ATP and Enzymes
    21 questions

    Biology Chapter: ATP and Enzymes

    UnlimitedDerivative5397 avatar
    UnlimitedDerivative5397
    Bioenergetics and ATP Production Quiz
    32 questions
    Biochemistry Quiz: ATP and Enzymes
    5 questions
    Use Quizgecko on...
    Browser
    Browser