Beschrijvende Statistiek: Inleiding

Study Notes

De beschrijvende statistiek heeft als doel om gegevens samen te vatten, te visualiseren en te interpreteren.
Er zijn twee soorten veranderlijke: kwantitatieve en kwalitatieve veranderlijke.
Kwantitatieve veranderlijke kunnen discreet of continu zijn, terwijl kwalitatieve veranderlijke discreet zijn.

Kwantitatieve veranderlijke:
- Cijfergegevens (geboortejaar, lengte, etc.)
- Discrete: telbare waarden met hiaten tussen mogelijke waarden (bloedgroep, etc.)
- Continue: waarden met tussenruimten (lengte, etc.)
Kwalitatieve veranderlijke:
- Nominale: geen cijfergegevens (geslacht, nationaliteit, etc.)
- Ordinale: gegevens met een rangschikking (militaire rang, classificatie, etc.)

Een frequentietabel is een tabel waarin de verschillende mogelijkheden en hun frequenties worden weergegeven.
De absolutie frequentie (fi) is het aantal keer dat een bepaalde waarde voorkomt.
De cumulatieve frequentie (Fi) is de som van de frequenties van alle voorgaande waarden.
De relatieve frequentie (ri) is de absolutie frequentie gedeeld door de populatiegrootte.
De cumulatieve relatieve frequentie is de som van de relatieve frequenties van alle voorgaande waarden.

Een staafdiagram is een veelgebruikt diagram om discrete gegevens weer te geven.
Een taartdiagram is een ander soort diagram om discrete gegevens weer te geven.
De lengte van een staaf in een staafdiagram komt overeen met de absolute frequentie.