Ademhalingsproblemen en Pneumonie

Het herstel van het longvolume (FRC) en het ondersteunen van mucustransport.

Diepe inspiraties die een belangrijke rol spelen bij postoperatieve ademhalingsoefeningen.

Het inademen van frisse lucht in gebieden die niet goed geventileerd worden.

Het trainen van de ademhalingsspieren om de capaciteit te vergroten en de ventilatie postoperatief te verbeteren.

Een type ademhalingsspiertraining dat kan helpen bij het verminderen van postoperatieve longcomplicaties.

Een medisch apparaat dat gebruikt wordt om inspiratoire spiertraining te vergemakkelijken.

Toestellen om tegen weerstand uit te ademen, vaak gebruikt na operaties.

Een gemeenschappelijke techniek om weerstand te bieden bij ademhalingsoefeningen.

Een ademhalingsoefening waarbij je de aandacht richt op specifieke delen van de ademhalingsbeweging, zoals het benadrukken van de buikademhaling of de borstademhaling.

De neus vrijmaken van slijm en andere verstoppingen.

Het met kracht uitblazen van slijm uit de neus.

Een techniek om slijm uit de neus te verwijderen door te ademen door de neus en tegelijkertijd te vibreren in de keel.

Een techniek om de neus van een baby of kleuter te spoelen met een zoutoplossing.

Een techniek om de neus te spoelen met behulp van een neuskannetje en zoutoplossing.

Een techniek om de neus te spoelen met een oplossing, vaak met medicijnen.

De onderste luchtwegen vrijmaken van slijm en andere verstoppingen.

Het optreden van lucht tussen de twee longvliezen.

Een longontsteking die wordt veroorzaakt door algemene ziekteverwerkers.

Een ernstig longfalen met acute hypoxie (zuurstoftekort) en bilaterale afwijkingen op de röntgenfoto.

Een longontsteking die wordt opgelopen in het ziekenhuis, minstens 48 - 72 uur na opname.

Een longontsteking die wordt ontwikkeld tijdens kunstmatige beademing (ventilatie).

Een longontsteking die ontstaat door aspiratie (inhalatie) van materiaal dat niet in de longen thuishoort.

Een ophoping van vocht tussen de twee longvliezen.

Een longontsteking die niet wordt veroorzaakt door een obstructie (verstopping) in de luchtwegen.

De twee vliezen die de longen omgeven. De pleura pulmonalis (longvlies) ligt tegen de longen aan, terwijl de pleura pariëtalis (borstvlies) tegen de binnenkant van de borstholte ligt.

De holte tussen de pleura pulmonalis en de pleura pariëtalis. Bevat een kleine hoeveelheid pleuravocht.

De kleine longblaasjes waar de gasuitwisseling plaatsvindt.

Voorziening die longblaasjes open laat blijven.

De hoeveelheid lucht die we in- en uitademen tijdens een normale, rustige ademhaling.

De hoeveelheid lucht die we in onze longen kunnen opslaan.

Longvolumes die onafhankelijk zijn van de snelheid van de ademhaling.

Oefeningen die de expansie van de thorax stimuleren, met als doel de ventilatie te verbeteren en de totale longcapaciteit (TLC) te vergroten.

Een techniek die de kracht van de inspiratoire spieren traint.

Een reeks oefeningen die de kracht van de expiratoire spieren traint.

Technieken die het transport van slijm in de luchtwegen bevorderen.

Het gebruik van lichamelijke activiteit om het mucustransport te bevorderen.

Een krachtige uitademing die helpt om slijm uit de luchtwegen te verwijderen.

Een meting van de maximale kracht waarmee iemand kan hoesten.

Een techniek die de kracht van de hoest verbetert door het gebruik van de buikspieren.

Effectief ophoesten van sputum door middel van manueel ondersteunen van de pijnzone of een kussen. De patiënt hoest op het juiste niveau, rekening houdend met de locatie van het slijm.

De patiënt plaatst handen of een kussen op de pijnlijke of geopereerde zone tijdens het hoesten. Dit kan ook door de therapeut worden gedaan, met veel contact. De therapeut duwt niet direct op de incisie, maar eromheen. De patiënt mag dit zelf wel doen.

De patiënt hoest op het juiste niveau, rekening houdend met de locatie van het slijm. Dit wordt vergeleken met een spontane hoestbui.

Het correct moduleren van de inspiratie tijdens hoesten om het slijm effectief te kunnen ophoesten. Diep inademen voor slijm centraal, en minder diep inademen voor slijm meer perifeer.

Oefeningen die de ventilatie stimuleren en de longcapaciteit vergroten. Dit helpt om atelectase (inzakking van de longen) te voorkomen. Voorbeelden zijn SMI (Sustained Maximal Inspiration) and IS (Incentive spirometrie).

Een techniek om de longcapaciteit te vergroten door middel van maximale en langdurige inademing.

Verbindingen in de longen die helpen met de ventilatie, vooral bij obstructies. Ze maken het mogelijk dat lucht door andere delen van de longen kan stromen in geval van een verstopping.

Een inzakking van een deel van de longen. Dit kan ontstaan door slijmopstapeling tijdens narcose, bij hyperventilatie of bij langdurig in dezelfde houding blijven.