Sociale ho 13

Choose a study mode

Play Quiz
Study Flashcards
Spaced Repetition
Chat to Lesson

Podcast

Play an AI-generated podcast conversation about this lesson
Download our mobile app to listen on the go
Get App

Questions and Answers

Welke drie concepten kwamen naar voren in de subtiele racisme schaal van Meertens & Pettigrew (1995)?

  • Traditionalisme, overdrijven van culturele verschillen, gebrek aan positieve gevoelens (correct)
  • Traditionalisme, overdrijven van culturele verschillen, afkeer voor speciale behandeling
  • Ontkenning van discriminatie, antagonisme mbt de eisen van minderheden, afkeer voor speciale behandeling
  • Traditionalisme, antagonisme mbt de eisen van minderheden, geen sympathie voor allochtonen

De zogenaamde 'concept creep' duidt op een uitbreiding van concepten die verwijzen naar negatieve fenomenen, zoals racisme, maar met minder extreme betekenissen.

True (A)

De IAT is een betrouwbare tool om impliciete vooroordelen te meten op individueel niveau.

False (B)

Wat is het doel van het experiment van Sherif e.a. in Robber's Cave?

<p>Het experiment van Sherif e.a. in Robber's Cave had als doel om te bewijzen dat competitie voor schaarse middelen de basis vormt voor vijandigheid en vooroordelen tussen groepen.</p> Signup and view all the answers

Wat is het primaire doel van het minimal group paradigm?

<p>Het minimal group paradigm, ontwikkeld door Tajfel, had als doel om een basislijn te creëren waarin er geen enkele reden is voor discriminatie.</p> Signup and view all the answers

Wat is een stereotype?

<p>Een schema met algemene regels en kenmerken van prototypische leden (A)</p> Signup and view all the answers

Wat is een 'denkeeldige correlatie' in de context van stereotypen?

<p>Een denkbeeldige correlatie is een overschatting van de relatie tussen twee variabelen die in feite slechts in geringe mate of helemaal niet correleren.</p> Signup and view all the answers

Wat is het verschil tussen assimilatie en contrast in de context van stereotypen?

<p>Assimilatie houdt in dat informatie wordt geïnterpreteerd als consistent met het stereotype, terwijl contrast betekent dat informatie wordt gezien als afwijkend van het stereotype. (C)</p> Signup and view all the answers

Het suppression-rebound effect geeft aan dat het onderdrukken van stereotypes ertoe leidt dat ze in de toekomst moeilijker te onderdrukken zijn.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

Welke factoren dragen bij tot het succesvol onderdrukken van stereotypen?

<p>Oefening, interne motivatie en cognitieve capaciteit (C)</p> Signup and view all the answers

Seksisme is een vorm van discriminatie gebaseerd op het geslacht van een persoon.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

'Ambivalent seksisme' combineert zowel vijandige als welwillende vormen van seksisme.

<p>True (A)</p> Signup and view all the answers

De loonkloof in België is volledig verdwenen in 2020.

<p>False (B)</p> Signup and view all the answers

Wat is 'intersectionality' in de context van vooroordelen en discriminatie?

<p>Intersectionality benadrukt dat discriminatie niet alleen optreedt op basis van één factor (zoals ras of geslacht), maar dat meerdere factoren elkaar beïnvloeden.</p> Signup and view all the answers

Flashcards

Vooroordelen

Negatieve attitudes of gevoelens ten opzichte van een bepaalde groep mensen.

Discriminatie

Negatief gedrag of acties gericht tegen een bepaalde groep mensen, gebaseerd op vooroordelen.

Subtiele vooroordelen

Vooroordelen die niet expliciet worden geuit, maar die onbewust of subtiel aanwezig zijn.

Grove vooroordelen

Openlijk geuite vooroordelen, die duidelijk zichtbaar zijn en geen poging doen om te verbergen.

Signup and view all the flashcards

Impliciete vooroordelen

Onbewuste vooroordelen die invloed hebben op ons gedrag, zonder dat we ons daarvan bewust zijn.

Signup and view all the flashcards

Impliciete associatietest (IAT)

Een test die meet hoe sterk bepaalde concepten in ons geheugen met elkaar geassocieerd zijn, zoals ras en negatieve emoties.

Signup and view all the flashcards

Wederzijdse vooroordelen

Vooroordelen die wederzijds zijn tussen twee groepen, waarbij beide groepen negatieve attitudes of gedragingen ten opzichte van elkaar hebben.

Signup and view all the flashcards

Autoritarisme

Een persoonlijkheidstrek die gekenmerkt wordt door een sterke voorkeur voor traditie, gehoorzaamheid aan autoriteit en een neiging tot intolerantie voor afwijkend denken.

Signup and view all the flashcards

RWA-schaal

Een vragenlijst die meet hoe autoritair iemand is.

Signup and view all the flashcards

Sociale Dominantie Oriëntatie (SDO)

Een persoonlijkheidstrek die gekenmerkt wordt door een voorkeur voor een hiërarchische sociale structuur, waarbij sommige groepen meer macht hebben dan anderen.

Signup and view all the flashcards

Competitie om schaarse middelen

Een belangrijke oorzaak van vooroordelen en discriminatie, waarbij groepen met elkaar in conflict raken vanwege een beperkte hoeveelheid middelen.

Signup and view all the flashcards

Sherif: Robbers Cave

Een klassiek experiment dat aantoonde hoe competitie tussen groepen kan leiden tot vooroordelen en vijandigheid.

Signup and view all the flashcards

Minimale groepen

Groepen die willekeurig worden gevormd, zonder enige basis voor onderlinge interactie of conflict.

Signup and view all the flashcards

Sociale Identiteits Theorie (SIT)

Een theorie die stelt dat we ons onderdeel voelen van een groep en dat we onze eigenwaarde afleiden van de status van die groep.

Signup and view all the flashcards

Sociale categorisatie

Het proces waarbij we mensen indelen in categorieën, zoals man/vrouw, blank/zwart, etc.

Signup and view all the flashcards

Ingroepen vs. uitgroepen

De indeling van mensen in groepen die we tot onze groep rekenen (in-group) en groepen die we niet tot onze groep rekenen (out-group).

Signup and view all the flashcards

Essentialisme

De aanname dat er fundamentele, onveranderlijke eigenschappen zijn die een groep mensen definiëren.

Signup and view all the flashcards

Stereotypen

Versimpelde, gegeneraliseerde voorstellingen van een groep mensen, die vaak onjuist of vertekend zijn.

Signup and view all the flashcards

Assimilatie

Het proces waarbij we informatie over een individu filteren door het lens van een stereotype.

Signup and view all the flashcards

Contrast

Het proces waarbij we een individu met een stereotype vergelijken en hem/haar als afwijkend ervaren als hij/zij niet aan het stereotype voldoet.

Signup and view all the flashcards

Confirmatievertekening

De neiging om informatie te zoeken en te interpreteren op een manier die onze bestaande vooroordelen bevestigt.

Signup and view all the flashcards

Zelfvervullende voorspelling

Wanneer onze verwachtingen over een groep of persoon ons gedrag beïnvloeden, waardoor die verwachtingen ook uitkomen.

Signup and view all the flashcards

Automatische processen

Onbewuste processen die ons denken en gedrag beïnvloeden, zoals stereotypen.

Signup and view all the flashcards

Suppressie van stereotypen

De poging om stereotypen te onderdrukken, maar dit kan leiden tot meer stereotiepe gedachten.

Signup and view all the flashcards

Geslacht is een fundamentele categorie

Geslacht is een belangrijke sociale categorie die een grote invloed heeft op onze identiteit, rollen en verwachtingen.

Signup and view all the flashcards

Geslachtsstereotypen

Versimpelde, gegeneraliseerde voorstellingen van mannen en vrouwen, die vaak gebaseerd zijn op culturele en sociale normen.

Signup and view all the flashcards

Ambivalent seksisme

Een vorm van seksisme die zowel vijandige als welwillende attitudes bevat.

Signup and view all the flashcards

Intersectionaliteit

Het concept dat verschillende sociale categorieën elkaar overlappen en elkaar beïnvloeden, zoals geslacht, ras, seksualiteit en klasse.

Signup and view all the flashcards

Study Notes

Hoofdstuk 13: Stereotypen, vooroordelen en discriminatie

  • Stereotype: Mentale constructie over individuen van een sociale categorie die bepaalde kenmerken delen.
  • Vooroordeel: Negatief affect tegenover individuen gebaseerd op hun groeplidmaatschap in een bepaalde sociale categorie.
  • Discriminatie: Gedrag gericht tegen individuen gebaseerd op hun groeplidmaatschap in een bepaalde sociale categorie.
  • Intergroep-componenten: Stereotypen, vooroordelen en discriminatie staan in verband met elkaar.

Uitingsvormen van vooroordelen

  • Evoluties in etnische vooroordelen: In de VS lijkt vooroordeel af te nemen, maar in Europa is er een toename van antimigranten sentiment. Evoluties zijn landspecifiek en afhankelijk van factoren zoals werkloosheid en migratiestromen.
  • Subtiele en grove vooroordelen: Subtiel racisme is een vorm van verborgen racisme dat geuit wordt wanneer het gemakkelijk te verdedigen is. Bijvoorbeeld, het experiment van Dovidio en collega's (1997).
  • Wederzijdse vooroordelen: Etnisch-culturele minderheden hebben ook vooroordelen tegenover de meerderheid. Traditionele normen en ideologisch-culturele attitudes dragen hieraan bij. Groepsidentiteit is opvallender wanneer men in de minderheid is.
  • Individuele verschillen in vooroordelen: Sommige individuen zijn sterker bevooroordeeld dan anderen. Factoren zoals autoritarisme en sociale dominantie oriëntatie dragen hieraan bij.

Sociaal-ideologische attitudes

  • Autoritarisme: Aanhangen van traditionele waarden, gehoorzaamheid aan leiders en een negatieve oriëntatie tegenover personen die niet aan algemeen geldende normen voldoen.
  • Sociale dominantie oriëntatie: Een algemene en positieve attitude tegenover groepsongelijkheid, waarbij de verschillende groepen hiërarchisch gerangschikt worden. De schaal van RWA en SDO.

Sociale categorisatie en stereotypen

  • Sociale categorisatie: Het klasseren van mensen in groepen gebaseerd op kenmerken zoals geslacht, ras.
  • Categorisatie leidt tot twee fundamentele verschijnselen: minimalisering van verschillen binnen groepen en maximalisatie van verschillen tussen groepen.
  • Er is een fundamenteel verschil tussen sociale categorisatie en non-sociale categorisatie.
  • Ingroepen vs. uitgroepen: Ingroepen zijn groepen waartoe men zelf behoort, en uitgroepen zijn groepen waartoe men niet behoort.

Essentialisme

  • Essentialisme: idee dat “dingen” binnen een bepaalde categorie een onderliggende gemeenschappelijke essentie delen die betekenisvol is.

Denkbeeldige verbanden

  • Denkbeeldig verband: overschatting van de relatie tussen variabelen die in feite niet of nauwelijks correleren.

Assimilatie en contrasteffecten

  • Assimilatie: informatie wordt naar het stereotype toe gebracht.
  • Contrast: Informatie wordt gezien als iets anders dan het stereotype.

Zelfvervullende voorspelling

  • Zelfvervullende voorspellingen: Stereotypen kunnen onze interacties en gedrag beïnvloeden, waardoor de stereotypen zelf bevestigd worden.

Automatische processen

  • Stereotypes zijn aan-geleerde associaties, die automatisch geactiveerd worden bij het zien van iemand. Dit proces is oncontroleerbaar.
  • Verschillen tussen hoog- en laag-bevooroordeelden liggen niet in activatie, maar in gebruik van stereotypes.

Suppressie van stereotypes

  • Kunnen we zomaar stereotypes onderdrukken, of is er een “suppression rebound effect”?
  • Onderzoek Macrae et al. (1994): deelnemers die gevraagd werden om een stereotype te onderdrukken, hebben dit stereotype eerder in een latere fase gebruikt.

Seksisme

  • Seksisme bestaat uit vijandig en welwillend seksisme.
  • Vijandig seksisme: haatdragende en negatieve gevoelens tegenover vrouwen.
  • Welwillend seksisme: warme en ridderlijke gevoelens tegenover vrouwen.

Intersectionaliteit

  • Intersectionaliteit: verschillende vormen van onderdrukking en discriminatie zijn niet los van elkaar te zien, maar wel als specifieke combinaties (bv ras x geslacht).

Conclusie

  • Deze pagina's geven een overzicht van de verschillende aspecten van stereotypen, vooroordelen en discriminatie.

Studying That Suits You

Use AI to generate personalized quizzes and flashcards to suit your learning preferences.

Quiz Team

More Like This

Use Quizgecko on...
Browser
Browser