Untitled Quiz

Sociale Psychologie - Semester 1

• Gebiedsomschrijving: Sociale psychologie is de wetenschappelijke studie van de manier waarop gedachten, gevoelens en handelingen van mensen worden beïnvloed door de feitelijke, voorgestelde of geïmpliceerde aanwezigheid van andere mensen.
• 3 onderzoeksmethoden:
  • Begrijpende methode - Gebruikt geen statistische data, vaak gevalstudies.
  • Correlationele methode - onderzoekt de samenhang tussen variabelen door statistische bewerkingen.
  • Experimentele methode - Onderzoekt of een variabele een invloed heeft op een andere door het manipuleren van een variabele.

Groepsnormen

• Ontstaan normen:
  • Experiment met autokinetisch effect (Sherif)
  • Experiment van Salamon Ash
• Impact op individu: Conformiteit, inwilligen van verzoeken, gehoorzamen aan bevelen (Veldexperiment over artsen, onderzoeken).

Prosociaal gedrag

• Factoren: Genetisch verwantschap, dienst en wederdienst, onberekende dienstbaarheid, stappen naar hulp bieden.

Interpersoonlijke processen

• Sociale facilitatie: Aanwezigheid van anderen verbetert prestaties voor eenvoudige taken, maar heeft een negatieve invloed bij complexe taken.
• Sociale belemmering: Aanwezigheid van anderen verlaagt de prestatie bij complexe taken.
• Experimenten: Triplett (1898), Husband (1931), onderzoek met touwtrekken.

Attittudes

• Sociale invloeden: Modelling, sociale vergelijkingsprocessen (opwaarts en neerwaarts). Sociale leer theorie.
• Classiek benadering: Yale attitude change approach - Wie, tot wie en Hoe.
• Conditionering: Evaluatie conditionering. Blootstellingseffect.
• Experimenten: Arthur Staats, Turkse woorden, donkere kamer.

Rechtstreeks inwerken op vooroordelen

• Contacthypothese Allport (5 criteria) om vooroordelen te reduceren.
• Minderheidsinvloed: Kleine groep beïnvloed grote groep.
• Wij-groep - Zij-groep: Identificatie met je eigen groep, de zij-groep wordt negatief beoordeeld.

Sociale waarneming: Het beeld dat mensen zich van elkaar vormen

• Factoren: Fysiek uiterlijk, gedrag, attributies van gedrag, interpersoonlijke processen.
• Stereotypen: Basis van een eerste beeld, vaak een gemiddelde.
• Attributies: het proces van het toeschrijven van oorzaken aan gedrag (intern of extern).
• Gevolgen van stereotypen: Sociale bedreiging van het zelfbeeld, discriminatie.
• Proefmethoden: Experimenten met woorden, situaties waar anonimiteit voor komt (zoals een rechtszaak).

Attitude en gedrag

• Attitudes en gedrag: Attitudes leiden niet direct tot gedrag, maar een gepercipieerde controle over het gedrag, speelt een rol.
• ASE-model: Attitude, Sociale Invloed en Eigen-effictiviteitsverwachting.
• Dissonantie: Een onaangename toestand die men wil verhelpen door handelingen aan te passen aan de attitude (experimenten).