Theorie Scooter Notities (1) PDF
Document Details
Uploaded by LeanSynthesizer
Pickens High School
Tags
Related
Summary
These notes cover scooter theory, including safety guidelines, laws regarding alcohol and drug use while driving, and the procedures for police checks. The document also details various types of vehicles and traffic participants, along with specific rules for certain categories like military columns or emergency vehicles. It concludes with practice questions on the topic.
Full Transcript
Speedtheorie Hoofdstuk 1 Veilig bromfiets rijden >De meeste ongevallen worden veroorzaakt door bromfietsers die de voorrangsregels niet kennen of toepassen > De tem ‘bromfiets’ wordt gehanteert tenzij er specifieke regels gelden voor een ‘snorfiets’of een ‘brommobiel’betreft > Veilig rijden wanneer...
Speedtheorie Hoofdstuk 1 Veilig bromfiets rijden >De meeste ongevallen worden veroorzaakt door bromfietsers die de voorrangsregels niet kennen of toepassen > De tem ‘bromfiets’ wordt gehanteert tenzij er specifieke regels gelden voor een ‘snorfiets’of een ‘brommobiel’betreft > Veilig rijden wanneer: 1. Zintuigen goed werken en je niet belemmerd wordt (geen afleiding door telefoon of muziek), beslagen vizier 2. Lichamelijk en geestelijk fit 3. Concentratie (geen soc media, gesprek met passagier, drinken) Alcohol Rijden onder invloed is verboden en levensgevaarlijk Wettelijke limiet: Beginnende bestuurders: 0,2 promille/ 88 microgram Overige bestuurders: 0,5 promille/ 220 microgram : Afbraak alcohol duurt 1 uur tot 1,5 uur Drugs Drugs in het verkeer zijn absoluut verboden. Dit geldt voor alle hard- en softdrugs zoals cocaïne, XTC en cannabis. Natuurlijk mag je als bestuurder drugs en alcohol ook niet samen gebruikt hebben. De grens voor alcohol ligt dan bij 0,2 ‰. Deelnemen aan het verkeer onder invloed van drugs mag niet. Als u drugs gebruikt, vermindert uw rijvaardigheid. Daardoor wordt de kans op een ongeluk veel groter. Rijdt u drugsvrij, dan draagt u bij aan veiliger verkeer en voorkomt u een boete, straf en/of andere maatregel. Wettelijke limiet drugs: Politie controle Als de politie vermoedt dat je drugs hebt gebruikt terwijl je autorijdt, moet je een drugstest doen. Je moet meewerken aan een speekseltest en eventueel een test van je pupillen, spraak en motoriek. Als het erop lijkt dat je drugs hebt gebruikt, moet je een bloedtest doen. 1. Meewerken is verplicht Alcoholcontrole door ademtest Drugscontole door speekseltest Aanvullend onderzoek door bloedtest 2. Wanneer boven limiet: 24 uurs rijverbod 3. Starfzaak Hoge geldboete en/of gevangenisstraf Ontzegging rijbevoegdheid Rijden met drugs op is gevaarlijk en verboden. Er zijn strenge regels en het effect hangt af van de soort drugs. Wiet en andere verdovende middelen zorgen voor slechtere concentratie en langzamere reacties. Stimulerende middelen zoals XTC maken je juist overmoedig en roekeloos. Verschillende drugs combineren maakt de kans op een ongeluk veel groter, soms wel 20 tot 200 keer. Straf voor rijden met drugs op kan een boete, gevangenisstraf of verlies van je rijbewijs zijn. De kosten voor onderzoeken kunnen meer dan € 1.200 zijn. Bij teveel drugs op tijdens het rijden kan de politie je bloed testen en je rijbewijs innemen. Het Openbaar Ministerie bepaalt de straf en het CBR kijkt of je nog veilig kunt rijden. Boetes kunnen oplopen tot € 21.750. Dit hangt af van hoeveel drugs je op hebt, of je ook alcohol hebt gedronken en eerdere overtredingen. Als je een ongeluk veroorzaakt met drugs op, dan betaalt de verzekering misschien niet alles. Je moet waakzaam zijn, goed anticiperen en tijdig reageren De vijf taakprocessen: 1. Waarnemen: Dit betekent dat je goed oplet en alle informatie om je heen opneemt. Je kijkt bijvoorbeeld naar andere voertuigen, verkeersborden en de weg. 2. Voorspellen: Je denkt na over wat er kan of zou kunnen gebeuren. Bijvoorbeeld, als een voetganger naar de stoeprand loopt, denk je dat hij misschien de straat oversteekt. 3. Evalueren: Je legt de informatie voor jezelf uit en verwerkt het. Je denkt na over wat je hebt gezien en wat het betekent, zoals "De auto voor me remt, dus ik moet ook remmen." 4. Beslissen: Je neemt een beslissing over wat je gaat doen. Bijvoorbeeld, je besluit om te stoppen voor een rood licht. 5. Handelen: Je voert je beslissing echt uit. Dit betekent dat je doet wat je hebt besloten, zoals echt stoppen voor dat rode licht. >> kom je niet tot een besluit begin dan weer met waarnemen Theorie examen bestaat uit 50 vragen, minmaal 44 goed om te slagen, examen uitslag is 1,5 jaar geldig, binnen deze periode moet je je praktijk examen halen AVB en AVD deel. Op gemeentehuis vraag je rijbewijs aan Oefenvragen Hoofdstuk 1 - vragen gestruikeld 1. Zit er in een gewoon glas bier evenveel alcohol als in een glaasje jenever > ja omdat bierglas groter is hoewel minder alcohol bevat 2. Hoelang duurt het voordat 0,1 promille alcohol uit je bloed is verdwenen? >> 10 uur > 0,1 promille uit het bloed, duurt 10 uur voordat afgebroken is 3. Hoeveel procent van de ongevallen wordt veroorzaakt door vermoeidhed? > 15% 4. Bij alcohol drinken neemt de reactietijd toe (het duurt langer voordat je reageert) 5. Bij rijverbod mag je geen enkel voertuig besturen, dus ook geen fiets Hoofdstuk 2 - Wettelijke bepalingen Rijbewijs categorieën De rijbewijscategorieën voor motorvoertuigen zijn: AM: rijbewijs voor bromfiets, scooter, speedpedelec, snorfiets en brommobiel; A, A1 en A2: motorrijbewijs; B: autorijbewijs; BE en B+ (code 96): rijbewijs voor auto (B) met aanhanger; C: vrachtwagenrijbewijs; CE: rijbewijs voor vrachtwagen (C) met aanhanger; C1: rijbewijs voor ‘lichte’ vrachtwagen (gewicht tussen 3.500-7.500 kilo); C1E: rijbewijs voor vrachtwagen (C1) met aanhanger; D: busrijbewijs (vervoer van meer dan 8 personen); DE: rijbewijs voor bus (D) met aanhanger; D1: rijbewijs voor ‘kleine’ bus (vervoer van 8-16 personen); D1E: rijbewijs voor 'kleine' bus (D1E) met aanhanger; T - trekkerrijbewijs. Met het gewicht wordt de toegestane maximummassa bedoeld. Dit is het lege gewicht + het maximale laadvermogen. Verkeer: Verkeer zijn alle voertuigen, fietsers, voetgangers en andere mensen die zich op de wegen en straten bewegen. Het gaat dus over iedereen die op een of andere manier gebruikmaakt van de weg. In het verkeer zijn er twee hoofdgroepen: 1. Voetgangers: Dit zijn mensen die te voet deelnemen aan het verkeer. Dit omvat ook mensen die lopen met bijvoorbeeld een kinderwagen, een rolstoel, of mensen die een fiets of scooter aan de hand meevoeren. 2. Bestuurders: Dit zijn mensen die een voertuig besturen of een dier begeleiden op de weg. Bestuurders kunnen bijvoorbeeld zijn: Automobilisten: Mensen die een auto rijden. Scooterrijders: Mensen die een scooter besturen. Fietsers: Mensen die op een fiets rijden. Motorrijders: Mensen die een motor besturen. Paardrijders: Mensen die te paard op de weg rijden. Mensen die paarden begeleiden: Mensen die naast een paard lopen en het dier door het verkeer leiden. Kortom, een bestuurder is iedereen die een voertuig of dier in het verkeer bestuurt of begeleidt. Mensen die paarden begeleiden op de weg worden volgens de verkeersregels beschouwd als bestuurders, niet als voetgangers. Ze zijn verantwoordelijk voor het gedrag van het paard in het verkeer en moeten zich houden aan de regels die gelden voor bestuurders. Verkeersdeelnemers: Dit zijn alle mensen die aan het verkeer deelnemen. Dus iedereen die op de weg is, zoals automobilisten, scooterrijders, fietsers en voetgangers. Bijvoorbeeld, mensen die paarden begeleiden zijn ook verkeersdeelnemers, omdat ze de paarden door het verkeer leiden. Weggebruikers: Dit zijn alle mensen die de weg gebruiken, ook al nemen ze niet actief deel aan het verkeer. Dus naast de verkeersdeelnemers zijn dit ook mensen die bijvoorbeeld langs de weg staan of werken, zoals wegwerkers. Ook mensen die paarden begeleiden en naast de weg lopen, zijn weggebruikers. Kinderen op een step zijn net als rolschaatsers ook voetgangers Militaire colonne Wat is het? Een militaire colonne is een groep militaire voertuigen die samen onderweg zijn en achter elkaar rijden. Hoe herken je ze? De voertuigen hebben speciale vlaggen: ○ Het eerste voertuig heeft twee blauwe vlaggen. ○ De volgende voertuigen hebben één blauwe vlag aan de rechterkant. ○ Het laatste voertuig heeft één groene vlag aan de rechterkant. Ze hebben ook blauwe koplampen. Rechten en plichten: Rechten: Een militaire colonne heeft voorrang, zelfs als andere voertuigen voorrang zouden moeten hebben volgens de normale regels. Plichten: Andere weggebruikers moeten de colonne niet doorsnijden en moeten hen laten passeren. Voertuigen voor rampenbestrijding Wat is het? Voertuigen voor rampenbestrijding zijn voertuigen die worden gebruikt bij noodgevallen, zoals brandweerwagens, ambulances en politievoertuigen. Hoe herken je ze? Ze hebben zwaailichten (blauw of soms rood) en sirenes. Ze zijn vaak duidelijk gemarkeerd met het embleem van de dienst (zoals een brandweerlogo of politielogo). Rechten en plichten: Rechten: Deze voertuigen mogen door rood rijden, harder rijden dan de maximumsnelheid en tegen de richting in rijden als dat nodig is om snel bij een noodgeval te komen. Plichten: Andere weggebruikers moeten voorrang verlenen aan deze voertuigen door aan de kant te gaan en ruimte te maken. Je moet nooit een noodgevalvoertuig blokkeren of hinderen. Kortom, militaire colonnes en voertuigen voor rampenbestrijding hebben speciale voorrechten in het verkeer vanwege hun belangrijke taken, en andere weggebruikers moeten hen altijd de ruimte geven en hun doorrijden niet belemmeren. Bestemmingsverkeer Bestemmingsverkeer verwijst naar voertuigen die een specifieke bestemming binnen een bepaalde zone of straat hebben, vaak aangeduid met een verkeersbord. Het gaat om mensen die in die zone moeten zijn, bijvoorbeeld bewoners, leveranciers of bezoekers van een bedrijf. Voorbeelden van bestemmingsverkeer: Bewoners: Mensen die in de straat of wijk wonen. Leveranciers: Voertuigen die goederen afleveren bij een winkel of bedrijf in de straat. Bezoekers: Mensen die op bezoek gaan bij iemand in de straat. Klanten: Mensen die naar een winkel of bedrijf in die zone gaan. Hoe herken je bestemmingsverkeer? Bestemmingsverkeer wordt vaak aangeduid met een verkeersbord met de tekst "uitgezonderd bestemmingsverkeer" of een bord met een bepaalde zone waarin dit geldt. Rechten en plichten van bestemmingsverkeer: Rechten: Bestemmingsverkeer mag een weg of zone inrijden waar anderen dat niet mogen, zoals een straat die afgesloten is voor doorgaand verkeer. Plichten: Ze moeten zich nog steeds aan de algemene verkeersregels houden en mogen de weg alleen inrijden als ze echt een bestemming in die zone hebben. Voorbeeld van een verkeersbord voor bestemmingsverkeer: Samenvattend, bestemmingsverkeer is bedoeld voor voertuigen die een geldige reden hebben om in een bepaalde zone of straat te zijn, terwijl andere voertuigen die bestemming niet mogen inrijden om door te rijden. Lijnbussen zijn ook bestemmingsverkeer Motorvoertuigen Wat zijn motorvoertuigen? Motorvoertuigen zijn voertuigen die worden aangedreven door een motor en die zich zelfstandig kunnen voortbewegen op de weg. Hieronder vallen: Auto's: Personenauto's, vrachtwagens en bestelwagens. Motorfietsen: Motoren, bromfietsen en scooters met een motor. Bussen: Stadsbussen, touringcars en schoolbussen. Vrachtwagens: Alle soorten vrachtwagens, inclusief tankwagens en kiepwagens. Tractors: Landbouwvoertuigen met een motor. Wat zijn geen motorvoertuigen? Er zijn ook voertuigen die niet als motorvoertuigen worden beschouwd omdat ze niet door een motor worden aangedreven of speciale uitzonderingen hebben. Hieronder vallen: Fietsen: Gewone fietsen en elektrische fietsen (tot een bepaalde snelheid en motorvermogen). Bromfietsen: Alleen als ze onder een bepaalde snelheid en motorvermogen blijven (soms worden deze apart gecategoriseerd afhankelijk van de regelgeving). Scootmobielen: Voertuigen voor mensen met een mobiliteitsbeperking, meestal elektrisch aangedreven. Paard en wagen: Voertuigen die door een paard worden voortgetrokken. Handkarren: Voertuigen die door mensen worden voortgeduwd of getrokken. Samenvatting Motorvoertuigen: Auto's, motorfietsen, bussen, vrachtwagens, tractors. Geen motorvoertuigen: Fietsen, elektrische fietsen, bromfietsen (afhankelijk van regelgeving), scootmobielen, paard en wagen, handkarren. Het is belangrijk om te weten welke voertuigen als motorvoertuigen worden beschouwd, omdat ze vaak aan andere verkeersregels en wetten moeten voldoen dan niet-motorvoertuigen. Fatbikes Een opgevoerde fatbike valt onder een specifieke categorie, afhankelijk van de mate waarin deze is opgevoerd en de geldende verkeersregels. Hier zijn de belangrijkste punten om te overwegen: Normale fatbike Gewone fatbike: Als de fatbike een elektrische aandrijving heeft met een vermogen van maximaal 250 watt en een snelheid van maximaal 25 km/u zonder trapondersteuning, wordt deze beschouwd als een elektrische fiets (e-bike) en valt onder de regels voor fietsen. Opgevoerde fatbike Opgevoerde fatbike: Als de fatbike is opgevoerd en daardoor harder kan rijden dan 25 km/u of een vermogen heeft van meer dan 250 watt, dan verandert de categorie waaronder deze valt. Mogelijke categorieën voor een opgevoerde fatbike: 1. Snorfiets: ○ Als de opgevoerde fatbike een maximale snelheid heeft tussen de 25 km/u en 45 km/u, wordt deze beschouwd als een snorfiets. ○ Snorfietsen moeten een blauw kentekenplaatje hebben en mogen geen helm dragen in Nederland, maar moeten wel op het fietspad rijden. 2. Bromfiets: ○ Als de opgevoerde fatbike een snelheid kan bereiken tot 45 km/u en voldoet aan bepaalde technische eisen, kan deze als bromfiets worden beschouwd. ○ Bromfietsen moeten een geel kentekenplaatje hebben, de bestuurder moet een helm dragen, en er zijn specifieke regels voor waar ze mogen rijden (fietspad of rijbaan afhankelijk van de situatie). 3. Motorfiets: ○ Als de fatbike zeer hoog is opgevoerd en snelheden boven de 45 km/u kan bereiken, valt deze onder de categorie motorfiets. ○ Motorfietsen hebben strengere eisen, zoals een kentekenregistratie, verzekering, rijbewijs voor motoren (A), en de verplichting om op de rijbaan te rijden. Conclusie Een opgevoerde fatbike kan dus onder de categorie snorfiets, bromfiets of motorfiets vallen, afhankelijk van de snelheid en het vermogen. Het is belangrijk om te voldoen aan de verkeersregels en wettelijke eisen voor de specifieke categorie waarin de opgevoerde fatbike valt. Bijzondere bromfiets Algemene verkeersregels voor alle bijzondere bromfietsen: Minimumleeftijd is 16 jaar, Minder validen met een WMO pas mogen er ook op jongere leeftijd op rijden 1. Fietspadgebruik: Gebruik het fietspad waar mogelijk. Als er geen fietspad is, mag je op de rijbaan rijden. 2. Snelheid: Hou je aan de maximale snelheden: 25 km/u op het fietspad en 6 km/u op de stoep (voor Segways binnen de bebouwde kom). 3. Verlichting: Zorg voor goede verlichting in het donker of bij slecht zicht, met een witte of gele lamp aan de voorkant en een rode lamp aan de achterkant. 4. Voorrang: Volg dezelfde voorrangsregels als fietsers of bromfietsen, afhankelijk van de specifieke regels voor je voertuig. 5. Oversteken: Steek over op dezelfde manier als fietsers, gebruik indien mogelijk oversteekplaatsen. Deze regels zorgen ervoor dat bijzondere bromfietsen veilig kunnen deelnemen aan het verkeer en andere weggebruikers niet in gevaar brengen. Trikke Wat is het? Een Trikke is een driewielig elektrisch voertuig dat wordt aangedreven door een motor en wordt bestuurd door te leunen. Speed Pedelec mag max 45 en heeft dezelfde regels als een bromfiets Een speed pedelec mag op het fietspad rijden bij het bord G11 (verplicht fietspad) en bij het bord G13 (onverplicht fietspad) als er een onderbord is dat aangeeft dat speed pedelecs zijn toegestaan. Houd altijd rekening met aanvullende borden en plaatselijke verkeersregels. Een weg, rijbaan en rijstrook zijn termen die vaak worden gebruikt in het verkeer, maar ze hebben elk een specifieke betekenis: Weg De weg is het gehele gebied dat bedoeld is voor het verkeer. De rijbaan of rijbanen De stoepen en trottoirs De fietspaden De bermen Eventuele andere voorzieningen zoals parkeerstroken Rijbaan Een rijbaan is het deel van de weg dat bedoeld is voor rijdende voertuigen. Een weg kan één of meerdere rijbanen hebben. Een tweerichtingsweg heeft meestal één rijbaan met rijstroken voor beide richtingen. Een autosnelweg heeft vaak twee gescheiden rijbanen, elk voor één richting. Rijstrook Een rijstrook is een gemarkeerd deel van de rijbaan dat breed genoeg is voor één voertuig. Een rijbaan kan meerdere rijstroken hebben. Een weg met drie rijstroken per richting heeft één rijbaan met zes rijstroken (drie per richting). Rijstroken worden vaak gemarkeerd met witte strepen op het wegdek. Samenvatting Weg: Het gehele gebied inclusief rijbanen, stoepen, fietspaden, bermen, enz. Rijbaan: Het deel van de weg bestemd voor rijdende voertuigen. Rijstrook: Een gemarkeerd deel van de rijbaan, breed genoeg voor één voertuig. Uitwijkplaats Invoegstrook Een invoegstrook is een speciaal gedeelte van de weg dat is bedoeld om bestuurders de gelegenheid te geven om veilig in te voegen op de doorgaande rijbaan van een autosnelweg of een andere weg met meerdere rijstroken. Worden gemarkeerd door blokmarkering Kenmerken van een invoegstrook: 1. Locatie: De invoegstrook bevindt zich aan de rechterkant van de doorgaande rijbaan en wordt meestal gebruikt bij opritten naar autosnelwegen of bij het samenvoegen van wegen. 2. Doel: Het doel van de invoegstrook is om voertuigen die de snelweg of een andere weg oprijden, de mogelijkheid te geven om snelheid te maken en soepel in het doorgaande verkeer in te voegen. 3. Markeringen: Invoegstroken zijn vaak gemarkeerd met doorgetrokken of onderbroken strepen die aangeven waar de invoegstrook begint en eindigt. 4. Gebruik: Bestuurders die de snelweg oprijden, gebruiken de invoegstrook om snelheid te maken en te kijken naar een geschikte plek om veilig in te voegen tussen de andere voertuigen op de doorgaande rijbaan. Het correct gebruik van de invoegstrook helpt om het verkeer vloeiend en veilig te laten verlopen, vooral op drukke wegen zoals autosnelwegen. Verdrijvingsvlak Een verdrijvingsvlak is een gemarkeerd gedeelte van de weg dat bedoeld is om het verkeer te geleiden en ervoor te zorgen dat voertuigen bepaalde delen van de weg niet gebruiken. Het is een gebied waar je niet mag rijden, stilstaan of parkeren. Kenmerken van een verdrijvingsvlak: 1. Markeringen: Verdrijvingsvlakken worden gemarkeerd met schuine, witte strepen die in een bepaald patroon over de weg zijn aangebracht. Het ziet eruit als een reeks diagonale lijnen. 2. Locatie: Verdrijvingsvlakken vind je vaak bij splitsingen van wegen, aansluitingen van op- en afritten, bij wegversmallingen, en op plekken waar rijstroken samengevoegd of gescheiden worden. 3. Doel: Het doel van een verdrijvingsvlak is om verkeer te weren van bepaalde delen van de weg en om een veilige doorstroming van het verkeer te bevorderen. Verkeersregels voor verdrijvingsvlakken: Niet betreden: Je mag niet op een verdrijvingsvlak rijden, stilstaan of parkeren. Verkeersveiligheid: Het is ontworpen om de verkeersveiligheid te waarborgen door verkeer weg te houden van gevaarlijke of ongewenste gebieden. Richtingaanwijzers: Vaak moet je bij het naderen van een verdrijvingsvlak tijdig van rijstrook wisselen. Gebruik daarbij altijd je richtingaanwijzers. Voorbeeldsituaties: Bij splitsingen: Waar twee rijbanen uit elkaar gaan, kan een verdrijvingsvlak de scheiding markeren om duidelijk te maken dat je niet in het midden moet rijden. Bij wegversmallingen: Een verdrijvingsvlak kan aangeven waar de weg smaller wordt en je je rijstrook moet aanpassen. Bij op- en afritten: Verdrijvingsvlakken worden vaak gebruikt om het verkeer te begeleiden bij het in- en uitvoegen op snelwegen. Het respecteren van verdrijvingsvlakken is belangrijk voor een veilige en efficiënte verkeersdoorstroming. Snelweg en autoweg Parkeerplaatsen en tankstations horen er niet bij Snelweg: Verkeersbord: Wit autosnelweg-symbool op blauw bord Maximumsnelheid: Meestal 130 km/u Infrastructuur: Gescheiden rijbanen, vluchtstroken Verkeersdeelnemers: Alleen motorvoertuigen die >60 km/u kunnen Autoweg: Verkeersbord: Wit autoweg-symbool op blauw bord Maximumsnelheid: Meestal 100 km/u buiten de bebouwde kom Infrastructuur: Niet altijd gescheiden rijbanen, geen vluchtstroken Verkeersdeelnemers: Alleen motorvoertuigen die >50 km/u kunnen Op beide wegen mogen scooters dus niet op de weg Deze verschillen zorgen ervoor dat snelwegen vooral geschikt zijn voor snel en langeafstandverkeer, terwijl autowegen ook geschikt zijn voor wat langzamer verkeer en kortere afstanden. Haaietanden Haaietanden zijn witte driehoeken op het wegdek die aangeven dat bestuurders voorrang moeten verlenen aan verkeer op de kruisende weg. Puntstuk Een puntstuk is een gemarkeerd gebied op het wegdek, vaak in de vorm van een driehoek, waar wegen samenkomen of splitsen, en waar niet op gereden mag worden. Fietsstrook Een fietsstrook is een gemarkeerd deel van de rijbaan, aangegeven met een fietssymbool, bedoeld voor fietsers. Mag je met de scooter op een fietsstrook? Nee, scooters mogen niet op een fietsstrook rijden, tenzij er een onderbord staat dat dit specifiek toestaat. Suggestiestrook Een suggestiestrook is een gemarkeerd deel van de weg, meestal aangegeven met een doorgetrokken of onderbroken witte lijn, maar zonder een fietssymbool. Het lijkt op een fietsstrook, maar is officieel geen aparte rijstrook en geeft alleen een suggestie voor fietsers. Andere voertuigen mogen hier ook rijden als dat nodig is. Je mag dus met scooter hier rijden Busstrook en busbaan Een busstrook is een deel van de rijbaan, gemarkeerd met het woord "BUS" of "LIJNBUS", bedoeld voor bussen en soms taxi's. Andere voertuigen mogen deze strook niet gebruiken. Een busbaan is een aparte weg of rijbaan, gescheiden van de normale rijbaan, exclusief bedoeld voor bussen en soms taxi's. Passeerstroken Passeerstroken zijn wegstroken waar langzame voertuigen tijdelijk naar rechts kunnen uitwijken om sneller verkeer achter hen de gelegenheid te geven hen in te halen. Nee, scooters hoeven niet per se op passeerstroken te rijden. Passeerstroken zijn vooral bedoeld voor langzame voertuigen zoals landbouwvoertuigen om sneller verkeer de mogelijkheid te geven om in te halen. Scooters gebruiken normale rijstroken tenzij anders aangegeven. Brommobiel Een brommobiel is een voertuig dat lijkt op een kleine auto maar valt onder de categorie bromfietsen. Hier zijn de verkeersregels volgens het CBR voor een brommobiel: Wat mag wel: 1. Rijbewijs: Je mag een brommobiel besturen als je een AM-rijbewijs hebt. 2. Rijbaangebruik: Brommobielen mogen op de rijbaan rijden. 3. Binnen de bebouwde kom: Je mag een brommobiel binnen de bebouwde kom gebruiken, net zoals andere voertuigen. 4. Maximumsnelheid: De maximumsnelheid voor een brommobiel is 45 km/u. 5. Verplichte uitrusting: De brommobiel moet voorzien zijn van verlichting, richtingaanwijzers, een claxon, spiegels, en veiligheidsgordels. 6. Verzekering: De brommobiel moet verzekerd zijn (Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering - WA). Wat is verboden: 1. Autosnelweg en autoweg: Brommobielen mogen niet op autosnelwegen en autowegen rijden. 2. Fietspaden: Brommobielen mogen niet op fietspaden rijden. 3. Inhalen: Het is verboden om in te halen bij een doorgetrokken streep, tenzij je een stilstaand voertuig inhaalt. 4. Parkeren: Brommobielen mogen niet parkeren waar het verboden is voor auto's. Je moet de parkeerregels voor auto's volgen. 5. Kinderen zonder gordel: Het is verboden om kinderen te vervoeren zonder dat ze de veiligheidsgordel dragen. Algemene verkeersregels: Verlichting: Je moet je verlichting gebruiken in het donker en bij slecht zicht. Scooter Snelheid: Maximaal 45 km/u. Rijbewijs: AM-rijbewijs. Weggebruik: Rijdt op de rijbaan, tenzij anders aangegeven. Helmplicht: Ja. Brommobiel Snelheid: Maximaal 45 km/u. Rijbewijs: AM-rijbewijs. Weggebruik: Rijdt op de rijbaan, niet op snelwegen of autowegen. Helmplicht: Nee, veiligheidsgordel verplicht. Snorfiets Snelheid: Maximaal 25 km/u. Rijbewijs: AM-rijbewijs. Weggebruik: Rijdt op het fietspad of rijbaan, afhankelijk van lokale regels. Helmplicht: Nee. In het verkeer is een persoon in een rolstoel niet per definitie iemand die zich moeilijk voortbeweegt om de volgende redenen: 1. Elektrische rolstoelen: Veel rolstoelgebruikers maken gebruik van elektrische rolstoelen die snel en wendbaar zijn, waardoor ze zich gemakkelijk kunnen voortbewegen in het verkeer. 2. Rolstoelscooters: Sommige rolstoelen zijn uitgerust als scootmobielen, waardoor ze hogere snelheden kunnen bereiken en beter kunnen navigeren in het verkeer. 3. Ergonomisch ontwerp: Moderne rolstoelen zijn vaak ergonomisch ontworpen voor efficiëntie en snelheid, waardoor gebruikers zonder problemen met het verkeer kunnen meebewegen. Educatieve maatregelen Educatieve maatregelen in het verkeer zijn verplichte cursussen en trainingen die worden opgelegd aan verkeersdeelnemers die bepaalde verkeersovertredingen hebben begaan. Voorbeelden hiervan zijn: EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer): Cursus voor bestuurders die betrapt zijn op rijden onder invloed van alcohol. EMG (Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer): Training voor bestuurders die gevaarlijk of agressief rijgedrag vertonen. LEMA (Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer): Cursus voor bestuurders die met een laag promillage alcohol zijn betrapt. Deze maatregelen zijn bedoeld om bestuurders bewuster te maken van verkeersveiligheid en om herhaling van overtredingen te voorkomen. Hier zijn de specificaties voor educatieve maatregelen in het verkeer, inclusief de consequenties en wanneer je zelf moet betalen: 1. EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) Wanneer opgelegd? Als je als beginnend bestuurder betrapt wordt met een alcoholpromillage tussen 0,5‰ en 0,8‰. Als je als ervaren bestuurder betrapt wordt met een alcoholpromillage tussen 0,8‰ en 1,0‰. Bij herhaalde overtredingen met alcohol in het verkeer. Inhoud van de maatregel: Een verplichte cursus van meerdere dagdelen over de gevaren van alcohol in het verkeer. Consequenties: Je moet de cursus volledig volgen, anders kan je rijbewijs worden geschorst. De kosten voor de cursus moet je zelf betalen, ongeveer € 1.200. 2. LEMA (Lichte Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) Wanneer opgelegd? Als je als beginnend bestuurder betrapt wordt met een alcoholpromillage tussen 0,2‰ en 0,5‰. Als je als ervaren bestuurder betrapt wordt met een alcoholpromillage tussen 0,5‰ en 0,8‰. Inhoud van de maatregel: Een verplichte cursus van twee dagdelen over de gevaren van alcohol in het verkeer. Consequenties: Je moet de cursus volledig volgen, anders kan je rijbewijs worden geschorst. De kosten voor de cursus moet je zelf betalen, ongeveer € 600. 3. EMG (Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer) Wanneer opgelegd? Bij herhaaldelijk gevaarlijk rijgedrag zoals bumperkleven, door rood licht rijden, of extreem hard rijden. Bij een grove verkeersovertreding waarbij je anderen in gevaar hebt gebracht. Inhoud van de maatregel: Een verplichte cursus van meerdere dagdelen over verantwoord rijgedrag en verkeersveiligheid. Consequenties: Je moet de cursus volledig volgen, anders kan je rijbewijs worden geschorst. De kosten voor de cursus moet je zelf betalen, ongeveer € 1.000. Zelf betalen In alle gevallen ben je zelf verantwoordelijk voor de kosten van de educatieve maatregel. Het niet betalen van de kosten of het niet volgen van de cursus kan leiden tot de schorsing van je rijbewijs. Overige consequenties Verlies van rijbewijs: Als je de cursus niet volgt of niet slaagt, kan je rijbewijs worden ingenomen. Strafblad: In sommige gevallen kunnen ernstige verkeersovertredingen leiden tot een strafblad, afhankelijk van de aard van de overtreding. Deze educatieve maatregelen zijn bedoeld om verkeersdeelnemers bewuster te maken van hun gedrag en om de verkeersveiligheid te verbeteren. Beginnend Bestuurder Ja, de regels voor beginnende bestuurders gelden ook voor scooterrijders. Dit betekent dat als je net je rijbewijs voor de scooter (categorie AM) hebt gehaald, je wordt beschouwd als een beginnend bestuurder. Regels voor beginnende bestuurders: 1. Strengere norm voor alcohol: Als beginnend bestuurder mag je minder alcohol in je bloed hebben tijdens het rijden. De grens ligt op 0,2 promille (88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht). 2. Zwaardere straffen: Overtredingen zoals rijden onder invloed, te hard rijden, en andere ernstige verkeersovertredingen kunnen leiden tot zwaardere straffen. 3. Educatieve maatregelen: Je kunt sneller verplicht worden om een educatieve maatregel te volgen, zoals een EMA (Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer) of een EMG (Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer). Deze regels zijn bedoeld om de verkeersveiligheid te verhogen en beginnende bestuurders bewuster te maken van hun rijgedrag. Samenvatting Hoofdstuk 2: Wetten en Regels in het Verkeer Dit hoofdstuk behandelde de diverse wetten en regels die van toepassing zijn in het verkeer. Hoewel dit wellicht niet het meest interessante deel van de theorieopleiding is, is het wel essentieel voor het begrijpen van de volgende hoofdstukken. Onderwerpen in dit hoofdstuk: 1. Verkeersdeelnemers: Definitie van voetgangers, bestuurders en weggebruikers. Het belang van deze definities voor verkeersregels en verkeerstekens. 2. Voertuigcategorieën: Overzicht van de meest voorkomende voertuigcategorieën in de verkeerswetgeving. 3. Definities van wegen: Uitleg van termen zoals rijbaan, rijstrook, invoegstrook en uitrijstrook. 4. Veilig gebruik, verzekering en aansprakelijkheid: Regels en bepalingen voor het veilige gebruik van voertuigen. Verzekeringsplicht en aansprakelijkheid bij ongelukken. 5. Educatieve maatregelen: Informatie over educatieve maatregelen zoals de EMA en EMG, die verplicht kunnen worden opgelegd bij verkeersovertredingen. Struikel vragen 1) Wat vergoed WA bij ongeval De WA-verzekering vergoedt alleen de schade die je aan anderen toebrengt, zowel materiële schade als letselschade. Schade aan je eigen voertuig en jezelf valt niet onder de dekking van een WA-verzekering. Hiervoor zijn aanvullende verzekeringen nodig. 2) Wie is aansprakelijk voor opvoeren scooter/bromfiets De eigenaar en de bestuurder zijn beide aansprakelijk voor het opvoeren van een scooter of bromfiets. Dit kan leiden tot boetes, rijbewijsinhouding, ongedekte schadeclaims, en verplichte educatieve maatregelen. 3) mag je bellen of muziek luisteren op de weg Ja zolang handsfree, je mag niet vasthouden 4) wat zijn de herkenningstekens van een militaire colonne 1. Eerste voertuig: Het eerste voertuig heeft aan de voorzijde twee blauwe vlaggen en rechts aan de voorkant een blauw licht. 2. Volgende voertuigen: Alle volgende voertuigen hebben aan de rechtervoorkant een blauw licht. 3. Laatste voertuig: Het laatste voertuig heeft aan de voorzijde een groene vlag en rechts aan de voorkant een groen licht. 4. Wat is de betekenis van dit bord 5. Welke documenten moet je bij je hebben als je scooter rijdt Als bestuurder van een scooter moet je de volgende documenten bij je hebben: 1. Rijbewijs: Een geldig bromfietsrijbewijs (AM) of een hoger rijbewijs (A, B, etc.). 2. Kentekenbewijs: Het kentekenbewijs van de scooter, bestaande uit een kentekencard of een papieren kentekenbewijs (deel 1A en 1B). 3. Niet verplicht? Navragen Verzekeringsbewijs: Een geldig verzekeringsbewijs (groene kaart) dat aantoont dat de scooter minimaal WA (Wettelijke Aansprakelijkheid) verzekerd is. 4. Identiteitsbewijs: Een geldig identiteitsbewijs zoals een paspoort of identiteitskaart. Het is belangrijk om deze documenten altijd bij je te hebben tijdens het rijden, omdat je ze moet kunnen tonen bij een controle door de politie. 5. Als beginnend bestuurder van 19 jaar mag je dan 0,2 % promillage in je bloed hebben bij controle? Ja, hoger dan 0.2 is wel strafbaar Hoofdstuk 3 verkeerstekens en aanwijzingen Verkeerstekens Er zijn drie soorten verkeerstekens op de weg: 1. Verkeersborden: Deze geven aanwijzingen, verbodsbepalingen, geboden en waarschuwingen aan. 2. Verkeerslichten: Deze regelen de voorrang en geven instructies zoals stoppen, wachten of doorrijden. 3. Wegmarkeringen: Deze omvatten strepen, pijlen en symbolen op het wegdek die het verkeer leiden en reguleren >> tijdelijke verkeersborden en elektronische verkeersborden gaan voor gewone verkeerstekens tijdelijke en elektronische borden worden gebruikt om actuele situaties aan te geven, zoals wegwerkzaamheden, ongevallen of tijdelijke verkeersomleidingen, en hebben daarom voorrang op de reguliere verkeersborden en wegmarkeringen. De snelheid getoond op matrixborden is de maximum snelheid Verkeersborden -filmpje Verplicht op te volgen: 1) verkeersborden 2) verkeerstekens 3) verkeerslichten Borden gelden voor de gehele breedte van de weg - Uitzonderingen 1) Bord met verboden stil te staan, geldt voor gedeelte van de weg waar bord staat 2) Zone, bord geldt voor gehele gebied wat als zone wordt aangeduid Verkeersborden gelden voor de gehele breedte van de weg, wat zijn de uitzonderingen Onderborden: Als er onder het verkeersbord een onderbord is geplaatst dat de werking van het bord beperkt, bijvoorbeeld tot een bepaalde rijstrook of een bepaald tijdstip. Borden boven rijstroken: Verkeersborden die boven specifieke rijstroken hangen, gelden alleen voor die rijstroken. Verkeersborden op voorsorteervakken: Borden die bij voorsorteervakken staan, gelden alleen voor het verkeer dat zich in dat vak bevindt. Pijlen op verkeersborden: Borden met pijlen die aangeven dat de regeling alleen geldt voor een bepaalde richting of rijstrook. De verkeersborden in Nederland zijn onderverdeeld in de volgende 11 categorieën: 1. A - Snelheidsborden: Borden die de maximum- en minimumsnelheden aangeven. minimumsnelheid 2. B - Voorrangsborden: Borden die de voorrangsregels op kruispunten en wegen aangeven. 3. C - Geslotenverklaringen: Borden die aangeven dat de weg of wegdeel gesloten is voor bepaalde voertuigen of weggebruikers. 4. D - Rijrichtingsborden: Borden die verplichte rijrichtingen en keuzerichtingen Aangeven. 5. E - Parkeer- en stilstaanborden: Borden die parkeer- en stilstandsregels aangeven. Parkeren is het laten stilstaan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden of lossen van goederen. Stilstaan doe je bijvoorbeeld voor een verkeerslicht of bijvoorbeeld als je voorrang verleent of iemand voor laat gaan. Stilstaan is zowel toegestaan aan de rechterzijde als aan de linkerzijde van de rijbaan. In verband met de veiligheid geniet het de voorkeur om aan de rechterzijde stil te staan. Stilstaan en parkeren mag je in principe overal waar het niet verboden is. Stoppen uit noodzaak of uit vrije wil We maken onderscheid tussen: 1. Stoppen uit verkeersnoodzaak, ofwel je moet gedwongen stoppen. 2. Stilstaan uit vrije wil, ofwel vrijwillig stoppen. 6. F - Overige geboden en verboden: Borden die verschillende andere geboden en verboden aangeven. 7. G - Verkeersregels in zones: Borden die verkeersregels aangeven die in bepaalde zones gelden. 8. H - Bebouwde kom: Borden die de grenzen van de bebouwde kom aangeven. 9. J - Waarschuwingsborden: Borden die waarschuwen voor gevaren en bijzondere omstandigheden. 10. K - Bewegwijzeringsborden: Borden die route- en bestemmingsinformatie geven. 11. L - Informatie- en onderborden: Borden die aanvullende informatie geven, zoals uitleg over andere borden. Busbaan Ja, je mag een busbaan kruisen, maar alleen als dat noodzakelijk is om een bestemming te bereiken en als dit niet expliciet verboden is door borden of wegmarkeringen. Het is belangrijk om voorzichtig te zijn en bussen voorrang te geven bij het kruisen van een busbaan. Je mag een busbaan kruisen, maar je mag er niet op voorsorteren. Dit betekent het volgende: Kruisen: Je mag een busbaan oversteken als je een afslag wilt nemen of een bestemming wilt bereiken die aan de andere kant van de busbaan ligt. Dit oversteken moet snel en zonder hinder voor de bussen gebeuren. Niet voorsorteren: Je mag de busbaan niet gebruiken om voor te sorteren, bijvoorbeeld door op de busbaan te rijden terwijl je wacht om af te slaan. Voorsorteren houdt in dat je de busbaan als rijstrook gebruikt voordat je daadwerkelijk afslaat. Dit is niet toegestaan, omdat het de doorgang van bussen zou belemmeren en de verkeersstroom op de busbaan zou verstoren. Dus, hoewel je de busbaan kortstondig mag oversteken, mag je deze niet gebruiken als rijstrook voor enig ander doel dan het kruisen zelf. Verkeerslichten Rood stoppen Oranje stoppen wanneer veilig kan Groen rijden Wanneer stoplichten buitenwerking. Geldt de voorrangsregeling die met verkeersborden is aangegeven Bromfietsers mogen in Nederland rechtsaf door rood rijden als er een bord met de tekst "Rechtsaf voor (brom)fietsers vrij" onder het verkeerslicht hangt. Dit geldt alleen wanneer er een aparte opstelstrook voor (brom)fietsers is en zij geen hinder veroorzaken voor andere weggebruikers. Met betrekking tot de tegenliggers: Bromfietsers moeten bij het rechtsaf slaan altijd voorrang verlenen aan de voetgangers die de weg oversteken naar een zebrapad. Ze moeten ook goed opletten voor verkeer dat van links komt, omdat die voertuigen bij een groen verkeerslicht rechtdoor kunnen rijden. In situaties waar bromfietsers rechtsaf door rood mogen rijden, zijn de verkeerslichten en borden zo ingericht dat dit veilig kan gebeuren zonder gevaar of hinder voor andere weggebruikers. Volgorde van belangrijkheid Het verschil tussen een groen licht met pijl en een groen licht zonder pijl is als volgt: Groen licht zonder pijl: Dit betekent dat je mag doorrijden in elke richting (rechtdoor, linksaf of rechtsaf) tenzij anders aangegeven door verkeersborden of wegmarkeringen. Echter, je moet rekening houden met voorrang van andere weggebruikers. Bij het afslaan moet je voorrang verlenen aan het verkeer dat je pad kruist, zoals tegenliggers en voetgangers. Groen licht met pijl: Dit geeft aan dat je alleen in de richting van de pijl mag rijden (rechtdoor, linksaf of rechtsaf) en dat je bij het volgen van de pijl geen voorrang hoeft te verlenen aan andere weggebruikers die een andere richting op gaan. De pijl betekent dat het verkeer uit de andere richtingen stil staat, waardoor je veilig kunt afslaan of rechtdoor kunt rijden zonder voorrang te hoeven verlenen. Kortom, een groen licht met pijl geeft een beschermde rijrichting aan zonder conflicten met ander verkeer, terwijl een groen licht zonder pijl betekent dat je door mag rijden, maar wel rekening moet houden met andere weggebruikers en voorrangssituaties. Rijstrook signalering Rijstrooksignalering zijn matrix borden die worden gebruikt voor openen en afsluiten van rijstroken, en het veranderen van maximale snelheid. Rijstrooksignalering wordt gebruikt bij werkzaamheden of incidenten op snelwegen. Bij het afsluiten van van rijstroken op rijkswegen is de inzet van rijstrooksignalering verplicht. Mobiel rijstrooksignalering wordt gebruikt als er geen signalering aanwezig is of ze zijn buiten gebruik zijn. De rijstrooksignalering kan het volgende aangeven 1. maximale snelheid, komt het niet overeen met vaste verkeersborden geldt de laagste snelheid. 2. verdrijfpijl, geeft aan dat bestuurders rijstrook moet verlaten. 3. rode kruis, rijbaan gesloten 4. groene pijl, rijbaan open Verkeersaanwijzingen Struikelvragen Hoofdstuk 4 1. Voorrang bij wegversmallingen: Bij wegversmallingen moet je vaak voorrang verlenen aan tegenliggers als er borden of markeringen zijn die dit aangeven. Dit wordt meestal aangeduid met een bord dat aangeeft wie er voorrang heeft (rood-wit gestreept bord betekent voorrang verlenen, blauw-wit gestreept bord betekent voorrang krijgen). Als er geen borden of markeringen zijn, geldt de algemene verkeersregel: geef voorrang aan verkeer dat zich al op de versmalde weg bevindt. 2. Obstakels op de weg: Wanneer je een obstakel op jouw weghelft tegenkomt (bijvoorbeeld een geparkeerd voertuig, wegwerkzaamheden of een ander obstakel), moet je voorrang verlenen aan het tegemoetkomend verkeer. Bij obstakels geldt dat je alleen mag passeren als het veilig is en je geen tegenliggers hindert. 3. Communicatie en samenwerking: Het is belangrijk om oogcontact te maken met tegenliggers en duidelijk te communiceren door bijvoorbeeld te knipperen met de lichten of te zwaaien om aan te geven wie eerst gaat. Blijf altijd kalm en geduldig, en geef voorrang als er twijfel bestaat over wie eerst mag gaan. 4. Snelheid aanpassen: Verminder je snelheid bij het naderen van wegversmallingen en obstakels om de situatie goed te kunnen inschatten en tijdig te kunnen reageren. Houd voldoende afstand tot je voorganger, zodat je ruimte hebt om te reageren op plotselinge situaties. Samenvattend, de kernprincipes zijn 1. voorrang verlenen indien aangegeven of nodig, veilig en voorzichtig passeren, 2. goed communiceren met andere weggebruikers 3. je snelheid aanpassen aan de situatie. Bij een wegversmalling altijd voetgangers eerst Hoofdstuk 5 Bijzondere weggedeelten Struikelvragen H5 Op een erf mag je maximaal 15 km per uur rijden (ik zei 5) Inrijden of verlaten uitrit Bij het inrijden en verlaten van een uitrit geldt de volgende voorrangsregel: Verlaten van een uitrit: Wanneer je een uitrit verlaat en de openbare weg oprijdt, moet je altijd voorrang verlenen aan al het verkeer op die weg, inclusief voetgangers en fietsers. Dit betekent dat al het verkeer dat zich op de openbare weg bevindt, voorrang heeft op jou. Inrijden van een uitrit: Wanneer je vanaf de openbare weg een uitrit inrijdt, moet je ook voorrang verlenen aan al het verkeer op die weg. Dit geldt zowel voor verkeer op de rijbaan als voor voetgangers en fietsers op het trottoir of fietspad dat je kruist. Deze regels zijn ontworpen om ervoor te zorgen dat het verkeer op de openbare weg zo min mogelijk hinder ondervindt van voertuigen die uitritten in- of uitrijden. Verlaten rotonde: dan sla je rechtsaf, dus verkeer op rotonde heeft voorrang op jou Bij het verlaten van een rotonde moet je rekening houden met de volgende voorrangsregels: Voorrang verlenen aan fietsers en voetgangers: Als je een rotonde verlaat, moet je voorrang verlenen aan fietsers en voetgangers die de uitrit oversteken. Dit is belangrijk omdat zij vaak een doorlopend fietspad of trottoir hebben dat de uitrit kruist. Je moet een bus voor laten gaan bij het wegrijden van een halte onder de volgende omstandigheden: 1. Binnen de bebouwde kom: Als de bus binnen de bebouwde kom wegrijdt van een halte, moet je de bus altijd voorrang verlenen. Dit betekent dat je moet stoppen en de bus de ruimte geven om veilig de rijbaan op te rijden. 2. Buiten de bebouwde kom: Buiten de bebouwde kom geldt deze voorrangsregel niet en hoef je de bus geen voorrang te verlenen. Hier moet de bus wachten tot er voldoende ruimte is om veilig de rijbaan op te rijden. Het is belangrijk om goed op de richtingaanwijzers van de bus te letten om te zien of de bus van plan is om weg te rijden van de halte. Verminder je snelheid en wees bereid om te stoppen als de bus binnen de bebouwde kom wegrijdt. Inrit en uitrit Het inrijden en verlaten van een inrit of uitrit heeft specifieke voorrangsregels. Deze regels zijn als volgt: 1. Verlaten van een inrit of uitrit: Als je een inrit of uitrit verlaat en de openbare weg oprijdt, moet je altijd voorrang verlenen aan alle weggebruikers op die weg. Dit geldt voor zowel gemotoriseerd verkeer als voetgangers en fietsers. Je moet ook rekening houden met voetgangers en fietsers op het trottoir of fietspad dat je kruist bij het verlaten van de inrit of uitrit. 2. Inrijden van een inrit of uitrit: Als je vanaf de openbare weg een inrit of uitrit inrijdt, moet je eveneens voorrang verlenen aan alle weggebruikers op die weg. Zorg ervoor dat je niemand hindert die op de openbare weg rijdt, en houd rekening met voetgangers en fietsers op het trottoir of fietspad dat je moet oversteken. Erf Bij toegang of uitgang erf meestal voorrang verlenen Inrit Uitrit - wanneer een weg Een weg wordt beschouwd als een gewone weg en niet als een uitrit wanneer deze voldoet aan de volgende kenmerken: 1. Gelijkwaardige Kruising: Bij een gewone weg zijn kruisingen doorgaans gelijkwaardig, wat betekent dat de voorrangsregels van toepassing zijn zoals rechts heeft voorrang, tenzij anders aangegeven door verkeersborden of verkeerslichten. 2. Wegmarkeringen en Borden: Een gewone weg heeft meestal duidelijke wegmarkeringen zoals middenstrepen, fietsstroken en verkeersborden die het gebruik van de weg reguleren. 3. Geen Uitritkenmerken: De weg heeft geen kenmerkende elementen van een uitrit zoals: Verlaagde stoepranden bij de overgang naar de openbare weg. Andere bestrating (bijvoorbeeld grind of tegels) die afwijkt van de doorgaande weg. Vaak is er een oprit of oprijlaan aanwezig. 4. Bestemming en Gebruik: Een gewone weg wordt doorgaans gebruikt voor doorgaand verkeer en heeft een bredere toegang dan een typische uitrit, die meestal leidt naar een privéterrein of een parkeerplaats. Als de weg deze kenmerken heeft, wordt deze beschouwd als een gewone weg en niet als een uitrit. Bij het in- en uitrijden van een gewone weg gelden de standaard verkeersregels, zoals voorrang verlenen aan verkeer van rechts bij gelijkwaardige kruisingen. Kleine buurtbussen moet je niet voor laten gaan als ze wegrijden bij halte Trams Als een tram bij een halte stopt en passagiers in- en uitstappen, moeten andere weggebruikers deze passagiers voor laten gaan. Dit betekent dat je als bestuurder moet stoppen en de passagiers veilig moet laten in- en uitstappen voordat je verder rijdt. Dit geldt vooral wanneer de tramhalte zich midden op de rijbaan bevindt en passagiers de rijbaan moeten oversteken om de tram te bereiken of te verlaten. Hier zijn enkele specifieke situaties waarin je moet stoppen: 1. Midden op de rijbaan: Als de tramhalte zich midden op de rijbaan bevindt en passagiers over de rijbaan moeten lopen om in- of uit te stappen. 2. Geen vluchtheuvel: Als er geen vluchtheuvel (opstapplaats) is en passagiers direct op de rijbaan stappen. Overwegen Hoofdstuk 6 gedrag bij kruispunten De bromfietser rijdt op een afbuigend voorrangskruispunt en gaat eerst; de voetgangers zijn voor de bromfietser namelijk geen rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg. Voor de afbuigende autobestuurder zijn de voetgangers wél rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg en moet hen daarom voor laten gaan. Als laatste gaat de auto In situatie A moet jij de tegemoetkomende vrachtauto voor laten gaan, omdat hij naar rechts afslaat. In situatie B ga jij - om dezelfde reden - eerst. De stopborden geven aan dat jullie beiden eerst moeten stoppen. Als je linksaf wilt en de autobestuurder die je tegemoet komt, wil rechtsaf dezelfde weg inrijden als jij, laat dan die bestuurder voorgaan. Je kent de basis regel: de bestuurder die de kortste bocht maakt, gaat voor. De auto rijdt op de verharde weg en moet voorrang krijgen van de geleider en de tractor uit de onverharde wegen. De voetgangers zijn in deze situatie geen rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg en moeten daarom de tractor en de geleider voor laten gaan. De geleider gaat voor de tractor, omdat deze rechtdoor gaat op dezelfde weg. Dit kruispunt is een gelijkwaardig kruispunt. Eerst gaat de segway. De segway komt van rechts voor de bromfiets. Voor de auto is de segway rechtdoorgaand verkeer op dezelfde weg. Daarna gaat de bromfiets, want die komt van rechts voor de auto. Als laatste mag de auto. In welke gevallen mag je een kruispunt blokkeren? Vraag voor theoriedag >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Je mag een kruispunt alleen blokkeren, als je op een voorangsweg rijdt en links voorsorteert en als je achter anderen aan door groen verkeerslicht rijdt en je voorliggers stoppen plotseling >> Voorsorteren op een voorrangsweg: > Wanneer je op een voorrangsweg rijdt en links moet voorsorteren om af te slaan, kan het voorkomen dat je het kruispunt blokkeert. Dit gebeurt meestal omdat je moet wachten op tegenliggend verkeer of voetgangers die voorrang hebben. In deze situatie heb je geen andere keus dan te wachten op een veilige mogelijkheid om af te slaan, zelfs als dit tijdelijk het kruispunt blokkeert. > Stoppen bij groen verkeerslicht: Wanneer je achter andere voertuigen aan door een groen verkeerslicht rijdt en je voorliggers plotseling stoppen, kan het ook gebeuren dat je het kruispunt blokkeert. Dit kan zich voordoen door onverwachte verkeersopstoppingen, files, of onvoorziene situaties. Hoewel het niet ideaal is, heb je in dit geval niet altijd de mogelijkheid om het kruispunt vrij te houden. Hoewel deze situaties soms onvermijdelijk zijn, is het belangrijk om altijd voorzichtig en anticiperend te rijden: Voorsorteren: Probeer voldoende ruimte te houden tussen jouw voertuig en het kruispunt totdat je zeker weet dat je veilig kunt afslaan. Kruispunt vrij houden: Bij nadering van een kruispunt, vooral tijdens drukke verkeersuren, probeer te anticiperen op mogelijke opstoppingen en rijd pas door als je zeker weet dat je het kruispunt volledig kunt oversteken. > Stoppen voor een voorrangsvoertuig (politie, ambulance etc) Je mag een kruispunt nooit blokkeren, ongeacht de omstandigheden. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat je het kruispunt volledig kunt oversteken zonder te stoppen voordat je eraan begint. Hier zijn de belangrijkste punten om in gedachten te houden: 1. Voorspelbaarheid en Veiligheid: Blokkeren van een kruispunt kan leiden tot gevaarlijke situaties en verkeersopstoppingen. Het is cruciaal om ervoor te zorgen dat het kruispunt vrij blijft voor het kruisende verkeer. 2. Wettelijke Regelgeving: Volgens de verkeersregels is het verboden om een kruispunt te blokkeren. Dit geldt voor alle voertuigen, inclusief auto's, fietsen en andere transportmiddelen. Op gelijkwaardig kruispunt hebben trams altijd voorrang, bij geen trams hebben bestuurders van rechts voorrang Ongelijkwaardig kruispunt Voorrang verlenen aan alle bestuurders op kruisende weg als je B6 of B7 borden ziet Bestuurders op onverharde weg verlenen voorrang aan bestuurders verharde weg Voorrang geven betekent: De ander mag eerst. Hier zijn de belangrijkste voorrangsregels eenvoudig uitgelegd, met voorbeelden: 1. Rechts gaat voor: Als je op een kruispunt komt zonder verkeersborden of -lichten, dan moet je altijd voorrang geven aan verkeer van rechts. Voorbeeld: Als jij met je fiets aankomt en van rechts komt er een auto, dan moet jij stoppen en de auto eerst laten gaan. 2. Voorrangsborden: Een driehoekig bord met een rode rand en een witte binnenkant (voorrang verlenen) betekent dat je het verkeer op de kruisende weg voor moet laten gaan. Voorbeeld: Je komt aanrijden en ziet dit bord. Je moet stoppen en wachten tot alle auto's van links en rechts voorbij zijn. 3. Verkeerslichten: Groen licht betekent dat je mag rijden, rood licht betekent stoppen, en oranje licht betekent stoppen als dat nog veilig kan. Voorbeeld: Je staat voor een rood licht. Ook al komt er niemand aan, je moet wachten tot het licht groen wordt. 4. Voorrangsweg: Een vierkant blauw bord met een witte rand en een dikke gele lijn betekent dat je op een voorrangsweg rijdt. Voorbeeld: Als jij op deze weg rijdt, hoeven auto's van zijstraten niet voor jou te stoppen. Jij mag eerst. 5. Rotonde: Als je een rotonde nadert, moet je meestal voorrang geven aan het verkeer op de rotonde. Dit wordt vaak aangegeven met een bord. Voorbeeld: Je komt aan bij een rotonde en ziet een auto al op de rotonde rijden. Jij moet stoppen en de auto eerst laten rijden. 6. Bijzondere voertuigen: Voertuigen zoals bussen, trams en hulpdiensten (politie, ambulance, brandweer) hebben soms speciale voorrangsregels. Voorbeeld: Een bus wil wegrijden van een bushalte binnen de bebouwde kom. Jij moet stoppen en de bus eerst laten gaan. 7. Uitrit: Als je uit een uitrit komt, moet je altijd voorrang geven aan alle weggebruikers op de weg. Voorbeeld: Je rijdt een oprit af naar de straat. Je moet stoppen en iedereen op de straat eerst laten gaan. 8. Voetgangers en fietsers: Op een zebrapad hebben voetgangers altijd voorrang. Voorbeeld: Je rijdt in je auto en ziet een voetganger bij een zebrapad. Jij moet stoppen en de voetganger eerst laten oversteken. Samenvatting: Rechts gaat voor: Laat verkeer van rechts eerst gaan. Voorrangsborden: Stop voor driehoekige borden en laat anderen eerst gaan. Verkeerslichten: Rood is stoppen, groen is gaan. Voorrangsweg: Jij mag eerst als je op deze weg rijdt. Rotonde: Laat verkeer op de rotonde eerst gaan. Bijzondere voertuigen: Laat bussen en hulpdiensten eerst gaan. Uitrit: Laat iedereen op de weg eerst gaan als je uit een uitrit komt. Voetgangers en fietsers: Laat voetgangers op een zebrapad eerst gaan. Gelijkwaardig kruispunt: Dit is een kruispunt waar geen verkeersborden of verkeerslichten staan die voorrang regelen. Ongelijkwaardig kruispunt: Dit is een kruispunt waar verkeersborden of verkeerslichten staan die voorrang regelen. Gelijkwaardig kruispunt Regel: Op een gelijkwaardig kruispunt geldt "rechts heeft voorrang". Voorbeeld: Je rijdt op je fiets en komt bij een kruispunt. Van rechts komt een auto. Jij moet stoppen en de auto eerst laten gaan. Ongelijkwaardig kruispunt Regel: Op een ongelijkwaardig kruispunt geven borden of verkeerslichten aan wie voorrang heeft. Voorbeeld met een voorrangsbord (driehoekig bord met rode rand): Je rijdt met je scooter en ziet een voorrangsbord. Dit betekent dat je moet stoppen en alle auto's van links en rechts eerst moet laten gaan. Voorbeeld met een voorrangsweg (vierkant blauw bord met gele ruit): Je rijdt op een weg met een voorrangsweg-bord. Dit betekent dat jij voorrang hebt en de auto's die van zijwegen komen moeten stoppen en jou eerst laten gaan. Verharde wegen en onverharde wegen Regel: Verkeer op een verharde weg heeft voorrang op verkeer dat van een onverharde weg komt. Verharde weg: Een weg met een stevige ondergrond zoals asfalt, beton, of klinkers. Onverharde weg: Een weg met een losse ondergrond zoals zand, grind, of aarde. Voorbeeld: Jij rijdt op een verharde weg (asfalt) en een tractor komt van een onverharde weg (grind). Jij mag eerst, de tractor moet stoppen en wachten tot jij voorbij bent. Samenvatting met voorbeelden 1. Gelijkwaardig kruispunt: Regel: Rechts heeft voorrang. Voorbeeld: Jij fietst en komt bij een kruispunt. Een auto komt van rechts. Jij stopt en laat de auto eerst gaan. 2. Ongelijkwaardig kruispunt: Regel: Borden en verkeerslichten geven voorrang aan. Voorbeeld: Jij rijdt en ziet een driehoekig bord met rode rand. Jij stopt en laat verkeer van links en rechts eerst gaan. 3. Verharde en onverharde wegen: Regel: Verkeer op een verharde weg heeft voorrang op verkeer van een onverharde weg. Voorbeeld: Jij rijdt op een asfaltweg en een auto komt van een zandweg. Jij mag eerst rijden, de auto wacht. Bestuurders op een afbuigende voorrangsweg Een afbuigende voorrangsweg betekent dat de voorrangsweg afbuigt naar links of rechts terwijl je deze volgt. Hier zijn de voorrangsregels: 1. Voorrangsweg volgen: Als je de voorrangsweg volgt, blijf je voorrang houden op andere weggebruikers. Dit wordt vaak aangegeven met een bord dat de richting van de voorrangsweg aangeeft. Voorbeeld: Je rijdt op een voorrangsweg die naar rechts afbuigt. Er komt een auto van links. Jij hebt voorrang en mag doorrijden. 2. Afbuigende voorrangsweg verlaten: Als je de voorrangsweg verlaat en rechtdoor gaat, moet je voorrang verlenen aan het verkeer dat op de voorrangsweg blijft. Voorbeeld: Je rijdt op een voorrangsweg die naar links afbuigt, maar je wilt rechtdoor gaan. Er komt een auto van rechts die de voorrangsweg volgt. Jij moet stoppen en de auto eerst laten gaan. Borden die je kunt tegenkomen 1. Voorrangsborden: Deze borden laten zien dat je op een voorrangsweg rijdt en dat de weg afbuigt. Vaak zie je een bord met een dikke lijn die de voorrangsweg aangeeft en een dunne lijn die de zijwegen aangeeft. Voorbeeld: Een bord met een dikke lijn die naar rechts buigt betekent dat de voorrangsweg naar rechts gaat. Volg je de dikke lijn, dan heb je voorrang. 2. Haaietanden: Deze markeringen op de weg geven aan dat je voorrang moet verlenen. Als je haaietanden op de weg ziet terwijl je de voorrangsweg verlaat, moet je stoppen en voorrang geven aan verkeer op de voorrangsweg. Voorbeeld: Je ziet haaietanden terwijl je rechtdoor wilt gaan op een kruispunt waar de voorrangsweg naar rechts afbuigt. Jij moet stoppen en het verkeer op de voorrangsweg voorrang geven. Samenvatting Voorrangsweg volgen: Als je de afbuigende voorrangsweg volgt, heb je voorrang op ander verkeer. Voorbeeld: Rijdend op een weg die naar rechts buigt, mag je doorrijden en heeft verkeer van links geen voorrang. Voorrangsweg verlaten: Als je de voorrangsweg verlaat, moet je voorrang verlenen aan verkeer dat de voorrangsweg volgt. Voorbeeld: Op een weg die naar links buigt, maar jij wilt rechtdoor, dan moet je verkeer van rechts op de voorrangsweg voor laten gaan. Hoofdregels bij afslaan Bij het afslaan in het verkeer gelden een aantal hoofdregels die je altijd moet volgen: 1. Richting aangeven: Gebruik je richtingaanwijzer ruim op tijd om andere weggebruikers te laten weten dat je gaat afslaan. Voorbeeld: Als je rechtsaf wilt slaan, zet je je rechter knipperlicht aan voordat je bij de bocht komt. 2. Voorrang verlenen aan tegenliggers: Als je linksaf wilt slaan, moet je het tegemoetkomende verkeer voor laten gaan. Voorbeeld: Je wilt linksaf slaan op een kruispunt. Er komt een auto van de andere kant recht op je af. Jij moet wachten tot die auto voorbij is. 3. Voorrang verlenen aan rechtdoor gaand verkeer: Verkeer dat rechtdoor gaat, zowel auto's, fietsen als voetgangers, heeft altijd voorrang. Voorbeeld: Je wilt rechtsaf slaan en er steekt een fietser over die rechtdoor gaat. Jij moet stoppen en de fietser voor laten gaan. 4. Kijken en veilig handelen: Kijk goed om je heen, zowel naar voren, achteren als opzij, om te controleren of de weg vrij is voordat je afslaat. Voorbeeld: Voor je rechtsaf slaat, kijk je in je spiegels en over je schouder om zeker te zijn dat er geen fietsers of voetgangers aankomen. Uitzonderingen op de hoofdregels Een bestuurder die de afbuigende voorrangsweg volgt, gaat juridisch rechtdoor Er zijn enkele uitzonderingen waarbij de hoofdregels niet altijd op dezelfde manier gelden: 1. Afbuigende voorrangsweg: Als je op een afbuigende voorrangsweg rijdt, volg je de voorrang van de voorrangsweg, zelfs als je afslaat. Voorbeeld: Je rijdt op een voorrangsweg die naar links buigt. Jij blijft op de voorrangsweg en hebt voorrang op verkeer dat rechtdoor gaat. 2. Verkeerslichten en borden: Soms geven verkeerslichten of borden specifieke aanwijzingen over wie voorrang heeft bij het afslaan. Voorbeeld: Je wilt linksaf slaan bij een kruispunt met verkeerslichten. Het verkeerslicht voor linksaf is groen, dus jij mag gaan, zelfs als er tegenliggers zijn die ook groen licht hebben. 3. Trams: Trams hebben bijna altijd voorrang, ook als je normaal voorrang zou hebben volgens de hoofdregels. Voorbeeld: Je wilt rechtsaf slaan, maar er komt een tram van links. Jij moet stoppen en de tram eerst laten gaan. 4. Voorrang op rotondes: Verkeer op de rotonde heeft voorrang. Als je de rotonde op of af wilt, moet je rekening houden met deze regel. Voorbeeld: Je nadert een rotonde en wilt linksaf slaan. Verkeer op de rotonde heeft voorrang, dus je moet wachten tot het vrij is. Samenvatting Hoofdregels bij afslaan: 1. Richting aangeven: Gebruik je knipperlicht op tijd. Voorbeeld: Rechter knipperlicht aan voor rechtsaf slaan. 2. Voorrang verlenen aan tegenliggers: Tegenliggers eerst laten gaan. Voorbeeld: Wachten tot een tegemoetkomende auto voorbij is voordat je linksaf slaat. 3. Voorrang verlenen aan rechtdoor gaand verkeer: Verkeer dat rechtdoor gaat heeft altijd voorrang. Voorbeeld: Fietser die rechtdoor gaat eerst laten oversteken voordat je rechtsaf slaat. 4. Kijken en veilig handelen: Kijk goed om je heen voor je afslaat. Voorbeeld: Kijken in je spiegels en over je schouder voor rechtsaf slaan. Uitzonderingen: 1. Afbuigende voorrangsweg: Volg de voorrangsweg. Voorbeeld: Voorrangsweg buigt naar links, jij hebt voorrang. 2. Verkeerslichten en borden: Volg specifieke aanwijzingen. Voorbeeld: Groen licht voor linksaf slaan, jij mag gaan. 3. Trams: Trams hebben voorrang. Voorbeeld: Tram van links, jij stopt. 4. Rotondes: Verkeer op de rotonde heeft voorrang. Voorbeeld: Wachten tot de rotonde vrij is voordat je linksaf slaat. Brommobiel aflsaan en voorrang>> je moet je gedragen als automobilist Hoofdregels bij afslaan brommobiel 1. Voorrang verlenen aan tegenliggers: Als je linksaf wilt slaan, moet je het tegemoetkomende verkeer voor laten gaan. Voorbeeld: Je wilt linksaf slaan op een kruispunt. Er komt een auto van de andere kant recht op je af. Jij moet wachten tot die auto voorbij is. 2. Voorrang verlenen aan rechtdoor gaand verkeer: Verkeer dat rechtdoor gaat, zowel auto's, fietsen als voetgangers, heeft altijd voorrang. Voorbeeld: Je wilt rechtsaf slaan en er steekt een fietser over die rechtdoor gaat. Jij moet stoppen en de fietser voor laten gaan. 3. Kijken en veilig handelen: Kijk goed om je heen, zowel naar voren, achteren als opzij, om te controleren of de weg vrij is voordat je afslaat. Voorbeeld: Voor je rechtsaf slaat, kijk je in je spiegers en over je schouder om zeker te zijn dat er geen fietsers of voetgangers aankomen. Specifieke regels voor brommobielen 1. Afbuigende voorrangsweg volgen: Als je op een afbuigende voorrangsweg rijdt, heb je voorrang op andere weggebruikers zolang je de voorrangsweg blijft volgen. Voorbeeld: Je rijdt op een voorrangsweg die naar rechts afbuigt. Jij hebt voorrang op verkeer dat van links komt en de weg op wil rijden. 2. Voorrangsregels op een gelijkwaardig kruispunt: Als je op een gelijkwaardig kruispunt komt, moet je voorrang geven aan verkeer van rechts. Voorbeeld: Je rijdt op een kruispunt zonder borden of lichten en een auto komt van rechts. Jij moet stoppen en de auto voor laten gaan. 3. Verlaten van een rotonde: Bij het verlaten van een rotonde moet je voorrang verlenen aan fietsers en voetgangers die de uitrit oversteken. Voorbeeld: Je wilt de rotonde verlaten en er is een fietser die de uitrit oversteekt. Jij moet stoppen en de fietser eerst laten gaan. Uitzonderingen en extra aandachtspunten 1. Verkeerslichten en borden: Soms geven verkeerslichten of borden specifieke aanwijzingen over wie voorrang heeft bij het afslaan. Voorbeeld: Bij een groen pijllicht mag je afslaan en heb je voorrang op alle andere weggebruikers. 2. Trams: Trams hebben bijna altijd voorrang, ook als je normaal voorrang zou hebben volgens de hoofdregels. Voorbeeld: Je wilt linksaf slaan en er komt een tram van rechts. Jij moet stoppen en de tram voor laten gaan. 3. Bus bij wegrijden van een halte: Binnen de bebouwde kom moet je een bus die van een halte wegrijdt, voor laten gaan. Voorbeeld: Een bus wil wegrijden van een bushalte in de stad. Jij moet stoppen en de bus eerst laten gaan. Samenvatting Hoofdregels bij afslaan met een brommobiel: 1. Richting aangeven: Gebruik je knipperlicht op tijd. Voorbeeld: Rechter knipperlicht aan voor rechtsaf slaan. 2. Voorrang verlenen aan tegenliggers: Tegenliggers eerst laten gaan. Voorbeeld: Wachten tot een tegemoetkomende auto voorbij is voordat je linksaf slaat. 3. Voorrang verlenen aan rechtdoor gaand verkeer: Verkeer dat rechtdoor gaat heeft altijd voorrang. Voorbeeld: Fietser die rechtdoor gaat eerst laten oversteken voordat je rechtsaf slaat. 4. Kijken en veilig handelen: Kijk goed om je heen voor je afslaat. Voorbeeld: Kijken in je spiegels en over je schouder voor rechtsaf slaan. Specifieke regels en uitzonderingen voor brommobielen: 1. Afbuigende voorrangsweg volgen: Jij hebt voorrang als je de voorrangsweg blijft volgen. Voorbeeld: Voorrangsweg buigt naar rechts, jij hebt voorrang. 2. Gelijkwaardig kruispunt: Rechts heeft voorrang. Voorbeeld: Auto van rechts eerst laten gaan op een gelijkwaardig kruispunt. 3. Rotonde verlaten: Fietsers en voetgangers hebben voorrang. Voorbeeld: Fietser eerst laten oversteken bij het verlaten van de rotonde. 4. Trams en bussen: Trams en bussen hebben vaak voorrang. Voorbeeld: Tram van rechts of bus bij wegrijden van een halte eerst laten gaan. Voorrangs voertuig > mag je door rood rijden om voorrang te geven aan voorrangs voertuig Nee, je mag niet door rood rijden om voorrang te geven aan een voorrangsvoertuig. Voorrangsvoertuigen zoals politie, brandweer en ambulances hebben speciale privileges, maar als bestuurder moet je nog steeds de verkeersregels volgen. Hier zijn de belangrijkste punten in Jip en Janneke taal: Wat moet je doen als er een voorrangsvoertuig aankomt? 1. Blijf kalm en alert: Zodra je sirenes of zwaailichten ziet of hoort, blijf dan kalm en let goed op waar het voorrangsvoertuig vandaan komt. 2. Maak ruimte: Ga zo snel en veilig mogelijk aan de kant om ruimte te maken. Dit kan betekenen dat je naar de rechterkant van de weg gaat of op een andere veilige plek stopt. 3. Blijf binnen de regels: Rij niet door een rood verkeerslicht, over een doorgetrokken streep of tegen de rijrichting in. Je mag alleen acties ondernemen die binnen de verkeersregels passen. 4. Stop op een veilige plek: Als je in een kruispunt of op een rotonde bent, maak dan het kruispunt vrij als dat veilig kan, maar wacht anders aan de kant tot het voorrangsvoertuig voorbij is. Voorbeeld Voorbeeld 1: Je staat bij een rood verkeerslicht en hoort een ambulance aankomen. Blijf staan, ook al wil je de ambulance voorrang geven. De ambulance zal een weg om jou heen vinden of wachten tot het verkeerslicht groen wordt. Voorbeeld 2: Je rijdt op een drukke weg en een brandweerwagen nadert van achteren met sirenes aan. Ga zo snel mogelijk veilig naar de rechterkant van de weg om ruimte te maken. Waarom niet door rood rijden? 1. Veiligheid: Door rood rijden kan gevaarlijke situaties veroorzaken voor jezelf en anderen. 2. Regelgeving: Het is tegen de verkeersregels om door rood te rijden, zelfs voor een voorrangsvoertuig. Het voorrangsvoertuig heeft speciale privileges en zal een veilige manier vinden om door het verkeer te komen. Samenvatting Blijf kalm en let goed op: Kijk waar het voorrangsvoertuig vandaan komt. Maak ruimte: Ga veilig aan de kant. Blijf binnen de regels: Rij niet door rood of doe andere gevaarlijke dingen. Stop veilig: Als je niet veilig kunt bewegen, blijf dan staan tot het voorrangsvoertuig voorbij is. Basisregels voor Militaire Colonne en Begrafenisstoet Militaire Colonne Een militaire colonne herken je aan specifieke tekens en heeft speciale voorrangsregels. Hier zijn de basisregels: 1. Herkenningstekens: Eerste voertuig: Twee blauwe vlaggen aan de voorzijde en een blauw licht aan de rechtervoorkant. Volgende voertuigen: Een blauw licht aan de rechtervoorkant. Laatste voertuig: Een groene vlag aan de voorzijde en een groen licht aan de rechtervoorkant. 2. Voorrang: Een militaire colonne heeft voorrang bij kruispunten en andere verkeerssituaties, zelfs als de overige voertuigen voorrang zouden moeten geven volgens de normale verkeersregels. Als je een militaire colonne tegenkomt, moet je wachten tot de hele colonne voorbij is. 3. Doorsnijden verboden: Het is niet toegestaan om een militaire colonne te doorsnijden, zelfs niet als er een tussenruimte lijkt te zijn. Begrafenisstoet Een begrafenisstoet bestaat uit voertuigen die een overledene naar de begraafplaats of crematorium begeleiden. Ook hiervoor gelden speciale regels: 1. Herkenningstekens: Voertuigen in een begrafenisstoet hebben zwarte vlaggetjes of speciale stickers om aan te geven dat ze deel uitmaken van de stoet. 2. Voorrang: Als je niet deel uitmaakt van de begrafenisstoet, moet je de hele stoet laten passeren. Je mag de stoet niet doorsnijden of onderbreken. Bij een kruispunt waar de eerste wagen van de stoet groen licht had, mogen de andere wagens ook doorrijden, zelfs als het licht inmiddels rood is geworden. 3. Specifieke situaties: In woonwijken of op rustige wegen is het extra belangrijk om respectvol om te gaan met de stoet. Blijf geduldig en wacht tot de hele stoet voorbij is. Samenvatting Militaire Colonne: Herkenningstekens: Blauw licht en vlaggen, groene vlag en licht aan het einde. Voorrang: Heeft altijd voorrang, niet doorsnijden. Specifieke regels: Volg de colonne niet en geef altijd de volledige stoet voorrang. Begrafenisstoet: Herkenningstekens: Zwarte vlaggetjes of stickers. Voorrang: Laat de hele stoet passeren, zelfs bij verkeerslichten. Specifieke regels: Toon respect, wees geduldig en wacht tot de stoet voorbij is. Vraag voor theoriedag >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Wanneer heeft een kolonne of stoet voorrang? Uitleg: Voorrang bij Militaire Colonne en Begrafenisstoet bij Verkeerslichten Hoewel een militaire colonne en begrafenisstoet speciale voorrangsregels hebben, geldt dat deze stoeten normaal gesproken ook moeten stoppen voor een rood verkeerslicht. Toch is er een belangrijke nuance die de verwarring kan verklaren. Militaire Colonne 1. Eerste voertuig passeert bij groen licht: Als het eerste voertuig van een militaire colonne bij groen licht een kruispunt oprijdt en het licht vervolgens rood wordt, moeten de overige voertuigen van de colonne wachten bij het rode licht. 2. Bij rood licht wachten: Bij een rood verkeerslicht heeft een militaire colonne geen voorrang en moet deze stoppen. Andere weggebruikers mogen dan doorrijden bij groen licht. Begrafenisstoet 1. Bij verkeerslichten: Begrafenisstoeten moeten zich in principe ook aan de verkeerslichten houden. Als het eerste voertuig bij groen licht doorrijdt en het licht daarna rood wordt, moeten de volgende voertuigen stoppen en wachten op groen. 2. Respect voor de stoet: Het is echter een kwestie van respect en fatsoen om een begrafenisstoet niet te onderbreken. Hoewel je wettelijk gezien door mag rijden bij groen licht, is het beleefd om de hele stoet te laten passeren als je kunt wachten zonder verkeersregels te overtreden. Concrete Voorbeelden 1. Militaire Colonne: Situatie: De eerste wagen van een militaire colonne rijdt door groen licht. Het licht springt op rood. Actie voor de colonne: De volgende voertuigen moeten stoppen en wachten op groen licht. Actie voor andere weggebruikers: Als je groen licht hebt, mag je doorrijden, maar blijf alert en geef de colonne de ruimte zodra het weer groen is. 2. Begrafenisstoet: Situatie: De eerste wagen van een begrafenisstoet rijdt door groen licht. Het licht springt op rood. Actie voor de stoet: De volgende voertuigen moeten stoppen en wachten op groen licht. Actie voor andere weggebruikers: Als je groen licht hebt, mag je doorrijden, maar uit respect kun je wachten en de stoet laten passeren als dat veilig kan. Samenvatting Militaire colonne: Moet bij rood licht stoppen. Laat de colonne bij groen licht doorgaan. Begrafenisstoet: Moet bij rood licht stoppen, maar uit respect is het goed om de stoet te laten passeren als je kunt wachten. Voorrang: Bij groen licht moet je voorrang geven aan de colonne of stoet die al aan het passeren is. Deze uitleg helpt om te begrijpen dat, hoewel wettelijke voorrang bij rood licht niet geldt, er nog steeds situaties zijn waarin je uit respect en veiligheid voorrang geeft aan militaire colonnes en begrafenisstoeten. Vraag voor theoriedag >>>>>>>>>>>>>>>>>>>>>> Als je op voorangsweg rijdt waarom mag je dan wel de stoet doorsnijden? Hoofdstuk 7 Snelheid en afstand houden Tot Stilstand Komen in Jip en Janneke Taal Als je met de auto rijdt en je moet stoppen, dan kom je tot stilstand. Dit gebeurt in twee stappen: reactieafstand en remafstand. Reactieafstand Reactieafstand is de afstand die je auto aflegt vanaf het moment dat je iets ziet waarvoor je moet stoppen, tot het moment dat je je voet op het rempedaal zet. Voorbeeld: Stel je voor dat je een bal op de weg ziet rollen. Je hersenen zeggen meteen dat je moet stoppen, maar het duurt even voordat je je voet naar het rempedaal beweegt. De afstand die je auto in die tijd aflegt, is de reactieafstand. Hoe bereken je het?: De reactieafstand hangt af van je snelheid en hoe snel je reageert. Een vuistregel is: je snelheid delen door 10 en dan vermenigvuldigen met 3. Rekenvoorbeeld: Als je 50 km/u rijdt, is de reactieafstand ongeveer 50/10 * 3 = 15 meter. Remafstand Remafstand is de afstand die je auto nodig heeft om helemaal tot stilstand te komen nadat je op de rem hebt getrapt. Voorbeeld: Nadat je de bal hebt gezien en je voet op de rem hebt gezet, glijdt de auto nog een stukje verder voordat hij stopt. Die afstand is de remafstand. Hoe bereken je het?: De remafstand hangt af van je snelheid en de omstandigheden van de weg (zoals nat of droog). Een vuistregel is: je snelheid delen door 10, en dan dat getal in het kwadraat. Rekenvoorbeeld: Als je 50 km/u rijdt, is de remafstand ongeveer (50/10)² = 5² = 25 meter. Totale Stopafstand De totale stopafstand is de reactieafstand plus de remafstand. Dit is de totale afstand die je auto nodig heeft om helemaal stil te staan nadat je besloten hebt te stoppen. Voorbeeld: Bij 50 km/u is je reactieafstand 15 meter en je remafstand 25 meter. Dus de totale stopafstand is 15 + 25 = 40 meter. Samenvatting 1. Reactieafstand: De afstand die je aflegt voordat je begint te remmen. Voorbeeld: Bij 50 km/u is het ongeveer 15 meter. 2. Remafstand: De afstand die je auto nodig heeft om stil te staan nadat je begint te remmen. Voorbeeld: Bij 50 km/u is het ongeveer 25 meter. 3. Totale stopafstand: Reactieafstand + remafstand. Voorbeeld: Bij 50 km/u is het ongeveer 40 meter. Belangrijkste Punt Veilig rijden: Houd altijd voldoende afstand van de auto voor je, zodat je op tijd kunt stoppen. Wees alert en reageer snel op onverwachte situaties. Struikelvragen Hoofdstuk 8 andere weggebruikers Overzicht: Waar en Hoe Hard Rijden voor Verschillende Voertuigen Hier is een handig overzicht van waar en hoe hard je mag rijden met verschillende voertuigen, zowel binnen als buiten de bebouwde kom. Snorfietsen Binnen de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig) of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 25 km/u. Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig) of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 25 km/u. Bromfietsen Binnen de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig), anders de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 30 km/u op het fietspad, 45 km/u op de rijbaan. Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig), anders de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 40 km/u op het fietspad, 45 km/u op de rijbaan. Brommobielen Binnen de bebouwde kom: Waar: Rijbaan. Hoe hard: Maximaal 45 km/u. Buiten de bebouwde kom: Waar: Rijbaan. Hoe hard: Maximaal 45 km/u. Fatbikes Binnen de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig) of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 25 km/u (als ze als snorfiets gekeurd zijn). Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig) of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 25 km/u (als ze als snorfiets gekeurd zijn). Speed Pedelecs Binnen de bebouwde kom: Waar: Rijbaan (als er geen speciaal speed pedelec pad is), anders het fietspad. Hoe hard: Maximaal 45 km/u. Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad (als aanwezig), anders de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 45 km/u. Segways Binnen de bebouwde kom: Waar: Fietspad, bromfietspad, of het trottoir (als het niet anders kan). Hoe hard: Maximaal 25 km/u. Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad, bromfietspad, of de rijbaan (als het niet anders kan). Hoe hard: Maximaal 25 km/u. Gehandicaptenvoertuigen Binnen de bebouwde kom: Waar: Trottoir, fietspad, bromfietspad, of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 6 km/u op het trottoir, maximaal 30 km/u op het fietspad en de rijbaan. Buiten de bebouwde kom: Waar: Fietspad, bromfietspad, of de rijbaan. Hoe hard: Maximaal 30 km/u op het fietspad en de rijbaan. Kwetsbare weggebruikers zijn: 1. Voetgangers: Stop voor oversteekplaatsen, extra opletten in woonwijken en winkelstraten. 2. Fietsers: Geef voldoende ruimte bij inhalen, opletten bij afslaan. 3. Gehandicapten: Geef extra tijd en ruimte, wees geduldig. 4. Kinderen: Rijd langzaam en voorzichtig in de buurt van scholen en speeltuinen. 5. Ouderen: Toon begrip, geef tijd en ruimte. 6. Scootmobielen en gehandicaptenvoertuigen: Geef voldoende ruimte, let op bij afslaan of inhalen. 7. Groepen racefietsers, scholieren en motorrijders.. Houd rekening met gedrag Een stilstaande politieauto met alarmlichten waarschuwt je voor: 1. Verkeersongelukken: Rijd langzaam en volg aanwijzingen. 2. Wegwerkzaamheden: Rijd langzaam en wees alert. 3. Pechgevallen: Pas je snelheid aan en geef ruimte. 4. Verkeerscontrole: Volg de aanwijzingen van de politie. 5. Onveilige Wegsituaties: Rijd voorzichtig en vermijd obstakels. 6. Evenementen of Demonstraties: Volg omleidingen en wees alert op voetgangers. 7. Verkeersopstopping: Verminder snelheid en wees voorbereid op langzaam rijdend verkeer. Belangrijkste punten bij landbouwvoertuigen: 1. Langzame Snelheid: Pas je snelheid aan, wees geduldig. Voorbeeld: Rijd rustig achter een tractor tot je veilig kunt inhalen. 2. Groot en Log: Blijf op veilige afstand, geef ruimte. Voorbeeld: Wacht op een ruime weg om een combine veilig in te halen. 3. Onverwachte Bewegingen: Blijf alert voor plotselinge bochten. Voorbeeld: Houd rekening met een tractor die plotseling een veld in rijdt. 4. Modder en Vuil: Rijd voorzichtig op modderige wegen. Voorbeeld: Verminder snelheid op modderige wegen om slippen te voorkomen. 5. Smalle Wegen: Zoek een veilige plek om te stoppen of uit te wijken. Voorbeeld: Laat een maaidorser passeren op een smalle weg. 6. Beperkte Zichtbaarheid: Zorg dat de bestuurder jou kan zien voordat je inhaalt. Voorbeeld: Maak oogcontact via de spiegels voordat je een tractor inhaalt. Ongeval hoe te handelen Stap-voor-stap wat te doen bij een ongeval met kwetsbare weggebruikers: 1. Zorg voor veiligheid: Zet je voertuig veilig aan de kant en zet de alarmlichten aan. Voorbeeld: Auto aan de kant zetten en alarmlichten aan. 2. Blijf kalm en zorgzaam: Blijf rustig en bied hulp aan het slachtoffer. Voorbeeld: Naar de voetganger gaan en geruststellen. 3. Bel 112: Meld het ongeval en vraag om een ambulance als er gewonden zijn. Voorbeeld: 112 bellen en locatie en situatie doorgeven. 4. Verleen eerste hulp: Alleen als je weet wat je moet doen en volg de instructies van 112. Voorbeeld: Eerste hulp verlenen volgens instructies van de centralist. 5. Verzamel informatie: Noteer namen, contactgegevens, verzekeringsinformatie en maak foto's. Voorbeeld: Namen en kentekens noteren, foto's maken van de situatie. 6. Meld het ongeval: Informeer je verzekeraar en volg hun instructies. Voorbeeld: Verzekeraar bellen en details doorgeven. 7. Werk samen met hulpdiensten: Geef volledige en eerlijke informatie aan de politie en andere hulpdiensten. Voorbeeld: Politie vertellen wat er is gebeurd en informatie verstrekken. Stap-voor-stap met de verzekering na een ongeval met (kwetsbare) weggebruikers: 1. Verzamel informatie: Namen, contactgegevens, verzekeringsinformatie en foto's. Voorbeeld: Contactgegevens van de fietser en foto's van de schade. 2. Contacteer je verzekeraar: Bel direct en geef alle details door. Voorbeeld: Bel je verzekeringsmaatschappij en meld het ongeval. 3. Vul een schadeformulier in: Vul samen met de andere betrokkenen een Europees Schadeformulier in en stuur het op. Voorbeeld: Vul het schadeformulier in en stuur een foto naar je verzekeraar. 4. Volg de instructies van je verzekeraar: Wacht op verdere instructies en werk samen met schade-experts. Voorbeeld: Ga naar een schadeherstelbedrijf en stuur aanvullende informatie naar je verzekeraar. 5. Afhandeling van de schade: Vergoeding van schade en betaling van eigen risico. Voorbeeld: Je verzekering dekt de schade aan de fiets, maar je betaalt je eigen risico voor je eigen auto. Hoofdstuk 9 Manoeuvres Samenvatting van de Wegrijprocedure voor een Scooter Voorbereiding: 1. Controleer je scooter: Controleer bandenspanning, remmen, verlichting en benzinetank. Voorbeeld: Controleer de banden en remmen. 2. Doe je helm op: Zet een goedgekeurde helm op en maak deze vast. Voorbeeld: Helm opzetten en kinriem vastmaken. 3. Start de scooter: Draai de sleutel om en start de motor. Voorbeeld: Sleutel omdraaien en op de startknop drukken. Inschakelen van de Verlichting: 1. Controleer je verlichting: Zet de koplampen en achterlichten aan. Voorbeeld: Koplampen aanzetten. Richtingaanwijzers Gebruiken: 1. Geef richting aan: Gebruik je knipperlicht. Voorbeeld: Linker richtingaanwijzer aanzetten. Controleer je Dode Hoek: 1. Kijk over je schouder: Controleer je dode hoek. Voorbeeld: Over je schouder kijken. Kijk in je Spiegels: 1. Gebruik je spiegels: Kijk in je spiegels. Voorbeeld: In de spiegels kijken. Wegrijden: 1. Voeten op de grond: Houd je voeten op de grond tot je in beweging bent. Voorbeeld: Voeten op de grond houden. 2. Geef gas en rijd weg: Draai voorzichtig aan het gashendel. Voorbeeld: Gashendel langzaam openen. 3. Voeten op de treeplank: Zet je voeten op de treeplank zodra je in beweging bent. Voorbeeld: Voeten op de treeplank zetten. Samenvatting van Voorsorteren met een Scooter Voorbereiding: 1. Kijk Ver Vooruit: Kijk op tijd waar je moet voorsorteren. Voorbeeld: Kijk 200 meter vooruit om te zien waar je moet voorsorteren. Richtingaanwijzers Gebruiken: 1. Geef Op Tijd Richting Aan: Gebruik je richtingaanwijzers. Voorbeeld: Linker richtingaanwijzer aanzetten als je linksaf wilt slaan. Kijk in je Spiegels en Dode Hoek: 1. Controleer je Spiegels: Kijk in je spiegels. Voorbeeld: Linker spiegel controleren voordat je naar links voorsorteert. 2. Kijk Over je Schouder: Controleer je dode hoek. Voorbeeld: Over je linker schouder kijken. Neem de Juiste Positie In: 1. Linksaf Voorsorteren: Ga naar het midden of de linkerkant van de rijbaan. Voorbeeld: Naar het midden van de weg rijden om linksaf te slaan. 2. Rechtsaf Voorsorteren: Blijf aan de rechterkant van de weg. Voorbeeld: Naar de rechterkant van de rijbaan rijden om rechtsaf te slaan. Kijk Nog Een Keer: 1. Dubbel Checken: Kijk nog een keer in je spiegels en over je schouder. Voorbeeld: Nog een keer controleren voordat je naar links of rechts beweegt. Voorsorteren en Afsluiten: 1. Neem de Voorsorteerstrook: Gebruik de voorsorteerstrook als die er is. Voorbeeld: Naar de voorsorteerstrook rijden om linksaf te slaan. 2. Geef Voorrang: Geef voorrang aan tegenliggers en andere weggebruikers. Voorbeeld: Wachten tot tegenliggers voorbij zijn voordat je linksaf slaat. 3. Maak je Afslag: Maak je afslag rustig en gecontroleerd. Voorbeeld: Rustig linksaf slaan en goed om je heen kijken. Samenvatting van Inhalen met een Bromfiets Links Inhalen: Algemene Regel: Meestal haal je links in. Voorbeeld: Een auto langzaam inhalen doe je aan de linkerkant. Rechts Inhalen: 1. Fietsers en Bromfietsers: Mag je rechts inhalen als er genoeg ruimte is. Voorbeeld: Langzame fietser rechts inhalen op een fietspad. 2. Voorsorteerstrook voor Linksaf: Mag je rechts inhalen als de voertuigen op de voorsorteerstrook staan te wachten. Voorbeeld: Auto’s op een voorsorteerstrook voor linksaf rechts inhalen. 3. Fileverkeer: Mag je rechts inhalen in de file. Voorbeeld: Rechts inhalen in een langzaam bewegende of stilstaande file. 4. Rotondes: Mag je rechts inhalen. Voorbeeld: Auto op een rotonde rechts inhalen. Belangrijkste Punt Veiligheid Voorop: Zorg er altijd voor dat het veilig is om in te halen, zowel links als rechts. Kijk goed om je heen, gebruik je richtingaanwijzers en wees zeker dat je genoeg ruimte hebt om in te halen zonder andere weggebruikers in gevaar te brengen. Hoofdstuk 10 Stilstaan, plaatsen, filerijden, pech, slepen en gedrag bij ongevallen Samenvatting van de PAMAN-volgorde ongevallen 1. P: Persoonlijke veiligheid: Zet jezelf op een veilige plek. Voorbeeld: Ga naar de kant van de weg om niet door een ander voertuig te worden geraakt. 2. A: Anderen: Waarschuw en bescherm andere weggebruikers. Voorbeeld: Zet alarmlichten aan en plaats een gevarendriehoek. 3. M: Markeren: Markeer de plaats van het ongeval. Voorbeeld: Plaats een gevarendriehoek op een veilige afstand. 4. A: Alarmeren: Bel 112 voor hulp. Voorbeeld: Bel 112 en geef de locatie en situatie door. 5. N: Noodzakelijke hulp verlenen: Verleen eerste hulp indien mogelijk. Voorbeeld: Probeer eerste hulp te verlenen en stel het slachtoffer gerust. Hoofdstuk 11 Communicatie, rijden met licht en in moeilijke omstandigheden Richting aangeven is verplicht bij elke zijdelinge verplaatsing Gebruik van Dimlicht en Groot Licht Dimlicht: 1. Altijd in het donker: Voorbeeld: Zet je dimlicht aan als het donker begint te worden. 2. Overdag bij slecht zicht: Voorbeeld: Bij zware regen zet je je dimlicht aan. 3. Bij tunnels: Voorbeeld: Rijdend door een tunnel, zet je je dimlicht aan. Groot Licht: 1. Op donkere wegen zonder straatverlichting: Voorbeeld: Rijdend op een landelijke weg zonder straatverlichting, zet je je groot licht aan. 2. Geen andere weggebruikers in de buurt: Voorbeeld: Je ziet een tegenligger, zet je groot licht uit en schakel over naar dimlicht. Belangrijkste Punt Veiligheid Voorop: Het juiste gebruik van dimlicht en groot licht zorgt ervoor dat je goed zicht hebt zonder andere weggebruikers te verblinden. Schakel altijd tijdig tussen dimlicht en groot licht afhankelijk van de verkeerssituatie om veilig te rijden. Struikelvragen hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 - Milieu aspecten Samenvatting van Het Nieuwe Rijden op een Scooter Rustig Optrekken en Vroeg Schakelen: 1. Rustig Optrekken: Rustig gas geven. Voorbeeld: Rustig optrekken bij een groen licht. 2. Vroeg Schakelen: Bij scooters met versnellingen, vroeg naar een hogere versnelling. Voorbeeld: Schakel naar de tweede versnelling zodra je rustig bent opgetrokken. Constant Rijden: 1. Rijd Constante Snelheid: Houd een constante snelheid aan. Voorbeeld: Constante snelheid aanhouden op een lange weg zonder stoplichten. Laat de Scooter Uitrollen: 1. Laat de Scooter Uitrollen: Haal je hand van het gas en laat de scooter uitrollen. Voorbeeld: Uitrollen naar een rood verkeerslicht. Controleer de Bandenspanning: 1. Goede Bandenspanning: Banden goed opgepompt houden. Voorbeeld: Bandenspanning elke maand controleren. Vermijd Onnodig Gewicht en Weerstand: 1. Ruim de Opbergruimte Op: Verwijder onnodig gewicht. Voorbeeld: Haal zware spullen uit de opbergruimte van je scooter. Onderhoud de Scooter Goed: 1. Regelmatig Onderhoud: Zorg voor regelmatig onderhoud. Voorbeeld: Laat je scooter regelmatig nakijken bij de garage. Wat is een emissieklasse? Categorie die aangeeft hoeveel schadelijke stoffen een voertuig uitstoot. Doel: Milieubescherming en regulering van voertuigen. Belangrijkste emissieklassen: 1. Euro 1 (1992): Oude voertuigen, veel uitstoot. Voorbeeld: Oude dieselauto uit de jaren 90. 2. Euro 2 (1996): Iets schoner dan Euro 1. Voorbeeld: Benzineauto uit het midden van de jaren 90. 3. Euro 3 (2000): Strengere normen. Voorbeeld: Benzineauto uit begin 2000. 4. Euro 4 (2005): Nog schoner. Voorbeeld: Moderne dieselauto uit 2005. 5. Euro 5 (2009): Strenge normen, vooral voor diesel. Voorbeeld: Dieselauto uit 2010 met roetfilter. 6. Euro 6 (2014): Zeer schoon, laagste uitstoot. Voorbeeld: Nieuwe auto die aan strengste normen voldoet. Waarom zijn ze belangrijk? Milieuzones, belastingvoordelen, gezondheid. Hoe weet je de emissieklasse van je voertuig? Kentekenbewijs, fabrikantinformatie, online opzoeken. Met deze uitleg weet je wat een emissieklasse is, waarom het belangrijk is en hoe je de emissieklasse van je voertuig kunt achterhalen. Struikelvragen Hoofdstuk 13 Technische aspecten Struikel Vragen Hoofdstuk 14 verkeersborden Wat zijn Hectometerpaaltjes? Hectometerpaaltjes zijn kleine borden langs de weg die informatie geven over de locatie op een weg of snelweg. Ze helpen bestuurders, hulpdiensten en wegbeheerders om precies te weten waar ze zich bevinden. Hier is een uitleg in Jip en Janneke taal: Functie van Hectometerpaaltjes Locatiebepaling: Ze geven de afstand aan vanaf het begin van de weg of snelweg. Dit helpt bij het nauwkeurig bepalen van je locatie. Noodgevallen: In geval van een ongeluk of pech, kun je aan de hand van het hectometerpaaltje precies aangeven waar je bent. Onderhoud: Wegbeheerders gebruiken deze paaltjes om locaties voor wegwerkzaamheden, reparaties en inspecties te bepalen. Hoe Werken Hectometerpaaltjes? 1. Plaatsing: Hectometerpaaltjes staan langs de weg, meestal aan de rechterkant, en worden elke 100 meter geplaatst. 2. Informatie: Elk paaltje heeft een combinatie van cijfers en letters. De cijfers geven de afstand in hectometers (100 meters) vanaf het begin van de weg aan. Voorbeeld: Een hectometerpaaltje met "12.3" betekent dat je je 12,3 kilometer vanaf het begin van de weg bevindt. 3. Wegnummer: Vaak staat er ook het wegnummer op het paaltje, zodat je weet op welke weg je rijdt. Voorbeeld: "A12 12.3" betekent dat je je op de snelweg A12 bevindt, 12,3 kilometer vanaf het begin van de A12. 4. Richtingaanduiding: Sommige paaltjes hebben pijlen of andere symbolen om de rijrichting aan te geven. Voorbeeld: Een pijl naar boven kan aangeven dat je in de richting van het toenemende kilometergetal rijdt. Samenvatting van Hectometerpaaltjes Locatiebepaling: Helpen je precies te weten waar je bent. Noodgevallen: Nuttig bij het doorgeven van je locatie bij pech of een ongeluk. Onderhoud: Wegbeheerders gebruiken ze voor wegwerkzaamheden en reparaties. Hoe ze werken: 1. Plaatsing: Elke 100 meter aan de rechterkant van de weg. 2. Informatie: Cijfers geven de afstand in hectometers aan vanaf het begin van de weg. Voorbeeld: "12.3" betekent 12,3 kilometer vanaf het begin van de weg. 3. Wegnummer: Geeft aan op welke weg je rijdt. Voorbeeld: "A12 12.3" betekent de snelweg A12, 12,3 kilometer vanaf het begin. 4. Richtingaanduiding: Pijlen of symbolen geven de rijrichting aan. Voorbeeld: Een pijl naar boven voor toenemende kilometergetallen. Oefenvragen Theorie examens Theorie bromfiets 1. Rechts heeft voorrang: Als er geen borden of tekens zijn, moet je voorrang geven aan verkeer van rechts. Dit betekent dat als er een auto van rechts komt, jij moet stoppen en wachten tot die auto voorbij is. 2. Voorrangswegen en -borden: Als je een bord ziet met een dikke schuine streep (voorrangsbord), heb jij voorrang. Als je een driehoekig bord ziet met een rode rand en een witte binnenkant (haaientanden), moet jij voorrang geven. 3. Rotondes: Bij rotondes geldt vaak dat verkeer op de rotonde voorrang heeft. Kijk altijd goed naar de borden bij het oprijden van de rotonde. 4. Zebrapaden: Voetgangers op een zebrapad hebben altijd voorrang. Stop en laat ze oversteken. 5. Trams: Trams hebben bijna altijd voorrang, zelfs als ze van links komen. 6. Snelwegen en uitritten: Verkeer dat van een uitrit komt, moet voorrang geven aan verkeer op de weg. Dit geldt ook voor invoegstroken op snelwegen; laat het verkeer op de snelweg voorgaan. Als je uit een uitrit komt, moet je ook voorrang geven aan voetgangers. Dit betekent dat je moet stoppen en de voetgangers op de stoep of oversteekplaats de gelegenheid moet geven om eerst over te steken voordat je verder rijdt. Rechtdoor op dezelfde weg" gaat niet voor verkeer van rechts op een gelijkwaardig kruispunt. De regel "rechtdoor op dezelfde weg gaat voor" geldt voor afslaand verkeer. >>Dus, als je rechtdoor gaat, moet je verkeer van rechts voorrang geven op een gelijkwaardig kruispunt. Verkeer dat afslaat moet wel voorrang verlenen aan verkeer dat rechtdoor gaat. Tram heeft geen voorrang in de volgende situaties: 1. Bij verkeerslichten: Als de verkeerslichten anders aangeven, moet de tram zich ook aan de verkeerslichten houden. Als het licht voor de tram rood is, moet de tram stoppen. 2. Op een voorrangsweg met een stopbord: Als de tram een stopbord tegenkomt, moet deze stoppen en voorrang verlenen aan het kruisende verkeer op de voorrangsweg. 3. Als de tram een uitrit verlaat: Net zoals andere voertuigen, moet een tram ook voorrang verle