Financiële Markten PDF
Document Details
null
null
null
Tags
Related
Summary
Dit document behandelt de basisprincipes van financiële markten, met focus op sparen, beleggen en investeren. Het beschrijft de definitie van deze begrippen en de verschillen ertussen. Het document bevat een vereenvoudigde economische kringloop en geeft praktische tips.
Full Transcript
§ 1.1 Hoe werken financiële markten? In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan bod: definities omtrent spaargeld en lenen; kringloop van geld- en goederenstromen; het levensfasemodel; en financieel overzicht klanthuishouding. Sparen, ontsparen en l...
§ 1.1 Hoe werken financiële markten? In deze paragraaf komen de volgende onderwerpen aan bod: definities omtrent spaargeld en lenen; kringloop van geld- en goederenstromen; het levensfasemodel; en financieel overzicht klanthuishouding. Sparen, ontsparen en lenen 1a.1 De kandidaat kan de definitie van sparen, ontsparen en lenen geven. 1b.10 De kandidaat kan het verschil uitleggen tussen sparen, beleggen en investeren. Sparen Sparen is per definitie ‘iets niet uitgeven’ en wil dus zeggen dat je iets niet gebruikt. In de financiële dienstverlening bedoelen we met sparen ‘het reserveren van geld’. Dit wordt meestal gedaan op een spaarrekening. Over het gereserveerde, gespaarde geld wordt vaak een bepaalde rentevergoeding gegeven. Hoe langer het geld op de spaarrekening moet blijven staan, des te hoger is doorgaans de rentevergoeding. Het belangrijkste kenmerk van sparen is dat het spaarsaldo in de meeste gevallen niet minder wordt zolang het geld niet wordt opgenomen van de spaarrekening. Daarnaast is de rentevergoeding in basis gegarandeerd. Het is een vorm van vermogensopbouw met een laag rendement. Wordt het gespaarde geld uitgegeven, dan spreken we van ‘ontsparen’; op dat moment is sprake van een besteding van het spaargeld (consumptie). Beleggen Consumenten die geld over hebben en dus zouden kunnen sparen, kunnen er ook voor kiezen om te gaan beleggen. Beleggen is het best te omschrijven als: met geld iets kopen waarvan je hoopt dat het in de toekomst meer waard wordt. Beleggen kan op verschillende manieren. Verderop in deze cursus gaan we daarop dieper in. De belangrijkste manieren van beleggen zijn: beleggen in effecten: aandelen, opties, obligaties; beleggen in fondsen: collectief beleggen in samengestelde beleggingsfondsen; en beleggen in objecten: beleggen in iets tastbaars, zoals goud of een pand. Een belangrijk kenmerk van beleggen is dat niet meer dan een verwachting bestaat wat betreft de vermogensopbouw. Natuurlijk hoopt een belegger dat zijn belegging in de toekomst meer opbrengt. Maar een belegging kan ook in waarde dalen. Er is dus geen garantie voor vermogensopbouw. Sitel Pagina 1 van 7 Een ander belangrijk kenmerk van beleggingen is dat ze vaak makkelijk verhandelbaar zijn. Daardoor is bijvoorbeeld een belegging in goud vrij eenvoudig weer in geld om te zetten. Beleggingen geven historisch gezien een hoger rendement dan spaarrekeningen. Een hoger rendement brengt wel een hoger risico met zich mee: de kans bestaat dat de belegging minder waard of zelfs waardeloos wordt. Beleggen wordt meestal pas geadviseerd als iemand geld ‘over’ heeft. Iemand die zijn geld op korte termijn echt nodig heeft, doet er niet verstandig aan om risicovolle beleggingen te doen. Investeren Beleggen is eigenlijk een vorm van investeren. Als iemand gaat beleggen, investeert hij namelijk indirect in een bedrijf. Investeren is dus verwant aan beleggen, maar het is niet hetzelfde. Investeringen hebben meestal betrekking op hoge bedragen. Het kenmerk van investeren is dat met het geld kapitaalgoederen worden gekocht (machines, bedrijfspand, etc.), terwijl bij beleggen sprake is van makkelijk verhandelbare goederen. Wanneer een investeerder gaat investeren in een bedrijf, kan het bedrijf het geld gebruiken om te groeien of om bepaalde projecten te ontwikkelen die geld opleveren. Als het bedrijf goed rendeert, rendeert ook de investering goed. Als het bedrijf echter niet groeit, kan de investering in waarde dalen. Bij een faillissement van het bedrijf kan de investering zelfs geheel verloren gaan. Investeren brengt dus de nodige risico’s met zich mee. De vergoedingen over de diverse beleggingscategorieën hebben verschillende namen: Beleggingscategorie Rendement Liquiditeiten Rente Obligaties Couponrente, koerswinst Aandelen Dividend, koerswinst Beleggingsobjecten Opbrengst object Investeringen Opbrengst project Opties geven een recht om binnen een afgesproken periode een bepaald goed te kopen of te verkopen, soms voor een vastgestelde prijs; hierover wordt dus geen vergoeding uitgekeerd. Sitel Pagina 2 van 7 Praktische tip Zoek op internet eens naar nieuwsberichten over mislukte beleggingsprojecten, dalende beleggingsopbrengsten, slechte investeringen of frauduleuze projecten. Hierdoor krijg je voor jezelf ook een gevoel bij de diverse risico’s en bij de verschillen tussen sparen en beleggen. Beknopte uitleg werking economische kringloop 1a.2 De kandidaat kan in een eenvoudige economische kringloop de geldstromen en goederenstromen aangeven. In een vereenvoudigde economische kringloop doorloopt een consument de volgende fasen: ▪ Fase 1: consument ontvangt meer loon ▪ Fase 2: consument koopt meer producten ▪ Fase 3: producenten produceren meer; en ▪ Fase 4: de werkgelegenheid is groter. Hieronder zie je een vereenvoudigd schema van de economische kringloop waarin geld en goederen rond elkaar bewegen. Sitel Pagina 3 van 7 De economische kringloop bevat het verloop van goederen- en geldstromen in een economie. Gezinnen kopen zaken die door bedrijven worden geproduceerd. Geld en goederen draaien om elkaar heen. In iedere economische kringloop kom je termen als ‘gezin’, ‘consument’, ‘bedrijf’ en ‘producent’ tegen. De consument kan niet zonder de producent en de producent kan niet zonder de consument. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als je de termen consument en bedrijf vervangt door gezin en producent, krijg je exact dezelfde kringloop. De terminologie is dus ondergeschikt. De consument ontvangt doorgaans loon of een uitkering. Dit geld geeft hij uit aan producten. Dit kunnen grote uitgaven zijn, maar ook de dagelijkse boodschappen. De producten zijn beschikbaar in de kringloop en worden vaak op enig moment weer vervangen door een nieuw product. Zolang de consument voldoende kan besteden, blijft het bedrijf tevreden omdat het kan blijven produceren. Zolang de producent genoeg kan produceren, blijft de consument tevreden omdat hij kan blijven consumeren. Praktische tip Je ziet dus dat alle elementen van de economische kringloop onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden en daarin ook van elkaar afhankelijk zijn. Iedere verandering heeft een gevolg voor de andere stromen binnen de kringloop. Bedenk dus op een logische manier wat een bepaalde verandering voor jouw klant kan teweegbrengen, en neem dit mee in je advies. Twee soorten huishoudens in kringloop Consumenten of huishoudens van consumenten die geld overhouden, worden overschothuishoudens genoemd. Zij geven dus minder geld uit dan er binnenkomt in het huishouden. Overschothuishoudens kunnen hun overschot gebruiken om te sparen of te beleggen. Zij zorgen voor aanbod van vermogen. Consumenten of huishoudens van consumenten die geld te kort komen, worden tekorthuishoudens genoemd: zij geven méér geld uit dan er in het huishouden binnenkomt. Tekorthuishoudens zorgen juist voor de vraag naar vermogen en kunnen hiervoor ontsparen of geld lenen. Samen zorgen zij voor vraag naar en aanbod van geld: de een spaart en de ander leent. Hiermee vormen zij een markt: de financiële markt of vermogensmarkt. Sitel Pagina 4 van 7 Praktische tip Overschothuishoudens hebben doorgaans behoefte aan spaaradvies. Tekorthuishoudens zouden juist behoefte kunnen hebben aan budgetadvies, waarmee de inkomsten en de uitgaven beter op elkaar worden afgestemd. Banken beschikken hiervoor over diverse gratis programma’s die inzichtelijk maken waaraan een huishouden geld uitgeeft. Dit kan klanten helpen om hun budgettering (overzicht van inkomsten en uitgaven) op orde te krijgen. Rol bank op financiële markt 1b.7 De kandidaat kan uitleggen waarom een bank spaargeld aantrekt. Diverse financiële instellingen bedienen de markt van vraag en aanbod van geld. Banken spelen hier een belangrijke rol. Zij trekken spaargeld van de overschothuishoudens aan tegen een vergoeding (spaarrente), en lenen dit vervolgens uit aan bijvoorbeeld de tekorthuishoudens tegen een hogere vergoeding. De bank bedient wat betreft geld zowel de aanbodkant als de vraagkant van de markt, en verdient via het verschil in vergoedingen. Hoe hoger de spaarvergoeding (de rente) die een bank zal geven, hoe eerder een consument geneigd is om bij die bank zijn spaargeld onder te brengen. Hoe meer spaargeld een bank aantrekt, hoe meer geld de bank kan uitlenen, hoe meer de bank verdient. Behalve uitlenen kan de bank geld bijvoorbeeld ook investeren in bedrijven of gebouwen. Praktische tip De hoogste spaarrente is niet altijd een garantie voor een stabiele bank. Soms biedt een bank juist een extra hoge rente omdat ze zelf geld nodig heeft, wat kan inhouden dat ze zelf geld tekort komt. Het is zaak daarop alert te zijn. Levensfasemodel 1a.3 De kandidaat kan de gevolgen van de verschillende levensfasen voor de financiële overzichten (opbrengsten/ uitgaven en bezittingen/schulden) van een klantenhuishouding uitleggen aan de klant. Sitel Pagina 5 van 7 In de diverse fasen van het leven hebben mensen verschillende wensen en doelen. Om in kaart te kunnen brengen of een doel haalbaar is, is inzage in de financiële huishouding nodig. Die inzage ontstaat door het opstellen van een liquiditeitsplan. Een liquiditeitsplan heeft de volgende doelen: het verkrijgen van inzage in uitgaven en inkomsten; en het afstemmen daarvan met de haalbaarheid van het doel. Is het doel bekend én is bekend hoeveel kan of moet worden gespaard voor dat doel, dan is een gerichte inschatting te maken van de haalbaarheid van het spaardoel en van de spaartermijn. Het levensfasemodel is opgesteld op basis van de huidige tijd met veel eenoudergezinnen, eenpersoonshuishoudens en tweeverdieners. Het levensfasemodel is geen wet, maar biedt een algemene weergave van de diverse levensfasen die een mens als consument doorloopt. Het geeft ook een beeld van de behoeften, kansen en zorgen van bepaalde groepen. Het levensfasemodel bestaat uit een aantal leeftijdsgroepen en kent per periode een fasenaam. De leeftijdsgroepen vormen slechts indicaties en verschillen natuurlijk per consument, maar consumenten zijn over het algemeen onder te verdelen in de volgende groepen: Levensfase Eigenschappen Vroege jeugd sterk afhankelijk van anderen eventueel al sparen en betalen weinig eigen bezit Jongvolwassenheid scholieren en studenten vaak een eerste baan weinig zware financiële verplichtingen trouwen koopwoning Middenfase drukke fase geboorte van en zorg voor kinderen financiële verplichtingen nemen toe echtscheiding overlijden werkloosheid arbeidsongeschiktheid Actieve ouderdom gestopt met werken nog in goede gezondheid pensioen ontsparen van opgebouwd vermogen Afhankelijke ouderdom gezondheid neemt af toename afhankelijkheid van anderen toename zorgkosten vermogensplanning over de erfenis Sitel Pagina 6 van 7 Afhankelijk van de levensfase van de consument kan in kaart worden gebracht welke uitgaven hij nog voor de boeg heeft, bijvoorbeeld de koop van een woning. Ook kan gekeken worden naar welke termijnbeslissing hij hierbij moet nemen, zoals sparen op korte, middellange of lange termijn. Kortetermijnbeslissingen hebben altijd invloed op de middel en lange termijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het afsluiten van een doorlopend krediet: de consument leent een bepaald bedrag om bijvoorbeeld een grote uitgave te kunnen doen. De consument krijgt dan direct de beschikking over geleend geld en moet dit terugbetalen binnen een middellange of lange termijn. Door de betalingsverplichting heeft de kortetermijnbeslissing invloed op de toekomstige levensfasen; daarin loopt de betalingsverplichting namelijk mee zolang deze nog actief is. Praktische tip Door goed te kijken naar in welke levensfase een consument zit, kom je ook tot bepaalde producten die je adviseert, bijvoorbeeld een verzekering. Iemand in de vroege jeugd zal nog weinig behoefte hebben aan een verzekering, terwijl iemand in de middenfase wellicht openstaat voor verzekeringen voor zijn woning, auto, inkomensbescherming, etc. Breng samen met de klant diens wensen en behoeften in kaart. Breng samen met de klant goed in kaart hoe diens inkomsten en uitgaven zich tot elkaar verhouden. Gebruik eventueel een begrotingsformulier van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) om een helder overzicht te krijgen. Heeft de klant spaargeld of kan hij sparen? Stem dan goed af voor welke periode en met welk doel hij gaat sparen. Houd hierbij altijd in de gaten of de klant het geld op een later moment misschien alsnog nodig heeft. Heeft de klant juist behoefte aan geld? Bekijk dan samen met de klant of en hoe hij zijn uitgavenpatroon kan aanpassen. Er is een oefening beschikbaar waarmee je kan checken of je de stof beheerst. Klik hier om naar je persoonlijke digitale leeromgeving te gaan en deze oefening te doorlopen. Sitel Pagina 7 van 7