Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Full Transcript

lOMoARcPSD|30730210 AFP Aantomie en fysiologie LP1 Anatomie Fysiologie en Pathologie (Avans Hogeschool) Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Les 1 AFP Inleding: Latijnse nam...

lOMoARcPSD|30730210 AFP Aantomie en fysiologie LP1 Anatomie Fysiologie en Pathologie (Avans Hogeschool) Studeersnel wordt niet gesponsord of ondersteund door een hogeschool of universiteit Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Les 1 AFP Inleding: Latijnse namen: Moet je deze kennen! Anatomie: Hoe is ons lichaam opgebouwd. Hoe ziet het eruit. Fysiologie: Hoe het werkt. Wetenchap die zich bezig houdt met de Patalogie: Ziekte Orthopodie: Bewegings aparat: Botten etc. Cardiaal: Hart. Collom factuur: en breuk Clavicular is de sleutelbeen Conservatief: Tumor (Latijnse) – Kwaadaardig tumos is kanker Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Wat is een cel? In de biologie de cel het kleinste onderedeel van een organisatsme dat alle genetische informaie van de organisme bevat. Cel- Kleinste Wat is een weefsel? Ons lichaam is opgebouwd uit cellen. Die cellen zwerven niet los door ons lichaam maar liggen vast in structuren, weefsel genoemd. ( diferente tipo di cel ku mes un funshon) Wat is een orgaan? Een uit verschillende weefsels samengesteld onderdeel van het lichaam met een specifieke functie bijvoorbeeld maag, oog, hart; ( een orgaan is verder onderdeel van een stelsel (of systeem) met dezelfde lichaamsfunctie bijvoorbeeld bloedsomloop, ademhalingsstelsel, zenuwstelsel.) Wat is een orgaanstelsel? Verschillende organen die nauw samenwerken vormen samen een orgaansysteem of orgaanstelsel. Een orgaanstelsel is een groep van organen die nauw samenwerken. Weefsel kenmerk geeft prikkels door Organen bestaaat uit meerder wefels: Bijvoorbeld: Een hart bestaat voor een groot deel uit spierweefsel, vetweefsel, zenuwweefsel en de weefsels die de bloedvaten vormen. Ademhalings stelsel bestaat uit: de mod, neus, luchtpijp en longen. Moeten de bouw van de cel weten. Cel kern – DNA Stofwisseling (Metabolisme): zijn alle reacties die un de cel plaatsvind Stofwisseling is de manier en snelheid waarop je lichaam voedingsstoffen omzet naar energie. Celmembraan- zit omheen, om het bij elkaar te houden. Aan het buiten kant van de cel. De fuctie is om alle stoffen die de cel in moeten, of uit moeten, moeten door het membraan. Het membraan setecteert welke stoffen door erdoor mogen en welke stoffen niet. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Semi terminaro: zuurstof en kooldioxide. FP Vloeistofcompartimenten Bloedcel inter fluid, intra fluid Anabole reactie ( Assimilatie) : De anabole processen in het lichaam zorgen voor de opbouw van weefsels en spieren, maar ook voor de opslag van koolhydraten en vet. Katabole reactie (Dissimilatie) : het afbreken via een katabool reactiepad van grote moleculen in kleinere moleculen in de cel(len) van een organisme. Actief transport kost energie (ATP) en gaat van een lage naar een hoge concentratie. Passief transport gaat van een hoge naar een lage concentratie en kost geen energie. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 OSMOSE DIFUSSIE Premiabel i semipremiabel Week 2 Les 2 4 Weefseltypen (welke) 1. Dekweefsel - Epithelen - Klierweefsel – Afval stoffen uitvoeren ( Zweet) 2. Steunweefsel - Bindweefsel - Kraakbeen - Botweefsel - Bloed en lymfe 3. Spierweefsel - Dwarsgestreept spierweefsel - Glad spierweefsel - Hartspierweefsel 4. Zenuwweefsel - Neuronen - Neuroglia 1. Wat is kenmerkend aan het type weefsel? Dekweefsel ? Epithelen - Dekweefsel, contact met buiten wereld. 2. Wat is de functie van het type weefsel? - Bekleden de oppervlakten en holten van het lichaam en spelen dus een rol van bescherming en transport 3. Waar in het lichaam vinden we dit type weefsel? - Het lichaamsoppervlak, zoals bijvoorbeeld de huid Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 1. Wat is kenmerkend aan het type weefsel? (Steunweefsel) - Tussen de cellen light de tussencelstof ( matrix). Deze matrix bepaalt ed functie en vorm van het type steunweefsel. 2. Wat is de functie van het type weefsel? - Verbinding - Geven van steun/ stabiliteit - verzorging 3. Waar in het lichaam vinden we dit type weefsel? - Rondom gewrichten 1. Wat is kenmerkend aan het type weefsel? (Spier weeefsel) - Bestaat uit parallel gelegen myo= Spier myofibrillen - - Eiwitketens die bestaan uit actinefilamenten enn myosinefilamenten - Actie en myosne schuiven mbv ATP in elkaar en laat daarmee de dpier contraheren. 2. Wat is de functie van het type weefsel? - Lichaam laten bewegen 3. Waar in het lichaam vinden we dit type weefsel? 1. Wat is kenmerkend aan het type weefsel? Zenuwweefsel - Prikkelbaar voor kleine electrischee signalen, impulsen , en stuurt deze door naar andrere edlen van het lichaam 2. Wat is de functie van het type weefsel? - Vervoeren van implusen - Isolatie, voeding, onderhoud. 3. Waar in het lichaam vinden we dit type weefsel? - Entreale zenuwstelsel ( hersenen, ruggemerg) Exotreen, Buiten lichaam en endosicretie: in lichaam Animaal outonoom Anatomische huoding TOPOGRAFIE VAN HET LICHAAM: Waarom van belang: - Plaats beschrijving internationaal gebruikt - Noding voor de zorgprofessional, weet waar iets gelokaliseerd is Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Anatomische houding: - Rechtop staand - Hoofd rechtop - Armen gestrekt naast lichaam - Handpalmen naar voren gericht - Voeten iets uit elkaar Vene: ader Lesweek 3: Apex van het hart bijzetten. Sinus knoop: geeft prikkels, Sinus ritme, Electrish signaal gaat naaar av knoop. = tussen artrium en vertrikel. (ECG) Sympaticus* 60/70 per minut P : vulllings fase/ pasive vullings fase. QRS: de actie fase/ contractie = samen knijpen T : Rust fase Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Week 4 Antwoord puzzel : Bloeddruk 1. Hartminuutvolume/cardiac output : Dit bedraagt ongeveer 5 liter per minuut bij een gezonde volwassene in rust. 2. Perifere weerstand : Weerstand die de bloedsomloop ondervindt van de (elastische) bloedvatwanden. 3. Hartfrequentie : Dit bedraagt ongeveer 70 per minuut bij een gezonde volwassene in rust. 4. Slagvolume : De hoeveelheid bloed die door de kamers per systole het lichaam in wordt gepompt. 5. Viscositeit : Hiermee wordt ook wel de stroperigheid/dikheid van het bloed bedoeld 6. Doorsnede arteriolen : Dit wordt beïnvloed d.m.v. vasoconstrictie en vasodilatatie 7. Sympaticus : Door stimulatie van dit systeem zal de hartfrequentie stijgen. 8. Parasympaticus : Door stimulatie van dit systeem zal de hartfrequentie dalen. 9. Contractiliteit : Het vermogen om te kunnen samentrekken. 10. Einddiastolisch volume afhankelijk van veneuze return : De hoeveelheid bloed in het hart aan het eind van de ontspanningsfase van het hart. 11. Rode bloedcellen : Wat is een ander woord voor erytrocyten? 12. Lokale stofwisseling : Metabolisme in een specifiek gebied. 13. Sympaticus/hormonaal (adrenaline) : Onderdeel van het autonome zenuwstelsel. 14. RAAS : Regelsysteem waarbij de nier nauw betrokken is. 15. Oa. Spierpomp/adempomp : Mechanismen die het lichaam heeft om terugstroom van het bloed (veneuze return) naar het hart te stimuleren 16. Bloedvolume : Dit bedraagt in een gezond volwassen lichaam ongeveer 5-6 liter. 7. Sympaticus 3.Hartfrequentie 8. Parasympaticus 1.HMV (CO) bloeddruk 9. Contractiliteit 4. Slagvolume 5. Viscositeit 2. Perifere weerstand 13. Sympaticus/ hormonaal 10. Einddiastolisch volume afh. van veneuze return 15. OA. Spierpomp / adempomp 11. Rode bloedcellen 16. Bloedvolume 12. Lokale stofwisseling 6. Doorsned arteriolen 13. Sympaticus/hormonaal 13. Sympaticus/ hormonaal 14. RAAS Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 AFP werkgroep 5, lesweek 6 Leerdoelen In deze werkgroep staan de volgende leerdoelen centraal: • De student legt het proces van stoffenuitwisseling tussen bloed en weefselvocht uit; • De student legt de mechanismen van de niet-specifieke en de specifieke immuniteit uit; • De student legt uit wat passieve en actieve immunisatie betekent; • De student licht toe wat het ABO-bloedgroepsysteem inhoudt; • De student licht toe wat de resusbloedgroep inhoudt. Het proces van stoffenuitwisseling tussen bloed en weefselvocht uit. Kennisclip 1: Oedeem Oedeem is een ophoping van vocht in weefsel. (meest bekend van vocht in enkel en vocht achter longen.) Ze hebben temaken met de hartvatten. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 alduminum is eiwitten. Pitting oedeem: ora bo prik den bo pia i e keda hol Ascites: Pleurale effusie: Vocht achter de longen. Kenisclip 2: Asmotische druk heeft te maken met oeisme bloeddruk. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Wat gebeurt er bij Kennisklip 3: Inhoud: Kernclip 4: Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Kernclip 5 Inwendinge omgeving: Het vocht dat de lichaamscellen omspoelt. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Werkgroep 6, lesweek 7 Leerdoelen In deze werkgroep staan de volgende leerdoelen centraal: • De student kan de bouw en functies van de luchtwegen beschrijven; • De student kan de bouw en functie van het longvlies beschrijven; • De student kan de vaatvoorziening van de luchtwegen beschrijven; • De student kan de gaswisselingsprocessen in de longen en in de weefsels omschrijven; • De student kan uitleggen hoe de ademhalingsbewegingen tot stand komen; • De student kan de regulatie van de ademhaling uitleggen; • De student kan benoemen wat je kan observeren bij een zorgvrager met een pneumonie; • De student kan benoemen wat je kan observeren om de ernst van kortademigheid in te schatten. Kennisclip 1: Dit gaat over de bronchien. Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Kennisclip 2: Gasuitwisseling Diffusie- passive transport Kennisclip 3: Gedownload door Mees Visser ([email protected]) lOMoARcPSD|30730210 Bij voorbereidings opdracht 2 Symptomen pneumonie - Benauwdheid - Hoesten ( met evt. Zere keel en ophoesten van groen of geel slijm) - Pijn op de borst, verergerd door diep ademhalen en hoesten - Verkoudheid - Algeheel gevoel van ziek zijn: slechte eetlust, vermoeidheid, hoofdpijn. - Koorts Observaties/metingen - Ademhaling : Frequentie, diepte, geluiden, hebruik ademhalingsspieren (bij pneumonie snelle, oppervlakkige ademhaling) - Saturatie - Neusvleugelen - Kleur van de patient ( huid, lippen, slijmvliezen) - Kleur en samenstelling van sputum (bij pneumonie eerder groen/geel, dik sputum) - Temperatuur : Transpiratie/ rillingen ( bij pneumonie vaak koorts >38.5 ) Gedownload door Mees Visser ([email protected])

Use Quizgecko on...
Browser
Browser