OIA - Social Science Research Methodology PDF

Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...
Loading...

Document Details

BrightestCourage5324

Uploaded by BrightestCourage5324

Radboud University

Tags

social science research research methodology social science general introduction

Summary

This document provides an introduction to social science research, outlining the research methods, theories, and concepts used in the field. It covers topics including the scientific method, research questions, hypotheses, methodologies, and theoretical approaches. The author provides explanations of various concepts like deduction, induction and falsification.

Full Transcript

**OIA** 1.Introductie sociaalwetenschappelijk onderzoek **OPZET CURSUS** de wetenschappelijke methode ,voor de natuurwetenschappen ontworpen. Je neemt dingen waaronderzoeksvraag-\>theorieexperiment conclusieresultaat(vervolgonderzoek doen, opbouwen op elkaar voort) Onderzoeksvraag: Is altijd ee...

**OIA** 1.Introductie sociaalwetenschappelijk onderzoek **OPZET CURSUS** de wetenschappelijke methode ,voor de natuurwetenschappen ontworpen. Je neemt dingen waaronderzoeksvraag-\>theorieexperiment conclusieresultaat(vervolgonderzoek doen, opbouwen op elkaar voort) Onderzoeksvraag: Is altijd een kennisvraag(die de informatie oplevert, de kennis die je er voor nodig hebt Theorie: set uitspraken ,hieruit volgt een hypothese, bepaalde beweringen die als ene hypothese kan worden Hypothese: voorbedacht antwoord op de onderzoeksvraag, er is een verwachting Mogelijkheden om het empirische te onderzoeken: survey, kwalitatief onderzoek Blijken of de hypothese op Methodologie: theorie achter het onderzoek doen, waarom is een bepaalde onderzoeksmethode nodig? Methoden en technieken: gereedschapskist, instrumenten om onderzoek te doen hoe doe ik het interview/vragen/analysetechnieken **WETENSCHAPELIJKTHEORETISCHE BEGRIPPEN** Ideeën vs bewijsvoering(wetenschappelijke ondersteuning) Ideeën worden vertaald in theorie. Empirisch om die ondersteuning te vinden. Theorie Groupthink: tunnelvisie hebben In een groep die streven naar consensus(gemeenschappelijk besluit) staat kritisch bespreking van alternatieven in de weg staat. Mensen durven niet kritisch te zijn, vanwege consequenties. Wat gaat mis een besluit, als je competent(intelligent) mensen bij elkaar, maar een slecht besluit uit. Inrichting van het proces Binnen is Theorie achter theorie: kennisverwerving Inductie: vanuit empirische Ik als onderzoeker ga waarnemen in de empirie(allemaal individuele observatiehieruit volgt een algemener patroon Deductie: een bepaald idee patroonbepaalde verwachting en ga dat kijken of dat in empirie klopt. Abductie: een bepaald patroon iets waargenomen(empirisch), maar geen theoriedus achteraf een hypothese/theorie bedacht. Kwantiteit: data Model gemaakt af het waargenomen patroon te kunne reproduceren. Door de factoren te kunne vinden voor het patroon rechtvaardigheid Verificatie: in empirie(werkelijkheid ) gaan waarnemen, ga kijken of het ondersteund wordt in de theorie Falsificatie: uitzonderingen waar je je theorie niet ondersteund word context of discovery empirische waarnemingen: die we zelf doen waarnemen. Verschillend interpretatie Justificatie: nagaan of de kennis juist is en hoe toets je dat? Objectief algemene maatstaven(hoe objectief is dit?) Intersubjectieve discipline: waar iedereen mee eens is dat iets klopt(Peerreview: de wetenschap zelf bepaald het of het goed is) Logische positivisme Demarcatiecriterium: grens tussen wel wetenschappelijke en niet wetenschappelijke kennis Logische positivisme: starten waarnemingen zijn de basis van onze kennis(emperische:zintuigen Kennisverwerving g via inductie Toetsing door verificatie: conditie ondersteuning zoeken voor het patroon Popper/kritische rationalisme Niemand kan objectief de werkelijkheid waarnemen ,eerste de theorie uitwerken Theoretische veronderstellingen als basis. Kennisverwering: deductie, afleiden hypothese en die test ik via falsificatie(zoeken waar niet overkomt met het patroon). **WETENSCHAPELIJKE BEGRIPPEN** **Kernconcepten:** -model: Impliciet: iets wat je niet direct kan waarnemingen, in je hoofd(gedachtes bv) Expliciet: iets wat direct waargenomen is. - Fysiek: - Conceptueel: concepten aan elkaar gelinkt worden *Bijvoorbeeld 1 mate van groepscohesie(sterk verboden groep) meerstreven meer naar unanimiteitminder alternatieve besprokenbesluit kwaliteit minder* -Wet: Normatief: normen (regels bedacht),als we de grens overgaan is er een sanctie) Empirisch: wetenschappelijk waargenomen -Theorie: dient om een fenomeen te verklaren *Bijvoorbeeld* *Oorzaak groupthink: algemene uitspraak=een hechte groep(cohesie)* -Hypothese: laatste afleiding, voorlopige veronderstelling die uit de theorie is afgeleid. -experiment **Type begrippen** Individueel: één object is gehangen Universeel: hele groep objecten betreft, die overal kunnen zijn. *Bv:banken* Empirisch: wat je kunt waarnemen Niet-empirisch: iets wat je niet kan waarnemen Resultaat is er ,maar de oorzaak is niet te zien. **Typen uitspraken** Analytische: niet-empirisch vaststelt, Synthetische: empirische vastgesteld Feitelijk: hoe het daadwerkelijk eruit uit ziet(definitie belangrijk) Opinie: opvatting, mening(jij vindt dat) Normatief: Een wens, een norm Singulier: één aspect Universeel: algemeen *Bv:alle* Particulier:een klein gedeelt *Bv:sommige* Statische: dit moment *Bv:* *Dynamisch:* *Bv: afgelopen decennia* Beschrijvend: aangeeft hoe iets eruit ziet Verklarend: waarom iets is Prescriptief : oorzaken(door, omdat) **Verklaringsmodellen** Deductief-nomologische: specifiek dooredeneren Daardoor Inductief-statistisch: waarschijnlijkheden uit eerder onderzoeken *Bv :Empirische getal toevoeging* **SOCIAAL WETENSCHAPELIJK ONDERZOEK** Universele Determinisme wetmatigheden die er niet zijn? -nadenken over de situatie waar we ons bevinden - Werkelijkheid om ons heen - Onze rol in die werkelijkheid Oorzaken 1.Men verschilt in waarneming/interpretatie - Nemen dingen ''for granted'' in onze wereld - We definiëren situaties op je eigen kennis - Men geeft achtergrondkennis door - Kennis is sociaal gedeelde kennis(Hoe je opgroeit en socialiseert) - Achtergrondkennis per persoon verschilt door waar je vandaan komt(hoe je wordt opgevoed/hoe je naar de werkelijkheid kijkt) 2.Mens gebruiken taal: woorden en dingen Objectiveren: communiceren over dingen die nu niet direct hier zijn Taal reproduceert: in welke context het is geplaats 3.Mensen bedenken oplossingen mensen bedenken hulpmiddelen voor problemen - Materieel: werktuigen - Immaterieel: systemen - Nieuwe hulpmiddelen leidt tot nieuw gedrag 4\. Mens passen hun gedrag aan Aanleidingnemen dat waar/interpretatienieuwe handelingengevolgen(waar we op reageren) *Bijvoorbeeld covidperiode: elke keer weer nieuwe informatienieuw gedrag* *2. Onderzoeksstrategieën en interventiemethoden* Defintie: een set samenhangend beslissingen hoe je een onderzoek gaat uitvoeren,coherend -beslingenen -in die beslissingenmoet coherent zijn Validiteit:opinies vasstelen,krijg ook daadwerkelijk de opinies te Betrouwbaarheid: herhaling zelfde omstandigheden,krijg je dan dezelfde reusltaten Typen onderzoeksstrategién Klassieke strategieën: Experiment,case study,survey, Interventiemethode: probleem structuren Onderzoek cyclus: Ontwerp onderzoek:probleemanalyse,doelstelling,vraagstelling,definiering,operarilisering Uitvoering van het onderzoek: waarneming of dataverzameling Rapportage: analyse van gegevens, conclusies Vb: gemiddelde leeftijd Eisen aan voldoen, daar hoe je rekening mee in het ontwerp van het onderzoek. Theoriegericht: literatuur gebruiken voor een onderzoeksvraag. Aanleiding is dat een theorie niet klopt Praktijkgericht :aanleiding bij een organisatie, maatschappelijke probleem. Een probleem in een reële situatie **Probleemstelling** Theorie: Doel :bijdrage nieuwe kennis Vraag: welke kennis nodig Praktijk Doel: bijdrage aan het veranderen praktijk situatie Vraag: welke kennis is nodig Verschil in praktijk en theoriegericht onderzoek bij de aanleiding en doel onderzoek **Theorie:** theorieën die voorlopig antwoord geven op de vraag. Wat zijn de onderzoeksresultaten **Onderzoek** Experiment casestudy Survey Systeem dynamica GMB Mixed methods: combinatie van soort onderzoeksmethode **Onderzoeksvraag** **Statissche vs dynamisch:** Dynamische vraag:In hoe verre verandernd van 25 jaar Over een periode Statisch:bepaald vast tijd -- -- -- -- -- -- -- -- **Beschrijvend:**hoe het verschijnsel eruit ziet **Verklarend:** Oorzaak-gevolg,welfe factoren bepalen dat) Allen stellen als de beschrijvend vraag al is beantwoord. Verder bouwen opvoorgaande theorie **Toesend:** verwachting in de vraag( idee zit er al achter, hypothese) **Verleden** **Heden** **Toekomst** Kwantitatief: Kwalitatief **Onderzoeksstrategieën** Survey: doorsnede bepaalde groep mensen over war dingen denken, kenmerken Onderzoekseenheid: Waarnemigseenheden: eenheden waar ik de data ga verzamelen *Bv: de Nederlanders(1000 Nederlanders)* S: Groot E:klein C:klein Eigenschapen: Kenmerken van je onderzoek elementen.Meerde vragen soms nodig. S:varieert E:weinig Imago van een bedrijf C:veel Methodes van waarnemen en dataverzamenling S:vragenlijst Metingen: wanneer het wordt afgenomen S:één moment Analyses: S:kwantitatief *Surveyvoorbeelden* **-Opiniepanel:** Voordeel: hele grote groep mensen Nadeel: mechanisme dat jezelf moet aanmelden(zelfselectie) Zelfselectie: geen goeie afspiegeling van de populatie -**SBS:** Random steekproeven Random: iedereen dezelfde kans om daarin te komen **Steekproef** Niet-A/select A/Select(random): iedereen dezelfde kans om daarin te komen Administratie (via website)zorgen voor niet-A/selectie Onderscheidt vertalen naar een grotere populatie(Door a-select) Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met tekst, schermopname, diagram, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image2.png) Interventiemethoden Systeem Dynamica Experiment designs Voormeting: wel stimulus(informatie van het onderzoek interessant) Nameting: verschil van groepen in verschil voor en-nametingen Afbeelding met Lettertype, schermopname, lijn, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving Vragen kan antwoorden over de toekomst. O:meting X:stimulus R:randomdisatie van groepen toegewezen, zodat er geen selectie plaatsvindt Vertekening samenstelling groep Voormetingseffecten: -onthouden wat ze hebben ingevuld Dit voorkomen door Solomon-fourgroep Wel-of geen voormeting -effect van dat ze al een voormeting hebben gehad ![Afbeelding met lijn, diagram, Lettertype, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image4.png) \- Quasi-experiment: verschil experimentiele en niet experimentele groep met een meting Voor- en nameting Causaliteit onderzoeken in een experiment: Casestudy: bestuderen casus Case: zoveel mogelijk informatie bij elkaar brengen *VB: situatie(stakingen openbaar vervoer)* Systeem Dynamica Cosnsensus model:heeft meerdere sessies Doel tot loop komen Loop: Vb:fileprobleem Meer wegen vaker auto pakken verdwijnt het probleem niet. Men zit in een loop. Afbeelding met tekst, diagram, cirkel, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met lijn, Lettertype, schermopname, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image6.png) Casestudy: bestuderen casus Case: zoveel mogelijk informatie bij elkaar brengen *VB: situatie(stakingen openbaar vervoer)* Group-model building Midden Daaromheen mensen -Lijst kenmerken bij het probleem horen(Welke factoren) -Discussie over de verbanden tussen de factoren. Externe validiteit: beïnvloeding op het experiment van buitenaf Interne validiteit: beïnvloeding op het experiment binnen af Hoorcollege 3: Probleemstelling: begin van je onderzoek Literatuurstudieconceptueel model Literatuurstudie: onderzoeken wat al bekend is qua informatie Laquene: aanleiding om daar onderzoek naar te doen(iets wat nog niet is gedaan),theorie niet goed getoetst Zelfde studie doen, behalve als het belangrijk om het te herhalen( andere omstandigheden, vadiltieit,fraudegevallren,) Probleemstelling+theortische model+literatuur= concuptueel model(visualisering tussen de realties die je gaat onderzoeken) Doelstelling -probleemanalyse -bijdrage Probleemanalyse is de literatuur stidue: wat is er aan de hand ,aanleiding probleemlevert welke bijdrage je levert 2 vraagstelling -kennis nodig om die bijdrage te kunnen levererne Kennis vertaal je in een vraagvraagstelling(doel,aanleiding probleem **Doelstelling** -bijdrage: externe doel:kennis buiten je onderzoek om te gebruiken op een probleem op te lossten -benodigde kennis:interne doel(in je onderzoek te weten komen)(niet in vraag vorm)kennis die je wilt vergaren door je onderzoek -aansluiting op aanleiding(haalbaarheid) *Vb aanleidng dalend vertrouwen, doelstelling daarop laten aansluiten* *Bijdrage aan consumenten vertrouwen, bijdrage verberten vetrouwen bedrijf x* Aanleiding laquende van vertrouwen, doelstelling iets over vertrouwen Doestelling vb: het doel is een bijdrage(externe) leveren ,in welke mate ,door na te gaan(interne doel) verschillend omvang Kritiekpunten -onderdeel aan elkaar gekoppeld, goed beargumenteren, constantie aan elkaar koppelen(op elkaar aansluiten) **Vraagstelling**: interen doel(kennis die je nodig hebt onderzoek) [Eisen] -kennisvraag(empirische te onderzoeken) -eenheden(over wie? groep /populatie) en eigenschappen(kenmerken/eigenschappen van de populatie: variabelen(verwachten die mate van varieert: laag/midden/hoog) -aansluiting op doelstelling *Constante*: dezelfde uitkomsten bij de populatie *Kennisvraag*: beschrijvende vraag *Handelingsvraag*: op welke manier...vergroten(handeling nooit je vraagstelling Verklarende vraag geen hypothese *Hoofdvraag*: *Deelvraag:* handig om je onderzoek te structureren/rapport te structuren Alleen kennis opleveren waarmee je de hoofvraag kan beantwoorden. Deelvragen niet het domein verbreden van een onderzoek Werknemers: eenheid Variabelen: de grootte van de organisatie waar zij werken?, betrokken voelen bij hun organisatie samen In welke mate hangt de mate waarin werknemers zich betrokken voelen bij hun organisatie samen met de grootte van de organisatie waar zij werken? [Deelvraag 1]: In welke mate voelen werknemers zich betrokken bij hun organisatie?:variabele 1 [Deelvraag 2]: In welke mate verschillen werknemers in de grootte van de bedrijven waar zij werken?:variabele 2 Hiermee onderzoek je de samenhang tussen bepaalde factoren Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, Rechthoek Automatisch gegenereerde beschrijving Samenhangende relatie :2 variabelen aan elkaar gekoppeld/patroon Causale relatie daardoor(oorzakelijk aan de betrokkenheid) Beschrijvende: in welke mate, beschrijven hoe de variatie eruit ziet(laagste niveau) Toetsende vraag: veronderstelling in de vraag Hiërarchie: Verklarend/beschrijvend Samenhangend vraag: beschrijvende vraag Typen onderzoeksvragen ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image11.png) Theorieontwikkeling -hiaten \- Empirische cyclus: ontwerpen van interventieplan(welke kennis nodig Verschil in de bijdrage van soort onderzoek Survey: onderzoekdesign Interventie cyclus: wat is het probleem, ontwerp verandering, implementeren verandering, verandering evalueren Theorietoetsing: Bepaalde inzichten die in de samenleving gaande zijn(maar niet emeperische zijn getoets Beleidsmaker interssant vinden om mee te nemen bedrijf(niet insteek onderzoek) Wetenschapelijk puzzel oplossen Niet emeprsiche onderzocht:aanleidng probleem Genarliseren theorie: universeel zijn theorie(daarom herhaling van een theorie Vb Door financiële ontwikkelingen neemt de druk op het pensioenstelsel toe. Er worden voorstellen gedaan om de regelingen te wijzigen en de communicatie te verbeteren.(aanleiding) [Doel: aanleiidng] Een bijdrage leveren aan de verbetering van de communicatie omtrent pensioen (regelingen), door na te gaan wat de mening is over het pensioen en de regelingen bij de deelnemers(x).\--\>specifieker zijn(kritiekpunt) Formele opstelling -extern doel: welke kennis je wilt verzamelen -intern doel: bijdrage, waarom verbeterd worden Doel: Een bijdrage leveren aan de verbetering van de communicatie omtrent pensioen (regelingen), door na te gaan wat de mening is over het pensioen en de regelingen bij de deelnemers. [Onderzoeksvragen=vraagstelling] 1. Wat weten deelnemers over hun pensioenregelingen?draagt niet mee onderzoek,mening is anders dan kennis 2. Hebben deelnemers vertrouwen in hun toekomst na de pensioendatum? Relatie tussen de twee 3. Hoe willen deelnemers benaderd worden door hun pensioenfonds of pensioenverzekeraar? Precies naar de doelstelling moet overeenkomen Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, lijn Automatisch gegenereerde beschrijving Symmetrische: samenhang Asymmetrische: causaal Oorzaakgevolg Geen (causaal verband): toetsen een verband ,maar die is er niet(streep erodoor heen +:positief verband -:negatief verband *Vb:* ![](media/image13.png) Causaal verband *Close reading*:f ormulering bekijken(relatie tussen variabelen) Samenhang:relatie En daardoor ,dat leidt tot, bepaald dat, invloed op=causaal effecten Causalitiet -enkelvoudig: Terugkoppeling:systeem dynimca \_ Vb 1 Welk conceptueel model In welke mate is er een relatie tussen de arbeidstevredenheid van werknemers en de mate waarin zij zich betrokken voelen bij de organisatie waar zij werken? *Naarmate werknemers meer tevreden zijn met hun werk, zijn zij meer betrokken bij de organisatie waar zij werken.* Oorzaak-gevolg, want naarmate de tevredenheid toeneemt, zal er meer betrokkenheid zijn(gevolg) fout Want er is niet een soort signaalwoord Relatie: samenhang Twee variabelen die samenhangend ,positief relatie *VB 2 Welk conceptueel model* In welke mate is er een relatie tussen de arbeidstevredenheid van werknemers en de mate waarin zij zich betrokken voelen bij de organisatie waar zij werken? *Naarmate werknemers meer tevreden zij over hun werk, zijn zij daardoor meer betrokken bij de organisatie waar zij werken.* Daardoor geeft een causale relatie, met een positief verband **[Vraag 1]** In welke mate is er een invloed van leeftijd en arbeidstevredenheid van werknemers op de mate waarin zij zich betrokken voelen bij de organisatie waar zij werken? Model B,Beide factoren invloed op de betrokkenheid **[Vraag 2]** In welke mate verschilt de invloed van arbeidstevredenheid op de mate waarin werknemers zich betrokken voelen bij de organisatie waar zij werken voor oudere en jongere werknemers. *Leeftijd heeft alleen invloed op de betrokkenheid. Het effect afhankelijk is van de conditie van de andere variabel. Niet meer generaliseren, hangt af van conditie...(**conditionele effecten**)* **Deductief afleiden** Model A, want afhankelijke factoren Eigenstandige effecten *Waarom? Invloed op de invloed ,interactie effect(theoretische model)* *Enige model waarin een variabel geen effect op de andere ,effect op het effect van de ander heeft.* **Med** **In hoeverre wordt de invloed** van leeftijd op de mate waarin werknemers zich betrokken voelen bij de organisatie waar zij **werken geïntervenieerd doo**r de mate waarin zij tevreden zijn met hun werk? Samenhangend: waarbij de conditie Leeftijdarbeidstevredenheidbetrokkenheid \+ + Geïntervenieerd: mediatie effecten VB 5 Hoe ziet het conceptuele model eruit als...: de relatie tussen arbeidstevredenheid en betrokkenheid bij de organisatie tot stand komt door leeftijd? Arbeists tevredenheid betrokkenheid Schijnrelatie: een factor die beiden beïnvloed Leeftijd Arbeidstevredenheid betrokkenheid Verband zonder de een de andere beïnvloed Weet niet hoe het komt, wat veroorzaakt. Vb: ijsjesverdrinken ,geen relatie De relatie zegt inhoudelijk niks.Gemeenschappelijke oorzaak Hoe ziet het conceptuele model eruit als...: de relatie tussen arbeidstevredenheid en betrokkenheid een terugkoppeling heeft. Feedbackrelatie arbeids tevredenheid betrokkenheid correlatie bronnen weektaak 2 **Hoorcollege 4 Operationaliseren, meten en waarnemen** **Operationalisatie: vertaalfase** Validiteit -intern: in staat om te meten wat ik wil meten. Vragen meet ik daadwerkelijk het fenomeen. *Bijvoorbeeld: leeftijd wat is je geboortedatum(voorkomt dat mensen liegen)* -extern: steekproef resultaten kan generaliseren naar de populatie. Mag ik mijn onderzoeksresultaten generaliseren over de populatie die je gebruikt in je onderzoek Voorwaarde: steekproef a-select Aselect/niet-a select Onderzoekseenheid=populatie Betrouwbaarheid: als ik het onderzoek zou herhalen in min of meer dezelfde omstandigheden krijg ik min of meer dezelfde resultaten Metafoor: perfecte schutter Meting altijd in de roos(goed geweer/of niet) Assumptie: perfecte schutter Kwaliteit van de geweren Afbeelding met cirkel, diagram, schermopname, ontwerp Automatisch gegenereerde beschrijving 1 elke keer in roos schiet, hetzelfde plekbetrouwbaarheid Validiteit=waar je uit wilt komen, in de roos! systematische afwijking II: niet betrouwbaar, Opschoot niveau is niet valide In de roos is per toevaltoevallige meetfouten III: betrouwbaarheid, valideconstantheid, doel van het onderzoek IIIV: iets meer betrouwbaar,iets meer vlaide waarmee je het vergelijkt Middenweg van vadilteit en betrouwbaarvergelijking Sysyematische fout:betrouwbaarheid en niet-valide Toevallige meetfout: niet-betrouwbaar en niet-valide Iers betrouwbaar is niet gelijk valide, wel valide dan is het wel betrouwbaar Probleemstelling [Doelstelling: ] Een bijdrage leveren aan de theorievorming over de factoren die groepsbesluitvormingsprocessen beïnvloeden, door na te gaan wat de relatie is tussen groepscohesie en de effectiviteit van groepsbesluitvormingsprocessen. [Vraagstelling: ] Wat is de invloed van groepscohesie op de effectiviteit van het groepsbesluitvormingsproces? Conceptueel model Groepscohesieeffectiviteit van groepsbesluitvormingsproces Waarom? **Empirische toetsen** - Hypothese confronteren met *waarneembare* werkelijkheid. - In groepen met een hoge groepscohesie is de effectiviteit van het groepsbesluitvormingsproces geringer dan in groepen met een lage groepscohesiehypothese - Als deze uitspraak waar is, wat verwacht je in de werkelijkheid aan te treffen? 1. Begriptheoretische defenitie(wat betekent het begrip) -encyclopedei,globaal onder verstaan 2\. Operationeel definitie: concreter, meer handvaten waar je naar gaat kijken in emepriie, waarneembare elementen [Regels voor definitie] - Niet dezelfde begrippen/synoniemen - Duidelijke termen: eenvoudigheid - Geen cirkelredenering: geen tautologie - Geen opsomming - Geen uitsluiting: niet negatief definiëren - Beknopt definiendum = definiens [Typen:] - **Theoretische definitie:** bouwt voort op je weetaansluiting erop door dezelfde definitie gebruiken als andere onderzoekenwel kritische blijven - **Operationele definitie:iets meer herb** - **Stipulatieve definitie:** geen goede definitie zijn voor een bepaalde fenomeen, werkafspraak als onderzoeker en de lezer. We zien dit begrip.... 3 meetinstrument: databronnen en waarnemingsmethode Kwalitatieftekst Surveyuitkomt tot een bepaalde gemiddelde Bv: vragen 4.waarneming [Theoretische definitie:] De mate waarin het verloop om een conclusie of beslissing vast te stellen door een aantal personen die verenigd zijn met elkaar, doeltreffend iseffectiviteit [Operationele definitie:] - De mate waarin een aantal personen die met elkaar zijn verenigd (groep)rationele, politieke en consensus perspectieven hanteert tijdens het verloop om een conclusie of beslissing vast te stellenconcrete aspecten aangegeven - De mate waarin een aantal personen die met elkaar zijn verenigd tijdens het verloop om een conclusie of beslissing vast te stellen doelgericht(in staat om te bereiken) en efficiënt werkt, aanpassingen mogelijk maakt(ruimte om mee te bewegen met het proces), legitimiteit(verloopt het onderzoek eerlijk) betrekt, participeert en de totstandkoming ondersteunt. - In dit onderzoek verstaan we onder effectiviteit van een groepsbesluitvormingsproces de mate waarin de ondernemingsraad van organisatie X doelgericht en efficiënt werkt tijdens het verloop om een conclusie of beslissing vast te stellenrationele perspectief - Alle mogelijke effecten van alle alternatieven zijn zorgvuldig afgewogen. - Sommige van de belangrijkste kwesties die nodig zijn om tot een bruikbare oplossing te komen, werden niet volledig overwogen. - Het proces was niet in staat om te profiteren van de wijsheid en ervaring van de groep. - Het proces zorgde ervoor dat we onze discussies specifiek relateerden aan uitspraken over de waarden van de groep. - Bij het nemen van een beslissing zijn belangrijke organisatorische middelen verspild. - Resultaten werden bereikt in veel minder tijd dan normaal gesproken zou hebben. gekost. - Het was een productief proces met hard werken en waardevol werk Meten levert variabelen op Meetniveaus -nominaal: categorieën voor het onderscheid(1=...) -ordinaal: orde in de cijfers(van laag naar hoog),categorieën voor het onderscheid maar wel met betekenis. De afstand tussen de getalen zeggen niets.(die zijn niet gelijk) -interval: dezelfde afstand(wel betekenis) *bv :temperatuur opmeten* -ratio: alle kenmerken andere meetniveaus en een natuurlijk nulpunt(leeftijd) Meetinstrument: aanpak bij meting -Databronnen -waarnemingsmethode **Hoorcollege 5 Vragenlijst- en schaalconstructie validiteit en betrouwbaarheid** **Waarnemingsmethode:** Instrumenten om de data te verzamelen **[Interview:]** kwalitatieve onderzoek Face-to face :meer valide omdat men kan doorvragen(non-verbale check Ongestructureerd: topic ,gaande weg het gesprek ga je doorvragen Semi: bepaalde topics zeker, maar de vragen helemaal uitgeschreven(Hele open vragen) Volledig: vaste vragen/ antwoord categorieën(enquête) **[Observatie:]** **-op afstand observeren(niet -participatie)** -Kans in het begin dat degenen die geobserveerd worden zich anders gaan gedragen participant bias **Onderdeel van het observatie** -zelf mee gaan doen (participatie) -eigen blikveld verandernerenbias-viewpoint ongestructureerd: open Semi:4/5 aspecten naar gaat kijken Volledige :checklist niet volledige uitspreken20 aspecten (vaak/heel vaak) *Vb: troontrede open observeren: wat gebeurt er nou* **[Enquête ]** Schriftelijk: Bellen, webapplicatie Open vragennodig soms Gesloten vragenkomt vaker bij een enquête Inhoudsanalyse: schriftelijke, audio materiaal gaat bekijken *Bv: kranten, websites, opnames documentaires* Op documenten die niet op je onderzoek zijn verzamelend Observeren combi met inhoudsanalyse(zelf de observaties terug bekijken) Vragenlijstconstructie Doelstellingvraagstellingbegrippen/dimensiesindicator(weging van een alternatiefomzetten in een vraag 1. Specificeer de benodigde informatie: helpen respondenten door de vragenlijst heen 2. Kies een adequate dataverzamelingstechniek 3. **Kies de inhoud van de vragen** 4. Bedenk of de respondent de vragen kan beantwoorden 5. Bedenk of de respondent de vragen wil beantwoorden 6. **Kies adequate structuren voor de vragen** 7. **Kies adequate formuleringen** **(incl. verbindingsteksten)** 8. Kies een adequate volgorde voor de vragen 9. Kies een adequate lay-out 10. Test de vragenlijst **Soortvragen** -kennis -opinie -gedrag(*gerapporteerd gedrag):Hoe vaak?* -gevoelens **Structuur** -open: mensen zelf aan het woordeneigen woorden -gesloten: vragen vast hebt, met vast antwoord categorieën Elke waarneming variant: hoe meer structuur je aanbied, meer beter op betrouwbaarheid, maar verliest validiteit Minder structuur(open):verlies je op betrouwbaarheid ( andere uitspraken bij opnieuw uitvoering, wint aan validiteit (zelf aan het woord) ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image17.png) Likert items:5 antwoordcategorieën hebben die symmetrische zijn,(Helemaal mee eens env) 95% is oneven Semantische differentiaal: setje tegenovergestelde waarden, oneven antwoord categorieën +voordeel -niet dezelfde antwoorden Eisen vragen: **[Formulering]** -Eenvoudig: niet te veel moeilijke woorden(bekijk de doelgroep),een topic per vraag -Eenduidig -Onderscheidend: vraag stelling zo geformuleerd ,dat er variatie mogelijk iste weinig verschillende antwoorden -Niet suggestief: niet in een richting sturen *vb: vind u ook niet?* *Antwoord categorie* **[Structuur]** -Gesloten :aansluiten op de vraag(structuur en formulering van vraag -Eenduidig -Uitputtend: alle mogelijke antwoord categorieën -Uitsluitend: mogelijkheid om een van de categorieën te komen Mensen die het niet wetenwaardoor niet mogelijk om een vraagstructuur te antwoorden Oplossing: neutrale categorie 1 overslaan vraag 2 neutrale categorie **Validiteit kwesti**e: 2 groepen mensen(oprecht neutraal, mensen die het oprecht niet meten),kan niet duidelijk duiden welke groep gemeten wordt. Oplossing: Groepen buiten de analyse, want ze zeggen niks inhoudelijks(missing waardes) steekproef wordt anders**, externe validiteit** gaat naar beneden Gaat u regelmatig naar de bioscoop en het café? **Criteria** 1\. 2 vragen van maken(eenvoudig) 2.eenduidig ,regelmatig(interpretatie mensen) Vindt u dat er niet te weinig uitgaansmogelijkheden zijn? -niet te weinig(dubbele ontkenning In hoeverre (van wat ?)is de positie van rokers veranderd? 1.Eenduidig Vindt u dat stigmatisering van rokers is toegenomen? 1.toegenomen:suggestief 2\. te moeilijk :stigmatisering 3 van wat? Ik bezoek regelmatig een café, omdat ik me eenzaam voel 1.niet eenduidig 2\. causaal verbanduitsluiting personen Oplossing: extra vragen stellenpatroon ontdekken of de theorie klopt Begrijpt men de vragendoor middel van testen Suggestief: ook (is een hint) Vindt ik ook dat horecamedewerkers in een gezonde werkomgeving moeten werken? 1 men kan geen onderscheiding maken in een ander antwoord **Schaalconstructie** Concept met 5 vragen Likert schaal Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving Meer of minder representatief R=reverse(voorkomen om mensen op automatische pilotresponse setting) Gemiddelde berekenen Thurtstone ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image19.png) -arbeidsintensief -2 antwoord categorieën -voor expert voor :rapportcijfer bij elk item bij concept vindt passen -gemiddelde rapportcijfer van de items is. Guttman schaal -Hiërarchie Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving Theorie: ja/nee bepaalt wat de rest van je antwoorden gaat zijn(Een bepaald patroon), die controleer je dan met de totale antwoorden Schaal=opstellen Schaal 0-3 Index: Interne validiteit: van je schaal 1inhouds:vooraf iets kan doen, operatinalisatie van je meetinstrumenten, uittesten(meetinstrumenten) of alles werk 2 begrip: achteraf convergente validiteit uit de theorie moet samenhangen met een andere begripmoet inde analyse teruggevonden worden Odenrscheiden: discrimanttheorie en begrip onderscheiden elkaar 3 criterium: achteraf kan ik met mijn schaal iets in de toekomst voorspellen(een coralatie) Predectief: Voorspellingswaarde op korte termijn Voorspellingswaarde op lange termijn

Use Quizgecko on...
Browser
Browser