smv-mi-micro-macro.docx
Document Details
Uploaded by TransparentNewYork
Full Transcript
HOOFDSTUK 2: Het marktmechanisme Inleiding De werking van de markt speelt een belangrijke rol in de moderne economie: de markt weerspiegelt de confrontatie tussen de vrager (consument) en de aanbieder (producent). De prijzen hebben een signaalfunctie: weerspiegelen de voorkeuren van de consumente...
HOOFDSTUK 2: Het marktmechanisme Inleiding De werking van de markt speelt een belangrijke rol in de moderne economie: de markt weerspiegelt de confrontatie tussen de vrager (consument) en de aanbieder (producent). De prijzen hebben een signaalfunctie: weerspiegelen de voorkeuren van de consumenten, rantsoeneren de beschikbare hoeveelheden en geven de producenten een duidelijke motivatie om de gewenste hoeveelheden te gaan produceren. Welke elementen bepalen de marktprijzen van goederen en diensten? Verschillende economen deden hiervan een studie: 17e – 18e eeuw: prijzen worden bepaald door de productiekosten; begin 19e eeuw: prijzen worden bepaald door de waarde die hun consumptie opleverde voor de koper. Eind 19e eeuw: prijzen worden bepaald door de productiekosten en de betalingsbereidheid van de consument. Een studie van de marktwerking gaat uit van 4 hypothesen (dit zijn de voorwaarden voor een markt met zuivere concurrentie): het product is homogeen: alle aangeboden eenheden vertonen dezelfde kenmerken en kunnen door elkaar vervangen worden. De markt heeft veel aanbieders en veel vragers: dit sluit monopolievorming, kartelvorming en ander machtsmisbruik uit. Er is vrije toetreding en vrije uittreding van de markt: geen wettelijke of economische beperkingen. De marktdeelnemers hebben juiste informatie over alle factoren die hun beslissing kunnen beïnvloeden. Onder die omstandigheden kunnen we spreken van een markt met zuivere concurrentie = perfecte concurrentie = het ideale markttype. In werkelijkheid is er geen enkele markt die aan alle voorwaarden voldoet. De marktvraag (V) Definitie Marktvraag (V) = de totale hoeveelheid die alle consumenten bereid zijn te kopen, rekening houdend met de prijs, het inkomen,… De marktvraag hangt af van een aantal factoren: De prijs (p) van het goed: als de prijs hoog is dan daalt de vraag, als de prijs laag is dan stijgt de vraag (= negatief verband). De prijs van complementaire goederen: complementaire goederen = een prijsverhoging van goed 1 doet de gevraagde hoeveelheid van goed 2 afnemen. Vb: auto en benzine. substituten = een prijsverhoging van goed 1 doet de gevraagde hoeveelheid van goed 2 toenemen. Vb. margarine en boter, koffie en thee Het inkomen: als het inkomen stijgt, zal de vraag ook stijgen. Uitzondering: inferieure goederen = goederen waarvoor de vraag daalt wanneer het inkomen stijgt. Vb: tweedehandskleding, goedkoop vlees. Voorkeur: smaken en voorkeuren bepaalden de marktvraag. Het aantal consumenten: positieve invloed: heeft te maken met vb. modeverschijnselen of netwerkeffecten (pc’s, cd-speler,…) Negatieve invloed: op markten van producten met een hoge exclusiviteitwaarde. Vb. kleding, dure wagens Ander factoren: het weer, reclame, bepaalde verwachtingen Het snobeffect = als de prijs van een goed laag is, dan gaat de gevraagde hoeveelheid stijgen: negatieve helling van de vraag. Iedereen wilt het goed, maar na verloop van tijd wilt niemand het nog (om zich te onderscheiden van de rest): de prijs stijgt en de gevraagde hoeveelheid daalt: positieve helling van de vraag. De vraagfunctie beschrijft het verband tussen de gevraagde hoeveelheid van een bepaald product in een bepaalde periode enerzijds en alle factoren die de vraag beïnvloeden anderzijds. Vraagfunctie = xv = xv (px, y, u, pz, pw, …, n, a) waarbij: xv = gevraagde hoeveelheid px = prijs y = inkomen u = smaak pz en pw = prijzen van andere goederen n = aantal consumenten a = andere factoren Grafische voorstelling van de vraag De vraagcurve wijst op een lineair verband tussen de gevraagde hoeveelheid en de prijs. Er is een negatieve relatie. Een verschuiving LANGS de vraagcurve: Een wijziging van vb. het inkomen doet de gehele vraagcurve verschuiven. een verschuiving VAN de vraagcurve: Verschuiving LANGS de vraagcurve leidt tot een verschuiving VAN de vraagcurve. Het marktaanbod Definitie Marktaanbod (A) = de totale hoeveelheid die alle producenten samen bereid zijn aan te bieden, rekening houdend met de prijs, de technologie,… Het marktaanbod hangt af van een aantal factoren: De prijs: een hogere prijs impliceert toenemende winstmogelijkheden en zet de producenten aan om meer hoeveelheden op de markt te brengen. De prijzen van andere goederen: Substituten: als in 1 fabriek gezinswagens en sportwagens geproduceerd worden, dan kan een prijsstijging van de gezinswagens het aanbod van de sportwagens doen dalen. Complementen: bij een prijsverhoging van lamsvlees zal het aanbod van lamsvlees verhogen en zal als bijproduct meer wol gegenereerd worden. Prijzen van de productiefactoren: (arbeid,kapitaal,natuur) hebben negatieve invloed op de hoeveelheid die de producenten willen aanbieden. Dat heeft te maken met de invloed van de inputprijzen op de productiekosten. Leidt tot een daling van het aanbod. Technologie: verbetering van de technologie laat toe dat eenzelfde productie tegen lagere kosten kan gerealiseerd worden. De inzet van machines laat toe dat tegen dezelfde kosten meer geproduceerd kan worden. Gevolg: bij een gegeven marktprijs stelt een betere technologie de bedrijven in staat meer aan te bieden. Verwachtingen over toekomstige prijzen: als men verwacht dat de prijs van een goed gaat dalen, dan houdt de producent massaal zijn goed op voorraad (op voorwaarde dat hij het kan stockeren). Het aantal aanbieders: een groot aantal aanbieders verhoogt het aanbod van een goed. Aanbodfunctie = xa = xa (px, r, w, …, pz, pv, …, t, n, a) waarbij: xa = aangeboden hoeveelheid px = prijs r, w = prijzen van de productiefactoren pz en pv = prijzen van andere goederen t = technologie n = aantal producenten a = andere factoren Grafische voorstelling van het aanbod De aanbodcurve wijst op een positief verband tussen de aangeboden hoeveelheid en de prijs: hogere prijzen zetten producenten aan om meer op de markt te brengen. Een verschuiving VAN de aanbodcurve Hoe wijzigt de aanbodcurve als de bepalende elementen van de gevraagde hoeveelheid veranderen? Kostenbesparende nieuwe technologieën: de aanbodcurve verschuift naar rechts (van A1 naar A2). Toename van de lonen: de aanbodcurve verschuift naar links (van A1 naar A3) Ook bij de aanbodcurve kunnen we het onderscheid maken tussen een beweging LANGS de aanbodcurve en een beweging VAN de aanbodcurve: LANGS de aanbodcurve: wanneer de prijs van het product wijzigt VAN de aanbodcurve: wanneer andere factoren van het aanbod wijzigen Het marktevenwicht Definitie Marktevenwicht = de situatie waarbij tegen de geldende prijs de hoeveelheid die gebruikers willen kopen precies gelijk is aan de hoeveelheid die de aanbieders wensen aan te bieden. Grafische voorstelling van het marktevenwicht Wanneer er een aanbodtekort of aanbodoverschot optreedt, spreken we van een onevenwicht op de markt. Op de meeste markten blijft dat onevenwicht niet bestaan, maar zal een proces op gang komen dat neerwaartse druk uitoefent op de prijs. Dat proces gaat door tot het onevenwicht volledig is weggewerkt. Is er toch nog een onevenwicht, dan zullen de aanbieders handelen: bij een aanbodoverschot (=vraagtekort): de aanbieder wordt gestimuleerd om genoegen te nemen met een lagere prijs. Die prijsverlaging trekt nieuwe kopers aan, waardoor het overschot wordt weggewerkt. Bij een aanbodtekort (=vraagoverschot): een gedeelte van de vragers komt niet aan zijn trekken, waardoor zij bereid zijn een hogere prijs te betalen. Dat zet de producenten ertoe aan om meer te gaan produceren. Het onevenwicht wordt weggewerkt. Verschuivingen in het marktevenwicht Veranderingen op de markt leiden tot verschuivingen in het marktevenwicht: inkomenstoename: De vraagcurve verschuift naar rechts: prijs en hoeveelheid nemen toe. Betere technologie: Er is een prijsdaling en een toename van de aangeboden hoeveelheid. Gelijktijdige verschuiving V en A: Tegengestelde verschuiving V en A Zowel vraag als aanbod verschuiven naar rechts: de hoeveelheid neemt toe maar de prijswijziging is onzeker. Vraag en aanbod verschuiven in tegengestelde richting: vraag naar links en aanbod naar rechts. De hoeveelheidwijziging is onzeker, de prijs daalt. De prijselasticiteit van vraag en aanbod De prijselasticiteit van de vraag Definitie. De prijselasticiteit van de vraag geeft weer met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid wijzigt wanneer de prijs toeneemt met 1 procent. Berekening: = Pnieuw – Poud / Poud Ɛv = onbenoemd getal, maar wel steeds negatief! Scharnierwaarde is de numerieke waarde 1. Soorten prijselasticiteit van de vraag: Ɛvp < 1: prijsinelastisch: prijsverandering heeft weinig effect op de gevraagde hoeveelheid. Ɛvp = 1: unitair prijselastisch Ɛv > 1: prijselastisch: prijsverandering heeft veel effect op de gevraagde hoeveelheid. Uitzonderingen bij de prijselasticiteit van de vraag: Volkomen inelastische vraag: wat er ook wijzigt in de prijs, de gevraagde hoeveelheid blijft gelijk, vb. levensnoodzakelijke goederen Volkomen elastische vraag: een kleine prijswijziging brengt een grote verandering in de gevraagde hoeveelheid teweeg, vb. luxegoederen Verband tussen de prijselasticiteit en de uitgaven. Ɛvp < 1: prijsinelastisch: prijsverandering heeft weinig effect op de gevraagde hoeveelheid: als de prijs toeneemt, nemen de totale uitgaven toe. Ɛvp = 1: unitair prijselastisch: de uitgaven blijven ongewijzigd Ɛv > 1: prijselastisch: prijsverandering heeft veel effect op de gevraagde hoeveelheid: als de prijs toeneemt, dalen de uitgaven. Als de vraag inelastisch is, dan stijgen de inkomsten voor de producenten. Als de vraag elastisch is, dan dalen de inkomsten voor de producenten. Welke factoren beïnvloeden de prijselasticiteit van de vraag? de beschikbaarheid van de substituten: hoe meer substituten van een goed voor handen zijn, hoe groter de prijselasticiteit van de vraag naar dat goed zal zijn. = Substitutie-effect van een prijsverandering. Noodzakelijke goederen of luxegoederen: de prijselasticiteit van de vraag naar een luxegoed is veel groter dan die naar een noodzakelijk goed: als een brood met 4 euro opslaat, zullen we dat brood blijven kopen. Slaat een GSM met 50 euro op, dan zal de gevraagde hoeveelheid naar de GSM afnemen. = Inkomenseffect van een prijsverandering De beschouwde tijdshorizon (korte of lange termijn): de prijselasticiteit van de vraag is groter op lange termijn dan op korte termijn. Wie jarenlang gewend is om met de auto naar het werk te rijden gaat niet meteen overschakelen op het openbaar vervoer als de benzineprijs toeneemt. Houdt die benzinetoename aan, dan kan hij na lange tijd wel overwegen het openbaar vervoer te nemen. De prijselasticiteit van het aanbod Definitie De prijselasticiteit van het aanbod van een goed geeft de invloed weer van een kleine procentuele toename in de prijs op de aangeboden hoeveelheid. Berekening: Ɛa = onbenoemd getal, maar wel steeds positief! Scharnierwaarde is de numerieke waarde 1. Soorten prijselasticiteit van het aanbod: Ɛa < 1: prijsinelastisch: prijsverandering heeft weinig effect op de aangeboden hoeveelheid. Ɛa = 1: unitair prijselastisch Ɛa > 1: prijselastisch: prijsverandering heeft veel effect op de aangeboden hoeveelheid. Uitzonderingen bij de prijselasticiteit van het aanbod: Volkomen inelastisch aanbod: wat er ook wijzigt in de prijs, de aangeboden hoeveelheid blijft gelijk. Volkomen elastisch aanbod: een kleine prijswijziging brengt een grote verandering in de aangeboden hoeveelheid teweeg. Factoren die de prijselasticiteit van het aanbod beïnvloeden: Flexibiliteit en mobiliteit van de productiefactoren: wanneer de prijs toeneemt, hangt de reactie van de aangeboden hoeveelheid af van de mate waarin bedrijven gemakkelijk en snel bijkomende arbeid en andere inputs kunnen aantrekken. Hoe makkelijker het is om extra inputs aan te trekken, hoe elastischer het aanbod zal reageren. Tijdshorizon (korte of lange termijn): de prijselasticiteit van het aanbod is groter op lange termijn dan op korte termijn. Wanneer de prijs toeneemt, worden producenten op korte termijn beperkt in het produceren. Op lange termijn kan de capaciteit door investeringen worden opgedreven. De markt en overheidsinterventies Indirecte prijsinterventie: indirecte belastingen en subsidies Belastingen De overheid kan verschillende motieven hebben om indirecte belastingen op te leggen: Als manier om inkomsten te vergaren Om de consumptie van bepaalde goederen te ontmoedigen wegens de schadelijke effecten, vb. sigaretten, alcohol) De indirecte belastingen kunnen in verschillende vormen voorkomen in de vorm van accijnzen: dit zijn constante belastingen per eenheid van het product in de vorm van een ad valorem belasting: dit is een procentuele belasting op de waarde van het product, vb. BTW De invloed van indirecte belastingen: Belastingen hangen af van de prijselasticiteit van de vraag: wilt men de staatskas aandikken, dan gaat men belasting heffen op producten die niet prijsgevoelig zijn, vb. alcohol en sigaretten. Wilt men effectief het milieu redden, dan gaat men een belasting heffen op producten die wel prijsgevoelig zijn, vb. plastic flessen. Zo gaan minder plastic flessen gekocht worden, waardoor het milieu gered is. Subsidies Subsidies = geld geven aan de producenten van goederen of diensten waarvan de overheid het verbruik wil stimuleren. Vb. openbaar vervoer, de gezondheidssector,… Subsidies zijn eigenlijk negatieve belastingen en leiden dan ook tot omgekeerde resultaten. De invloed van subsidies: Directe prijsreglementering: minimum- en maximumprijzen Directe belasting = belasting opgelegd om de uitgaven van de overheid te financieren Maximumprijs = manier van protectionisme om de consument te beschermen tegen te hoge prijzen De overheid heeft de macht om een maximumprijs op te leggen. Wanneer? in een poging om de inflatie in te dijken bij grote schaarste van specifieke, noodzakelijke goederen Op de grafiek is er een aanbodtekort. Een gedeelte van de vraag kan niet worden opgevangen door het aanbod. Als de overheid geen maximumprijs zou opleggen, zal de grote vraag ertoe leiden dat andere vormen van rantsoeneringen ontstaan: lange wachtrijen, … Ook zal er in veel gevallen een parallelle markt ontstaan: een zwarte markt. Door een maximumprijs op te leggen dat lager is dan de gewone prijs, gaat de overheid het aanbod doen toenemen. Minimumprijs = de producent beschermen tegen te lage prijzen. Er zijn verschillende manieren om een minimumprijs op te leggen: door aan te kondigen dat de overheid alle overtollige productie zal opkopen tegen de vastgestelde prijs. Door de totale productie die tegen een prijs wordt voortgebracht op de markt te gooien. Die hoeveelheid wordt dan op de markt aangeboden tegen p1. De overheid gaat dan het verschil tussen de minimumprijs pmin en p1 bijbetalen aan de producenten. Nadeel: duur voor de overheid: de overheid moet zowel opkopen als stockeren. Begrippen