SAMENVATTING-POLITIEKE-EN-INSTITUTIONELE-GESCHIEDENIS.docx
Document Details
Uploaded by StatuesqueMemphis
Full Transcript
DEEL 1: ANCIEN RÉGIME (ME + VROEGMODERNE PERIODE) (CA.1000 – 1795) H1: DE TERRITORIALE VORSTENDOMMEN (11E – 14E EEUW) 1.1 Territoriale evolutie RR: toen: grootste rijk ter wereld, recht stamt af uit oude Rome (kaartje dia 4) We zien bevolkingsgroepen zich verplaatsen vanaf de 3e, 4e eeuw Groepen...
DEEL 1: ANCIEN RÉGIME (ME + VROEGMODERNE PERIODE) (CA.1000 – 1795) H1: DE TERRITORIALE VORSTENDOMMEN (11E – 14E EEUW) 1.1 Territoriale evolutie RR: toen: grootste rijk ter wereld, recht stamt af uit oude Rome (kaartje dia 4) We zien bevolkingsgroepen zich verplaatsen vanaf de 3e, 4e eeuw Groepen beïnvloeden elkaar + beïnvloeden het recht 476: val WRR (overdracht macht Romeinse keizer -> Germaanse keizer) Begin middeleeuwen in Europa Oost – Romeinse Rijk blijft bestaan Belangrijkste keizer: Justinianus I (mozaïek Corpus Iuris Civilis (digesta, institutions, codex Justinianus) Wetboek Recht bestuderen Nu nog steeds Foto van een Germaanse rechtbank: een ding (“geding”) 843: Verdrag van Verdun: Lodewijk de Vrome verdeelt Karolingische rijk over zijn 3 zonen (= kleinzonen KdG) Karel de Kale (West – Francië) Lotharius (Midden – Francië) Lodewijk de Duitser (Oost – Francië) 1.2 De basis van de staatsmacht: de feodaliteit 1.2.1 Wat voorafging: de Karolingische feodaliteit (= manier waarop staat zijn macht probeert te ontplooien) Karolingische periode: rijk verdeeld in gouwen, hoofd = graaf KdG: graaf Door hem vernoemd Afzetbaar Verplaatsbaar Vertegenwoordiger van het vorstelijk gezag op lokaal niveau, volledige bevoegdheid van koning/keizer Omringd door vazallen Schepenen (scabini): rechtspraak Lodewijk de Vrome: Grafelijke functies werden meer en meer erfelijk => greep keizer op graven verzwakte + Hoe kunnen graven gebonden blijven aan koning in heel uitgestrekt rijk met weinig wegen? Karolingers Zwakte bestuur ondervangen door ambtenaren persoonlijk aan hen te binden: feodale verhoudingen: Leenheer leenman (wederzijdse rechten + plichten) Oprechte trouw Eedaflegging en plechtige ceremonie Leenman/vazal: Gehoorzaamheid aan leenheer/senior MAAR weerstandsrecht (= recht om banden met onrechtvaardige senior te verbreken) Auxilium (hulp): vooral militaire dienst Consilium (raad) Leenheer: Beneficia (gunsten): bv. ambt, vaak een grond in leen => graven kregen graafschappen in leen en konden die rechtstreeks exploiteren Graven gaven op hun beurt leengrond in leen: worden leenheer + krijgen leenmannen enz. Feodale piramide Machtsstructuren gebaseerd op grondbezit dat hiërarchisch verdeeld is, in een systeem van afhankelijkheid en wederzijdse rechten en plichten, op grond van persoonlijke, bij voorkeur familiale banden, waarbij religie, geloof, trouw en eer verbindende elementen zijn (vinden we overal ter wereld terug) Persoonlijke afhankelijkheidsverhoudingen => KdG kon rijk met succes besturen + controleren maar dit was ook een zwakte: Graven gedragen zich als koningen Kregen rechtstreeks gebruiksrecht over landerijen en gronden Graafschap neigde naar erfelijkheid Volledige autonomie van vazal was mogelijk Evolutie naar lokale autonomie zet zich onder Lodewijk de Vrome voort + ging na zijn dood in 840 in versneld tempo door onder verzwakte opvolgers: Zwakte koninklijke macht deinde uit naar graven, lagere niveaus Vazalliteit: sterke desintegrerende factor in Karolingische rijk -> rijk valt uiteen 10e eeuw: macht desintegreert meer naar beneden toe => lokale ‘heerlijkheden’: kleine potentaten die heersten zonder rekenschap te moeten afleggen Alles draaide rond de heerlijkheid (het centrum): Omvangrijk grondgebied, gegroepeerd rond een ‘kasteel’ Kasteelheer (= lokale heer): alle heerlijke rechten: ordehandhaving, bestuur, belastinginning, rechtspraak Gold in dat territorium Zouden we nu als publiekrechtelijk omschrijven (bovenstaande heerlijke rechten), ied. die op heerlijkheid woonde, hieraan onderworpen Strekten ook uit tot nu privaatrecht: persoonlijke verhouding van inwoners en heer kon erg variëren: recht op slaven (0 rechten; kleefden aan de grond) (andere burgers vrij als persoon, eigen bezit, maar moesten soms karweien uitvoeren) Heer heerste over zijn territorium, grenzen van zijn alleenheerschappij werd bepaald door feitelijke elementen: mocht zijn onderdanen niet zozeer ontmoedigen dat ze in opstand kwamen of, eerder nog, wegvluchtten 1.2.2 De heropleving van de feodaliteit in de Nederlanden na 1000 Desintegratie Frankische feodaliteit gestopt 10e eeuw: bottom – up staatsopbouw (= unificatie): territoria samengevoegd + onderworpen aan nieuwe heerser => heer werd onderworpen, werd nu leenman van leenheer + verloor onafhankelijkheid, leenheer kon leenman worden etc. => soort ‘2e feodaliteit’ Continue gebiedsuitbreiding; steeds meer heren onderworpen Feodale machtspiramide maar naar boven toe: steeds meer heren werden onderworpen Gebeurde niet planmatig maar vanuit machtspolitieke factoren die verschilden van regio tot regio Politiek Sociaal Demografisch Etnologisch Geografisch Wederzijdse trouw werd ritueel bevestigd maar verloor inhoud Instrument om een nieuwe staat uit te bouwen vanuit onderhandelde machtsdeling, waarbij langzaamaan een politiek, administratief, financieel en juridisch apparaat werd gevestigd Verplichtingen van vazal werden nauwkeuriger omschreven: recht verving trouw: auxilium + consilium (politieke en militaire verplichtingen) => concrete lasten Belangrijkste, grootste lenen werd de geldelijke hulp van vazal in 13e-14e eeuw beperkt tot l’aide aux quatre cas: Senior = gevangen Senior = kruistocht Senior = oudste zoon => ridder Senior = oudste dochter => huwde Oude militaire verplichtingen (met grondbezit samenhingen) => periodieke geldelijke verplichtingen, nieuwe staten: huurlingenlegers Opp. lokale vorstendommen liep erg uiteen: belangrijkste: vergelijkbaar met huidige provincies, hoofd: iemand met oude Karolingische titel van graaf of hertog = soeverein: machtigste, er waren veel of weinig tussenniveaus (uitz.: land van Mechelen) => Onderdanen hingen niet op gelijke manier af van centrale gezag => Onderhandelde machtsdeling: eigen recht + instellingen behouden: “we willen onszelf blijven” => lokale gewoonterecht blijft behouden op de ‘tussenniveaus’ => Regio onder gezag van nieuwe, hogere heer => regio werd voorwerp van zijn politiek Staat centraliseert => tussenniveaus worden minder belangrijk Staten die zich nu ontwikkelden, waren gebaseerd op een historische groei, vanuit feodale machtsverhoudingen, met een heel diverse gezagsstratificatie (decr. Jozef II uit 1781) 1.2.3. ‘Binnenlandse politiek’ in de middeleeuwse feodale wereld Nieuwe territoriale vorsten = lokale heren Regalia (koninklijke rechten, bv. munstslag) toe-eigenen Curia uitbouwen Probeerden hun rijk te besturen Ook andere heerlijke rechten uitoefenen: Deel grondopbrengst opeisen Persoonlijke belastingen opleggen Eisten karweien Belangrijk: eigen domeinen Handhaving openbare orde & rust: onderdanen moesten in vrede leven Reisden land af met zwaard van de gerechtigheid (strafrecht is eerste ‘publiekrecht’) Orde gehandhaafd: begin staatsuitbouw: ambtenaren nodig => geldelijk vergoeden => belastingen nodig: vicieuze cirkel: grote uitdaging voor de territoriale vorsten Zorgen voor veilige grenzen, goede wegen, bevaarbare waterlopen (handel en welvaart bevorderen) Overheid: niet haar taak om essentiële domeinen van maatschappelijke leven te organiseren (armenzorg, onderwijs, arbeid) => ‘besturen’: vrij beperkt begrip Handhaving openbare orde! 11e-14e eeuw: territoriale vorsten: meer rechter dan wetgever of administrator 1.3 Ordehandhaving: de genese van een publiek strafrecht in de Nederlanden 1.3.1. Het privaatrechtelijke accusatoir strafrecht Rome in 1e en 2e eeuw: ver van latere Nederlanden (Romeins recht niet veel impact) Romeinse kolonisatie => Romeinse rechtssysteem hier maar na val WRR: (bijna) niets bewaard van Romeins recht 5e eeuw: Germaanse stammen: militair overwicht in Europa: Franken o.l.v. Clovis: dynastie van de Merowingers: controle over grondgebied grootste deel Fr. + Ned. + deel DSL -> Merowingers namen de gebieden over Rechtssysteem Germanen: primitief: Lex Salica = Gewoonterecht van de Franken dat vanaf 6e eeuw werd opgetekend, recht van een agrarische, primitieve en gewelddadige samenleving waarin militaire strijd een belangrijke plaats innam Verdeling onder mannelijke erfgenamen (koninkrijk steeds verder opgedeeld) Privaatrecht Verbod op ‘eigenrichting’: recht niet in eigen handen nemen maar naar rechtbank => verbod tot wraakuitoefening Proces: accusatoir: Klacht nodig Irrationeel bewijsrecht opgebouwd vanuit godsoordeel, aangeklaagde moest zijn onschuld bewijzen (verliep formalistisch) Inhoudelijke, rationele analyse was er niet Verdween langzaamaan Karolingers: ook dit primitieve rechtssysteem, 10e eeuw: wegvallen overheidsmacht => sterke opbloei van private wraakneming 1.3.2. Het begin van het vorstelijke gezag: de beteugeling van het wraakrecht Na jaar 1000: heropleving feodaliteit => herstel gezag rechtbanken: Private wraak = maatschappelijk disruptief => familievetes Pacificatiestrategieën (- huid oorlogsrecht): Wapenstilstand met witte vlaggen Uitwisselen van gijzelaars Individuele neutraliteitsverklaring in de familiale oorlog Vredesverdrag Hoe hebben territoriale vorsten private wraak kunnen beteugelen? 13e – 14e eeuw: graaf van Vlaanderen: private bemiddelingstechnieken overnemen: gijzelaars van beide families opsluiten in zijn burcht + onderhandelingen & wapenstilstand afdwingen => verzoening => aanzetten tot rede, onderhandeling Verzoening -> feodale leenhulde: (hoofd)dader beloofde met feodale ritueel plechtig trouw aan 1 of meerdere leden van de andere clan, vaak gepaard met zgn. zwaarddragen = dader biedt zijn zwaard aan aan slachtoffer, die moet zijn vredeswil uiten Veterecht verdwijnt langzaamaan Arbitrage – instellingen in heel wat steden, zoals die van de paisiers => pas in 15e eeuw aan belang verliezen, 16e eeuw: verdwijnen Steden: nadruk op verzoening; steden bloeien bij vrede 1.3.3. De publieke actie tegen de misdrijven: over de strafmaat 11e eeuw: afschrikking Graven van Vlaanderen: ambulante rechtbanken, zware straffen 13e eeuw: afschrikkingspolitiek in Vlaanderen is volledig verdwenen Rechters gebonden aan wettekst (zoals overeengekomen in keuren of charters: straffen hierin opgelijst) Beschermen tegen mogelijke willekeur van de heer Doodstraffen < verbanning, verminkingen werden vaak afgekocht 14e eeuw: opnieuw afschrikking Gevolg van sociale onlusten Blijft populair 15e – 16e eeuw: Afschrikking met exemplarische straf Lijfstraffen Doodstraf: liefst in openbaar Zware straffen remmen de criminaliteit (bijna) niet af; geweld went Rechters: geven gebondenheid aan wet op: Romanisten: systeem uitwerken waarbij rechter vrij zelfstandig een straf kon bepalen Uiteindelijk: rechter: autonoom met formeel minimale regels, afwijkingen => motivatie Doodstraffen en lijfstraffen: pas na ‘volledig bewijs’ 1550 – 1600: systeem ontaardt volledig: Gewoonterecht Rechters: loutere vermoedens, innerlijke overtuiging = ‘bewijs’ Invoering tortuur, oude strafrecht gaat weg in N.T. 1.3.4. De modernisering van het primitieve strafrecht: de invloed van de Kerk Primitieve formalistische strafrecht: daadaansprakelijkheid (wie schade veroorzaakt door een handeling moest daarvoor opdraaien, ook al niet schuldig), geen rekening met factoren Canonieke recht: schuldaansprakelijkheid: persoonlijke schuld Kerk beïnvloedt strafrecht diepgaand (in 12e eeuw: doorgedrongen in het ‘wereldlijk’ strafrecht): ‘Schuld’ (concepten als opzet, toeval, poging, misdadig inzicht, voorbedachte rade, verzwarende en verzachtende omstandigheden) Leer van de straf: straf = uitboeting van een individueel schuld, gepaard met een publieke bekentenis of een uitwendig vertoon van berouw => vernederende straffen (lijfstraffen, erestraffen, vergoedingen van geestelijke aard) (kerkelijke straffen: boetedoening) => Wereldlijke recht zal deze straffen overnemen (12e eeuw) Verbeteringsgedachte: misdadiger kon tot inkeer komen + als verbeterd mens terug in de gemeenschap komen, met uitzondering van zeer zware misdrijven 17e eeuw: verbeterings- of correctiehuizen Gevangenisstraf niet populair aanvankelijk Conclusie: invloed van de kerk: schuldaansprakelijkheid, tot inkeer komen 1.3.5. De overgang van accusatoir naar inquisitoir strafrecht 1° De opsporing en vervolging van misdrijven Opkomende overheid: herstel van recht en orde! (prioriteit) Beteugeling van alle misdrijven, hing samen met introductie van notie ‘openbare orde’: Rust en vrede: ‘openbare’ zaak: overheid mag optreden: ex officio (omwille van het ambt dat hij bekleedde) Klachtrecht => ex officio- vervolging: Verzet: argwanend tegenover de opkomende en als bedreigend ervaren staatsmacht Nochtans voordelen: Private klacht: risico’s voor klager: klacht kan mislukken, tegenpartij kan agressief reageren,… Ambtelijke vervolging: ambtenaar neemt verantwoordelijkheid op zich, geen persoonlijke risico omdat hij namens graaf zelf vorderde Langzaam werd dit opgelegd Graafschap Vlaanderen: Filips van de Elzas (1180): bendemisdrijf, graaf = als handhaver van de openbare orde: alle leden van een bende moeten als misdadigers worden bestraft, echte straffen Uitzonderingen nemen meer en meer toe, wel lang nog formele beperkingen Baljuw (= ambtenaar die vorst vertegenwoordigt): subsidiair klachtrecht: ondergeschikt: pas aanklagen wanneer benadeelde zelf niet klaagde (=> verplichting 3 dagen wachten met vordering om tijd te gunnen aan de partijen) Private procesvoering en overheidsvervolging bleven aanvankelijk 2 onafhankelijke, autonome processen => graaf: straffen, benadeelde: schade vergoed zien Vandaag wordt dit zo opgelost: mogelijkheid tot burgerlijke partijstelling in een strafproces 2° Het bewijsrecht De doorbraak van het rationele onderzoek: 12e – 13e eeuw: geloof in irrationale bewijzen is weg, hing samen met doorbraak kritisch denken en rationalisme en groeiende staatsmacht Geloof in oude bewijsrecht is volledig weg, twijfel bij geletterden en stedelingen Vorst: nieuw systeem: zijn greep versterken op het strafrecht, oude strafrecht: overheid keek enkel toe, nu: rationeel onderzoek Rationeel onderzoek => veritas Inhoudelijke bewijsmiddelen (getuigenisverhoren, huiszoekingen) Onderzoekende overheid moet schuld van verdachte bewijzen => iedereen wordt geacht onschuldig te zijn tot bewijs van het tegendeel ( accusatoir: verdachte moet onschuld bewijzen) Strafproces (3 fases): Opsporing + vaststelling misdrijf (België: proces – verbaal opgesteld door daartoe bevoegde ambtenaar) Onderzoek (België: onderzoeksrechter) Rechtszitting Moderne rechtsstaat: fase 2 en 3 gescheiden, niet door zelfde rechter Tot vrij recent verliep fase 2 (vooronderzoek) geheim: verdachte kon pas na afsluiten vooronderzoek inzage krijgen van het volledige dossier Rationale onderzoeksprocedure: Vlaanderen: 13e eeuw: procesvorm waarbij 2 en 3 samenvielen => ‘unitaire procedure’: onderzoek publiek en mondeling Goede waarborgen voor degelijke rechtspleging: Elke betrokken partij: toekijken + initiatieven, interpelleren, vragen stellen, getuigen oproepen, … Betichte: vrij + zonder boeien Rechters: huiszoekingen volgens vrij initiatief Deze procedure met openbaar onderzoek: belangrijke verbetering positie beschuldigde Vlaanderen, Scandinavië, Engeland: Jury -> blijken van wantrouwen tegenover de overheid; reactie tegen het feit dat het zich rationaliserende strafrecht ook publiekrecht werd Kon voorkomen in elke fase van het proces Notabele burgers In late ME verdwijnen maar in Engeland voortbestaan om in 18e – 19e eeuw overgenomen te worden door o.m. de VS en FR. Behoud in Eng. verklaart waarom tortuur hier niet kon doordringen Het geheim onderzoek (de ‘stille waarheid’): Nieuwe bewijsprocedure => betichte: veel rechten Tegenreactie staatsmacht: nieuwe procedure: ‘stille waarheid’ (geheime onderzoek), voor het eerst in 1375 – 1400 Ontstond eerst bij wijze van grote uitzondering, zeer zware misdrijven Duistere zaken => duistere methodes (d’oscur fait, oscure verite) Middeleeuwse proces ontspoorde snel door invoering geheim onderzoek: Getuigen = volledige geheimhouding => konden niet worden gewraakt, terwijl zijzelf ook ongestoord voluit konden gaan Rechters: minder veeleisend qua kwaliteit getuigenis Uiteindelijk: verdenking i.p.v. bewijs De afgeperste bekentenis: de pijnbank: Aandacht ging snel naar gemakkelijkste en meest volledige van de bewijzen: bekentenis Filterdunne grenzen: met aandrang ondervragen, psychische druk, fysische druk en uiteindelijk folteren Oude Rome 15e eeuw: verspreid o.i.v. Romeins recht Vlaanderen: tot 18e eeuw standhouden Ontwikkeling: veel trager dan geheim onderzoek Vlaanderen: voor het eerst in 1260 maar was toen manifest ongehoord misbruik Tot midden 14e eeuw: sporadisch maar met negatieve connotatie Toch kwam een zekere aanvaarding: reglementeren door onder controle van een gerecht te plaatsen => tortuur: wettig statuut, 2e helft 14e eeuw: algemeen doordringen => folterkamers, gerechtskosten: uitgaven in verband met tortuur, vuur & water, nieuwe ‘methoden’ 1.4. Een factor van vernieuwing: de stad Germanen, Galloromeinen (Germaanse stammen) versmelten Afkomst leidde aanvankelijk tot klassenverschil Feodaliteit leidt tot klassenverschil 12e eeuw: nog een factor van differentiatie: de stad => nieuwe samenleving, moderne wereld Wortels van hedendaagse samenleving liggen vooral in de stedelijke ontwikkeling Stad = nieuwe wereld Stedelingen => vrijheid, relatieve gelijkheid: hetzelfde stadsrecht Stad: ‘burgers’ (/poorters): handeldrijven, vrij verkeer van goederen en diensten heerlijk stelsel van gebondenheid op platteland Afspraken waarbij heer prerogatieven behield, vrijheid wel hoofdtoon Onderhandelingen => stadskeuren, charters: vrijheden + wederzijdse rechten en plichten, heer erkende vrijheid: “stadslucht maakt vrij” => in ruil: recht op belangrijke inkomsten Vertegenwoordiger met politionele bevoegdheden (baljuw, schout, amman,…) => riep argwaan op bij stedelingen Stad = universitas civius: lidmaatschap garandeerde stadsrecht Dit recht: Basisbeginsel van de vrede Afgestemd op nieuwe samenleving (handel en nijverheid, moderne contracten, individuele en ‘volle’ eigendom van onroerend goed, onderlinge verzoening, relatief humaan strafrecht) Toch feitelijke en juridische ongelijkheid Gilden en ambachten (economische, politieke, educatieve, sociale functie) => exclusie Kloof arm – rijk: rijke bovenlaag plebs 15e eeuw: sociale onlusten, soms volksopstanden Bloedige repressie + strenger strafrecht Opkomst steden => ontwikkeling nieuwe rationaliteit, die structurerend en ordenend wilde zijn & ook de rechtsontwikkeling fundamenteel zou heroriënteren Gestimuleerd door onderwijs (stadsontwikkeling hing immers nauw samen met scholing; koopman en bestuurder konden niet zonder kennis): Kerkelijke onderwijsmonopolie doorbroken: steden: onderwijs aangepast aan eigen noden, ook scholen: goede opleiding (hoger mikken dan basiskennis)(eerder praktisch) Universiteit: theoretische kennis: Theologie, rechten, geneeskunde & artes Bologna, Parijs, Oxford (13e eeuw) Toulouse, Montpellier, Orléans… Rechten => Orléans & Parijs 1425: KUL A-feodaal & on-agrarisch Legisten: Romeins recht & canoniek recht => maatschappelijke ordening waarin res publica centraal staat en logisch en rationaal is opgevat feodale wereld Universitaire juristen ( practisyns: lokale gewoonterecht vanuit praktijk kennen): grote invloed op rechtsvorming en rechtsvinding Geleerde recht doorsijpelen in lokale recht en in dagelijkse rechtspraktijk waar ze kunnen Later: overname Romeins recht als aanvullend, subsidiair recht of soms zelfs als enig nog geldende recht Universitair geschoolden: grote invloed op samenleving & organisatie omdat overheid bij staatsuitbouw een beroep op hen deed: centrale gezag => gekwalificeerde bestuurders: hoofd van territoriale omschrijvingen: Vlaanderen: Filips van de Elzas Fr.: Filips August Engeland: Hendrik I => Justiciarus, ministerialis (baljuw, amman, schout): voeren wil van de vorst uit, op lokaal vlak, moderne ambtenaren Vorstelijke curia: secretariaatsfunctie => leidinggevend ambtenaar Introduceerden specialisatie in curia => begin voor centrale staatsadministratie Verdrongen de aloude geboorteadel + droegen zo sterk bij tot defeodalisering van het bestuur 1.5. De groei van centrale bestuurlijke instellingen 1.5.1 Van hofhouding naar centrale administratie Vorst: curia (hofhouding): 12e eeuw: belangrijkste centrale instelling Belangrijkste vazallen: consilium (advies) + geestelijken (enkel raad, geen daad) Hoogste gerechtshof: graaf kan via hier wil opleggen, sprak zich uit over processen die haar werden voorgelegd Vlaanderen: eerste: 11e eeuw: Boudewijn V Vanaf 12e eeuw: feodale hofambtenaren in Vlaamse curia Grootste vazallen, leden curia: pares => vorst = primus inter pares Rechterlijke taken Geen beroepsinstantie 13e eeuw: transformatie van de curia: Grote werklast -> taakverdeling & specialisatie: Curia in consilio – politiek Curia in parlamento – rechtspraak Curia in compotis – financieel beheer Gold aanvankelijk als tijdelijk + deed in princip niets af aan de eenheid van de instelling Aristocratische heren steeds meer buiten spel gezet Onder invloed v. Romeins recht: rechtspraak bij amendement + valsschelden: Tegen lagere rechtspraak Voorloper hoger beroep (kwam pas echt in 15e eeuw), +- cassatie (niet tegen tegenpartij, maar tegen uitspraak) Voorloper was Frankrijk: Curia in parlamento: grotere werklast (toename aanhangige processen) Stijgende autonomie: Lodewijk IX bevestigt dit door Parlement van Parijs volmacht te geven om recht te spreken in zijn naam (1260): Hoger beroep Les cas réservés: gevallen waarin koning zelf rechtstreeks betrokken was + belangrijke zaken die hij naar zich toehaalde Ook Rekenkamer vanaf 14e eeuw: financiën + inkomsten rijk (Door stijgende werklast krijgt ze grotere autonomie + wordt Parlement van Parijs) Zo zal Europa volgen: curia -> gerechtelijke sectie -> financiële sectie Gepaard met introductie van geschoolde experten die feodale adel meer en meer op achtergrond dringen Graafschap Vlaanderen: 14e eeuw: Raad van Vlaanderen: Gent, Gravensteen maar ook verplaatsing (rechtbank) Later ook een autonome rekenkamer Tegen arresten van Raad van Vlaanderen: amendement/beroep bij Parlement van Parijs, later ook bij Grote Raad van de Bourgondische hertogen 1.5.2. Over constitutionalisme & parlementarisme Beperkingen op vorstelijke macht Centrale staat, verlies aan lokale autonomie => opstand steden, koning: onderhandelingen -> onderhandelde machtsdeling: 2 publiekrechtelijke concepten: Constitutionalisme: Hoogste gezagdrager is bij het nemen van beslissingen op beperkende wijze gebonden aan regels, vastgelegd in een wet of verdrag => beperkingen vorstelijk gezag 13e – 14e eeuw: in West-Europa doorbreken In Nederlanden: uiting in o.a. talrijke stadskeuren Kwamen vaak tot stand bij grote ‘nationale’ conflicten tussen vorst en onderdanen Feitelijk: Economische macht steden Topadel Clerus (kennis) Milities leenheer/leenman 13e – 14e eeuw: Lage Landen (keuren/charters): Vooral zo in Brabant 1312: Charter van Kortenberg 1356: Blijde Inkomst => inspiratie Belgische grondwet Groot belang voor ontwikkeling Westerse publiekrecht + herontdekken rechtsstaat Magna Carta (1215) => Petition of Right (1628), Bill of Rights (1689) Amerikaanse verklaring van de mensenrechten (1776), later Frankrijk (1789) Belangrijk voor ontwikkeling van Westerse publiekrecht + herontdekken idee rechtsstaat Parlementarisme: Vanaf ca. 1200 doordringen in Europa Staten – of standenvergaderingen Inspraak in vorstelijk beleid Representatief orgaan Voorlopers moderne parlement Ontstaan omdat: Geldnood vorst: zocht een stevige onderhandelingsstructuur om zijn zo dure staatsuitbouw te realiseren Groeiende macht van de steden Eerst in Vlaanderen en Engeland, 13e – 14e eeuw verder uitdeinen in Europa Standenvertegenwoordiging: 3 standen (tricamerale stelsel: adel, clerus en 3e stand) Notabelen: bevolking in zijn verscheidenheid representeren Interregnum (overgang vorst): natuurlijke zaakwaarnemers: vertegenwoordigden vorst, traden in naam van vorst op Voorbeelden Graafschap Vlaanderen: 14e eeuw: Drie Leden (Vier Leden) van Vlaanderen, overvleugelden de Staten van Vlaanderen Prinsbisdom Luik: 1316: Vrede van Fexhe => le Sens du Pays Brabant: Staten van Brabant (Het Gemeen Land) in 1e helft 14e eeuw onder meer via Charter van Kortenberg, Blijde Inkomst Leerschool in bestuur voor bovenlaag van bevolking, vrijwaring rechten en vrijheden: konden druk op kroon uitoefenen Zwaktes: Initiatief van de vorst bijeengeroepen + ontbonden Vorst bepaalt agenda + zet vergaderingen voor Vertegenwoordigers: bindend mandaat: konden niet afwijken van het standpunt dat ze hadden meegekregen en moesten dus bij onenigheid terug naar de thuisbasis voor ‘ruggespraak’ Enkel unanimiteit Vaak: tijdelijk fenomeen Vorsten zodra machtig genoeg verwerpen van deze instellingen H2: DE (ZUIDELIJKE) NEDERLANDEN, 14e – 18e EEUW 2.1. Territoriale en internationale evolutie Lezen 2.2. Une Belgique avant la lettre? Over samenhorigheidsgevoel en natievorming in de 15e – 18e eeuw 2.2.1. Om en rond Filips de Goede 1384: dood Lodewijk van Male 1369: huwelijk Margareta van Male + Filips de Stoute (broer Franse koning + hertog Bourgondië, Nevers en Franche Comté) Vlaanderen terecht in handen van Bourgondische dynastie (nu ook door huwelijk) Familie-entente (akkoord, verbond) Filips de Stoute: invloed uitoefenen over omringende gebieden Rond 1400: alle vorstenhuizen in de Nederlanden familiaal met elkaar verbonden door huwelijken (familie – entente) Zoon: Jan zonder Vrees (1404 – 1418): Bourgondische rijk vervreemde zich van het Franse koninkrijk door strijd om opvolging Franse troon (dood Jan zonder Vrees) Oudste zoon = opvolger: Filips de Goede (1419 – 1467): Vereniging Zeventien Provincies = Personele unie: vorstendommen blijven theoretisch onafhankelijk van elkaar en hadden enkel de vorst gemeenschappelijk Instititutionele uitbouw: Ca. 1430: centralisatiepolitiek + uitbouw actieve, overkoepelende centrale instellingen => Verzet 16e eeuw: Filips de Goede = conditor Belgii Verdedigd door Belgische historicus Henri Pirenne -> veel tegenwind; vooral van Vlaamse beweging: België is een kunstmatige creatie van 1830 Zo lang kunnen regeren/vereniging van al deze gebieden: toeval: Speling v.d. natuur (overlijdens) Leefde lang 1 wettige zoon -> rijk moet niet worden opgedeeld Minpunten institutionele uitbouw: Klemtoon bestuur bleef op niveau van gewesten + lokale besturen Geen stelsel van rechtstreekse belastingen => twijfelachtige kanalen (bv. ambtsverkoop van baljuwschap) => niet efficiënt Afhankelijk van de ‘beden’, die telkens opnieuw aan de Statenvergadering moesten worden gevraagd Zekere eenheid Lage Landen => Statenbond 2.2.2. Cruciale jaren: 1477 – 1504 Opstand na dood hertog Karel de Stoute 1477: vorstendommen in Nederland reageerden vanuit zekere eenheidspolitiek en wilden ook gemeenschappelijke dynastie behouden => centrale rol: Staten Generaal: Tijdens interregnum: natuurlijke maar tijdelijke publiekrechtelijke voortzetting van het soevereine staatsgezag Stonden toe dat Maria (dochter Karel de Stoute) huwt met Maximiliaan van Oostenrijk (anti-Franse zet) Militaire en financiële steun tegen Franse koning Lodewijk XI Nederlanden kregen in ruil een overkoepelend document: het ‘Groot Privilege’(1477): instemming hertogin met herstel van bestuurlijke toestand zoals die onder Filips de Goede voor 1430 had bestaan (bleek dode letter) 1482: dood Maria van Bourgondië (2 kinderen: Filips de Schone, Margareta van Oostenrijk) => sterfbed: Maximiliaan moet regent worden Gezagscrisis: wantrouwen tov Maximiliaan (politiek mbt de Nederlanden ondergeschikt en afhankelijk maken van die van het grote Habsburgse rijk?) Vrees voor autonomieverlies 1482: Staten Generaal beslist: Maximiliaan wordt regent, voorwaarde: Filips moet in Nederlanden worden opgevoed Lange onstabiele perioden, pas 10 jaar later controle 1494: Filips de Schone: bewind over de Nederlanden Verzoeningspolitiek: Lage adel: in ruil voor eigen macht vorst en land dienen Hoge burgerij: (benoemingen) in steden Invloed groeit Stedelijke besturen accepteerden steeds meer de samenwerking met centrale overheid (autonomie steden zwakt stevig af) Versterkt centrale instellingen 1504: Grote Raad in Mechelen (belangrijkste overkoepelende rechtbank tot einde 18e eeuw) 2.2.3. De XVII Provinciën onder Keizer Karel V (1515-1555) Versterken van lokale positie stedelijke patriciaat (politiek beleid van vader Filips) Terugdringen stedelijke macht zowel binnen stadspoorten als op platteland Groeiende invloed juristen op het bestuur Versterking van centrale bestuurlijke instellingen Kent de regio Tante Margareta v. Oostenrijk sterft -> Karel V => terugkeren naar Nederlanden: bestuurlijke hervormingen: Maria van Hongarije (zus): landvoogdes (permanent karakter) Kreeg nieuwe centrale instellingen naast haar, de Collaterale Raden Internationaal statuut: 1526 – 1529: dwong Franse koning tot een vrede 1531 – 1546: losscheuren van Duitse Rijk (Nederlanden rechterkant van de Schelde) Binnenland: eenheid: Pragmatieke Sanctie van 1549: Keizer + Staten – Generaal: Nederlanden = 1 ondeelbaar geheel met hetzelfde opvolgingsrecht in alle gewesten => invoering van het eenvoudige eerstgeboorterecht, ook voor vrouwen (indien geen mannelijke nakomelingen in lijn) Samenhorigheidsgevoel versterkt ? Statenbond -> Federaal model? (Ook eenheidsgevoel) Institutioneel: hele verschuiving: Centrale overheid Algemeen verspreide bestuurlijke praktijk => zelfs tot op platteland Vorst: meer greep op benoeming van lokale schepenen, macht lokale stadsbestuur nam af (centrale macht sterker) => 1543: voert verbruiksbelastingen in, steeds meer vorstelijke edicten die in alle provinciën golden Conclusie: machtsbalans helt over naar centrale overheid Verzet maar ook via Staten op regeringsbeleid druk uitoefenen: 16e eeuw: vorst doet bijna permanent beroep op onderdanen => volksvertegenwoordiging: grotere inspraak Versterking Nederlandse eenheidsgedachte Ganse territorium met 1 staatkundig begrip = Nederlant met zijn fiamminghi of Belgae Nationaal besef (kwam ook in W- Europa bij andere volkeren tot ontwikkeling) => zal aanzienlijk versterken in opstand tegen Spanje Wel nog steeds bij meeste inwoners gehechtheid aan eigen vorstendom, eigen dorp Staatkundige succes van de XVII Provinciën zal niet lang duren (zwaktes): Veel mensen die hem in de weg stonden Wereldrijk geërfd (rijk waar de zon niet onder gaat) dat hij wou uitbouwen => gedachte: oorlog Binnenland: grotere centralisering en controle => grote moeilijkheden, geldmiddelen voor oorlogen ver buiten eigen grenzen => groeiende weerstand (opstanden) Institutionele zwaktes: Te groot om politiek op coherente wijze te kunnen organiseren, nog steeds te verscheiden met zovele lokale rechten, gerechtelijke organisatie was 1 grote janboel Ambtenarenapparaat: relatief zwak, corruptie, ondermijnende technieken (verpachten van ambten) 2.2.4. Filipss II (1555-1598) en de scheuring van de Nederlanden Verzet ook via godsdienstkwestie (16e eeuw): overgang rooms-katholicisme -> protestantisme Nederlanden: ca. 1530: vooral calvinisme Reactie tegen vele misbruiken in Katholieke Kerk Politieke aspecten: gold nl. eenheid van Kerk en Staat => macht + machtsbasis van de katholieke keizer werd gecontesteerd wanneer men het geloof in vraag stelde Karel V droomde van eenheidsrijk met res publica christiana Door godsdienstcontestatie: eenheid afgewezen + lokaal autonomiestreven stak de kop op Veel opstanden, redenen: Strubbelingen met adel Toenemende centralisering => uitsluiting hoge adel uit belangrijke bestuurlijke functies Ongenoegen onder kleine adel (verarmd door muntontwaarding) Hervorming kerk 1559 Herindeling van bisdommen + creatie nieuwe bisdommen + benoeming nieuwe bisschoppen => moesten kerkelijk recht of godgeleerdheid gestudeerd hebben -> protest bij hoge adel (zagen hun zonen bisschop worden) Reorganisatie -> politieke inspraak verzwakte Bisdommen van nodige inkomsten voorzien: belangrijke bestaande abdijen werden aan hen gehecht, deze abten hadden echter soms ook zitting in de Statenvergadering -> vorst kon nu eigen mensen via bisschopsbenoemingen in die inspraakorganen plaatsen Protestantisme Spaanse overheid reageerde met activeren van de Inquisitie = kerkrechtelijke procedure van vervolging tegen ‘ketters’ Economische crisis (vanaf 1564 – 1565) Lagere middenklasse leed ook echte armoede 1566: hongersnood => opstand: beeldenstorm Toonde dat calvinisme voet aan de grond gekregen had Illustreert ook hoe via godsdienstkwestie ook het staatsgezag werd gecontesteerd Opstand tegen Spanje: sterke ‘natieversterkende’ factor, hoe verliep die opstand? Hoge + lage adel => Eedverbond der Edelen (Willem, prins van Oranje + graven van Egmont en Horne) Margareta van Parma liet alle leden van de Raad de State samenkomen + eiste eed van trouw aan de koning => heel aantal weigert Filips II stuurde Spaanse troepen naar de Nederlanden o.l.v. hertog van Alva Willem van Oranje verliet Antwerpen + vestigde zich in zijn kasteel in Nassau, hier zou hij weldra een opstand leiden Margareta trekt zich terug als landvoogdes => Alva: militaire EN politieke macht Alva: Raad van Beroerten (= Bloedraad); een uitzonderingsrechtbank + nieuw, permanent belastingssysteem met belastingen op roerende en onroerende goederen Verzet => Alva kon situatie niet rechttrekken 1573: don Luis de Requesens: nieuwe landvoogd Ondertussen: 1e overwinningen Willem v Oranje (1572) Plotse dood Requeses in 1576 => machtsvacuüm voor Spaanse partij => Filips II: opdragen Raad van State om als college het land te besturen => werd overvleugeld door Staten-Generaal, die macht overnamen, begonnen onderhandelingen met Willem van Oranje Plunderingen + muiterijen van Spaanse soldaten = Spaanse furie => vinden van een vergelijk: Pacificatie van Gent (1576): Algemene amnestie afgekondigd Spaanse troepen moesten uit land weg Eenieder kon zich vrij in de Nederlanden verplaatsen en handel drijven In nu protestantse gebieden kreeg de katholieke godsdienst garanties Uiting van eenheidsgevoel maar nog steeds katholieken protestanten Don Juan arriveerde kort nadien + aanvaardde Pacificatie 1577 – 1578: Nederlandse eensgezindheid begint af te brokkelen: Calvinisten Katholieken Katholieke eredienst werd onmogelijk gemaakt Geweldplegingen op katholieken 1579: breuk: 6 jan.: Unie van Atrecht: aristocratisch, monarchaal + antiprotestants (zuiden, katholieken, sluiten aan bij Spanje) 23 jan.: Unie van Utrecht: opstandelingen (noorden, calvinisten Breuk tussen zuidelijke en noordelijke Nederlanden Begin van het einde Don Juan ondertussen opgevolgd door Alexander Farnese => gebruikte interne verdeeldheid in de Nederlanden: Atrechtgroep: vergelijk waarna hij van daaruit een militaire onderwerping van de Nederlanden kon beginnen Willem v Oranje maakte opstandige gebieden formeel onafhankelijk met Placcaet van Verlaetinghe uit juli 1581 (Filips II wordt afgezet, afscheiding noorden) Aug. 1582: Spaanse troepen naar de Nederlanden 1583-1585: Farnese heroverde heel Vlaanderen, Brabant (zonder Brabant en Sluis), nadien noordelijker Noordelijke Nederlanden: Statenvergadering in 1588: soevereiniteit van de afgescheurde gebieden => confederale republikeinse staatsvorm, basis: tekst van de Unie van Utrecht (Republiek der Verenigde Nederlanden) Grondwettelijke charter tot in 1795 1590 – 1600: opstandelingen, ‘Staatsen’ vochten terug + heroverden gebied 1609: wapenstilstand: Twaalfjarig Bestand, vrede tot 1621 Oorlog niet enkel militair: Economisch: sluiting van de Schelde -> verlies economische troeven Antwerpen & zuidelijke Nederlanden Cultureel: Reconquista (= terugdringen Spanjaarden): geen schitterend verhaal Barok, contrareformatie: hoogtepunten in manuele en beeldende kunst maar negatieve weerslag op intellectuele peil Neergang Zuidelijke Nederlanden werd nog versterkt door massale uitwijking, vooral naar Nederland, vanuit de dynamische middenklasse Verdere bestuurlijke uitbouw: lag stil Spaanse overheid probeerde in jaren 1590 positie te consolideren maar riep weerstanden op 1598: Filips II: Akte van Afstand: Dochter Isabella: soevereiniteit van de Nederlanden Huwt met Albrecht, aartshertog Oostenrijk Voorwaarde: terugkeer Spaanse kroon indien die 2 kinderloos blijven Spaanse keizer bleef op achtergrond veel invloed op hen uitoefenen quasi-autonomie Spanjaarden benoemd op belangrijke hoge posten, terwijl de katholieke Nederlanden ook niet zelfstandig hun buitenlandse politiek konden voeren 2.2.5. De internationale erkenning van de Zuidelijke Nederlanden (1648, 1715), met beperkte zelfstandigheid 1621: Dood Albert, kinderloos huwelijk => Zuidelijke Nederlanden verliezen relatieve autonomie aan Spanje het Noorden 1635: Frankrijk sluit verdrag met Noordelijke Nederlanden waarin ze Zuidelijke Nederlanden ‘verdeelden’ 1648: Vrede van Westfalen: vredesakkoord tussen het Noorden en de Spaanse kroon => regelde opstand in de Nederlanden + erkenning van de soevereiniteit van de honderden vorsten, steden, bisschoppen en abdijen in het Heilig Roomse Rijk Zwitserland + Republiek der Verenigde Provinciën verlieten het Rijk Achtergrond wel nog oorlog tussen Frankrijk en Spanje = erkenning van de republiek door Spanje Spanje aanvaardde scheiding tussen Zuid en Noord => grens Katholicisme bleef verboden in Noorden, protestantisme in Zuiden Lodewijk XIV: Valt herhaaldelijk Zuidelijke Nederlanden binnen Annexeerde in 1667 stuk van graafschap Vlaanderen Franse noordgrens beveiligen met een dubbele fortengordel (Vauban) Spaanse successieoorlog 1713: Vrede van Utrecht: grens Zuidelijke Nederlanden – Frankrijk (einde Spaanse successieoorlog) 1715: Zuidelijke Nederlanden onder de Oostenrijkers Voorwaarden: Zeemachten (G.B. en de Republiek) Oorlogstijd: blokwerk vormen tegen Frankrijk Vredestijd: niet opnieuw een economische concurrent worden voor G.B. of de Republiek Oostenrijkse Habsburgers probeerden hun landspolitiek ook in Zuidelijke Nederlanden door te voeren 1718: keizerlijke administratie probeerde instellingen van Zuidelijke Nederlanden te moderniseren => verzet; 1719: opstand vanuit de gilden en ambachten in Brussel Landvoogdes Marie Elisabeth (1725-1740) Voorzichtig binnenlands beleid, behield oude structuren en instellingen + trachtte bestuur van de steden te saneren Belangrijke evolutie: toenemende aandacht van overheid voor een meer doorgedreven binnenlands beleid -> expansie van de binnenlandse politiek Opkomst mercantilisme (geld binnen > geld buiten) in Frankrijk in 17e eeuw => meer aandacht voor economisch beleid -> vorst regels uitvaardigen om economie te sturen -> schuchtere aanzet onder Marie Elisabeth Richtte ook Kamers van koophandel op + adel krijgt toestemming om handel te drijven Keizerin Maria Theresia (1740 – 1780) Lange periode van vrede en rust Doorgedreven binnenlands beleid! Verlichting: alle maatschappelijke problemen kunnen worden opgelost met behulp van rede: Wereld functioneert volgens bepaalde wetmatigheden, volgens een geheel van natuurwetten die samen “l’ordre naturel” vormen Vorst: maatschappelijk contract met zijn onderdanen => hadden hun natuurlijke vrijheid opgegeven dus vorst moest streven naar hun welvaart en welzijn Vormt een eenheidsstaat met modern ambtenarenapparaat Competente ambtenaren Financiële controle Terugschroeven macht van de geestelijken! (tegen de kerkelijke macht) Inperken bevoegdheden van de clerus in het publieke leven + rijkdom van abdijen afnemen (‘dode hand’ = accumulatie van goederen in handen van de Kerk) Armenzorg etc. werd nu een kwestie voor de overheid Nieuw strafrecht, beperken gebruik tortuur, gevangenissen Mercantilistische politiek (= economsche ontwikkeling) Zuidelijke Nederlanden: bleven standenstaat maar positie adel wijzigde sterk in 18e eeuw Speelde nauwelijks nog politieke rol, nauwelijks besloten groep,… Haar mausoleum: Tributorum aequitatem instauravi (‘Ik voerde de gelijkheid van lasten in’) (adel en clerus zelfde wijze als 3e stand m.b.t. fiscale verplichtingen) Jozef II (1780-1790): Radicale bestuurlijke & politieke hervormingen Slaagt erin om iedereen te schofferen (beledigen) Kerk Bevolking Lokale notabelen 1789: Brabantse omwenteling Revolutionaire opstand Zuidelijke Nederlanden roepen hun onafhankelijkheid uit Na 11 maanden veroverde Oostenrijk opnieuw het grondgebied Volgende jaren: onstabiel, liepen uit op annexatie door revolutionaire Frankrijk op 1/10/1795 Betekent einde AR voor onze gewesten 2.3 De centrale instellingen in de (Zuidelijke) Nederlanden, 14e – 18e eeuw 2.3.1. De vorst Regeren = persoonlijke zaak, soeverein Ontwikkeling absolute vorst Onderwierp nationale Kerk Beknotte macht van de edelen Beroep op 3e stand Onderwierp steden Oude privilegies negeren Middeleeuwse standenvergaderingen niet meer samenroepen Zuidelijke Nederlanden hadden in 16e – 18e eeuw ook zo’n zeer machtige vorsten die in eigen naam regeerden Bevoegdheden: Statuut verschilde van dit van huidige monarch, vorst van het AR: alles met uitzondering van wat fundamentele wetten en gewoonten hem ontzegden, nu: alleen wat Gw. hem toelaat + onder verantwoordelijkheid van een minister (scheiding der machten bestond toen niet; vorst: soeverein) Nuance in Zuidelijke – Nederlanden: Buitenlandse politiek )(oorlog verklaren en vredesverdragen tekenen) Staten protesteerden soms + eisten verbetering Beschermer Katholieke Kerk + benoemingsrecht inzake bisdommen en abdijen Kerk bleef onafhankelijk en invloedrijk Benoemt + leidt centrale administratie + alle instellingen Macht ligt in feite bij zijn ambtenaren Financieel beheer Ook ambtenaren: wie dossiers kent, kan beslissing sturen Benoemingsrecht lagere rechtbanken Verbreken van vonnissen: langs revisie- of beroepsprocedure passeren Geen invloed op de “costuymen” (lokale gewoonterecht) => wetgeving had vooral betrekking op wat we nu publiekrecht noemen 2.3.2. De plaatsvervanger van de vorst Vorst weinig in Zuidelijke Nederlanden -> vorsten delegeerden gezag aan een vertrouwenspersoon wanneer ze zelf niet in de Nederlanden aanwezig waren Landvoogd of gouverneur-generaal vertegenwoordigde de vorst in de Spaanse, en later de Oostenrijkse Nederlanden sinds Karel V Meestal een familielid Niet dezelfde macht Bevoegdheid: omschreven in open brieven en in geheime nota’s (Lettres patentes en instructions secrètes) Hof van de landvoogd te Brussel verbleven tegenwoordigers van vreemde vorsten Vorst verlangde vaak naar persoon die beschikte over secure informatie om beslissingen te treffen die op 1e plaats de monarchie ten goede kwamen 17e eeuw: secretaris van State en Oorlog 18e eeuw: grootmeester van het Hof/gevolmachtigde minister => macht landvoogd beknotten Plaatsvervanger van de lanvoogd Toezicht op landvoogd Bijstaan in het bestuur Midden 18e eeuw: landvoogd: enkel nog ceremoniële en representatieve functie 2.2.3. De ontwikkeling van de Hofinstellingen: de Hofraad of Geheime Raad; de Collaterale Raden; de Jointe; de Grote Raad (Parlement van Mechelen) Hofraad (nostre conseil) Hofraad = vergadering van de 12 raadsheren-kamerlingen die onder leiding van de kanselier of zijn plaatsvervanger praktisch dagelijks met de vorst samenkwamen om alle hangende problemen te bespreken Advies Hofraad -> karakter van een werkelijke regeringsraad ‘Regeren’ in de ME en de Nieuwe tijd: Binnen- en buitenlandse politiek bepalen (handhaving vorstelijk gezag tegenover onderdanen + uitstippelen van een bepaalde gedragslijn tegenover vreemde vorsten) Financieel beleid Uitoefening vorstelijke rechtspraak Hofraad In principe voor hoge edelen toegankelijk Politieke adviseurs: diplomatieke contacten tussen het hof van Bourgondië en de andere West-Europese vorstenhoven Ridders: allerlei militaire opdrachten Vaak afwezig + gebrekkige opleiding Enkele universitair gevormde juristen met titel raadsheer-rekwestmeester in de Raad zetelden => hadden secretarissen voor het opmaken van officiële stukken Aantal juristen neemt toe Klassieke bevoegdheidsverdeling dringt door rond 1435: rechterlijke afdeling splitst zich af + groeit uit tot nieuwe instelling: de Grote Raad Wat met afgeslankte Hofraad? Dec. 1473: splitsing algemene politiek en financieel beleid onder Karel de Stoute 1474: enkel nog algemene politiek werd in Hofraad bepaald ‘Geheime Raad’ 1477 (Groot Privilege): financiële kamer verdwijnt maar Maximiliaan van Oostenrijk voerde in 1487 er opnieuw een in: de Raad van Financiën (eigen secretariaat + vrijwel onafhankelijk van de Hofraad) De Collaterale Raden Karel V: verordeningen van 1 okt. 1531: Collaterale Raden: Raad van State – cfr kroonraad Louter adviserend Geheime Raad Bestuurlijk Raad van Financiën Werden belangrijkste organen van het centraal bestuur Zetelden te Brussel + werken tot einde AR Adviserende raden maar adviesinstellingen kunnen belangrijke, zelfs doorslaggevende invloed uitoefenen op beleid Geheime Raad Bestuurlijk: kloppende hart van de (Zuidelijke) Nederlanden, harde kern oude Hofraad Grote normatieve macht: inheemse juristen Bleef tot einde AR de meest invloedrijke regeringsinstantie in de Zuidelijke Nederlanden Voorzitter: soort 1e minister of kanselier Bevoegdheden: verscheiden + evolueren: Wetgevend: Voorbereiden + uitvaardigen vorstelijke verordeningen Toezicht officiële codificatie + homologatie costuimen Toezicht op naleving ordonnanties, openbare orde via een net van gewestelijke + regionale ambtenaren Administratief: Voorzitter: praktische leiding centrale administratie Cruciaal bij benoemingen in centrale bestuursorganen Administratieve bevoegdheid: hofhouding, centraal, gewestelijk & lokaal bestuur Kon op elk niveau steeds overgaan tot opschorting en kon uitzonderingsmaatregelen verlenen Lagere gerechtelijke instellingen van de vorst samenstellen Godsdienstige & kerkelijke aangelegenheden => Kerk proberen onder meer staatstoezicht te krijgen Gerechtelijk: veel zaken aanhangig gemaakt: In 1e aanleg: Gemeenrechtelijke zaken in verband met leden van het hof Crimineel gereserveerde gevallen zoals misdrijven tegen de vorst, verraad of spionage Geschillen die vanuit 1e aanleg door evocatie voor de Geheime Raad werden gebracht In hoger beroep: Evocatiegevallen (meestal) Alle zaken in hoger beroep betreffende de admiraliteit De revisie Soevereiniteitsrechten: Toekennen van octrooien en voorrechten Genadeverlening of gratie, kwijtschelding van straf, amnestie Raad van State Kroonraad Adviserende bevoegdheid Feodale adel => geschoolde juristen Bevoegdheid: grote & belangrijke aangelegenheden, algemene regeringsbeleid, oorlog en vrede Bevoegdheid + samenroeping hingen af van wat vorst verlangde Vanaf Filips II: verloor veel macht => vervanging: 1725: Jointe, opgericht door Oostenrijkse keizer Raad van Financiën Instructies uitvoeren van Geheime Raad en van de landvoogd(es) Beheer kroondomein, adviezen over eventuele bedden, belangrijke finaciële transacties afsluiten, controleren financiële instellingen van gewestelijk belang in samenwerking met Rekenkamer De Jointe Kabinetsjunta of jointe de cabinet: staatszaken behandelen, onofficiële ministerraad Raad van State vervangen (door Oostenrijkse keizer opgericht) Vlot & doeltreffend beslissingen nemen Taak van landvoogd of gevolmachtigde ministers verlichten Jointe de convocation: mag niet verstarren rond vast personeel De Grote Raad Toename rechtspraak + ontstaan Grote Raad => uitbreiding gerechtelijk personeel aan het hof Volgde eerst ook verplaatsingen van de hele hofhouding, geleidelijk aan zetelde het meer in Dijon Bevoegdheid: 5 categorieën van rechtspraak: 1e aanleg: geschillen rond interpretatie van wetgeving + bestuursdaden van de vorst Voorbehouden rechtspraak (cas réservés): o.a. processen over bezitsrecht, private oorlogen, oproer,… , enkel vorst mocht hier over oordelen (buiten bevoegdheid van schepenbanken) Gewone zaken (willige rechtsrpaak) In beroep: vooral vonnissen van de gewestelijke vorstelijke gerechtshoven die onder zijn gezag stonden Menige zaak aan een schepenbank of aan een gewestelijke Raad onttrokken op verzoek van één van de partijen + toevertrouwd aan Grote Raad Niet volledig soeverein, revisie mogelijk bij Geheime Raad Het Parlement van Mechelen Dec. 1473: Karel de Stoute: Parlement van Mechelen (is een Grote Raad) Personeelskader van meer dan 50 man 11 feb. 1477 (Groot Privilege): afschaffing omwille van entalig Frans karakter: onpopulair => rondreizende Grote Raad: tweetalig + paritair samengesteld uit edelen en juristen (dit bleef een dode letter) Herfst van dat jaar: Grote Raad opnieuw aan het werk, te Dijon, volledig zoals vroeger 1504: Filips de Schone vestigt Grote Raad opnieuw te Mechelen => definitief afgeschaft in 1795 bij Franse annexatie 2.3.4. De Staten-Generaal en de evolutie van het parlementarisme Pas laat in ontwikkeling want Nederlanden voor 15e eeuw: verdeeld Door Filips de Goede Bijeengeroepen door vorst wanneer hij belangrijke beslissingen enkel kon doorvoeren met toestemming van zijn onderdanen Centrale controle-instelling van de Nederlandse gewestelijke Staten Bindmiddel: eenheid van de Nederlanden versterken Adviserende en goedkeurende bevoegdheden, belangrijkste: de beden (belastingen) 16e eeuw: instelling verliest aan belang: Opstand tegen Spanje: eigende zich regeringsverantwoordelijkheid toe - 1585 (val van Antwerpen): Zuidelijke Nederlanden terug opnieuw volledig onder Spaans bewind 1632: laatste keer bijeenkomen in Zuidelijke Nederlanden 1790: vergadering van de revolutionaire Staten-Generaal Europees continent: absolutisme Engeland: 17e eeuw: parlementarisme bloeit herop => nieuwe staatsvorm: parlementaire monarchie Monarchie behouden maar autocratisch karakter weg ten voordele van parlement Conflicten parlementairen en monarchisten => Hoogtepunten: burgeroorlog + republiek onder Cromwell (1649 – 1660) => Parlementairen wonnen de strijd die bezegeld werd in de Glorious Revolution van 1689 Door die revolution: Mary II + Willem III op troon => gebonden door grondwettelijke teksten die koninklijke macht steeds meer beperkten, belangrijkste teksten: Petition of Right (1628): Gevangenneming kan enkel nog in context van een gepleegd misdrijf Habeas Corpus Act (1679): Verder voortbouwen op eerdere toezeggingen + deze versterken Arrestant moest binnen 3 dagen voor een rechter worden gebracht om te beslissen over zijn verdere aanhouding => geldstraffen voor rechters bij niet-naleven wet Bill of Rights (1689): Toegestaan door Willem en Mary ter compensatie van hun troonbestijging Resultaat revolutie: constitutionele basis voor scheiding tussen macht van de koning en die van het parlement Hannoverdynastie (vanaf 1714): parlementair regime werd met volgende principes uitgebreid: Koninklijke veto tegen door parlement gestemde wetten geraakte in onbruik Uitvoerende macht: kabinet o.l.v. 1e minister (vertrouwen nodig van parlement + vooral van het Lagerhuis) Meerderheidsprincipe in parlement Rijksfinanciën gescheiden van koninklijke inkomen + beheerd volgens jaarlijks door het parlement goedgekeurde budgetten Pers: recht om parlementaire debatten te verslaan + kritiek op uit te oefenen -> meer vrijheid Rechterlijke macht: onafhankelijkheid Evolutie Engeland: ‘moederland van de democratie’: later volgde Amerika (1776) en Frankrijk (1789), daarna opeenvolgende revolutiegolven over heel Europa H3: VAN ANCIEN RÉGIME NAAR NIEUWSTE TIJD 3.1. Recht en revolutie 3.1.1. Weg met het Ancien Régime! 18e eeuw: Frankrijk: nieuwe denkbeelden: Montesquieu: Esprite des lois: constitutionele regeringsvorm, scheiding der machten Voltaire: antiklerikaal Rousseau: Contrat Social: alle mensen zijn gelijk, en hebben door een ‘maatschappelijk verdrag’ een regeringsvorm gekozen die ze ook kunnen wijzigen Franse Revolutie: breuk met eeuwenoude rechtstradities => vernieuwing van het recht hangt samen met verlichtingsdenken, kritiek op: Privileges Onvrijheid personen en goederen Vorstelijke willekeur Kerkelijke invloed Onmenselijk karakter, zoals archaïsche strafrecht (van sommige aspecten in de samenleving) Gezag van het oude (in godsdienst, wetenschap en het recht) Gevolg: revoluties: Amerikanaanse onafhankelijkheidsstrijd + Franse Revolutie Onafhankelijkheidsstrijd VSA Amerika, maar eigenlijk Europees Britse kolonies Europese migranten Juridische context van Common Law Ideologische context van de Verlichting Weerslag in Europa en elders ter wereld Revolutie belangrijk: 1e (belangrijke) staat verdeelt in deelstaten (federalisme) 13 kolonies op de oostkust: wingewesten, uitgebuit, Engeland beslist alles, koninklijke gouverneurs, “Amerikanen” = misnoegde Engelsen -> native Americans, Europese migranten: geen rechten Afscheuring King George 1764: Sugar Act: belasting heffen op suiker -> Britten: geldnood (kosten kolonies + strijd Frankrijk) 1765: Stamp Act: zegelrecht: officiële doc. moet je betalen (belastingen) No taxation without representation (geen inspraak in Britse bestuur) Protest op Stamp Act: uiteindelijk deze Act terugtrekken Handelsboycot: Amerikanen: “Wij doen niet meer mee” (John Hancock) 1770: Boston Massacre -> startschot Amerikaanse Revolutie: Protesten tegenover gouverneur Winter: afval + sneeuwballen werpen naar milities Soldaten: geschoten op protestvoerders -> 5 doden, soldaten gingen vrijuit 1773: Tea Act & Boston Tea Party: Tea Act: belasting East Indian: mogen zonder invoerkosten thee invoeren Boston Tea Party: schepen met thee worden aangevallen + thee overboord Represailles 1776: Declaration of Independence (4th of July) -> Thomas Jefferson schreef deze tekst 1e keer dat men verlichtingsideeën in overheidsdoc. zien Filmfragment: ius resistendi in Declaration of Independence opgenomen Hoe? New York = New Amsterdam New Yorkers = Hollanders 1777: Articles of Confederation: Wij doen niet meer mee 1781: slag om Yorktown: Amerikanen verslaan Britten 1783: Versailles: Vrede van Parijs: erkenning onafhankelijkheid VSA door G.B. 1787: Amerikaanse grondwet Oudst geldende grondwet 2 luiken: 1787: Constitution (instellingen, hoe werkt VSA) 1791: Bill of Rights (amendementen, toevoegingen aan Gw.) Franse Revolutie (R)evolutie? Bestorming Bastille (14 juli 1789), ondertussen debat in paleis Versaiiles Evolutie: bevestiging ideën van gelijkheid, vrijheid & broederlijkheid, nieuw strafrecht Verschillende fases Lodewijk XIV – Marie-Antoinette: personificatie van crisis in Frankrijk (geldnood) Fr. Geeft geld aan onafhankelijksstrijd Amerika Staten-Generaal samengeroepen in 1789 (175j. geleden) (door opstanden tegen belastingen) om het over belastingen te hebben (= praten over oplossing over financiële crisis), te stemmen over belastingen: Clerus Adel 3e stand (enorm getroffen door belastingen) Staten – Generaal: zomer 1789: vergadering: Wat nu? Voorwaarde: klachten formuleren: nieuw strafrecht zonder willekeur, inspraak, … = cahiers de doléances Werking? Hoofd/stand? Er werd per stand gestemd, 3e stand was tegen: wou per persoon stemmen (2 1 stand) Parlement de Paris: oordeel hierover: per stand -> komt hen beter uit 3e stand trekt zich terug: “Assemblée nationale”: doel: grondwet voor land schrijven Samenblijven tot Gw. -> zweren dat in eed van de kaatsbaan = constituante Ondertussen in Parijs: bestorming Bastille: 14 juli 1789 Koning stuurt leger Opstand bevolking Radicale hervormingen: Feodaliteit weg: leenman -> volle eigenaar (4/8/1789) Wapenschilden weggehaald Ambachten, gilden afgeschaft Abs. vrijheid & juridische gelijkheid -> 3e stand profiteert hiervan (man ≠ vrouw) Afschaffing privileges Kerk 26/8/1789: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen Verlichtingsdenken: vrijheid van meningsuiting, scheiding der machten, belastingen hervormen,… Frankrijk werd een constitutionele monarchie Inspiratie uit Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog Préambule (= aanhef) Déclaration: Scheiding der machten Pursuit of Hapiness Decreet d’Allarde: ultieme ondernemingsvrijheid Grondwet 3/9/1791: Constitutionele monarchie (= grondwettelijk koninkrijk => geen absolute macht meer voor vorst) Scheiding der machten Revolutie radicaliseert: Convention/ terreur Personen die verdacht waren vijanden van revolutie te zijn werden terecht gesteld 21/01/1793: Louis XVI geëxecuteerd (Nationale conventie zet koning af) (citoyen Louis Capet onthoofd) -> Republiek La patrie en danger: gemeenschappelijke vijand (intern & extern) Revolutionaire Gw. in juni 1793 De Robbespierre: belangrijkste voorvechter deze terreur (leider Jakobijnen) 1795: Directoire (= geleid door 5 directeurs) probeert te sussen: Gematigde Gw. Bicameralisme (2 kamers in parlement) Raad van 500 ≈ Kamer v. volksvertegenwoordigers -> wetgeving, regels uitvaardigen,… Raad der Ouderen: nakijken Kozen 5 directeurs die het bestuur, de uitvoerende macht in handen kregen Rechterlijke macht: verkozen rechters Buitenlandse veroveringen 1799: Napoléon: herstel rust & orde: 1799: Staatsgreep: werpt Directoire omver Uitvoerende macht: consulaat: Napoléon, Cambacérès (grondlegger code civile), Lebrun Rechterlijke macht: benoemde rechters = Einde revolutie 1801: concordaat met Paus = overeenkomst om Kerk terug wat rechten te geven Interne pacificatie Het 1e keizerrijk: Codificaties: Burgerlijk Wetboek -> nu nog steeds Wetboek v. Koophandel (2018: afgeschaft) Strafwetboek (1867: veranderd) Strafprocedure -> nu nog steeds Wetgeving: blijvende indruk nalaten Slaagt hierin: Burgerlijk Wetboek overal in Europa een inspiratie Bonapartisme = Franse politieke ideologie die er naar streefde het Tweede Franse Keizerrijk te herstellen naar het huis Bonaparte en zijn politieke systeem Publiekrecht en privaatrecht werden helemaal herschreven => gewoonterecht, Romeinse recht, leenrecht, canoniek recht en geleerde juristen hebben afgedaan => wat komt er in de plaats? 3.1.2. Het Vernunftrecht Nieuw rechtssysteem, recht kwam niet meer post factum maar ex ante (recht als logisch concept): ging vooraf aan de wereld, werd gecreëerd door de wetgever, wet, wetboek: belangrijkste bron van het recht Rationeel Aansluiting bij natuur -> natuurrecht Vertrekkend vanuit algemene principes, opgesplitst in onderafdelingen en verder door, naar de concrete rechtsregel toe Wetgever: creëerde de nieuwe wereld uit het niets, enige bron: menselijke brein, de ratio, das Vernunft Wetgeving: enige bron van het recht Rechter mocht niet meer interpreteren -> la bouche de la loi zijn: toepassen wat er in de wet staat, moeilijkheid: niet alles kan in een wet vervat liggen Pioniers, voorlopers: Hugo Grotius: Mare Liberum (1609) Over de vrije zee, op oceanen: geen recht De iure belli ac pacis (1623) Het recht van oorlog en vrede, oorlogsrecht: regels over hoe staten met elkaar