Samenvatting DRO V2.docx
Document Details
Uploaded by EnrapturedMiracle
Full Transcript
Samenvatting DRO Hoofdstuk 1: Agenda 2030 Voor duurzame Ontwikkeling 1 Duurzame ontwikkeling 1.1 Inleiding Sprawl ( uncontrolled expansion of urban areas ) = versnippering kernen is versnippering kernen is op random plaatsen een dorp DRO is zeker nodig in steden Duurzaam = geen negatieve impact op...
Samenvatting DRO Hoofdstuk 1: Agenda 2030 Voor duurzame Ontwikkeling 1 Duurzame ontwikkeling 1.1 Inleiding Sprawl ( uncontrolled expansion of urban areas ) = versnippering kernen is versnippering kernen is op random plaatsen een dorp DRO is zeker nodig in steden Duurzaam = geen negatieve impact op volgende generaties. Sinds industriële revolutie: in Westen alles in teken van ongebreidelde ontwikkeling en economische groei stijgende ongelijkheid, productie en consumptie van materiële goederen centraal, Onze groei en ontwikkeling: grote impact op onze wereld limieten van haar draagkracht bereikt en overschrijdt. NOOD aan duurzame ontwikkeling. “Duurzame ontwikkeling is ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen.” 3P’s: sociale ontwikkeling (people), economische ontwikkeling (profit) milieubescherming (planet) evenwicht is totaal zoek, iedereen wil PROFIT Earth Overshoot Day valt alsmaar vroeger: dit is de dag van een bepaald jaar wanneer de mensheid wereldwijd net zoveel van de aardse grondstoffen heeft opgebruikt als wat de Aarde in één jaar tijd terug kan opbrengen en geproduceerde afvalstoffen kan verwerken. sinds 2005 valt deze dag in augustus, eigenlijk mag dit niet voor 31 december zijn. In ‘Agenda 2030 voor duurzame Ontwikkeling’ : alle lidstaten van de VN engageren om nodige initiatieven en beslissingen te nemen die nodig zijn om onze planeet en maatschappij op een duurzama koers te brengen. bouwt verder op voorgaande internationale afspraken van Duurzame Ontwikkeling en op Milleniumdoelstellingen van de VN. ( deze waren hoofdzakelijk gericht op het uitbannen van armoede en haar gevolgen in het Zuiden. 17 doelstellingen en 169 subdoelstellingen ( SDG’s ) zowel economische-, sociale- als ecologische uitdagingen 1.2 Sustainable Development Goals ( SDG’s) Onderverdeeld in 5 groepen waar ze voor cruciaal belang van zijn: Mensen Planeet Welvaart Vrede Partnerschap overschakeling van 3 P’s naar 5 P’s De Vlaamse regering wil 48 doelstellingen realiseren tegen 2030 ( Vizier 2030) DOELSTELLING 1 GEEN ARMOEDE Beëindig armoede overal en in al haar vormen. Armoede zal stijgen door energiecrisis! 700 miljoen mensen die met minder dan $1,9 per dag moeten rondkomen DOELSTELLING 2 GEEN HONGER Beëindig honger, bereik voedselzekerheid en verbeterde voeding en promoot duurzame landbouw. 3,1 miljoen kinderen per jaar sterven aan malnutritie. ¼ kinderen lijdt aan groeistoornis DOELSTELLING 3 GOEDE GEZONDHEID EN WELZIJN Verzeker een goede gezondheid en promoot welvaart voor alle leeftijden 4 pijlers: Moeder en kind Aantal moedersterfes verminderen Overlijden van pasgeborenen en neonatale sterfte vermijden Epidemieën Aandacht voor ziektes als aids, tuberculose en malaria Verkeersveiligheid Slecht bij ons door slechte ruimtelijke ordening Dagelijks verliezen 85 mensen hun leven op de Europese wegen Gezondheidszorg Medicatie voor iedereen bereikbaar en betaalbaar zijn DOELSTELLING 4 KWALITEITSVOL ONDERWIJS Verzeker gelijke toegang tot kwaliteitsvol onderwijs en bevorder levenslang leren voor iedereen 260 miljoen kinderen zijn nog nooit naar school geweest DOELSTELLING 5 GENDERGELIJKHEID Bereik gendergelijkheid en empowerment voor alle vrouwen en meisjes België stijgt in 2019 5 plaatsen, beter in 2010 DOELSTELLING 6 SCHOON WATER EN SANITAIR Verzeker toegang tot duurzaam beheer van water en sanitatie voor iedereen Vlaanderen heeft de meest vervuilde rivieren Elk jaar sterven 3 miljoen mensen door slechte waterkwaliteit DOELSTELLING 7 BETAALBARE EN DUURZAME ENERGIE Verzeker toegang tot betaalbare, betrouwbare, duurzame en moderne energie voor iedereen Kernenergie: Voordelen Nadelen Redelijk veilig, als niet ontploft Kernafval Veel energie, kleine plaats Ramp als ontploft Geen uitstoot DOELSTELLING 8 WAARDIG WERK EN ECONOMISCHE GROEI Bevorder aanhoudende, inclusieve en duurzame economische groei, volledige en productieve tewerkstelling en waardig werk voor iedereen. 168 miljoen kinderen werken wereldwijd 74 miljoen jongvolwassenen zijn werkloos 60% van de arbeiders werkt zonder contract DOELSTELLING 9 INDUSTRIE, INNOVATIE EN INFRASTRUCTUUR Bouw veerkrachtige infrastructuur, bevorder inclusieve en duurzame industrialisering en stimuleer innovatie DOELSTELLING 10 ONGELIJKHEID VERMINDEREN Dring ongelijkheid in en tussen landen terug DOELSTELLING 11 DUURZAME STEDEN EN GEMEENSCHAPPEN Maak steden en menselijke nederzettingen inclusief, veilig, veerkrachtig en duurzaam Vandaag leven 2 op 3 Europeanen en bijna 4 miljard mensen wereldwijd in steden Vandaag 55% in steden, 68% in 2050 828 miljoen mensen lopen in sloppenwijken( armoede en ongelijkheid ) , dit moet eerst opgeknapt worden. Steden beslaan 3% van het aardoppervlak, maar verbruiken wel 60% van de energievoorraad en zijn verantwoordelijk voor 70% van de CO2-uitstoot. De strijd voor duurzame ontwikkeling zal in steden gewonnen of verloren worden. European Green Capital Award ( EGCA ) : Om de inspanningen van locale overheden te belonen wordt er elk jaar een prijs uitgeleverd aan een stad die het voortouw neemt in milieuvriendelijk leven. DOELSTELLING 12 VERANTWOORDE CONSUMPTIE EN PRODUCTIE Verzeker duurzame consumptie- en productiepatronen We verspillen vandaag 30% van de wereldwijde voedselproductie Ieder jaar verbruiken we 250 km3 water om levensmiddelen te produceren die verloren gaan of verspild worden DOELSTELLING 13 KLIMAATACTIE Neem dringend actie om klimaatverandering en haar impact te bestrijden Men-made klimaatverandering DOELSTELLING 14 LEVEN IN HET WATER Behoud en maak duurzaam gebruik van de oceanen, de zeeën en maritieme hulpbronnen 60 tot 95% van het afval op de bodem van de zee is plastic DOELSTELLING 15 LEVEN OP HET LAND Bescherm, herstel en bevorder het duurzaam gebruik van ecosystemen, beheer bossen duurzaam, bestrijd woestijnvorming en landdegradatie en draai het terug en roep het verlies aan biodiversiteit een halt toe Menselijke activiteit heeft zelfs 75% van het aardoppervlak veranderd Ook verliezen we spijtig genoeg elk jaar meer dan 13 miljoen hectare bos DOELSTELLING 16 VREDE, JUSTITIE EN STERKE PUBLIEKE DIENSTEN Bevorder vreedzame en inclusieve samenlevingen met het oog op duurzame ontwikkeling Volgens een internationaal rapport van 2008 bedraagt de internationale wapenhandel naar schatting meer dan 1200 miljard dollar per jaar ( dit jaar is dit exponentieel gestegen ) DOELSTELLING 17 PARTNERSCHAP OM DOELSTELLINGEN TE BEREIKEN Versterk de implementatiemiddelen en revaliseer het wereldwijd partnerschap voor duurzame ontwikkeling 2. Landgebruik en ecosystemen 2.1 Globaal landgebruik Bodem is motor van planeet oppervlakte is eindig Alles inzetten op CO2 reductie, isolatie, zonnepanelen… zal dus niets veranderen aan ons desastreus en destructief bodemgebruik. ( Wij als Belgen zijn een van de slechtsten ) De overbevolking van de planeet een gezonde planeet aarde waar alle ecosystemen kunnen floreren en waar de impact van de mens de draagkracht van de planeet niet overstijgt zou tussen de 2-4 miljard inwoners tellen. ( vandaag bijna 8 miljard en al die mensen hebben nood aan voedsel ). Tegen het jaar 2000 bleef slechts 25% van het landoppervlak nog wild, 19% vertoonde lichte sporen van landbouw en bewoning terwijl 55% reeds ingenomen werd door landbouw, dorpen en steden. 75% van landoppervlak getransformeerd door mens 8 miljoen soorten organismen op aarde. Wij, de mens nemen 70% van de aardoppervlakte in. “Living Planet Report” : WWF heeft gekeken naar gegevens over 4.392 diersoorten, verspreid over 20.811 populaties. Veel dieren verdwijnen door habitatverlies waar wij als mens verantwoordelijk voor zijn. Meer dan 50% van alle vruchtbare bodem ingenomen door landbouw. 80% door vee. 2.2 Europees landgebruik 80% van het oppervlak van Europa gevormd door steden/dorpen en landbouw Wegen, spoorwegen, kanalen en steden(steeds meer) versnipperen het landschap schadelijk voor biodiversiteit. ( 69% verlies aan biodiversiteit in 50 jaar ) “No Net Land Take” by 2050 : netto geen extra ruimte voor bouw tegen 2050 als we iets bouwen, ook teruggeven aan de natuur.( Europa ligt hiervoor niet op koers ) EU28 tussen 2012-2018 nog steeds 539 km2/jaar ruimtebeslag. Terwijl in de periode 2000-2018 een deel van de grond in de EU28 werd teruggegeven aan de natuur, werd 11 keer meer land ingenomen. Elk jaar wordt in de EU voor stedelijke ontwikkeling en infrastructuur netto meer dan 400 km2 grond onttrokken, voornamelijk ten koste van landbouwgrond Deze overmatige consumptie van bodem/land is niet enkel het gevolg van de bevolkingsgroei. In Europa stijgt het ruimtebeslag veel sneller dan de bevolkingsgroei, het neemt zelfs toe in gebieden met bevolkingsafname. EU-doelstelling( no net land take ) om het netto ruimtebeslag tegen 2050 tot nul terug te dringen. “ruimtelijke ordeningshiërarchie” : vermijden – hergebruiken – compenseren Vermijden / avoid : stoppen met te bouwen waar nog niet gebouwd is Hergebruiken / recycle : areas with uses that were once active and now exhibit no viable use should be recycle by either introducing new uses or through renaturation Compenseren / compensate : compensation should be required when construction must take place on previously un-built land, can take the form of renaturation projects or de-sealing measures in built areas, where soil sealing is no longer necessary. Compacte steden met een goede mobiliteit en verbindingen bieden vaak de beste stedelijke levenskwaliteit en hebben ze minder directe milieueffecten. Moeten meer doen om landecosystemen beter te beschermen Druk van economische activiteiten, en in het bijzonder de landbouw moet aanzienlijk verlaagt worden Momenteel op EU-niveau geen wettelijk bindend beleidsdoel met betrekking tot ruimtebeslag. In nieuwe EU-bodemstrategie voor 2030 worden de lidstaten echter opgeroepen om doelen voor ruimtebeslag voor 2030 vast te stellen, met als doel om tegen 2050 ruimtebeslagneutraliteit te bereiken. (BOUWSHIFT) 3. Het belang van SDG11 2 op 3 Europeanen leven in steden 60% van de wereldbevolking in een stedelijke omgeving tegen 2030. 68% in 2050 In 1990 waren er 10 metropolen in 2020 al 37 Door stedelijke groei ook uitdagingen zoals Extreme armoede Steden beslaan zo’n 3% van het aardoppervlak, maar verbruiken 60% van de energievoorraad en zijn verantwoordelijk voor 70% van de globale CO2-uitstoot. DE STRIJD VOOR DUURZAME ONTWIKKELING ZAL IN DE STEDEN GEWONNEN OF VERLOREN WORDEN Hoofdstuk 2: Geschiedenis van de stedelijke ontwikkeling 4. De eerste generatie steden 3 stappen nodig voor een stad: De ovegang van een nomadenbestaan naar een sedentair bestaan De overgang van het leven in een gezinsverband of clanverband naar een dorpsstructuur De overgang van een dorp naar een stad 4.1 Van een nomadenbestaan naar een sedentair bestaan Tot aanvang Neolithicum ( 10000 jaar geleden ) was mens zwerver die leefde in kleine groepen. Deze overgang: zeer geleidelijk en niet overal gelijk 4.2 Van gezinsverband naar dorpsstructuur De overgang van het leven in gezins-of clanverband naar een complexter collectief systeem begint 30.000 jaar geleden. eerste dorpsnederzettingen ( omwalling ) ontstaan 10.000 jaar geleden. Deze primitieve dorpen hebben vaak de opbouw van de dorpen die we nu nog in Afrikaanse landen of bij de Indianen terugvinden. 4.3 Van dorp naar een stad Uitvinding van het schrift handel stad Ontstaan belangrijke technologische vernieuwingen Catalogeren en in kaart brengen van sterren als belangrijk oriëntatiemiddel Irrigatie van landbouwgronden Smelten van ijzerhoudende metalen Ontwikkling van het transport Zonder hiërarchische structuur geen stad Die collectieve organisatie veronderstelt gezags- en bestuursorganen die ondersteund worden door politieke en/of godsdienstige ideologieën. Ook fysische voorwaarden( water, reliëf ) kunnen gunstig zijn voor het ontstaan van steden. Eerste steden zijn ontstaan zijn Mesopotamië ( Nu Irak, 2-stromenland – Tigris & Eufraat ) en Egypte 4.4 Besluit Essentieel voor het ontstaan van een stad was de ontwikkeling van het schrift en het transport. Zonder transport en het schrift kan men niet aan handel doen en zonder handel heeft men geen stad Van de alleroudste steden in Mesopotamië en Egypte is maar heel weinig bewaard gebleven. 5. De Griekse stad “stad” in Griekse tijd eerst kijken naar “polis” Griekse “stad” staat volledig los van de criteria die we vandaag gebruiken zoals inwonersaantal en had te maken met een andere manier van leven die sterk verschilde van de levenswijze op het platteland Op het platteland heerst nog steeds de wet van de sterkste terwijl er in de stad/polis duidelijk sprake was van orde en recht 4 belangrijke invloeden: Invloed oudste Europese stad Knossos Invloed Griekse koloniale steden Invloed Hippodamus van Milete als grondlegger van de stedenbouw Invloed Griekse filosofen 5.1 De oudste Europese stad De oudste Europese stad is Knossos ( 2.000 v.Chr. ). 30.000 inwoners Samen met tal van andere steden ontstaan op het eiland Kreta Gunstige ligging voor handel Gelegen in Nijldelta Byzantijnse Rijk Mesopotamië Rond rechthoekig plein is het paleis gebouwd. Rond het paleis zijn er woningen van 2 á 3 bouwlagen. Muren van de gebouwen hebben kleurrijke fresco’s. Waterleiding en riolering zijn voorzien. Wegen zijn verhard. Bruggen en viaducten zijn er ook. Geen rationeel stedenbouwkundig opzet. Stedelijke groei verliep spontaan. Ontbreken van een stedenbouwkundig opzet. 5.2 De Griekse koloniale steden Napels en Marseille Schrale landbouwgrond en traag ontwikkelde nijverheid overbevolking spanningen politiek en sociaal. 5.3 Hippodamus van Milete Stadsplannen die uitblonken in orde en regelmaat Athene toen complex en wanorde Er is geen verband tussen het verloop van de stadsmuren en de stadsplattegrond De omwalling volgt grotendeels het verloop van de hoogtelijnen Er zijn grote open ruimten voor agora en openbare gebouwen Het uitgangspunt voor de geleding was de omvang van het woonblok en niet het wegenpatroon 5.4 Besluit De Oudste europese stad is ontstaan op de kruising van vele handelsroutes De woningen groepeerden zich in blokken en deze blokken vormden het uitgangspunt van het rasterpatroon Men treft nagenoeg geen groenzones aan tussen de stedelijke bebouwing maar wel openbare ruimten De koloniale drang van de Grieken had ook een belangrijke invloed op de uitbouw van de Griekse steden Milete is de eerste stad die volgens ‘een plan’ gebouwd is De stad tekende zich duidelijk af vande omgeving door de aanwezige stadsmuren 6. De romeinse stad Drie belangrijke invloeden: ( eigenlijk optellen bij elkaar ) Invloed van de etrusken Immense groei van Rome Kolonisatie van het Romeinse rijk 6.1 Etrusken Hun invloed is belangrijk voor de latere Romeinse stedenbouw. Vanaf de 7e eeuw v.Chr. hadden de Etruskische steden een dubbelen functie namelijk: Centrum van intensieve handelsrelaties met de gehele Middellandse Zee wereld Bestuurszetel voor de aristocratie die de opbrengsten van het platteland efficiënt controleerde en wist op te voeren Etrurië in huidige Toscane: vruchtbare bodem, rijk aan grondstoffen, bodem was drassig op bepaalde plaatsen. Tegen malaria: Permanente drainage, beveiliging door muren Gebouwen waren opgetrokken in baksteen of natuursteen De steden hadden bij voorkeur een Rasterplan Bouwblokken waren 160m bij 50m Hoofdwegen 15m breed 6.2 de stad Rome Geen typische Romeinse “rasterstad” Rome is ontstaan op de plaats waar de Tiber overgaat van een heuvelachtig gebied in een vlak gebied. Eerst alleen de zeven hoogten bewoond 1.400 inwoners per ha Rome was in de eerste plaats cruciaal voor het uitrollen van haar bestuurlijk systeem 6.3 kolonisatie van het Romeinse Rijk Noordwest Europa kwam meest gebundelde nederzetting uit een ‘oppidum’ Meestal gelegen op een heuvel Omringd door een wal ( murus gallicus ) Hierbinnen ligt een citadel uit deze kernen bouwden de Romeinen hun steden Voor de Romeinen was elke stad een voorpost van Rome, waarmee ze op rationele wijze verbonden was door bestuurlijke instellingen en door een goed onderhouden wegennet. Stichten van een stad had een ritueel: Fase 1: INAUGURATIO: exact vastleggen van de vestigingsplaats door de ‘agrimensor’ Agrimensor = landmeetkundige Fase 2: bepalen van de gewenste stedelijke omvang ‘ templum’ en vastleggen van globale indeling Fase 3: LIMITATIO: oriëntatie van de hoofdassen: Decumanus maximus: belangrijkste straat van 12m breed Oost-west getraceerd Cardo maximus : minder belangrijke weg van 6m breed Andere wegen: evenwijdig aan voorgaande wegen Stadspoorten kwamen voor waar de decumanus en de cardo de stadsmuur bereikten Vorm was een rasterpatroon of dambordpatroon als het een vierkant was Perfecte Romeinse stad vorm van een vierkant Afmetingen voor de wegen: De via: alleen rijtuigen: 8 voet breed De actus: alleen vee: 4 voet breed De iter: alleen voetgangers: 2 voet breed Hoogte van gebouwen: max. 2x breedte van aanpalende weg Drie Types woningen: Peristyl-woning Langgerekte woning Woonblokken Aan de rand van het forum ( centrum stad ) werden 2 hoofdgebouwen opgetrokken: Basilica ( handelsfunctie ) Curia ( bestuursfunctie ) Doorrond verschenen ook nieuwe bouwwerken: amfitheaters en stadions Romeinse “pax urbana” hoogtepunt in 1e en 2e eeuw Vanaf 3e eeuw verzwakt het Romeinse militaire apparaat 6.4 Besluit Door het omvangrijke verstedelingsproces voorzag men tijdens de groei van het Romeinse Rijk een vast stedenbouwkindig patroon De steden werden gesticht volgens een vast ritueel De steden hadden een raster- of dambordpatroon met als uitgangspunt de twee hoofdrichtingen van de decumanus en de actus De oorsprong van het rasterpatroon moeten we zoeken bij de Etrusken Rome is geen goed voorbeeld van dit typische Romeinse urbanisme. 7. De middeleeuwse stad 476 – 1492 Grote verscheidenheid Klimaat was gunstig en grote landbouwoverschotten Indeling volgens ontstaanwijze: Als voortzetting van een Romeinse stad Natuurlijk, spontaan bij een burch of een klooster gelegen op een gunstige plaats Als gecreëerde stad 7.1 Voortzetting van een Romeinse stad De Franken konden de grote Romeinse steden niet inpassen in hun levenswijze Zo konden ze de grote Romeinse bouwwerken geen functie geven en kregen bijvoorbeeld arena’s vaak een woonfunctie Religieuze elementen gingen in deze periode een belangrijke rol spelen Bisschoppen vestigden zich in de stad vlakbij de Romeinse omwalling De stenen van de muur werden gebruikt bij de oprichting van de religieuze gebouwen Kerken namen letterlijk de plaats in van oude Romeinse bouwwerken De middeleeuwse stadskern breidde zich vooral uit aan de randzone van de Romeinse stad Mensen gingen rond de kerk wonen 7.2 De natuurlijk gegroeide stad Onze steden zijn zo ontstaan Ontwikkeld vanuit een burcht in gebieden met een gunstige ligging Meestal op een al dan niet kunstmatig opgehoogde heuvel of was omringd door water Opgericht als verdediging tegen de invallen van de Noormannen De oppervlakte was klein en de vorm was aangepast aan de natuurlijk gesteldheid van het terrein Een burcht bevat: Een kerk ( geestelijke overheid ) Lokaal voor gerechtelijke vergaderingen ( rechterlijke macht ) Voorraadschuren ( economische macht ) Wallen, toren ( militaire macht ) Woningen voor heren en priesters oorspronkelijk nog geen stedelijke kenmerken in burcht, wel onderkomen voor bevolking bij gevaar. Ontwikkelen van burcht tot middeleeuwse stad door dat steeds meer mensen vestigen. Radiaal-concentrisch stratenpatroon: 7.3 De getekende stad Uit het niets opgericht Ontstaan voor economische en militaire factoren In bloeiperiode van middeleeuwen : veel handel + groei bevolking productie van voedsel en handelswaar sterk opdrijven verbeteren van de technieken en het in cultuur brengen van nieuwe gronden Uitbreiden van de gekoloniseerde gebieden naar Oost-Europa en heroveren van Zuid-Europa Begin 14e eeuw begon ‘Dark Ages’ daling bevolkingscijfer door oorlogen, economische crisis en pest stilstand ontwikkeling Europese steden 7.4 Besluit De middeleeuwen starten als een zeer bloeiende en welvarende periode Er is een zeer grote verscheidenheid aan middeleeuwse steden waardoor we ze enkel kunnen indelen volgens hun ontstaanswijze als gecreëerde stad, spontaan gegroeide stad of voorzetting van een Romeinse stad De straten zijn nauw en ongeplaveid. Ze dienden enkel als toegang tot gebouwen en pleinen en als ruimtelijke omlijning ervan. Er is geen riolering Op het einde van deze periode komt de stedelijke ontwikkeling tot een stilstand. 8. De stad tijdens de Renaissance Renaissance: herboren, wedergeboorte klassieke oudheid Romeinse kunst Verandering sociale structuur Middeleeuwse samenhorigheid opkomend kapitalisme Samenleving werd opgesplitst in sociaal-economische groepen (spanning tussen de groepen) Uiten in ruimtelijke zin in segregatie en in het vertrek van de rijken uit de stad De steden ondergingen in deze periode geen ruimtelijke uitbreiding maar werden verder afgewerkt met het accent op verfraaiing Wel kolonisaties Veel mensen verloren in oorlogen Bestaande steden werden beïnvloed door 4 belangrijke factoren Invloed militaire bouwkunst Invloed stadskunst Invloed tuinarchitectuur Koloniale steden 8.1 Invloed van de militaire bouwkunst Gebruik kanonnen vanaf 15e eeuw verdedigingsbouwwerken grondig beïnvloed. Versterking oorspronkelijke middeleeuwse omwalling De banmijl: zone van ongeveer een mijl rond de stad waar niet gebouwd mag worden VAUBAN: ( opzoeken naar voorbeelden ) Beroemdste militaire ingenieur van de Renaissance Typische stervorm van stad 8.2 Invloed van de stadskunst Renaissance periode waarin de steden verder werden afgewerkt en niet werden uitgebreid. ( gebouwen, pleinen, straten, … ) Bepalen stadskunst en worden beïnvloed door volgende factoren: Ontdekking perspectief Aanwezigheid decoratieve en monumentale ensembles Respecteren van archtecturale voorschriften 8.2.1 Het perspectief Twee kernpunten met een rechte as verbinden zelfs al vraagt dit groot grondverzet zoveel mogelijk rechtlijnige aders te creëren binnen de stad wat het perspectiefzichtgaat versterken meestal ter meerdere eer en glorie van het toenmalige ‘bestuur’ 8.2.2 Decoratieve, monumentale ensembles Werden gebouwd denkend aan de flora van de Romeinse steden. Geïsoleerde plaatsen omringd met monumentale architectonische constructies gaf stad en haar leiders aanzien 8.2.3 Architecturale voorschriften Verkavelingsvoorschriften Vanaf de 17e eeuw begint de activiteit van de architect zich uit te strekken tot: Straten ( toegankelijkheid ) Woningen ( gezondheid ) Elk gebouw is een deel van het geheel en moet aan een bepaald model beantwoorden Idee ontstaat om woningen te laten deelnemen in een harmonieus geheel BATH: John Wood Winstgevende aspect van grondspeculanten combineren met esthetische Nu is BATH belangrijke universitaire en toeristische plaats 1: Royal Crescent 2: Circus 3: Queens Square 8.3 Invloed tuinarchitectuur Tuinen waren louter utilitair in middeleeuwen in Renaissance: decoratief element Weinig invloed op stadspatroon Fransen en Engelsen willen het volledig in compositie verwerken Deze invloed uit zich in de steden: parken + planten van bomen in straten 8.4 De koloniale steden Net zoals Romeinen Europeanen bij koloniseren: invoeren van hun stedenbouwkundige concepten in de nieuwe gebieden Spanjaarden: systematische koloniale stedenbouw : renaissance plein met kerk Kenmerkend bij alle steden door kolonisten: raster- of dambordpatroon 8.5 Besluit De stad tijdens de Renaissance kenmerkt zich niet in het uitbreiden van de steden maar eerder in het verder afwerken van de steden. Dit resulteert vooral in de stad onder de vorm van architectonische elementen zoals stadspleinen,… en elementen uit de tuinarchitectuur zoals parken en bomenrijen Bestaande steden werden niet uitgebreid maar er werden wel nieuwe steden opgericht Koloniale steden in Amerika volgens een raster- of dambordpatroon Europese steden werden veelal gebaseerd op de militaire bouwkunst 9. De stad en haar omgeving tijdens de Industriële Revolutie Revolutie!! Geen Evolutie stoommachine uitgevonden Eerste helft van de 19e eeuw sterke ontwikkeling secundaire sector ( industrie ) geweldig vedichtingsproces voor in de stad nieuwe straten en woningen in onbebouwde zones binnen de omwalling + binnentuinen worden volgebouwd ontstaan aan beluiken Industrie vestigt zich in stad en er worden treinstations gebouwd. Mensen trekken naar de stad door landbouwcrisis hopen werk te vinden in opkomende industrie overaanbod aan arbeidskrachten ontstaat arbeidersproletariaat Door bevolkingsgroei middeleeuwse stad te klein Stadsmuren en monumenten ontmanteld banmijl vervalt In grote steden wordt dit een zone met monumentale bouwwerken voor cultuur en wetenschap. In deze tijd horen ook eigentijdse materialen zoals glas en ijzer. Art Nouveau binnenstad als woongebied steeds negatiever door deze veranderingen. toenemende hinder van verkeer en bedrijven + voortdurende proletarisering Reactie op 2 manieren: Uitvoeren van grootschalige transformatiewerken binnen de stad Oprichten van nieuwe ‘woon-werk’-entiteiten buiten de stad 9.1 Grootschalige transformatiewerken Politieke bewustwording van proletariaat gevaar voor opstanden Angst voor oproer in grote steden zet burgerij aan deze te doorsnijden en te isoleren van de openbare gebouwen en de woningen van de rijken Lange, rechtlijnige en brede assen dwars door de stad bemoeilijken het opwerpen van barricades, laten cavalerie toe snel te chargeren Voor deze verfraaiingswerken worden volksbuurten gesloopt zonder dat voor de bewoners alternatieve bewoning wordt voorzien Haussmann (1809 – 1891 ) werd negatief aangezien, had wel ook positieve invloed op Parijs Op vraag van Napoleon III (1803 – 1873 ) verrichte hij verbouwing van Parijs Trok 12 grote assen door de stad ( boulevards ) samenkomend in een ster Arc de Triomphe Bemoeilijken van barricades vergemakkelijken “chargeren” Zijn stedelijke politiek, ter verbetering van de stad, was gebaseerd op 4 punten: Aanleg en dorbraak van nieuwe straten in plaats van incidentale straatverbreding Verbetering van de technische uitrusting van het stratennet door aanleg van een nieuw rioleringssysteem, nieuwe watertoevoer, nieuwe verlichting en vooral nieuwe bestrating Aanpak van de groenvoorziening door beplanting van de boulevards en parken Reorganisatie van het openbaar vervoer in eerste instantie via bus- en tramlijnen, uiteindelijk uitmondend in de aanlag van het metro-net, aan het einde van de 19e eeuw 9.2 Filantropische ontwerpen Filantropie = Menslievendheid Situeren zich buiten de stad goedkopere grondprijs + uitbreidingsmogelijkheiden Uitbreidingsmogelijkheden: Verspreidt de arbeidersmassa Vermindert de kans op revolutie Bindt de arbeider aan de fabrieksheer Geaonde mensen werken beter Robert Owen: 1771 – 1858 ( New Harmony ) Verbeteringen van de arbeidsomstandigheden Verandering van de arbeidswetgeving Henri De Gorge: 1774 – 1832 (Le Grand-Hornu) Industriële tuindorpen: Dorpen opgericht buiten de centra met naast het bedrijf woningen met tuinen, bibliotheken, scholen, badhuizen,… Bv.: Bournville Schonere omgeving, gezonder Eerst enkel fabriek Veel tuinen, parken,… Port sunlight van William Hesketh Lever (stichter Unilever ) 3500 inwoners Openbare gebouwen, schalen, hotel,hospital,.. Veel parken,tuinen 9.3 Besluit De stad tijdens de Industriële Revolutie wordt sterk beïnvloed dor de komst van Industrie en enorme bevolkingsgroei die daarmee gepaard ging Middeleeuwse gebouwen werden hierdoor volledig ontmanteld en de zone rond de middeleeuwse stadsmuur waar de banmijl werd afgebakend werd volledig volgebouwd met fabrieken en arbeiderswoningen Door de enorme bevolkingsgroei en de overschot aan arbeidskrachten ontstond het arbeidersproletariaat wat uitendelijk leidde tot een sterk verzet en het optrekken van talloze blokkades. Deze blokkades probeerden de stadsarchitecten van toen weg te ruimen door het uitvoeren van grootschalige transformatiewerken waarbij het aanleggen van brede stadsaders dit moest voorkomen Door de miserabele omstandigheden binnen de stad werd het platteland aantrekkelijker en werden nieuwe woon-werk eenheden opgetrokken buiten de stad onder de vorm van filantropische projecten en industriële tuindorpen. 10. De stedenbouw in de 20e eeuw Vanaf de 20e eeuw stedelijke ontwikkeling niet meer enkel binnen de stad. invloeden van buiten de stad zijn eveneens heel belangrijk Stedenbouw 20e eeuw beïnvloed door 5 belangrijke factoren: De tuinwijkgedachte die dateert van het begin van de 20e eeuw en die ontstaan is in Engeland Het charter van 1933 dat de theoretische basis vormt voor de moderne stedenbouw en de moderne architectuur. Dit charter werd opgemaakt door CIAM Het suburbanisme en het rurbanisme: twee fenomenen die eveneens kenmerkend zijn voor de naoorlogse-periode De banlieue-vorming die begonnen is in de jaren 60 en tot het einde van de 20e eeuw kenmerkend was Het oprichten van nieuwe steden en groeisteden om stedelijke problemen die vooral in de naoorlogse periode zijn ontstaan te verhelpen: zoals verkeersproblemen en economische problemen 10.1 De tuinwijkgedachte Afschaffing van de stedelijke rol + sterke bevolkingsgroei verstigt men zich steeds meer buiten de oude stad. ( overbevolking, slechte leefomstandigheden + affschaffing stedelijke tol ) Transport is duur! invoeren goedkope treinabonnementen(1870) + aanleg van de buurtspoorwegen (1885) + groei van de stedelijke vervoersmaatschappijen stimuleren vestiging buiten de stad EBENEZER HOWARD(1850 – 1928): GARDEN CITIES OF TOMORROW: 1902 Buiten normale pendelzone Beperkt in omvang ( 30.000 inw ), maar hoge densiteit Groene gordel ( 2.400 ha grond, 2.000 ha groene gordel ) TUINSTEDEN: autonome stedelijke entiteiten binnen een hoofdzakelijk voor agrarisch gebruik bestemd platteland samengesteld uit uit deelgebieden mlet eigen openbare functies Na W.O.I wordt dit idee op het continent overgenomen, niet zozeer voor tuinsteden ( basisidee tuinwijke ) maar wel voor tuinwijken. Tuinwijkgedachte wordt uiteindelijk verlaten want: Vrij duur Te politiek Te veel ruimte inneemt 10.2 Congrès Internationaux d’Architecture Moderne C.I.A.M. organisatie van architecten bundelen krachten opstellen richtlijnen tot vernieuwing architectuur 11 congressen tussen 1928 en 1959 vormt basis voor moderne stedenbouw en moderne architectuur hun uitganspunt: Scheiden van wonen,werken,recreëren en verkeer. De stad wordt opgesplitst in zorgvuldig geplande en ontworpen delen met elk hun eigen functies Le corbusier (1887 – 1965 ) Unités d’habitation: reusachtige flatgebouwen met veel glas en beton. woonblokken worden geplaatst in een open parkachtige ruimte waarin voetgangers vrij kunnen rondlopen gebouwen worden op zuilen geplaatst om meer ruimte te hebben voor de mens en in de blokken zijn gemeenschapsruimten voorzien Basisprincipes: Scheiden / ordenen van functies Minder aandacht aan esthetica C.I.A.M. streefde naar een zoneringsplanologie scheiden van wonen De ideeën van C.I.A.M. zijn misbruikt door speculanten door hoog en snel bouwen met minderwaardige materialen alleen hun winstbejag behartigden De omvangrijkheid van vele projecten leidde tot het nivelleren van niveauverschillen JAN GEHL: Als je het plan had opgevat iemand te betalen om een stadsplan uit te tekenen die het stadsleven in de kiem zou smoren, dan had je geen betere kandidaten kunnen vinden dan de modernisten 10.3 Suburbanisatie & rurbanisatie Na W.O.II verliest de kernstad steeds meer haar woonfunctie. Oorzaken: Verhoogde individuele mobiliteit ( de auto ) De veranderde woonappreciatie: men wil in het groen leven De kortere arbeidsduur: men heeft meer tijd om een langere verplaatsing te maken en men is twee dagen per week vrijdag de verbeterde woonomstandigheden buiten de stad: er is nu overal elektriciteit, waterleiding, riolering, kabel, internet,… leidt tot suburbanisatie ( verstedelijken van de stadsrand ) en rurbanisatie ( verstedelijken van plattelandsgemeenten, meestal diegene met een goede verbinding naar de stadskern ). voornamelijk gekenmerkt door een sterke bevolkingsgroei en wijkvorming 10.4 Banlieuevorming Door rurbanisatie banlieue rond de stad: zone met slaapwijken Bewoners overdag naar stad, enkel tijdens vrije tijd in hun woongebied Banlieuevorming brengt verkeersproblemen Bereikbaarheid van centrum wordt moeilijker Stadskernen hebben financiële problemen meest kapitaalkrachtigen de stad ontvlucht Uitoefenen centrumfuncties kost de stad geld alleen inwoners betalen er voor Sinds jaren ’90 eerste en belangrijkste functie: wonen opnieuw herstellen en aantrekkelijker maken INBREIDING: op de nog bestaande open bouwruimte in de stad zoveel mogelijk woningen met modern comfort proberen plaatsen hoe dichter je werkt bij huis, hoe gelukkiger je bent 10.5 Nieuwe steden en groeisteden Sinds de jaren 1960: tendens om de stadskernen te decentraliseren stedelijke problemen gedeeltelijk te kunnen oplossen Er zijn verschillende manieren: 10.5.1 Oprichten van subcentra Doelbewust opgericht op snijpunten van openbaar vervoer contactplaatsen van metro,spoorweg,autobus- en autoverkeer meestal aan de stadsring moeten een gedeelte van de kantoor en winkelruimte uit het stadscentrum opvangen. Vb.: La Défense in Parijs Vermenging van functies Voetgangersgebied is gescheiden van verkeer ( ondergronds ) 10.5.2 Kiezen van groeisteden Overheid kiest bepaalde bestaande steden uit die in hun groei zullen gestimuleerd worden centrumfunctie zal versterkt worden ontlasting van grote centrale stad 10.5.3 Bouwen van nieuwe steden Gebaseerd op tuinstad van Howard Concrete doelstellingen voor bouwen van nieuwe steden: Verhelpen aan grote woningtekort in grote agglomeraties De migratiestromen naar en/of uit de grote agglomeraties opvangen. horizontale uitbreiding van de stedelijke centra te beperken Een beter stedelijk leefmilieu creëren en de sociale segregatie tegengaan Echte woon-werksteden bouwen nieuwe steden niet uitsluitend slaapsteden worden voldoende werkgelegenheden nodig beperken kooppendel Nieuwe steden kunnen wezenlijke componenten zijn in de plannen voor een regionaal economische groei bijdragen wegwerken regionale welvaartsgeschillen 10.6 Besluit De stedenbouw in de 20e eeuw wordt voornamelijk gekenmerkt door het zoeken van oplossing voor de overbevolkte stad die typerend was voor de 19e- eeuwse stad Dit resulteert in het herontdekken van het platteland en het oprichtenvan nieuwe kernen buiten de stad Vooral de tuinwijkgedachte van Howard en de zoneringsplanologie van Le Corbusier (CIAM) vormen hiervan de basis Uiteindelijk heeft het herontdekken van het platteland geleid tot het rurbanisatieproces en de banlieuevorming waar vooral de wijkvorming een sterke uiting van is Het oprichten van nieuwe kernen heeft geleid tot het ontstaan van subcentra, groeisteden en nieuwe steden 11. Stedenbouw 21e eeuw HOOFDSTUK 4 fenomeen van inbreiding zal verder gaan campagne voeren om wonen in stad aantrekkelijker te maken op platteland: aansnijden van nieuwe woonwijken in buitengebied vermijden en beschikbare woongebied zo efficiënt mogelijk te benutten Hoofdstuk 3: Begrippen uit de stadsgeografie 12. Stad en verstedelijking 12.1 Definities van de stad Stadsgeografen richten zich op de bestudering van de ruimtelijke structuur en de daarmee samenhangende processen in steden en stedelijke gebieden. quasi onmogelijk om een definitie van een stad te geven ( het is een subjectief begrip ) vooral gebaseerd op traditie en intuïtie , eerder vertrekken van statistische criteria De steden zijn vandaag in essentie gekenmerkt door een hoge mate aan: Bevolkingsconcentratie Multifunctionaliteit met ruime invloedsfeer Bevolkingsheterogeniteit Bebouwingsdichtheid 12.2 Begrippen i.v.m. verstedelijking VERSTEDELIJKINGSPROCES: Het proces waarbij de bevoling zich steeds meer concentreert in als stedelijk of als verstedelijkt te classificeren nederzettingen. VERSTEDELIJKINGSGRAAD: De mate waarin het urbanisatieproces gevorderd is op een bepaald moment. In ontwikkelde landen is dit hoger dan in ontwikkelingslanden 55% van de wereldbevolking / 90% van de Belgen wonen verstedelijkt. VERSTEDELIJKINGSTEMPO: De mate waarin de bevolking in de verstedelijkte gebieden toeneemt. Dit stijgingsritme ligt veel hoger in de ontwikkelingslanden 13. Stedelijke plattegronden In de vaak ingewikkelde structuur van de stedelijke plattegrond vindt men dikwijls de verschillende groeifasen (stadspatronen) van de stad terug. ( verbonden met geschiedenis ) Als plattegrond onderscheidt men steeds: Het radiaal-concentrische stratenpatroon Het raster- en dambordpatroon Het meanderpatroon Het getekende patroon ( Figuren die niet ontstaan door geschiedenis ) Het willekeurige patroon 14. De morfologische geleding van een stadsgewest Een stadsgewest is samengesteld uit de volgende delen: Stadsken + oude woonzone = binnenstad Binnenstad + 19e- eeuwse zone = kernstad Kernstad + stadsrand = agglomeratie Agglomeratie + banlieue = stadsgewest` 14.1 De binnenstad In Europese steden: valt samen met middeleeuwse stad. historische stadskern radiaal-concentrische structuur In binnenstad worden 2 delen onderscheden: Binnenstad Oude woonzone BINNENSTAD Meest actieve deel, markt centrum van handel en horeca. Stadskern is ook dienstencentrum, ook vaak toeristich Stadskern van grote steden uitgegroeid tot een Central Business District (CBD) of “zakenwijk” ten koste van woonfunctie Hoe baken je CBD af? Bereken via 2 indexen. DE OUDE WOONZONE Sluit onmiddellijk aan op stadskern Ligt vaak als band rond stadkern Vaak ambachtelijke en industriële activiteiten Lawaaihinder en verontreiniging weinig sprake van orde woonzone 14.2 De 19e-eeuwse zone Sluit aan bij binnenstad en vormt er een geheel mee. Er komen tussen beide delen geen of weinig open ruimten voor. Grote bebouwingsdichtheid Verschillende wijken: Stationswijk: Ontwikkeling spoor 19e eeuw ontwikkeling stationswijk Kenmerkend: handelszaken en horecabedrijven Stationsstraat Aantrekkingskracht achteruitgegaan door verkeersdrukte Industriezone met arbeiderswijken aan waterwegen,spoorwegen en op goedkopere nog onbebouwde gronden burgerijwijken Duidelijk gescheiden van voorgaande Ruime huizen Brede straten 14.3 De stadsrand Vanaf 20e eeuw verbeteren transportmiddelen keuze woonplaats vrijer mens stelt hogere eisen zoals ruimte, kalmte, groen Na WO2 meer mensen wonen in open ruimte buiten kernstad In stadsrandzone open en halfopen bebouwing neemt toe Deze wijken contrasteren sterk met de aaneengesloten bebouwing van de centrale stad Commerciële subkernen: In deze zone zijn aan de voornaamste verkeersassen inkoopcentra ontstaan Deze subkernen zijn ontstaan t.g.v.: De problemen in de oude stadskern als gevolg van de verkeersdrukte, de parkeermoeilijkheden, ruimtegebrek, hoge grondprijzen Groeiende bevolking buiten de kernstad Toenemende mobiliteit Stijgende welvaart, gewijzigde koopgewoonten 14.4 de banlieue Zone waarin stedelijke invloed en stedelijke kenmerken uitzwermen over het platteland. het is een inwijkingsgebied ( werken in stad ) bewoning is verstedelijkt en de grondprijzen zijn er snel gestegen. 15 stedelijke structuur modellen Ingedeeld in deelgebieden elk gedomineerd door een bepaalde vorm van ruimtegebruik of door bepaalde activiteiten ! verspreiden van sociale groepen van de stad ! 15.1 het concentrisch model van Burgess 1925 Gebaseerd op onderzoek in Chicago Volgens hem is een stad opgebouwd uit vijd concentrische zones: Central Business District ( CBD ) Klein gebied in het midden van de stad Grondprijs is er hoog alleen financieel hoogwaardige activiteiten voorkomen Wonen komt hier praktisch niet voor Zone In Transition Komen de meest verkrotte achterbuurten voor Veel criminaliteit Zone Of Workingmen’s Homes Zone van goedkope arbeiderswoningen Mensen afkomstig uit tweede zone die zich wat opgewerkt wonen hier Residential Zone Goede flats en eengezinswoningen Woont middenklasse van Amerikaanse samenleving Commuter’s Zone Pendelen Forensenzone Wonen welgestelde stedelingen in ruime eengezinswoningen Volgens Burgess: groei van stad vindt plaats door binnendringen van activiteiten van iedere zone in de eerstvolgende buitenste zone totdat het betreffende gedeelte van deze meer naar buiten gelegen ring de eigenschappen heeft aangenomen van de zone waaruit de binnendringende activiteiten afkomstig zijn ZONES SCHUIVEN OP 15.2 Het sectormodel van Hoyt Analyseerde het ruimtelijke patroon van de huishuren in Amerikaanse steden huren van een bepaald niveau komt eerder voor in sectoren dan in concentrische zones. Duurdere huizen komen vaak voor aan zijde van stad waar woonklimaat aantrekkelijker is door landschappelijke en recreatieve elementen en door goede verkeersontsluiting. 15.3 Het meerkernenmodel van Harris en Ullman ( nuclei ) 1945 Ongelijksoortige elementen mijden elkaar of stoten elkaar zelfs af Stedelijke activiteiten ( groothandel, bankwezen,industrie,.. ) hebben neiging om zich in bepaalde districten te concentreren voordeel aan elkaars aanwezigheid Het aantal en soorten kernen bepalen de groei van een stad 15.4 evaluatie van de modellen Amerikaanse modellen Zijn en blijven modellen 1925-1945 16. Stedelijke invloedssferen en hiërarchische niveaus 16.1 Begrippen Stad vervult centrale functies voor haar eigen inwoners en voor de inwoners uit de omgeving Ommeland of invloedssfeer van de stad: gebied waaruit de mensen naar de stad komen om een beroep te doen op de centrale functies. Reikwijdte van de centrale functies hangt af van: Aard van de functies Afstand tot het centrum Bereikbaarheid van het centrum Nabijheid andere centra 16.2 Rangschikken van steden: De Rank-Size Rule (1949) ontstaan uit: “Law of the primate city” 1939 Mark Jefferson Rank-Size-Rule: Alle steden kleiner dan de grootste stad verhouden zich proportioneel tot die grootste stad. Fenonmeen van de disproportionele stad Zeer veel inwonerss en zeer hoog economisch belang Dikwijls de hoofdstad van het land Nationaal focus-punt: trekken steeds meer mensen aan Niet elk land heeft een primate city Regel is niet zomaar algemeen toepasbaar In belgië: eerder steden gaan groeperen 16.3 Het Hiërarchisch stedennet Het uitrustingsniveau ( aantal centrale functies ) is niet voor alle steden gelijk. Grote centra hebben meer gespecialiseerde inrichtingen dan kleine. Verband tussen het aantal inwoners van een stad en het uitrustingsniveau. ordening naar belangrijkheid, een hiërarchisch net. Kleine steden zijn zelfs afhankelijk van grotere centra Laagste niveau: Hoofddorpen Beperkt aantal gemeenten behoren tot invloedssfeer Tweede niveau: Kleine steden Uitrustingsniveau is onvolledig ( kleine steden beconcurreren elkaar ) Derde niveau: Regionale steden Belangrijke centrale diensten Hoogste niveau Grootsteden Universiteiten en universitaire ziekenhuizen België heeft meer van het laagste niveau dan van het hoogste niveau, andere landen is het omgekeerde 16.4 Afbakenen van invloedssferen GRAVITATIEWET VAN REILLY Een wooneenheid gelegen tussen 2 steden ondergaat van die steden een aantrekkingskracht A1 en A2 die recht evenredig is met de bevolking B1 en B2 van die centra en omgekeerd evenredig is met het kwadraat van de afstanden R1 en R2 tot die centra ergens is de aantrekkingskracht van beide centra gelijk Het Breekpunt, A1 = A2 Gravitatiekracht = zwaartekracht = de aantrekkingskracht van een grote massa ( op een kleine massa ) De invloedssfeer kan afgebakend worden door het verbinden van alle breekpunten van de stad met de concurrerende centra. 16.5 Stedelijke relatieschema’s 16.5.1 De theorie van Christaller Centrale plaatsen theorie: 1933 Hij stelde zich in 1933 de vraag: “Zijn er regels op te stellen die het aantal, het belang, de grootte en de ruimtelijke spreiding van de steden bepalen?” VORM VAN INVLOEDSSFEREN: Theoretisch is het marktgebied cirkelvormig Spreiding van zulke marktgebieden: niet-verzorgde gebieden Om totale oppervlakte te verzorgen: overlappen In overlappingszone gaat men steeds naar het dichtstbijzijnde centrum patroon van zeshoeken HIËRARCHISCHE NIVEAUS Niet alle centra hebben evenveel centrale functies, hun reikweidte en drempelwaarde verschillen Centra van een hoger niveau oefenen centrale functies uit op centra van een lager niveau Er ontstaan een structuur van zeshoeken van verschillende rangorden. Hoe lager de rang, hoe kleiner de zeshoek De centra van lagere orde liggen op de hoekpunten van de invloedssferen van hogere orde De invloedssferen van een centrum van hogere rang zijn driemaal groter dan de invloedssferen van een centrum van een lagere rang k = 3 principe of marktprincipe Hoofdstuk 4: De Hedendaagse stad 17. Kijk op hedendaagse stad en haar nieuwe (woon)structuren Vroeger: “de nieuwe technologieën zullen alle stedelijke prolemen wel oplossen” Vanaf jaren ’60 veel leefbaarheidsproblemen ‘technologische stad’ en ‘bureaucratische stad’ hebben verwachtingen niet ingelost conclusie: meer met wensen van de bevolking rekening houden + inspireren op woonkwaliteit van historisch gegroeide dorpen en steden Sinds opstellen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV – 1997 ) veel aandacht gaan naar aspect ‘wonen’ binnen ruimtelijke ordening ( stedelijke kernen ) ruimtelijke en maatschappelijke meerwaarden: Zuiniger ruimtegebruik en lagere maatschappelijke kosten Verhoogde efficiëntie voor functioneren van voorzieningen ( collectief vervoer ) Breder draagvlak voor hoogwaardige economische voorzieningen Vrijwaren buitengebied Verweven en bundelen van functies 17.1 De uitbreiding van de stedelijkheid over gans Vlaanderen In 1996: 2,6 miljard mensen in stedelijke context in 2016: 4 miljard in 2050: 66% van de wereld urbaan wonen, dubbel zoveel als vandaag in een stad. Vlaanderen: 500 000 nieuwe woningen nodig tegen 2050 130 jaar geen beleid in België: in 1960 bijna ‘onbewoonbaarheid’ totaal gebrek aan wetgeving + foute politieke keuzes + gezinsverdunning + veranderde woonappreciatie + toegenomen persoonlijke mobiliteit vertakte lintbebouwing + gebruik van open ruimte als overloop voor stedelijke functies België vandaag 1 van de meest verstedelijkte gebieden in Europa 20% bebouwd Brussel 79% verstedelijkt, Wallonië 15% en Vlaanderen 27% Op 5 jaar tijd 108 km2 verstedelijkte ruimte bij Ruimtebeslag in Vlaanderen is veel te groot hoge maatschappelijke kosten Lage dichtheden Druk op open ruimte en natuur Hoger energieverbruik Hogere CO2-uitstoot Verharding Overstromingen en hittestress Minder groen en leefkwaliteit Spreiding Autoafhankelijke verplaatsingen Hoger energieverbruik Hogere CO2-uitstoot Ruimtebeslag = ruimte ingenomen door nederzettingen 27% van de belgen woont in een dichtbevolkt gebied ( EU28 40% ) 57% woont noch dichtbevolkt, noch dunbevolkt: de nevelstad Vlaanderen Deze evolutie is niet langer houdbaar: moeten denser bouwen in onze kernen, stoppen met verkavelen + DE STAD OPNIEUW AANTREKKELIJK MAKEN OPEN RUIMTE BEHOUDEN KERNEN Wij nemen 60 ha ruimte in per dag moet naar 0 in 2040 Algemeen: stedelijkheid beperkt zich niet meer tot het stedelijke gebied, maar over heel Vlaanderen Wonen wel veel mensen op platteland oefenen geen rurale beroepsactiviteit meer uit. pendelen naar werk levenswijze is zo nauw verbonden met de stad stedelijkheid tot in dorpen is uitgebreid Suburbaan wonen: wonen binnen stadsgewest en nevelstad dominante woonvorm voor 10 suburbane huizen moet evenveel lopende meter riolering, elektriciteitskabels etc worden aangelegd worden als voor 200 appartementen in middelhoogbouw 17.2 BRV en bouwshift Vlaanderen is de slechtste leerling uit de ruimtelijke ordening klas Ruimtebeslag van 33%, landbouw: net niet helft van totale grond ’natuur’ amper 1/5e slechts 3% beschermd Europees laagterecord NOOD AAN DOORTASTEND BELEID Beleidsplan Ruimte Vlaanderen ( BRV ) Plan dat een halt moet toeroepen aan de aangroei van de versnipperde bebouwing en het kapot verkavelen van onze open ruimte Anders / slimmer gaan bouwen, wonen en werken DE BOUWSHIFT 20 juli 2018: strategische visie van BRV goedgekeurd Over beleidskaders geraakte de Vlaamse Regering het nog niet eens Nu leven,wonen en werken we verspreid Ruimtebeslag moeten we terugdringen van huidige 6ha per dag naar 3ha per dag in 2025 naar 0ha in 2040. Voor wie zijn bouwgrond plots anders bestemd ziet, komt er een oplossing, bv. Een eerlijke vergoeding, een ruil, bouwrechten op een andere locatie. De Vlaamse Overheid wil mensen ook aanmoedigen om kleiner te gaan wonen en dit vooral in stads- of dorpskernen. In het BRV zit met de bouwshift de cruciale strategie om Vlaanderen leefbaar te houden 17.2.1 Duurzame steden Bevolking in Vlaanderen: 6,6 miljoen in 2022 naar 7,5 miljoen in 2060 groei komt steeds meer samen in en rond de grote steden door hun hogere natuurlijke aanwas én hun functie als migratiepoorten Duurzaam stedelijk woonmodel: aandacht besteden aan het “nieuwe wonen” ( cohousing, zorgwoningen, … ) Steden vormen een bron van welvaart en welzijn voor heel Vlaanderen. We moeten meer mensen overtuigen om in de stad te wonen 17.2.2 Duurzame Dorpen Vlaanderen bestaat uit 65 steden en 235 dorpen onzinnig om te stellen dat alles en iedereen zich moet terugplooien binnen deze steden, ook dorpen spelen een sleutelrol Totaal versnipperd landschap 13 000 km lintbebouwing + typische Vlaamse verkaveling 1 manier om dorpen duurzaam te maken: Inzetten op goed bereikbare dorpskernen verdichten zodat ze levendig worden 17.3 Tendensen van stedelijkheid Willen onze steden zich op een duurzame wijze verder ontwikkelen, dan zullen ze op deze 6 tendensen/doelstellingen moeten inzetten: Streven naar hogere bebouwingsdichtheid Ontwikkelen duurzame mobiliteit Bouwen stad op mensenmaat Aanbieden van kwalitatieve publieke ruimte Uitwerken slimme stad Implementeren stedelijk groen 17.3.1 Streven naar hogere bebouwingsdichtheid Stad van morgen zal een dense, compacte stad zijn. Voordelen hiervan: Veel efficiënter transportsysteem uitstoot schadelijke gassen is kleiner ( CO2 ) Veel meer mensen zonder auto op hun werkplek Komt zowel het milieu als veiligheid ten goede Bijna alle stedelijke diensten op wandel- of fietsafstand Maatschappelijke kost voor nutsvoorzieningen en infrastructuur aanzienlijk lager dan in steden met veel urban sprawl België heeft 2e hoogste bevolkingsdichtheid van Europa, VK op 3 belgië voor 20% bebouwd, VK voor nog geen 7%. Plaats voor 6 miljoen extra Belgen zonder één m2 extra openruimte aan te snijden densiteit in bebouwde zones + kwaliteit durven verhogen Dichtheidsstrategieën die door RSV werden opgesteld: Uitbreiding woongelegenheid Verkaveling Invullen en afwerken van de bestaande woongelegenheid Inbreiding Optimaliseren van bestaande woongelegenheid 17.3.2 Het ontwikkelen van duurzame (stads)mobiliteit Een stad is een oplossing, geen probleem. De stad moet er zijn voor IEDEREEN Er zijn 3 technologische invalshoeken: 3 kernactiviteiten Wonen Werken Ontspanne Vele andere activiteiten: Subactiviteit er van ( school,winkelen,… ) of Faciliterende activiteit ( mobiliteit ) Onderwijs volgen (voor minderjarigen “wonen”, voor volwassenen “werken”) Mobiliteit is geen kernactiviteit op zich, het maakt de andere activiteiten beter/mogelijk Mobiliteit van de toekomst: Afstand Lokaal ( tot 2km ) Stedelijk ( tot 7km ) Regionaal ( tot 150km ) Internationaal ( tot 1000km ) Intercontinentaal ( meer dan 1000km ) Randvoorwaarden Veilig Groen Efficiënt Inclusief Technologiefocus Reiziger(s) Voertuigen Infrastructuur Het feit dat een (groep) reiziger(s) zich van punt A naar punt B wil verplaatsen is de kern van mobiliteit Hoe dit gebeurt ( met welke voertuigen en middels/ door welke infrastructuur ) is daaraan ondergeschikt Ieder heeft specifieke wensen en randvoorwaarden Grootte van de groep Met of zonder kinderen Met of zonder mensen met een beperking Met mogelijke beperkte financiële middelen Met of zonder veel bagage Mobility-as-a-Service ( MaaS ) Integreert verschillende vervoermiddelen ( publiek en privaat ) Het aanbod verloopt vaak via een digitaal platform / app Is meer dan de verplaatsing alleen combinatie van diensten Advies, informatie, ticketing en betaling Betaling gebeurt bijvoorbeeld per tijdseenheid of kilometer en niet noodzakelijke per gebruikt vervoermiddel MaaS-aanbieder is de brug tussen de mobiliteitsvraag (reiziger/gebruiker) en het mobiliteitsaanbod ( vervoerder ) 17.3.3 Het bouwen van de stad op mensenmaat Aantrekkelijke leefruimte aan haar inwoners, toeristen en shoppers grootste uitdaging Antwoord ligt in de geschiedenis van stedelijke ontwikkeling aantreden modernisten maakten einde aan steden op maat van “mens-voetganger” bijzonder lage prioriteit voor topics zoals publieke ruimte, voetgangersverkeer en de rol van de stedelijke ruimte als ontmoetingsplek voor stadsbewoners Jaren ’60 invasie auto. TYPEVOORBEELD: Kopenhagen 500 000 inwoners 41% van pendelaars en 62% van inwoners fietst naar werk World’s Most Livable City in 2016 Net deze steden hebben het meeste te leiden onder leegstand, stadsvlucht, gebrek aan levendigheid en groenvoorzieningen. Het is aan het beleid van deze steden om de nodige ( financiële ) inspanning te leveren om de publieke ruimte te heroriënteren naar een kwalitatieve ruimte, waar mensen kunnen samenkomen en de stad “beleven” Fases: Autovrije straten ( hebben wij nu ook al ) Autovrije pleinen Activiteiten zones ( zijn wij nooit geraakt ) 17.3.4 Het aanbieden van kwalitatieve publieke ruimte Hét instrument naar een levendige, veilige, aangename stad 1 woord centraal: Uitnodigen: om te wandelen, spelen, fietsen,winkele,ontmoeten, creativiteit Publieke gebouwen kunnen ook helpen 17.3.5 Het uitwerken van een slimme stad Definitie slimme stad: Een stad die op een verstandige manier in de publieke ruimte de inzet van technologie structureel overweegt in haar bredere beleid 17.3.6 Het implementeren van stedelijk groen OP SCHAAL VAN DE STAD Investeer in groen, winst verzekerd Vergroenen van het hart van de stad is een belangrijke wens van bewoners en winkeliers Groen zorgt voor meetbare positieve effecten Maakt mensen gezonder Bevordert sociale contacten Lokt meer toeristen Trekt bedrijven en investeerders aan Laat waarde van huizen stijgen Maakt dagen van strenge vorst of hittegolven draaglijker Zorgt voor veiligheid Verbetert luchtkwaliteit Parken zijn de sleutels tot een groene stad Grote sociale impact Doelstelling: Ieder gezin toegang tot buurtpark op hoogstens 400 meter van de woning OP SCHAAL VAN DE WIJK Groen Kwartier in Antwerpen OP SCHAAL VAN DE STRAAT In een permanente tuinstraat wordt gestreeft naar het maximaal vergroenen en verblauwen van de straat door de bestaande verhardingen te vervangen door onder meer plantvakken, bomen, kruiden- en moestuintjes, grasperkjes, klimplanten,… Verhoogt kwaliteit van de woonomgeving in een straat Bevordert sociale interacties en buitenleven Belangrijke maatregel om zich aan te passen aan de wijzigingen van het klimaat (wateroverlast ,hittestres,… ) OP SCHAAL VAN HET PROJECT Interessantste : projecten die niet alleen een groene gevel hebben Inherent groen en duurzame projecten Hyper duurzaam GASTCOLLEGE INZET BOUWSHIFT Omvang Vlaanderen: 13.682 km2 1/3 is ingenomen door ruimtebeslag in Vlaanderen Gemiddelde over Europa is 5% onvoldoende compactheid Verschillende beleiden: Verenigde Naties: Land Degradation Neutrality (LDN) Europese Unie: No net land take (NNLT) en Bodemstrategie voor 2030 Europese Unie: Bindende LULUCF Klimaatverordening EU Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) Klimaatplan Vlaanderen Wat is de bouwshift (niet) ? Geen bouwstop Gaat niet om constructie-m2 maar om landgebruik ( grond m2 ) Netto ruimteneutraliteit ( no net land take, EAA 2011 ) Shift van 22% van de nieuwbouwactiviteit woningbouw (en andere?) Afremmen en stopzetting netto toename in de landbouwgebieden Twee kanten van de bouwshift: Definitieve grenzen stellen aan de bijkomende inname van nieuwe gronden Zuiniger ruimtegebruik Kernversterkende (her)ontwikkelingen Slimmer ruimtegebruik Central begrip ‘ruimtebeslag’ Vertaling van ‘settlement area’ EU en ‘land take’ Vlaanderen heeft gedetailleerde beschrijving én meting in Europees verband Departement Omgeving en VITO, sinds 2013 Nederzettingsstructuur: alles nodig voor menselijke activiteit behalve land gebruikt voor landbouw en land in natuurlijke staat Ook onverharde delen, ook landbouwconstructies Twee indicatoren BRV: ruimtebeslag en verharding ( en relatie tussen de twee ) Systematische meting nodig tot monitoring Handleiding nodig Gedifferentieerde meting constructie-vlakke verharding-onverhard gebruik nodig 5,1 ha/dag als basis 3 0 ha/dag 16.300 ha nog kan ontwikkeld worden Evenwaardige aanpak op zachte als harde bestemmingen Deel zachte bestemmingen: 2,8 0,8 0 Max 6.000 ha Deel harde bestemmingen Max 10.000 ha Prioritaire focus op wat waardevol is Watergevoelige gebieden (WORG) – 1e stap voor 1000 ha Zonevreemde boosen Wetlands Habitatwaarde Productieve landbouwgrond Gronden met hoge ecosysteemdienstwaarde (CO2 en waterberging Landschappelijk waardevolle gebieden Diverse neutralisatie-technieken toepassen Investeren in de ruimte Betaalbaar voor de overheid/belastingbetaler Voorstel 1e mijlpaal 2022-2025 Planologische neutraliteit Goede ruimtelijke ordening Zachte bestemmingen: inperking zonevreemde uitbreiding Vergunningsplicht Invoeren onthardingslast in ruil voor zonevreemd gebruik Harde bestemmingen: Bevriezing kwetsbare gronden