Oplossingen Oefeningen Breid Je Woorden-Schat Uit PDF 2023
Document Details
![SophisticatedTsilaisite](https://quizgecko.com/images/avatars/avatar-9.webp)
Uploaded by SophisticatedTsilaisite
2023
Tags
Summary
This document appears to be a collection of vocabulary exercises and solutions intended for a language learning course. The exercises, including explanations, are in Dutch. It appears to be aimed at a secondary school level.
Full Transcript
OPLOSSINGEN OEFENINGEN BREID JE WOORDEN- SCHAT UIT Versie 2023 HOOFDSTUK 1 Academisch Nederlands BASISWOORDENSCHAT 1.1 WELK WOORD, DAT JE AAN DE UNIVERSITEIT OF DE HOGESCHOOL REGELMATIG HOORT, WORDT HIER OMSCHREVEN EN PAST IN DE ZIN 1. academisch 2. ad valvas 3. aula...
OPLOSSINGEN OEFENINGEN BREID JE WOORDEN- SCHAT UIT Versie 2023 HOOFDSTUK 1 Academisch Nederlands BASISWOORDENSCHAT 1.1 WELK WOORD, DAT JE AAN DE UNIVERSITEIT OF DE HOGESCHOOL REGELMATIG HOORT, WORDT HIER OMSCHREVEN EN PAST IN DE ZIN 1. academisch 2. ad valvas 3. aula 4. numerus clausus 5. curriculum 6. ex cathedra 7. emeritus 8. practicum 9. proclamatie – decaan? 10. erudiet 11. rectoren 12. pedagoog 13. casus 14. syllabus 15. scriptie 1.2 WELK WERKWOORD WORDT OMSCHREVEN 1. notuleren 2. expliciteren 3. parafraseren 4. screenen 5. specificeren 6. recapituleren 7. excelleren 8. doceren 9. analyseren 10. remediëren 11. nuanceren 12. refereren aan 13. poneren 14. inventariseren 15. differentiëren 1.3 VUL DE ONTBREKENDE WOORDEN OP DE JUISTE PLAATS IN 1. alternatief 2. arbitrair 3. componenten 4. efficiënt 5. flexibel 6. interactie 7. objectief 8. subjectief 9. plausibel 10. Naar analogie met 11. constructief 12. evidentie 13. essentie 14. hypothese 15. sjabloon 16. progressie 17. attitude 18. secundaire – primaire 19. consequent 20. rationeel UITBREIDENDE WOORDENSCHAT 1.4 VUL DE ONTBREKENDE ADJECTIEVEN/BIJWOORDEN OP DE JUISTE PLAATS IN 1. accuraat 2. intrinsieke 3. pejoratief 4. proactief 5. consistent - basaal 6. cognitief 7. narratieve 8. plausibel 9. pragmatisch 10. legio - triviaal 1.5 VERKLAAR DE CURSIEVE WOORDEN 1. een gevolgtrekking maken uit het algemene naar het bijzondere 2. een uiteenzetting, een betoog 3. eensgezindheid 4. gevolg, reactie 5. waarneming HOOFDSTUK 2 Nederlands en algemene taalkunde BASISWOORDENSCHAT 2.1 V ERWARRENDE VARIANTEN: VERKLAAR HET VERSCHIL IN BETEKENIS 1. ironie bedekte, milde spot (door het tegenoverstelde te zeggen van wat men bedoelt) sarcasme bijtende spot cynisme schaamteloze spot, een illustratie van de negatieve kijk op het leven understatement verzwakte mededeling (bv.: President Obama had de indruk dat hij bij bepaalde republikeinen wat minder geliefd was 2. jargon vaktaal, voor niet-ingewijden moeilijk verstaanbare taa slang zeer informele taal, taal van een bepaalde sociale klasse of beroep turbotaal flitsend, modieus taalgebruik (kenmerk: afkortingen) Verkavelingsvlaams tussentaal ( < Geert Van Istendael) 3. monoloog één persoon is aan het woord dialoog gesprek tussen twee personen 4. barbarisme woord / uitdrukking uit een vreemde taal vertaald in niet-correct Nederlands anglicisme barbarisme uit het Engels gallicisme barbarisme uit het Frans germanisme barbarisme uit het Duits purisme (verkeerd) vertaald woord in een poging om te streven naar zuiver Nederlandse woorden 5. formeel vormelijk, stijf taalgebruik (dikwijls schrijftaal) informeel los taalgebruik (dikwijls spreektaal) 6. eufemisme verzachtende, verbloemende of verhullende uitdrukking dysfemisme taalgebruik dat opzettelijk grof of beledigend is 7. contaminatie verhaspeling van twee woorden of uitdrukkingen met een verwante betekenis, waardoor een verkeerd nieuw woord of een verkeerde nieuwe uitdrukking ontstaat pleonasme een deel van de betekenis van een woord of een woordgroep wordt nog eens, ‘dubbelop’, door een ander woord uitgedrukt tautologie een woordcombinatie waarin een begrip tweemaal of meerdere malen wordt genoemd 8. homoniem woorden met een gelijke uitspraak en spelling, maar met een verschillende betekenis homofoon woorden met een gelijke uitspraak, maar een verschillende spelling 2.2 VUL DE ZINNEN AAN MET EEN WOORD OP -IEM 1. geoniemen (vernoemd naar een plaatsnaam) 2. toponiem (plaatsnaam) 3. eponiem 4. synoniem 5. antoniem 2.3 VERKLAAR DE BETEKENIS VAN DE CURSIEVE WOORDEN 1. stukje tekst dat letterlijk gekopieerd is uit een bron 2. geslacht, sekse 3. herkomst van een woord 4. kort, grappig verhaal 5. omkering van de woorden in een zin UITBREIDENDE WOORDENSCHAT 2.4 VUL DE ZINNEN AAN MET DE ONTBREKENDE WOORDEN 1. paradox 2. hyperbool 3. allegorie 4. palindroom 5. assimilatie 6. metafoor 7. cryptogrammen 8. antecedent 9. archaïsche 10. Discongruentie HOOFDSTUK 3 Journalistiek en media BASISWOORDENSCHAT 3.1 VERWARRENDE VARIANTEN 1. nieuwsanker nieuwslezer buitenlandcorrespondent journalist die in het buitenland woont om van daaruit te berichten als er nieuws is oorlogsjournalist journalist die voor korte tijd naar oorlogsgebied trekt om van daaruit te berichten freelancer medewerker die betaald wordt per opdracht (niet vast) 2. hoofdredacteur staat aan het hoofd van de nieuwsdienst, bepaalt wat er in het journaal/krant/ tijdschrift komt en hoe de taken onder de journalisten verdeeld worden eindredacteur hij is verantwoordelijk voor het eindproduct (op gebied van taal, stijl, structuur, …) 3. persbericht bericht dat groepen, bedrijven, … naar de verschillende mediakanalen sturen om hen op de hoogte te brengen van een nieuwsfeit persconferentie vergadering om de pers op de hoogte te brengen van een bepaalde gebeurtenis (met vragen op het einde) persagentschap bedrijf dat (zowel nationaal als internationaal) nieuws verzamelt en tegen betaling doorstuurt naar alle geabonneerde nieuwskanalen 4. Belga Belgisch persagentschap Reuters Brits persagentschap AP Associated Press (V.S.) 5. on the record officieel verklaard of vastgelegd off the record vertrouwelijk, buiten de verslaggeving 6. push media informatie die aan de consument wordt opgedrongen pull media informatie waar de consument zelf voor kiest en naar binnentrekt. 7. informeren inlichtingen verstrekken opiniëren een mening geven 3.2 VUL DE ONTBREKENDE WOORDEN OP DE JUISTE PLAATS IN DE TEKST IN 1. headlines 2. intro’s 3. autocue 4. scoop 5. faits divers 6. komkommertijd 7. uitsmijter 8. voice-over / stand-up / SVO (=schriftvorming ondertiteling) 9. doorlezer 10. duidingsprogramma 11. achtergrondverhaal 12. lead / broodtekst 13. streamers 14. credit 15. deadline 3.3 VERKLAAR DE CURSIEVE WOORDEN 1. bedrijf dat radio- en televisieprogramma’s en theatervoorstellingen maakt voor anderen 2. geluidsbestanden die via het internet of via apps kunnen beluisterd worden op smartphone, tablet of computer 3. het aantal exemplaren dat van een boek, krant of tijdschrift voor één publicatiegelegenheid gedrukt wordt 4. citaat 5. een stukje geschreven door de hoofdredacteur van een krant of tijdschrift 6. een verzameling van regels waaraan journalisten zich moeten houden 7. betalend onlineplatform: je kunt de volledige info alleen lezen als je eenmalig betaalt of een abonnement) hebt 8. nagaan of beweringen waarheidsgetrouw zijn 9. concept en idee van een programma 10. tijdschriften voor een kleine doelgroep die maar over één onderwerp gaan UITBREIDENDE WOORDENSCHAT 3.4 VERKLAAR DE CURSIEVE WOORDEN 1. datgene wat het volk zegt / denkt / wil … 2. informatie gepresenteerd in de vorm van amusement 3. een vorm van productverbetering waarbij producenten de kennis en vaardigheden van hun klanten gebruiken om hun producten of diensten te verbeteren 4. gebruik van verschillende media door elkaar (radio, tv, print, games, …) 5. opzettelijk verspreid onwaar bericht 6. inventief verwoorde, sterk vereenvoudigde beelden gebruiken om zijn mening te verkondigen 7. verbod om bepaalde informatie te publiceren voor een vooraf vastgelegde datum 8. tekstbord met berichten of informatie 9. keuren voor vertoning 10. op elkaar inwerken 3.5 SCHRIJF DE VOLGENDE AFKORTINGEN VOLUIT 1. VVJ Vlaamse Vereniging van Journalisten 2. CIM Centrum voor Informatie over de Media 3. n.v.d.r. noot van de redactie HOOFDSTUK 4 Marketing en reclame BASISWOORDENSCHAT 4.1 VUL DE ZINNEN AAN MET DE ONTBREKENDE WOORDEN 1. billboards 2. corporate image 3. copywriter - artdirector 4. merchandising 5. sponsor 6. USP – unique selling proposition (de unieke eigenschappen van een product of dienst) 7. commercials – JEP – Jury voor Ethische Praktijken inzake Reclame 8. e-commerce – m-commerce 9. SWOT-analyse 10. early adopters 11. start-ups 12. Influencers 13. Product placement 14. corebusiness 15. missie - visie UITBREIDENDE WOORDENSCHAT 4.2 VUL DE ZINNEN AAN MET DE ONTBREKENDE WOORDEN 1. boiler plate (= korte tekst met belangrijke informatie over een bedrijf, product of dienst) 2. Bartering (= soort ruilhandel) – product placement 3. niche 4. influencer marketing 5. teasing 6. pay-off (= korte zin of slogan die dikwijls gebruikt wordt na de bedrijfs- of merknaam of aan het einde van een reclameboodschap) – tagline – strapline 7. Buzzmarketing (= mond-tot-mondreclame) – guerrillamarketing (= strategie waarbij met een beperkt budget, veel creativiteit en onconventionele middelen aandacht gecreëerd wordt rond een bedrijf, product of dienst) 8. ledboarding 9. pitch 10. storytelling marketing 11. branded content 12. no cure no pay 13. B2B – business to business – B2C – business to consumer 14. inbound marketing HOOFDSTUK 5 Politiek BASISWOORDENSCHAT 5.1 VERWARRENDE VARIANTEN 1. monarchie = koninkrijk waar de macht van de koning beperkt wordt door de grondwet. republiek = heeft een president als staatshoofd 2. federale staat = overkoepelende staat met verschillende aparte staten (= deelstaten), die elk hun eigen bestuur en wetten hebben 3. gemeenschappen = Nederlandstalig, Franstalig en Duitstalig (taal) gewesten = Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk (= streek) faciliteitengemeenten = een gemeente in de omgeving van Brussel of langs de taalgrens met officiële voorzie- ningen voor een taalminderheid 4. kernkabinet = vergadering van de premier, de vicepremiers en een of meer ministers die bevoegd zijn voor de onderwerpen die op de agenda staan. Een kernkabinet bereidt de werkzaamheden voor van de ministerraad. Vooral voor beslissingen met grote budgettaire gevolgen komt eerst het kernkabinet samen. ministerraad = college / vergadering van ministers 5. interpellatie = een vraag om inlichtingen motie van wantrouwen = uitspraak van de kamer waarin het beleid (van een minister of het hele kabinet) wordt afgekeurd 6. bilateraal = wederzijds bindend unilateraal = eenzijdig, van één zijde of partij uitgaand 7. minister-president = in Nederland: premier (hoofd van de regering) in België: hoofd van een van de deelregeringen eerste minister = hoofd van de (federale) regering 8. separatistisch = die ijveren voor een afscheiding van een bepaalde staat autonoom = onafhankelijk 9. lijsttrekker = staat op de eerste en meest verkiesbare plaats lijstduwer = staat helemaal onderaan de kieslijst 10. autocratie = onbeperkte alleenheerschappij democratie = staatsvorm waarin het volk invloed heeft op de regering (via het parlement) particratie = regeringsvorm waarin de politieke partijen de primaire basis van de macht vormen 5.2 VERKIEZINGEN: VUL HET CORRECTE WOORD IN 1. kiesdrempel 2. coalitie 3. kartel 4. iemand die wantoestanden in een organisatie in de openbaarheid brengt 5. electoraat 6. proteststemmen 7. informateur - formateur 8. portefeuilles 9. mandaat 10. referendum UITBREIDENDE WOORDENSCHAT 5.3 VERKLAAR DE BETEKENIS VAN DE GECURSIVEERDE WOORDEN OF UITDRUKKINGEN 1. vakantieperiode voor parlementsleden 2. plechtig of officieel gehoor dat een hooggeplaatst persoon (een koning, een president, een minister) verleent aan iemand 3. politiek die alleen rekening houdt met de omstandigheden 4. een pr-adviseur of voorlichter die werkt voor een politicus of voor een politieke partij 5. iemand die wantoestanden in een organisatie openbaar maakt 6. toestand waarin alle overheidsgezag ontbreekt 7. troonsafstand 8. vriendjespolitiek 9. iemand die zich verzet tegen het regime in zijn land 10. volksmenner (V.S.) een overheidsfunctionaris (meestal de president) in staat van beschuldiging stellen 11. iemand die vindt dat alles is toegestaan om macht te verwerven of te behouden, zonder rekening te houden met recht of moraal wat de invloed van het geografisch milieu op het politieke klimaat en in internationale verhoudingen betreft 12. rijk dat in verschillende werelddelen is gelegen land dat onder de bescherming van een ander land staat 13. besluit van een overheid of een vergadering 14. politieke stroming die een sterke band tussen leiders en volk beoogt en die zich vooral richt op wat mensen graag horen 15. diplomatiek vertegenwoordiger van een regering HOOFDSTUK 6 De financieel-economische wereld en de arbeidsmarkt BASISWOORDENSCHAT 6.1 VERKLAAR DE BETEKENIS VAN DE CURSIEVE WOORDEN OF UITDRUKKINGEN 1. headhunters (koppensnellers), gaan in scholen en bedrijven op zoek naar geschikte werknemers voor een bepaald bedrijf outplacementbureaus bekommeren zich om ontslagen werknemers van een zekere leeftijd die anders moeilijk nieuw werk vinden 2. rekruteren aanwerven 3. knelpuntberoep beroep waarvoor moeilijk geschikt personeel wordt gevonden vacatures openstaande betrekking 4. kaderpersoneel werknemers met hogere functies binnen een bedrijf 5. barema’s loonschalen commissieloon percentage op de verkoop extralegaal bijkomende, niet bij wet voorgeschreven voordelen voor een werknemer 6. anciënniteit dienstjaar 7. sabbat(s)jaar jaar waarin niet gewerkt wordt, maar waarin tijd gespendeerd wordt aan onderzoek, studiereizen, … 8. quota (< quotum) evenredig aandeel, aantal dat vooraf bepaald wordt 9. workaholic iemand die verslaafd is aan werken burn-out (