Oefeningen Accounting Module I PDF

Summary

This document contains practice exercises for accounting module I, covering chapters including fixed assets, liabilities, provisions/uncertainties, and equity. It includes multiple-choice and open-ended questions to help students learn about accounting principles.

Full Transcript

OEFENINGEN ACCOUNTING MODULE I HOOFDSTUK 7: VASTE ACTIVA...................................................................................................... 3 JUIST-FOUT BEWERINGEN......................................................................................................................

OEFENINGEN ACCOUNTING MODULE I HOOFDSTUK 7: VASTE ACTIVA...................................................................................................... 3 JUIST-FOUT BEWERINGEN................................................................................................................... 3 MEERKEUZEVRAGEN THEORIE............................................................................................................ 7 MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN................................................................................................... 11 OPEN VRAGEN OEFENINGEN............................................................................................................. 20 HOOFDSTUK 8: SCHULDEN.......................................................................................................... 39 JUIST-FOUT BEWERINGEN................................................................................................................. 39 MEERKEUZEVRAGEN THEORIE.......................................................................................................... 42 MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN................................................................................................... 45 OPEN VRAGEN OEFENINGEN............................................................................................................. 54 HOOFDSTUK 10: VOORZIENINGEN/ONZEKERHEDEN.................................................................... 67 JUIST-FOUT BEWERINGEN................................................................................................................. 67 MEERKEUZEVRAGEN THEORIE.......................................................................................................... 67 MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN................................................................................................... 68 OPEN VRAGEN OEFENINGEN............................................................................................................. 71 HOOFDSTUK 9: EIGEN VERMOGEN.............................................................................................. 73 JUIST-FOUT BEWERINGEN................................................................................................................. 73 MEERKEUZEVRAGEN THEORIE.......................................................................................................... 76 MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN................................................................................................... 79 OPEN VRAGEN OEFENINGEN............................................................................................................. 86 1 Oefeningen Module I Merel Van Mullem 2 Oefeningen Module I Merel Van Mullem HOOFDSTUK 7: VASTE ACTIVA JUIST-FOUT BEWERINGEN Vraag 1: Afschrijvingen hebben als doelstelling de daling van de marktwaarde van bepaalde activa te reflecteren Antwoord: fout Vraag 3: De volgens het oorspronkelijke afschrijvingsplan geboekte afschrijvingen moeten worden teruggenomen wanneer blijkt dat ten gevolge van gewijzigde economische of technologische omstandigheden een te snelle afschrijving heeft plaatsgehad Antwoord: fout → het MAG worden teruggenomen, maar moet niet Vraag 6: Wanneer de uitoefenprijs van de koopoptie meer bedraagt dan 15% van het dor de leasinggever geïnvesteerde kapitaal, dan behandelen we de verrichting boekhoudkundig als een huur en niet als een leasing Antwoord: juist Vraag 7: Op elk ogenblik is de nettoboekwaarde van een materieel vast actief gelijk aan het verschil tussen de oorspronkelijke aanschaffingswaarde en de gecumuleerde afschrijvingen Antwoord: fout → herwaarderingen en waardeverminderingen kunnen ook voorkomen Vraag 9: Zelf tot stand gebrachte goodwill komt niet in aanmerking om als vast actief te worden beschouwd Antwoord: juist Vraag 10: Het bij leasing periodiek verschuldigde bedrag kan worden uitgesplitst in een kapitaalbestanddeel dat de wedersamenstelling van het geïnvesteerde bedrag vertegenwoordigt en een kostenbestanddeel dat de huurlasten en de bijkomende kosten dekt Antwoord: fout Vraag 12: Bij boekhouden op kasbasis (cash basis) worden er geen afschrijvingen geboekt Antwoord: juist Vraag 13: Een vennootschap mag niet meer afschrijven dan fiscaal wordt toegestaan Antwoord: fout → indien de fiscus een kleinere afschrijvingsmogelijkheid biedt dan boekhoudkundig verantwoord, dan moeten de boekingen gebeuren volgens de bedrijfseconomisch aanvaarde afschrijvingen, ongeacht het fiscale standpunt Vraag 15: Oprichtingskosten zijn schulden waarvan de negatieve weerslag op het resultaat, volgens het principe van overeenstemming, over meerdere periodes wordt uitgespreid Antwoord: fout → oprichtingskosten zijn fictieve activa Vraag 16: De leasinggever zet bij het ingaan van het leasingcontract de volledige waarde van het geleasede goed om in een vordering ten opzichte van de leasingnemer Antwoord: fout → alleen het gefinancierde bedrag (niet de optie) 3 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 17: Het gebruik van lineaire of degressieve afschrijvingen heeft geen invloed op de cashflow voor belastingen Antwoord: juist Vraag 18: Alle kosten met betrekking tot een leasingcontract worden door de leasingnemer geboekt via de afschrijvingen en aldus gespreid over de duur van de leasingovereenkomst Antwoord: fout → er zijn ook interestkosten Vraag 19: Door het boeken van afschrijvingskosten reserveert de vennootschap cash voor de vervangingsinvestering na afloop van de geschatte gebruiksduur van het materieel vast actief Antwoord: fout Vraag 21: De jaarlijks te boeken afschrijvingen zijn groter als de geschatte residuele waarde kleiner is Antwoord: juist Vraag 23: Onroerende goederen bestemd voor de verkoop worden afgeschreven over hun verwachte gebruiksduur (met uitzondering van terreinen die niet worden afgeschreven) Antwoord: fout → voorraden Vraag 24: Bij gebruik van de methode van het vast percentage van de boekwaarde (double declining balance) kan de nettoboekwaarde van het afgeschreven actief negatief worden Antwoord: fout Vraag 25: Wanneer de boekwaarde van een afgeschreven actief kleiner is dan de gebruikswaarde, dan moet de afschrijving worden teruggenomen Antwoord: fout Vraag 27: Bij degressieve afschrijvingen stijgen de afschrijvingslasten met de tijd Antwoord: fout Vraag 29: Verworven knowhow is niet tastbaar en kan bijgevolg niet worden getoond op het actief van de balans Antwoord: fout Vraag 30: Leasing van activa is interessanter dan verwerving van activa omdat de afschrijvingskosten bij leasing lager liggen Antwoord: fout → afschrijvingskosten zijn ongeveer gelijk. Leasing is een financieringstechniek Vraag 31: Afschrijven is een techniek om de voor vaste activa betaalde kosten en aftrekbare btw, na aftrek van de verwachte restwaarde, te spreiden over de verwachte levensduur van die activa Antwoord: fout → er is geen btw Vraag 32: Degressieve afschrijvingsmethodes zijn fiscaal aantrekkelijker dan lineaire afschrijvingsmethodes Antwoord: fout 4 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 33: Een licentie is een exclusief en tijdelijk recht verbonden aan een uitvinding die kan worden gebruikt voor exploitatie in de handel en de nijverheid Antwoord: fout → dit noemt men een octrooi of patent Vraag 34: Gehuurde goederen worden boekhoudkundig als een bezitting bij de verhuurder beschouwd Antwoord: juist Vraag 35: Het bestendigheids- (of consistentie-) principe houdt in dat de vennootschap haar afschrijvingsregels steeds kan veranderen zolang ze die verandering in de toelichting vermeldt Antwoord: fout Vraag 37: Aftrekbare btw wordt niet meegerekend om de te boeken aanschaffingswaarde voor aangekochte materiële vaste activa te bepalen Antwoord: juist Vraag 38: Degressieve afschrijvingen (volgens de double declining balance-methode) worden elk jaar berekend op de aanschaffingswaarde van de materiële vaste activa, zonder aftrek van de verwachte residuele waarde Antwoord: fout → degressieve afschrijvingen worden ieder jaar berekend op de boekwaarde Vraag 39: De Belgische fiscus geeft voor verschillende activa richtlijnen omtrent de minimaal te gebruiken afschrijvingspercentages Antwoord: fout → hij geeft richtlijnen omtrent de MAXIMAAL te gebruiken afschrijvingspercentages Vraag 40: Geboekte afschrijvingen op oprichtingskosten mogen niet worden teruggenomen Antwoord: juist Vraag 41: Volgens de Belgische boekhoud- en jaarrekeningwetgeving is er sprake van leasing wanneer de contractueel te storten bedragen de integrale samenstelling dekken van kapitaal dat de leasinggever in het goed heeft geïnvesteerd (hou geen rekening met eventuele koop-of verkoopopties) Antwoord: fout Vraag 42: Wanneer de leasingnemer de koopoptie licht, boekt de leasinggever de ontvangen optieprijs als opbrengsten Antwoord: fout Vraag 43: Indien de vennootschap besluit haar bedrijf stop te zetten, dienen de oprichtingskosten volledig te worden afgeschreven Antwoord: juist Vraag 46: Een leasingnemer boekt in zijn resultatenrekening twee soorten kosten: een kapitaalcomponent (bij de terugbetaling van de schuld) en een interestcomponent (interesten op de nog uitstaande schuld) Antwoord: fout → geen kapitaalcomponent, wel afschrijvingen 5 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 48: De Belgische ficus staat systemen toe van lineaire en van degressieve afschrijvingen Antwoord: fout Vraag 49: De boekwaarde van materiële vaste activa in de balans van een vennootschap is gewoonlijk gelijk aan de aanschaffingswaarde van die activa Antwoord: fout → de aanschaffingswaarde van de activa minus de gecumuleerde afschrijvingen Vraag 50: Bij de lineaire afschrijving spreiden we de aanschaffingswaarde gelijkmatig over de gebruiksduur van het actiefbestanddeel Antwoord: fout → bij de lineaire afschrijving spreiden we het afschrijfbaar bedrag (AW - residuele waarde) gelijkmatig over de gebruiksduur van het actiefbestanddeel 6 Oefeningen Module I Merel Van Mullem MEERKEUZEVRAGEN THEORIE Vraag 1: Als degressieve afschrijvingsmethode aanvaardt de Belgische fiscus alleen: A. De methode van het vaste percentage van de boekwaarde B. De coëfficientenmethode C. De methode van de afnemende percentages op basis van het rekenkundig gemiddeld D. Geen van bovenstaande Antwoord: D → de Belgische fiscus staat alleen lineaire afschrijvingen toe Vraag 2: Bij gelijke financieringskosten zullen in de beginjaren: A. Hogere kosten geboekt worden bij een leasingcontract dan bij een huurovereenkomst B. Lagere kosten geboekt worden bij een leasingcontract dan bij een huurovereenkomst C. Dezelfde kosten geboekt worden als een leasingcontract dan bij een huurovereenkomst D. Geen uitspraak mogelijk, omdat de kosten bij het leasingcontract nog in functie staan van het gekozen afschrijvingsritme Antwoord: D Vraag 4: Bij toepassing van de methode van het vast percentage van de boekwaarde (DDB) zonder overschakeling naar de lineaire afschrijvingsbedragen in latere jaren zal: A. Het afgeschreven bedrag het afschrijfbaar bedrag overschrijden B. Het afgeschreven bedrag het afschrijfbaar bedrag nooit bereiken C. Het afgeschreven bedrag op het einde van de gebruiksduur gelijk zijn aan het afschrijfbaar bedrag D. Geen uitspraak mogelijk Antwoord: D → als restwaarde 0 is geldt B, als restwaarde >0 is geldt eventueel A Vraag 7: Exclusieve en tijdelijke rechten verbonden aan een uitvinding of ontdekking noemen we: A. Consessies B. Octrooien C. Licenties D. Goodwill Antwoord: B Vraag 8: Welke van de volgende items hoort niet bij de materiële vaste activa? - Een concessie - Een terrein - Een oliebron - Een licentie A. 1 en 2 B. 1 en 3 C. 1 en 4 D. 1, 3 en 4 Antwoord: C → dit zijn beide immateriële vaste activa 7 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 9: Afschrijvingen hebben betrekking op: A. Materiële vaste activa met beperkte gebruiksduur B. Vaste activa met beperkte gebruiksduur C. Alle niet-financiële activa D. Alle activa met beperkte gebruiksduur Antwoord: B Vraag 10: Immateriële vaste activa: A. Mogen nooit worden geherwaardeerd B. Mogen worden geherwaardeerd wanneer ze vaststaand en duurzaam in waarde stijgen C. Moeten worden geherwaardeerd wanneer ze vaststaand en duurzaam in waarde stijgen D. Mogen worden geherwaardeerd wanneer ze in waarde stijgen Antwoord: A Vraag 11: Bij de leasinggever staat het geleasede materieel opgenomen: A. Op het actief van de balans, tegen de oorspronkelijke aanschaffingswaarde B. Op het actief van de balans, tegen de oorspronkelijke aanschaffingswaarde min de optiewaarde C. Op het actief van de balans, tegen de optiewaarde D. Geen van bovenstaande Antwoord: C Vraag 12: De Belgische fiscus aanvaardt als afschrijvingsmethode: A. Enkel de lineaire afschrijvingen B. De lineaire afschrijvingen en de methode van het vaste percentage van de boekwaarde (DDB) C. De lineaire afschrijvingen en de coëfficiëntenmethode (SYD) D. De lineaire afschrijvingen, de methode van het vast percentage van de boekwaarde en de coëfficiëntenmethode Antwoord: A Vraag 14: Bij een vennootschap die geleasede goederen heeft en de leasinggever telkens bij het begin van de periode betaalt, kunnen we volgende rekening op de balans terugvinden: A. Over te dragen kosten B. Verworven opbrengsten C. Over te dragen opbrengsten D. Toe te rekenen kosten Antwoord: A Vraag 15: Welke uitspraak is niet van toepassing op oprichtingskosten? A. Oprichtingskosten moeten op het actief worden geboekt B. Geboekte afschrijvingen op oprichtingskosten mogen niet worden teruggenomen C. Oprichtingskosten moeten volledig worden afgeschreven in geval van discontinuïteit van de vennootschap D. Oprichtingskosten mogen niet worden geherwaardeerd Antwoord: A 8 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 16: Indien de leasingnemer de optie niet licht bij afloop van de leasingovereenkomst, dan: A. Boekt de leasingnemer de optieprijs als een bezitting B. Boekt de leasinggever de optieprijs als kosten C. Boekt de leasinggever de optieprijs als opbrengsten D. Geen van bovenstaande Antwoord: D → de bezitting verdwijnt Vraag 18: We verwerken roerende leasing boekhoudkundig altijd als huur als de uitoefenprijs van: A. De koopoptie ≤ 15 % van de aanschaffingswaarde van het goed B. De koopoptie > 15 % van de aanschaffingswaarde van het goed C. De verkoopoptie ≤ 15 % van de aanschaffingswaarde van het goed D. De verkoopoptie > 15 % van de aanschaffingswaarde van het goed Antwoord: B Vraag 19: Welke van de volgende kenmerken is niet toepasbaar op leasingovereenkomsten? A. Periodieke betalingen ter integrale wedersamenstelling van het kapitaal B. Aankoopoptie (ten gunste van de leasingnemer) of overgang van rechtswege bij het einde van het contract C. Verkoopoptie (ten gunste van de leasinggever) bij het einde van het contract D. Niet-opzegbaar karakter van de overeenkomst Antwoord: C Vraag 20: In het laatste jaar van afschrijving is: A. De degressieve afschrijving altijd kleiner dan de lineaire B. De degressieve afschrijving altijd groter dan de lineaire C. De degressieve afschrijving eventueel gelijk aan de lineaire D. Geen uitspraak mogelijk Antwoord: A Vraag 21: Immateriële vaste activa: A. Mogen niet worden geherwaardeerd B. Mogen worden geherwaardeerd als hun waarde, bepaald in functie van hun nut voor de vennootschap, op vaststaande en duurzame wijze uitstijgt boven hun boekwaarde C. Mogen worden geherwaardeerd wanneer de meerwaarde verantwoord is door de rentabiliteit van de vennootschap D. Mogen worden geherwaardeerd als aan voorwaarden b en c is voldaan Antwoord: A 9 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 23: Bij een leasingovereenkomst moet de som van de periodieke betalingen ongeveer gelijk zijn aan het geïnvesteerde kapitaal plus de interesten daarop: A. Plus de eventuele verkoopoptie (maar enkel als die kleiner is dan 15 % van de waarde van het goed) B. Plus de eventuele verkoopoptie C. Min de eventuele verkoopoptie (maar enkel als die kleiner is dan 15 % van de waarde van het goed) D. Min de eventuele verkoopoptie Antwoord: D Vraag 24: De boekwaarde van materiele vaste activa in de balans van een vennootschap is gewoonlijk gelijk aan: A. De nettorealisatiewaarde van die activa B. De aanschaffingswaarde van die activa C. De aanschaffingswaarde van die activa minus de gecumuleerde afschrijvingen D. De aanschaffingswaarde van die activa plus de geboekte herwaarderingsmeerwaarden Antwoord: C Vraag 26: Welke van de volgende posten zou je in de balans niet rangschikken bij de rubriek immateriële vaste activa? A. Oprichtingskosten B. Kosten van onderzoek en ontwikkeling C. Knowhow D. Vooruitbetalingen op immateriële vaste activa Antwoord: A Vraag 27: Welke van de volgende kenmerken vertoont een leasingovereenkomst gewoonlijk niet? A. De leasingnemer voert periodieke betalingen uit ter integrale samenstelling van het kapitaal B. Er is een aankoopoptie of een overgang van rechtswege vastgesteld bij het einde van het contract C. De uitoefenprijs van een eventuele koopoptie is groter dan 15 % van de waarde van het goed D. De overeenkomst is niet-opzegbaar Antwoord: C 10 Oefeningen Module I Merel Van Mullem MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN Oefening 1: Een tuinbouwonderneming verkocht op 31/12/20X4 een grasmaaier voor € 300. Ze kocht de machine aan op 01/01/20X1 voor € 1.000. De levensduur werd toen geschat op 6 jaar en de restwaarde op € 40. De tuinbouwonderneming gebruikt de lineaire afschrijvingsmethode (ook afschrijving in jaar van verkoop). Welke journaalpost diende de tuinbouwonderneming te boeken, bij de verkoop van de grasmaaier? Hou geen rekening met btw. Antwoord: C Oefening 2: De leasingmaatschappij L-PLAN least op 01/09/20X0 een wagen aan een taxionderneming en dit voor een duur van 3 jaar. De totale aanschaffingswaarde van de wagen bedroeg € 74.368,06 voor L-PLAN. Er werd overeengekomen dat de taxionderneming een jaarlijkse annuïteit van € 26.159,88 diende te betalen en de wagen na drie jaar kon aankopen voor € 12.394,68. Wat diende de taxionderneming te boeken op 01/09/20X1? Hou geen rekening met eventuele btw. De interestvoet bedraagt 10 %. Antwoord: B Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest Annuïteit 01/09/20X0 74.368 31/12/20X1 55.645 18.723 7.437 26.160 31/12/20X2 35.049 20.596 5.565 26.160 31/12/20X3 12.395 22.655 3.505 26.160 TOTAAL 61.974 16.507 78.480 11 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 3: SPQR bv sluit af op 31/12. Op 01/08/20X1 heeft SPQR een machine aangekocht voor € 37.000. De economische levensduur van deze machine bedraagt 5 jaar, de residuele waarde € 3.000. SPQR schrijft dubbel degressief af. Wat zal de afschrijvingslast op deze machine zijn in 20X2? A. €7.920 B. €8.160 C. €11.333 D. €11.933 E. €12.333 Antwoord: E → DUS 7/12 x €14.800 + 5/12 x €8.880 = €12.333 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 20% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 20% x €37.000 = (€37.000 – €3.000)/5 = €14.800 = €6.800 Datum A NBW 01/08/20X1 37.000 31/12/20X1 14.800 22.200 31/12/20X2 8.880 13.320 31/12/20X3 6.800 6.520 31/12/20X4 3.520 3.000 31/12/20X5 0 3.000 Oefening 4: ACE nv koopt op 01/01/20X1 een machine aan voor € 15.493,34 (incl. 25 % btw). ACE verwacht dat de machine een levensduur zal hebben van 8 jaar en een residuele waarde van € 495,79. Als ACE dubbel degressief afschrijft (methode van het vast percentage van de boekwaarde), wat zal dan de nettoboekwaarde zijn op 31/12/20X5? A. €2.941,31 B. €2.254,28 C. €2.045,12 NBW = altijd exclusief btw! D. €3.529,58 15.493,34 : 1,25 = 12.394,67 E. €Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: B Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 12,5% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 12,5% x €12.395 = (€12.395 – €496)/8 = €3.098,75 = €1.487,375 Datum A NBW 01/01/20X1 12.395 31/12/20X1 3.099 9.296 31/12/20X2 2.324 6.972 31/12/20X3 1.743 5.229 31/12/20X4 1.487 3.742 31/12/20X5 1.487 2.255 31/12/20X6 1.487 768 31/12/20X7 272 496 31/12/20X8 0 496 12 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 7: Op 01/07/20X1 koopt FANTASHA nv een machine aan tegen € 10.000 (excl. 20 % btw). De afschrijvingsduur wordt bepaald op 5 jaar, terwijl de residuele waarde vastgesteld wordt op € 500. FANTASHA sluit haar boekjaar af op 31/12. Hoeveel bedragen de afschrijvingslasten in 20X1 als FANTASHA lineair afschrijft? A. €1.000 B. €791 C. €950 D. €1.150 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: C → 6/12 x €1.900 = €950 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving NIET VAN TOEPASSING = (AW-RW)/n = (€10.000 – €500)/5 = €1.900 Datum A NBW 01/07/20X1 10.000 31/12/20X1 1.900 8.100 31/12/20X2 1.900 6.200 31/12/20X3 1.900 4.300 31/12/20X4 1.900 2.400 31/12/20X5 1.900 500 Oefening 8: Op 01/07/20X1 koopt FANTASHA nv een machine aan tegen € 10.000 (excl. 20 % btw). De afschrijvingsduur wordt bepaald op 5 jaar, terwijl de residuele waarde vastgesteld wordt op € 500. FANTASHA sluit haar boekjaar af op 31/12. Dezelfde machine wordt nu afgeschreven volgens de DDB-methode. Het jaar van aanschaf wordt meegeteld als een volledig jaar in de berekening van de afschrijvingen. Hoeveel zullen de afschrijvingslasten voor FANTASHA bedragen in 20X3? A. 1.140 B. 1.400 C. 1.900 D. 2.000 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: C Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 20% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 20% x €10.000 = (€10.000 – €500)/5 = €4.000 = €1.900 Datum A NBW 01/07/20X1 10.000 31/12/20X1 4.000 6.000 31/12/20X2 2.400 3.600 31/12/20X3 1.900 1.700 31/12/20X4 1.200 500 31/12/20X5 0 500 13 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 10: Op 01/04/20X1 koopt CABAN nv een machine aan ter waarde van € 72.000 (incl. 20 % btw). De residuele waarde van de machine wordt vastgesteld op € 2.000 en de economische levensduur op 5 jaar. Hoeveel bedraagt de afschrijvingslast in 20X1 als CABAN werkt met lineaire afschrijvingen, ervan uitgaande dat in het jaar van aanschaf een volledige afschrijvingslast wordt opgenomen? A. €7.200 B. €11.600 C. €9.000 D. €7.500 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: B Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving NIET VAN TOEPASSING = (AW-RW)/n = (€60.000 – €2.000)/5 = €11.600 Datum A NBW 01/07/20X1 60.000 31/12/20X1 11.600 48.400 31/12/20X2 11.600 36.800 31/12/20X3 11.600 25.200 31/12/20X4 11.600 13.600 31/12/20X5 11.600 2.000 Oefening 11: Op 01/04/20X1 koopt CABAN nv een machine aan ter waarde van € 72.000 (incl. 20 % btw). De residuele waarde van de machine wordt vastgesteld op € 2.000 en de economische levensduur op 5 jaar. Hoeveel bedraagt de afschrijving in 20X2, wanneer CABAN zou werken volgens de degressieve afschrijvingsmethode vanaf de aanschaf (methode van het vast percentage van de boekwaarde)? A. €11.520 B. €14.000 C. €12.000 D. €13.340 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: E Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 20% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 20% x €60.000 = (€60.000 – €2.000)/5 = €24.000 = €11.600 Datum A NBW 01/07/20X1 60.000 31/12/20X1 24.000 36.000 31/12/20X2 14.400 21.600 31/12/20X3 11.600 10.000 31/12/20X4 8.000 2.000 31/12/20X5 0 2.000 14 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 15: De leasingmaatschappij LESSUS nv koopt op 30/06/20X1 een machine en least deze dezelfde dag aan de vennootschap LASSUS nv. De investering heeft een waarde van € 40.000. Het leasingcontract loopt over een periode van drie jaar. Het lastenpercentage bedraagt 8 % en de jaarlijks te betalen annuïteit € 13.981,17. LASSUS heeft op het einde van het contract een koopoptie op de machine voor een bedrag van € 5.000. De leasingtabel voor deze transactie ziet er als volgt uit: Welke afschrijvingskosten moeten worden geboekt voor het boekjaar 20X1 bij de leasinggever LESSUS als je weet dat in de waarderingsregels van LESSUS vermeld staat dat geleasede activa afgeschreven worden in functie van de leasingtabel? Het boekjaar loopt van 01/01/20X1 tot 31/12/20X1. A. €11.667 B. €10.781 C. €5.833 D. €5.391 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: E → de leasinggever boekt geen afschrijvingen Oefening 16: De leasingmaatschappij LESSUS nv koopt op 30/06/20X1 een machine en least deze dezelfde dag aan de vennootschap LASSUS nv. De investering heeft een waarde van € 40.000. Het leasingcontract loopt over een periode van drie jaar. Het lastenpercentage bedraagt 8 % en de jaarlijks te betalen annuïteit € 13.981,17. LASSUS heeft op het einde van het contract een koopoptie op de machine voor een bedrag van € 5.000. De leasingtabel voor deze transactie ziet er als volgt uit: Welke boeking met betrekking tot de koopoptie dient te gebeuren bij de leasinggever LESSUS bij de aanvang van het leasingcontract? Antwoord: B 15 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 19: ABC nv least een installatie aan DEF nv. ABC kocht de installatie zelf aan voor € 250.000. Het leasingcontract loopt over 5 jaar en de toepasselijke interest bedraagt 12 %. Er is een aankoopoptie van € 25.000 voorzien. De jaarlijkse annuïteit bedraagt € 65.417,19. Welk saldo vertoont de rekening 2900 Handelsvorderingen > 1 jaar wegens leasing in de boeken van ABC bij het afsluiten van het leasingcontract? A. €327.085 B. €250.000 C. €275.000 D. €189.583 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: D → totale vordering – eerste kapitaalaflossing = €225.000 – €35.417 = €189.583 Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest Annuïteit Jaar 0 250.000 Jaar 1 214.583 35.417 30.000 65.417 Jaar 2 174.916 39.667 25.750 65.417 Jaar 3 130.489 44.427 20.990 65.417 Jaar 4 80.731 49.758 15.659 65.417 Jaar 5 25.000 55.729 9.688 65.417 TOTAAL 225.000 102.086 327.086 Oefening 20: ABC nv least een installatie aan DEF nv. ABC kocht de installatie zelf aan voor € 250.000. Het leasingcontract loopt over 5 jaar en de toepasselijke interest bedraagt 12 %. Er is een aankoopoptie van € 25.000 voorzien. De jaarlijkse annuïteit bedraagt € 65.417. Bepaal welk saldo de rekening 1720 Leasingschulden > 1 jaar in de boeken van DEF vertoont bij het afsluiten van het leasingcontract. A. €189.583 B. €214.583 C. €186.583 D. €225.000 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A Dt 2520 Rollend materieel in leasing 225.000 Ct 1720 Leasingschulden > 1 jaar 189.583 4220 Leasingschulden < 1 jaar 35.417 Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest Annuïteit Jaar 0 250.000 Jaar 1 214.583 35.417 30.000 65.417 Jaar 2 174.916 39.667 25.750 65.417 Jaar 3 130.489 44.427 20.990 65.417 Jaar 4 80.731 49.758 15.659 65.417 Jaar 5 25.000 55.729 9.688 65.417 TOTAAL 225.000 102.086 327.086 16 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 21: BUFFEL nv heeft op 01/01/X1 een nieuwe installatie aangekocht die bestemd is voor de productie van allerhande weefmateriaal. De installatie heeft een aankoopprijs van € 370.000. Daar BUFFEL zelf niet over de nodige middelen beschikt om zo een grote installatie te vervoeren, wordt ze door de leverancier gebracht en geïnstalleerd. Hiervoor dient nog eens respectievelijk € 10.000 en € 5.000 betaald te worden. De installatie zal volgens de dubbel degressieve methode afgeschreven worden over een periode van 5 jaar tot een residuele waarde van € 35.000. Op de aankoop geldt een btw-percentage van 25%. Wat is de afschrijvingslast voor de vennootschap op het einde van het derde boekjaar (31/12/X2)? A. €70.000 B. €55.440 NBW = altijd exclusief btw! C. €86.170 D. €74.282,4 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A AW = €370.000 + €10.000 + €5.000 = €385.000 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 20% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 20% x €385.000 = (€385.000 – €35.000)/5 = €154.000 = €70.000 Datum A NBW Jaar 0 385.000 Jaar 1 154.000 231.000 Jaar 2 92.400 138.600 Jaar 3 70.000 68.600 Jaar 4 33.600 35.000 Jaar 5 0 35.000 17 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 22: RAPUNZEL nv heeft op 01/01/20X0 een gebouw gekocht dat een waarde had van € 1.500.000. Dit gebouw schrijft zij lineair af over een periode van 50 jaar. Welke boeking zal onze vennootschap maken op het einde van het boekhoudjaar 20X4 (op 31/12/X4) in verband met haar afschrijvingen en wat is de nettoboekwaarde van het gebouw dan na die laatste afschrijving? Antwoord: A Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving NIET VAN TOEPASSING = (AW-RW)/n = (€1.500.000 – €0)/50 = €30.000 Datum A NBW 01/01/20X0 1.500.000 31/12/20X0 30.000 1.470.000 31/12/20X1 30.000 1.440.000 31/12/20X2 30.000 1.410.000 31/12/20X3 30.000 1.380.000 31/12/20X4 30.000 1.350.000 … … … 18 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Oefening 24: FANCY TAXI nv beslist haar wagenpark te vernieuwen en least op 01/03/20X0 wagens bij BEST LEASE nv voor een aanschaffingswaarde van € 250.000 (incl. de koopoptie ter waarde van € 30.000). De leasingtermijn bedraagt 5 jaar. De jaarlijks te betalen annuïteit bedraagt € 52.314,46. Welke van volgende boekingen moet FANCY TAXI uitvoeren op 31/12/20X0 (einde van haar boekjaar) als je weet dat de interestvoet 5 % bedraagt? Antwoord: A → 10/12 x €12.500 = €10.417 Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest (5%) Annuïteit 01/03/20X0 250.000 31/12/20X0 210.186 39.814 12.500 52.314 31/12/20X1 168.380 41.805 10.509 52.314 31/12/20X2 124.485 43.895 8.419 52.314 31/12/20X3 78.395 46.090 6.224 52.314 31/12/20X4 30.000 48.395 3.920 52.314 TOTAAL 220.000 41.572 261.572 19 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OPEN VRAGEN OEFENINGEN OEFENING 1 (COLLEGE) SANSA bv koopt op 01/01/20x4 een machine aan ter waarde van €16.000 (excl. 20% btw). De machine heeft een restwaarde van €1.000 en wordt afgeschreven over een periode van 5 jaar. Subvraag 1: stel de afschrijvingstabel op voor de 5 volgens de lineaire- en dubbel degressieve methode. Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 20% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 20% x €16.000 = (€16.000 – €1.000)/5 = €6.400 = €3.000 Lineaire afschrijving: Datum A NBW 01/01/20X4 16.000 31/12/20X4 3.000 13.000 31/12/20X5 3.000 10.000 31/12/20X6 3.000 7.000 31/12/20X7 3.000 4.000 31/12/20X8 3.000 1.000 Degressieve afschrijving: Datum A NBW 01/01/20X4 16.000 31/12/20X4 6.400 9.600 31/12/20X5 3.840 5.760 31/12/20X6 3.000 2.760 31/12/20X7 1.760 1.000 31/12/20X8 0 1.000 Subvraag 2: geef de boeking met betrekking tot de aankoop van de machine op 01/01/20X4, indien je weet dat ze via de bank betaald werd (geen btw). Dt 2300 Machines 16.000 Ct 5500 bank 16.000 Subvraag 3: Wat boekt SANSA op het einde van het boekjaar 20x4 (30/12/20x4) met betrekking tot de afschrijvingen, indien ze de lineaire methode gebruikt? Dt 6302 Afschrijvingen op machines 3.000 Ct 2309 Machines – geboekte afschrijvingen 3.000 → !! Rekeningnummer van het actief nemen (2300 Machines) MAAR nummer 9 op het einde 20 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 2 (WPO) BABOU nv heeft op 01/01/20X0 een machine aangekocht ter waarde van € 200.000. Ze diende ook nog € 10.000 transportkosten te betalen. Voor de installatie van de machine diende BABOU extra kosten van € 17.000 te betalen. Bijkomende gegevens in verband met deze machine zijn: - Een vermoedelijke levensduur van 10 jaar; - Een residuele waarde van € 2.000 na 10 jaar. Subvraag 1: Stel de afschrijvingstabel op voor deze machine volgens de dubbel degressieve methode. AW = €200.000 + €10.000 + €17.000 = €227.000 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 10% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 10% x €227.000 = (€227.000 – €2.000)/5 = €45.400 = €22.500 Degressieve afschrijving: Datum A NBW 01/01/20X0 227.000 31/12/20X0 45.400 181.600 31/12/20X1 36.320 145.280 31/12/20X2 29.056 116.224 31/12/20X3 23.245 92.979 31/12/20X4 22.500 74.479 31/12/20X5 22.500 47.979 31/12/20X6 22.500 25.479 31/12/20X7 979 2.979 31/12/20X8 0 2.000 31/12/20X9 0 2.000 31/12/20X10 0 2.000 Subvraag 2: Stel de journaalpost op voor de aankoop van deze machine (geen btw), alsook voor de afschrijving van het eerste jaar. Aankoop machine: Dt 2300 Machines 227.000 Ct 4400 Leveranciers 227.000 Afschrijving eerste jaar Dt 6302 Afschrijvingen op machines 45.400 Ct 2309 Machines – geboekte afschrijvingen 45.400 21 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 3 (COLLEGE) VUB Lease nv (leasinggever) leaset op 31/03/20X0 een machine aan ABC nv (leasingnemer) voor een periode van 5 jaar. De waarde van deze machine bedraagt € 15.000 (excl. de aankoopoptie van € 1.000 en excl. 20 % btw). De eerste terugbetaling dient op 31/03/20x1 te gebeuren. Het leasingcontract heeft bovendien nog de volgende kenmerken: - Interestvoet: 12 % - Annuïteit: €4.281 - Btw-percentage m.b.t. leasingverrichtingen: 20 %. De machine wordt lineair afgeschreven over de termijn van het leasingcontract. Subvraag 1: Stel op basis van bovenstaande gegevens de leasingtabel op. Datum Saldo Kapitaal Interest Annuïteit 31/03/20X0 16.000 31/03/20X1 13.639 2.361 1.920 4.281 31/03/20X2 19.995 2.644 1.637 4.281 31/03/20X3 8.033 2.962 1.319 4.281 31/03/20X4 4.716 3.317 964 4.281 31/03/20X5 1.001 3.715 566 4.281 TOTAAL 14.999 6.406 21.405 Subvraag 2: Geef de boekingen bij VUB Lease bij de verwerving van de machine (aangekocht op 29/03/20X0), bij de aanvang van het contract en bij de afsluiting van het boekjaar 20X0 (31/12/20X0) en bij de ontvangst van de eerste annuïteit (31/03/20x1) → LEASINGEVER Verwerving machine (29/03/20X0) Dt 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 16.000 4110 TTV BTW 3.200 Ct 5500 Bank 19.200 Aanvang contract Dt 2601 Overige MVA – koopoptie leasing 1.000 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 15.000 Ct 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 16.000 Dt 0520 Debiteuren wegens verplichting tot VK 1.000 Ct 0530 Verplichting tot VK 1.000 Bij een aankoopoptie geef je deze boeking weer Het heeft nu geen invloed op balans of RR, maar in de toekomst wel 😊 Hierdoor maak je gebruik van 0-rekeningen → ‘niet in balans opgenomen rechten en verplichtingen’ Het is dus niet zeker of de aankoopoptie zal worden gelicht 22 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Afsluiting boekjaar (31/12/20X0) Dt 4910 Verworven opbrengsten 1.440 (9/12 x 1.920) Ct 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 1.440 De interest spreiden over een deel dit jaar & een deel volgend jaar 😊 Dt 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 2.361 Ct 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 2.361 Ontvangst eerste annuïteit (31/03/20X1) Dt 5500 Bank 5.137 Ct 4510 TB BTW 2.361 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 856 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 1.920 Subvraag 3: Geef de boekingen bij ABC bij de aanvang van het contract, bij de afsluiting van het boekjaar 20x0 (31/12/20X0), bij de eerste betaling aan VUB Lease en bij het einde van het contract onder de veronderstelling dat de ABC bij het aflopen van het contract overgaat tot de verwerving van de machine → LEASINGNEMER Aanvang contract Dt 2510 Machines in leasing 15.000 Ct 1720 LS > 1 jaar 15.000 Neem hier altijd het bedrag zonder je aankoopoptie! Dt 0900 Recht tot AK van VA 1.000 Ct 0910 Crediteuren wegens recht tot AK 1.000 Afsluiting boekjaar (31/12/20X0) Dt 6302 Afschrijving op machines in leasing 3.000 (15.000/5) Ct 2519 Geboekte afschrijvingen op machines in leasing 3.000 Ookal is er geen volledig jaar doorlopen, toch schrijf je af zoals dit wel zo is 😊 Er wordt hier lineair afgeschreven Dt 1720 Leasingschulden > 1 jaar 2.361 Ct 4220 Leasingschulden < 1 jaar 2.361 Dt 6500 Interestkosten 1.440 (9/12 x 1.920) Ct 4920 Toe te rekenen kosten 1.440 Eerste betaling Dt 4220 LS < 1 jaar 2.361 6500 Interestkosten 1.920 4110 TTV BTW 856 Ct 5500 Bank 5.137 Dit is de exacte boeking als bij de leasinggever maar dan andere debet & credit 😊 23 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Einde contract Dt 2300 Machines 16.000 4110 TTV BTW 15.000 2519 Geboekte afschrijvingen op machines in leasing 200 Ct 2309 Geboekte afschrijvingen op machines 15.000 2510 Machines in leasing 15.000 5500 Bank 1.200 (RW + BTW) In deze boeking heb je 3 keer de waarde van je contract 😊 3 stappen in deze boeking: 1) Alles met betrekking leasing eruit halen 2) Machine op balans halen 3) Btw + bank Dt 0910 Crediteuren wegens recht tot AK 1.000 Ct 0900 Recht tot AK van VA 1.000 Dit is het tegenboeken van de eerdere 0-rekeningen 24 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 4 (ZELF) VH nv (leasinggever) leaset op 30/09/20X0 een machine aan de HU nv (leasingnemer). De investering heeft een waarde van €145.000. Het leasingcontract loopt over een periode van 3 jaar. Het lastenpercentage is 16,15% en de jaarlijks te betalen annuïteit bedraagt €63.297. Op deze leasingtransacties dient een btw van 20% aangerekend te worden. HU heeft op het einde van het contract een koopoptie op de machine van €15.000. Subvraag 1: Stel op basis van deze gegevens de leasingtabel op. Datum Saldo Kapitaal Interest Annuïteit 30/09/20X0 145.000 31/12/20X1 105.120 39.879 23.418 63.297 31/12/20X2 58.800 46.320 16.977 63.297 31/12/20X3 4.999 53.801 9.496 63.297 TOTAAL 140.000 49.891 189.891 Subvraag 2: Verricht alle boekingen voor VH (bij aanvang contract, afsluiting boekjaar 20X0, eerste betaling door HU in 20X1 en bij het einde van het contract in 20X3). HU gaat op het einde van het contract over tot de verwerving van de machine tegen de vastgestelde prijs → LEASINGGEVER Verwerving machine (29/03/20X0) Dt 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 145.000 4110 TTV BTW 29.000 Ct 5500 Bank 174.000 Aanvang contract Dt 2601 Overige MVA – koopoptie leasing 5.000 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 100.121 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 39.879 Ct 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 145.000 Dt 0520 Debiteuren wegens verplichting tot VK 5.000 Ct 0530 Verplichting tot VK 5.000 Afsluiting boekjaar (31/12/20X0) Dt 4910 Verworven opbrengsten 5.855 (3/12 x 23.418) Ct 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 5.855 Ontvangst eerste annuïteit (31/03/20X1) Dt 5500 Bank 75.956 Ct 4510 TB BTW 12.659 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 39.879 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 23.418 25 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Einde contract Dt 5500 Bank 6.000 Ct 2601 Overige MVA – koopoptie leasing 5.000 4510 TB btw 1.000 Dt 0530 Verplichtingen tot verkoop 5.000 Ct 0520 Debiteuren wegens een optieverplichting bij leasing 5.000 26 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 5 (COLLEGE) SCHROOT nv, die containers vervoert, gaat een vrachtwagen leasen vanaf 30/06/X0 en dit voor een periode van 3 jaar. De aanschaffingswaarde van de vrachtwagen bedraagt € 50.000 en er wordt geen residuele waarde voorzien. De aflossing gebeurt door 3-jaarlijkse vaste annuïteiten van € 19.227 en de interestvoet bedraagt 7,5 % (btw 20 %). De afschrijving van de vrachtwagen gebeurt over 3 jaar volgens de dubbel degressieve methode. Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest Annuïteit 30/06/20X0 50.000 29/06/20X1 34.523 15.477 3.750 19.227 29/06/20X2 17.885 16.638 2.589 19.227 29/06/20X3 0 17.886 1.341 19.227 TOTAAL 50.000 7.681 57.681 Subvraag 1: Geef de nodige boekingen bij de verhuurder (leasingmaatschappij) vanaf de aanvang van het contract tot en met de eerste ontvangen betaling (vermeld de datum waarop de boekingen dienen te gebeuren) → LEASINGGEVER Aanvang contract Dt 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 50.000 → Handelsvordering op LT (>3 jaar) Ct 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 50.000 Er is geen koopoptie, dus geen verplichting tot verkoop inboeken 😊 Afsluiting boekjaar Dt 4910 Verworven opbrengsten 1.875 (6/12 x 3.750) Ct 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 1.875 Overlopende rekening: toewijzen opbrengsten in dit boekjaar (klasse 49 in MAR) Je ontvangt de interesten altijd pas op het einde BJ (hier 20/06/X1) MAAR deze hebben deels al betrekking op dit boekjaar 6 maanden vallen in BJ X0 en 6 maanden vallen in BJ X1 Dt 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 15.477 Ct 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 15.477 1/01/20X1 Dt 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 1.875 Ct 4910 Verworven opbrengsten 1.875 Overlopende rekeningen tegenboeken Ontvangst eerste betaling (29/06/20X1) Dt 5500 Bank 23.072 → bedrag annuïteit x 1,2 Ct 4510 TB BTW 3.845 → op bedrag annuïteit (19.227 x 20%) 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 15.477 → rekening HV tegenboeken 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 3.750 → volledige bedrag aan interesten 27 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Subvraag 2: Geef de boeking bij SCHROOT voor de betaling in het derde jaar → LEASINGNEMER Ontvangst betaling derde jaar Dt 4220 LS < 1 jaar 17.866 6500 Interestkosten 1.341 4110 TTV BTW 3.845 (annuïteit x 20%) Ct 5500 Bank 23.072 (annuïteit x 1,2) OEFENING 6 (WPO) PETROL nv schaft zich op 01/01/20X4 een nieuwe raffinaderij-installatie aan. Prijskaartje: € 500.000 (excl. 20 % btw). Deze initiële kostprijs loopt echter nog verder op omdat PETROL een speciaal interventieteam moet inhuren om de raffinaderij operationeel te maken: € 190.000 (excl. 20 % btw). PETROL beslist om de raffinaderij op 10 jaar af te schrijven, waarbij ze veronderstelt dat die na 10 jaar nog € 40.000 waard zal zijn. PETROL wil degressief afschrijven volgens de dubbel degressieve methode Subvraag 1: Journaliseer de aanschaffing Dt 2300 Installaties 690.000 (500.000 + 190.000) 4110 TTV Btw 138.000 Ct 4400 Leveranciers 828.000 Subvraag 2: Vul de onderstaande afschrijvingstabel in (afschrijvingsbedragen) voor de eerste vijf jaar Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 10% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 10% x €690.000 = (690.000 – €40.000)/10 = €138.000 = €65.000 Afschrijvingstabel: Datum A NBW Begin 690.000 20X4 138.000 552.000 20X5 110.400 441.600 20X6 88.320 353.280 20X7 70.656 282.624 20X8 65.000 217.624 28 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 7 (ZELF) FGH bv heeft sinds 01/01/20X4 een machine in haar bezit. De oorspronkelijke aanschaffingswaarde van deze machine bedroeg € 50.000 (excl. 20 % btw). De machine wordt afgeschreven volgens de double-declining-balance-methode (lineaire basis is 10 jaar). Het boekjaar van FGH valt samen met het kalenderjaar. De residuele waarde van de machine werd vastgesteld op € 2.000 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 10% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 10% x €50.000 = (€50.000 – €2.000)/10 = €10.000 = €4.800 Datum A NBW Begin 50.000 20X4 10.000 40.000 20X5 8.000 32.000 20X6 6.400 25.600 20X7 5.120 20.480 20X8 4.800 15.680 20X9 4.800 10.880 20X10 4.800 6.080 20X11 4.080 2.000 20X12 0 2.000 De machine wordt op 01/01/20Y1 contant verkocht voor een bedrag van € 9.000 (excl. 20 % btw) en het totale bedrag van de verkoop wordt nog dezelfde dag herbelegd in een nieuwe machine die op 5 jaar tijd afgeschreven zal worden volgens de lineaire methode Subvraag 1: Journaliseer de afschrijving voor 20X0 Dt 6302 Afschrijvingen op machines in leasing 4.800 Ct 2309 Afschrijvingen machines 4.800 29 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 9 (ZELF) Voor de uitbating van de concertzalen heeft Willy C. CLASSIC nv opgericht. In de balans van CLASSIC staan de gebouwen gewaardeerd tegen hun aanschaffingswaarde op 01/01/20X0, namelijk €1.350.000. De gebouwen worden afgeschreven over een periode van 20 jaar tot een restwaarde 0. Willy C. twijfelt echter nog welke afschrijvingsmethode hij zal volgen. Help hem bij zijn keuze door de afschrijvingstabel voor de eerste 10 jaar op te stellen volgens de double-declining-balance-methode. Subvraag 1: Vervolledig de afschrijvingstabel Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 10% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 5% x €1.350.000 = (€1.350.000 – €0)/20 = €135.000 = €67.500 Datum A NBW Begin 1.350.000 20X0 135.000 1.215.000 20X1 121.500 1.093.500 20X2 109.350 984.150 20X3 98.415 885.735 20X4 88.574 797.161 20X5 79.716 717.445 20X6 71.745 645.700 20X7 67.500 578.200 20X8 67.500 510.700 20X9 67.500 443.200 OEFENING 10 (ZELF) De verhuisfirma MOVE nv beschikt over een administratief kantoor en 5 vrachtwagens. Het administratieve kantoor is eigendom van MOVE terwijl de 5 vrachtwagens worden geleased voor een periode van 3 jaar. Het leasingcontract nam een aanvang op 30/06/20X0 en de jaarlijkse annuïteit (postnumerando) bedraagt € 120.165, rekening houdend met een jaarlijkse interestvoet van 5 % en een restwaarde (= aankoopoptie) van € 200.000. De totale investeringswaarde van de 5 vrachtwagens (incl. aankoopoptie) bedraagt € 500.000. Het btw-percentage bedraagt 20 %. Subvraag 1: Journaliseer de afsluiting van het leasingcontract op 30/06/20X0 bij MOVE Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest (5%) Annuïteit Start 500.000 Jaar 1 404.837 95.163 25.000 120.163 Jaar 2 304.917 99.921 20.242 120.163 Jaar 3 200.000 104.917 15.246 120.163 TOTAAL 300.000 60.488 360.489 Dt 2520 RM 300.000 Ct 1720 Leasingschulden > 1 jaar 204.837 4220 Leasingschulden < 1 jaar 95.163 Dt 0900 Rechten tot aankoop 200.000 Ct 0910 Crediteuren wegens rechten tot aankoop 200.000 30 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Subvraag 2: Journaliseer de betaling van de annuïteit op 30/06/20X2 Dt 6500 Investeringskosten 20.242 4110 Ttv btw 23.032 4220 Leasingsschulden 1 jaar 50.000 Dt 0900 Recht tot AK van VA 4.000 Ct 0910 Crediteuren wegens recht tot AK 4.000 Subvraag 3: Geef de boekingen bij ABC op het einde van het boekjaar 20X0 Afschrijvingen op geleaste actief Dt 6302 Afschrijving op MVA 7.949 Ct 2529 Rollend materieel in leasing 7.949 Herschikken kosten Dt 1720 Leasing > 1 jaar 7.949 Ct 4220 Leasing < 1 jaar 7.949 Toewijzen interestkosten in dit boekjaar Dt 6500 Interestkosten 1.553 (6.210 x 3/10) Ct 4920 Toe te rekenen kosten 1.553 31 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Subvraag 4: Geef de boekingen bij ABC bij de eerste betaling op 30/09/20X1 Dt 4220 LS < 1 jaar 7.949 6500 Interestkosten 6.210 4110 TTV btw 2.832 (14.159 x 20%) Ct 5500 Bank 16.991 (14.149 + 2.832) Subvraag 5: Geef de boekingen bij ABC op het einde van het leasingcontract (koopoptie gelicht) Dt 2529 Rollend materieel in leasing – AFS 50.000 4110 TTV BTW 800 2400 Rollend materieel 54.000 Ct 2520 Rollend materieel in leasing 50.000 2409 Rollend materieel – afschrijving 50.000 5500 Bank 4.800 LEER DIT NIET ZOMAAR VANBUITEN!! VERTEL EEN VERHAAL 😊 Stap 1: Alle rekeningen met een 9 achter mogen weg → tegenboeken Stap 2: je licht een koopoptie = de wagen is van jou → toevoeging aan activa Dt 0910 Crediteuren wegens recht tot AK 4.000 Ct 0900 Recht tot AK van VA 4.000 OEFENING 13 (ZELF) TRUCK LEASE nv (leasinggever) leaset op 30/09/20x0 aan de transportonderneming AB TRANSPORT nv (leasingnemer) twee vrachtwagens. De aanschaffingswaarde van beide vrachtwagens samen bedraagt €5.000.000. Het leasingcontract heeft volgende kenmerken: Duur contract: 5 jaar Aankoopoptie: 10 % van de aanschaffingswaarde Eerste jaarlijkse terugbetaling: 30/09/20x1 Interestpercentage: 9%.- Annuïteit: €1.210.916 Btw-tarief m.b.t. leasingverrichtingen: 20 % De vrachtwagens worden lineair afgeschreven over de termijn van het leasingcontract. Subvraag 1: Stel op basis van bovenstaande gegeven de leasingtabel op Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest (11,5%) Annuïteit Start 5.000.000 Jaar 1 4.248.084 751.916 450.000 1.210.916 Jaar 2 3.428.496 819.588 382.328 1.210.916 Jaar 3 2.535.144 893.351 308.565 1.210.916 Jaar 4 1.561.391 973.753 228.163 1.210.916 Jaar 5 500.000 1.061.391 140.525 1.210.916 TOTAAL 4.500.000 1.509.580 6.009.580 32 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Subvraag 2: Geef de boekingen bij TRUCK LEASE bij de verwerving van de vrachtwagens (25/09/20X0), bij de aanvang van het leasingcontract en bij de afsluiting van boekjaar 20X0 Aankoop machine Dt 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 5.000.000 4110 TTV btw 1.000.000 Ct 5500 Bank 6.000.000 Aanvang contract Dt 2601 Overige MVA – koopoptie leasing 500.000 2900 HV > 1 jaar wegens leasing 3.748.084 4000 HV < 1 jaar wegens leasing 751.916 Ct 2600 Overige MVA bestemd voor leasing 5.000.000 Dt 0520 Debiteuren wegens een optieverplichting bij leasing 500.000 Ct 0530 Verplichtingen tot verkoop 500.000 Afsluiting boekjaar 20X0 Dt 4930 Over te dragen opbrengsten 112.500 Ct 7510 Opbrengsten uit vlottende activa 112.500 Subvraag 3: Geef de boekingen bij AB TRANSPORT: a) bij aanvang leasingcontract Dt 2510 Machines in leasing 4.500.000 Ct 1720 Leasingschulden > 1 jaar 3.748.084 4220 Leasingschulden < 1 jaar 751.916 Dt 0900 Recht tot aankoop 500.000 Ct 0910 Crediteuren wegens recht tot aankoop 500.000 b) bij afsluiting van boekjaar 0X0 Dt 6302 Afschrijvingen op machines in leasing 225.000 Ct 2519 Geboekte afschrijvingen op machines in leasing 225.000 Dt 6500 Interesten op leasing 112.500 Ct 4920 Toe te rekenen kosten 112.500 c) bij eerste betaling aan TRUCK LEASE Dt 4220 Leasingschulden 1 jaar 751.916 6500 Interesten op leasing 450.000 4110 TTV btw 240.383 Ct 5500 Bank 1.442.299 33 Oefeningen Module I Merel Van Mullem d) bij einde leasingcontract in de veronderstelling dat AB TRANSPORT de koopoptie licht Dt 2400 Rollend materieel 5.000.000 2529 Rollend materieel in leasing 4.500.000 4110 Terug te vorderen btw 100.000 Ct 2409 Rollend materieel afschrijvingen 4.500.000 2520 Rollend materieel in leasing 4.500.000 5500 Bank 600.000 Dt 0910 Crediteuren wegens recht tot aankoop 500.000 Ct 0900 Recht tot aankoop 500.000 OEFENING 14 (ZELF) ZAFFO nv heeft op 01/01/20X0 voor haar productie een machine ‘A’ aangekocht voor € 5.000.000 (excl. 20 % btw). De restwaarde wordt ingeschat op € 700.000 en de machine wordt degressief afgeschreven (lineair 10 %). In het jaar van aanschaf wordt een volledige afschrijvingslast geboekt. Subvraag 1: Geef de afschrijvingsboeking op 31/12/20X5 Degressieve afschrijving Lineaire afschrijving = 2 x 10% x NBW = (AW-RW)/n = 2 x 10% x €5.000.000 = (€5.000.000 – €700.000)/10 = €1.000.000 = €430.000 Datum A NBW Begin 5.000.000 20X0 1.000.000 4.000.000 20X1 800.000 3.200.000 20X2 640.000 2.560.000 20X3 512.000 2.048.000 20X4 430.000 1.618.000 20X5 430.000 1.188.000 20X6 430.000 758.000 20X7 58.000 700.000 20X8 0 700.000 20X9 0 700.000 Dt 6302 Afschrijvingen op MVA 430.000 Ct 2309 Rollend materieel – afschrijvingen 430.000 34 Oefeningen Module I Merel Van Mullem OEFENING 15 (ZELF) IJKEL nv heeft op 01/04/20X0 een productiemachine aangekocht en geïnstalleerd voor een bedrag van € 700.000 (excl. 20 % btw). Deze machine wordt afgeschreven over 10 jaar volgens het lineair systeem. De residuele waarde van de machine wordt vastgesteld op € 80.000. Subvraag 1: Boek de aankoop van de machine op 01/04/20X0 & de eerste afschrijving op 31/12/20X0 Dt 2300 Machines 700.000 4110 TTV btw 140.000 Ct 4400 Leveranciers 840.000 Dt 6302 Afschrijvingen op MVA 62.000 Ct 2309 Rollend materieel - afschrijvingen 62.000 OEFENING 18 (ZELF) LUNA nv besluit om in 20X6 een vrachtwagen te leasen bij LEGO nv. Het contract wordt op 01/05/X6 door beide partijen ondertekend en loopt over een periode van 8 jaar. De waarde van de vrachtwagen bedraagt € 56.000 (incl. een aankoopoptie van € 6.000). In het leasingcontract is sprake van een interest van 7 % en een annuïteit van € 8.793,39. De eerste terugbetaling dient te gebeuren op 30/04/X7. Het btw-percentage met betrekking tot de leasingverrichtingen bedraagt 20 %. De vrachtwagen wordt volgens de dubbel degressieve methode (DDB) afgeschreven over de duur van het leasingcontract. Subvraag 1: Stel op basis van deze gegevens de leasingtabel op (afronden tot op twee decimalen). Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest (7%) Annuïteit Start 56.000 Jaar 1 51.127 4.873 3.920 8.793 Jaar 2 45.912 5.215 3.579 8.793 Jaar 3 40.333 5.580 3.214 8.793 Jaar 4 34.362 5.970 2.823 8.793 Jaar 5 27.974 6.388 2.405 8.793 Jaar 6 21.139 6.835 1.958 8.793 Jaar 7 13.826 7.314 1.480 8.793 Jaar 8 6.000 7.826 968 8.793 TOTAAL 50.000 20.347 70.347 Subvraag 2: Geef de nodige journaalboekingen bij de LUNA (leasingnemer): a) Bij de aanvang van het contract op 01/05/X6 Dt 2520 Rollend materieel in leasing 50.000 Ct 1720 Leasingschuld LT 45.127 4220 Leasingschuld KT 4.873 Dt 0540 Recht tot aankoop 6.000 Ct 0550 Crediteuren wegens recht tot aankoop 6.000 35 Oefeningen Module I Merel Van Mullem b) Bij de afsluiting van het eerste boekhoudjaar op 31/12/X6 Dt 6302 Afschrijvingen op MVA 14.000 Ct 2529 Rollend materieel in leasing – afschrijvingen 14.000 Dt 6500 Interestkosten 2.613 (8/12 x 3.920) Ct 4920 Toe te rekenen kosten 2.613 c) Bij de VIERDE leasingbetaling op 30/04/Y0 Dt 4220 Leasingschulden KT 5.970 6500 Interestkosten 2.823 4110 TTV btw 1.759 Ct 5500 Bank 10.552 d) Op het einde van het leasingcontract indien de optie wordt gelicht Dt 2400 Rollend materieel 56.000 2529 Rollend materieel in leasing 50.000 4110 Terug te vorderen btw 1.200 Ct 2409 Rollend materieel - afschrijvingen 50.000 2520 Rollend materieel in leasing 50.000 5500 Bank 7.200 Dt 0550 Crediteuren wegens recht tot aankoop 6.000 CT 0540 Recht tot aankoop 6.000 OEFENING 20 (WPO) Om de energiefactuur te drukken en haar steentje bij te dragen aan het verlagen van de CO2-uitstoot beslist STARTEX nv om zonnepanelen te leasen vanaf 01/09/20x3 voor een periode van drie jaar. De aanschaffingswaarde bedraagt € 500.000 (incl. aankoopoptie van € 50.000 en excl. 20 % btw). Het jaarlijks interestpercentage is 5 %. De jaarlijks te betalen annuïteit bedraagt € 167.743,85 en moet voor de eerste keer betaald worden op 01/09/20x4. Op de leasingtransacties dient een btw van 20 % aangerekend te worden. De waarderingsregels van STARTEX vermelden dat de zonnepanelen in leasing lineair worden afgeschreven over de duur van het leasingcontract. Subvraag 1: Stel de leasingtabel op Datum Uitstaand saldo Aflossing kapitaal Interest (5%) Annuïteit 01/09/20X3 500.000 01/09/20X4 357.256 142.744 25.000 167.744 01/09/20X5 207.375 149.881 17.863 167.744 01/09/20X6 50.000 157.375 10.369 167.744 TOTAAL 450.000 53.232 503.232 36 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Subvraag 2: Wat boekt STARTEX op 01/09/20x3 bij de aanvang van het contract? Dt 2510 Machine in leasing 450.000 Ct 1720 Leasingschuld LT 450.000 Dt 0900 Recht tot aankoop 50.000 Ct 0910 Crediteuren wegens recht tot aankoop 50.000 Subvraag 3 Wat boekt STARTEX op het einde van het boekjaar 20X3 (31/12/20x3)? Afschrijving Dt 6302 Afschrijvingen op MVA 50.000 (4/12 x 150.000) Ct 2519 Machines in leasing – afschrijvingen 50.000 Herschikken schulden Dt 1720 Leasingschuld LT 142.744 Ct 4220 Leasingschuld KT 142.744 Interestkosten Dt 6500 Interestkosten 8.333 (4/12 x 25.000) Ct 4920 Toe te rekenen kosten 8.333 Subvraag 4: Wat boekt STARTEX bij de eerste betaling van de annuïteit op 01/09/20x4? Dt 4220 Leasingschuld KT 142.744 6500 Interestkosten 25.000 4110 TTV btw 33.549 (167.744 x 20%) Ct 5500 Bank 201.293 Subvraag 5: Wat boekt STARTEX op het einde van het leasingcontract (koopoptie gelicht) Dt 2300 Machines 500.000 2519 Machine in leasing - afschrijving 450.000 4110 Terug te vorderen btw 10.000 Ct 2309 Machines - afschrijvingen 450.000 2510 Machines in leasing 450.000 5500 Bank 60.000 Dt 0910 Crediteuren wegens recht tot aankoop 50.000 Ct 0900 Recht tot aankoop 50.000 37 Oefeningen Module I Merel Van Mullem 38 Oefeningen Module I Merel Van Mullem HOOFDSTUK 8: SCHULDEN JUIST-FOUT BEWERINGEN Vraag 1: Obligaties worden uitgegeven boven pari als de marktinterestvoet hoger is dan de nominale interestvoet Antwoord: fout Vraag 2: Een actuariële afschrijving van het (dis)agio zorgt ervoor dat het interestbedrag over de hele looptijd van de obligatielening in elke periode constant blijft Antwoord: fout Vraag 3: Houders van achtergestelde obligaties worden in geval van vereffening of faillissement pas terugbetaald na alle andere rechthebbenden Antwoord: fout → de aandeelhouders komen als laatste Vraag 4: De koers van obligaties met een call-optie ligt, ceteris paribus, lager dan de koers van dezelfde obligaties zonder call-optie Antwoord: juist Vraag 5: In tegenstelling tot obligaties kunnen aandelen niet onder pari uitgegeven worden Antwoord: juist Vraag 6: Voor obligaties met een totale jaarlijkse coupon van € 25.000 zal de vennootschap bij de jaarlijkse interestbetaling en bij een roerende voorheffing van 30 % het volgende boeken: Dt 6500 Interesten op obligatielening 17.500 6700 Gestorte voorheffingen 7.500 Ct 4800 Te betalen coupons 25.000 Antwoord: fout Vraag 8: Wanneer een vennootschap een obligatie uitgeeft onder pari, en na verloop van tijd stijgt de marktinterestvoet, dan neemt ook het te boeken disagio toe Antwoord: fout → de evolutie van de marktrente na uitgifte is irrelevant Vraag 9: De procentuele voorziening voor vakantiegeld is hoger voor bedienden dan voor arbeiders omdat bedienden meestal meer verdienen dan arbeiders Antwoord: fout Vraag 11: Obligatieschulden worden geboekt tegen hun nominale waarde Antwoord: fout → tegen hun aanschaffingswaarde, gecorrigeerd voor afschrijvingen op het (dis)agio Vraag 13: Bij een marktinterestvoet boven de couponinterestvoet geeft de vennootschap haar obligaties uit boven pari Antwoord: fout Vraag 15: De brutobezoldiging omvat de werknemersbijdrage aan de RSZ Antwoord: juist 39 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 17: Schulden op lange termijn worden gewoonlijk gewaardeerd tegen hun nominale waarde Antwoord: juist Vraag 18: In geval van vereffening of van faillissement worden de houders van achtergestelde obligaties pas vergoed na de preferentiële aandeelhouders Antwoord: fout Vraag 19: Voor een vennootschap kan het interessant zijn om obligaties met een call-optie terug te betalen voor de eindvervaldag bij een daling van de interestvoeten Antwoord: juist Vraag 20: De RSZ-schulden voor de vennootschap nemen in principe alleen toe met de werkgeversbijdrage RSZ en alleen af bij betaling door de vennootschap van de maandelijkse voorschotten (met een kwartaalregularisatie voor het eventuele saldo) Antwoord: fout Vraag 21: De terugbetalingspremie van een obligatielening staat vermeld op het passief van de balans Antwoord: juist Vraag 22: De coupon van een hypothecaire obligatielening is gewoonlijk kleiner dan de coupon van een achtergestelde obligatielening Antwoord: juist Vraag 23: Een converteerbare obligatie is een obligatie die door de vennootschap kan worden terugbetaald voor de eindvervaldag, tegen een vooraf bepaalde prijs en op vooraf bepaalde tijdstippen Antwoord: fout Vraag 24: Bij obligaties die zijn uitgegeven boven pari leidt de actuariële afschrijving van het agio initieel tot kleinere bedragen dan de lineaire afschrijving van dat agio Antwoord: juist Vraag 25: De RSZ schulden in de balans van een vennootschap hebben betrekking op zowel de werknemersbijdrage RSZ als de werkgeversbijdrage RSZ Antwoord: juist Vraag 26: Het dubbel vakantiegeld stemt overeen met het normale loon voor de vakantiedagen Antwoord: fout Vraag 27: Voor een obligatielening uitgegeven boven pari zijn de te betalen couponinteresten kleiner dan de te boeken interestkosten Antwoord: fout Vraag 28: Achtergestelde obligatieleningen worden uitgegeven met een lagere interestvoet dan niet- achtergestelde obligatieleningen; ceteris paribus Antwoord: fout → wordt uitgegeven met een hogere interestvoet 40 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 29: Het dubbel vakantiegeld is meestal ongeveer het dubbele bedrag van het enkel vakantiegeld Antwoord: fout Vraag 30: In tegenstelling tot aandelen moeten obligaties steeds volledig worden volstort bij uitgifte Antwoord: juist Vraag 31: In België bestaat er een grote overeenstemming tussen de regels van het fiscaal recht en het boekhoudrecht ter bepaling van het resultaat Antwoord: juist 41 Oefeningen Module I Merel Van Mullem MEERKEUZEVRAGEN THEORIE Vraag 1: Welke van de volgende componenten maakt geen deel uit van de werknemersbijdrage voor de sociale zekerheid? A. Pensioenen B. Geneeskundige verzorging C. Kinderbijslagen D. Werkloosheid Antwoord: C Vraag 2: Voor de voorziening vakantiegeld gebruiken we een lager percentage van de brutobezoldigingen bij arbeiders dan bij bedienden. Dit komt omdat: A. Arbeiders meestal minder verdienen dan bedienden B. Arbeiders geen dubbel vakantiegeld ontvangen C. Arbeiders geen enkel vakantiegeld ontvangen D. Voor arbeiders het vakantiegeld niet rechtstreeks betaald wordt door de vennootschap Antwoord: D Vraag 3: Een vennootschap zal de call-optie op haar obligaties uitoefenen: A. Bij een stijging van de interestvoeten die de waarde van de obligaties sterker doen dalen dan de te betalen call-premie B. Bij een stijging van de interestvoeten die de waarde van de obligaties sterker doen stijgen dan de te betalen call-premie C. Bij een daling van de interestvoeten die de waarde van de obligaties sterker doen dalen dan de te betalen call-premie D. Bij een daling van de interestvoeten die de waarde van de obligaties sterker doen stijgen dan de te betalen call-premie Antwoord: D Vraag 4: De boekhoudkundige verwerking van een terugbetalingspremie verloopt analoog met de behandeling van: A. Het disagio B. Het agio C. De uitgiftepremie D. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A Vraag 6: De kosten met betrekking tot het door de werkgever betaalde vakantiegeld worden geboekt op de rekening: A. 620X Bezoldigingen en rechtstreekse sociale voordelen B. 621X Werkgeversbijdragen voor sociale verzekeringen C. 623X Andere personeelskosten D. 643X Andere bedrijfskosten Antwoord: A 42 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 7: Wanneer obligaties beneden pari worden uitgegeven, noemen we het verschil tussen de nominale waarde van de obligaties en de uitgifteprijs: A. Het agio B. Het disagio C. De coupon D. De terugbetalingspremie Antwoord: B Vraag 9: Welk van de volgende uitspraken is altijd correct? A. Een obligatie geeft recht op een vaste interest B. De duur van een obligatielening is beperkt in de tijd C. Aan obligatielening zijn bijzondere waarborgen (vb. hypothecaire inschrijving) verbonden D. De obligatiehouders worden bij faillissement voor de aandeelhouders uitbetaald Antwoord: D Vraag 10: Welk van de volgende componenten behoort niet tot de brutobezoldigingen? A. De RSZ werkgever B. De RSZ werknemer C. De nettobezoldigingen D. De bedrijfsvoorheffing Antwoord: A Vraag 11: Obligaties met een call-optie bieden, in vergelijking met een gewone obligatie, een: A. Hogere couponinterestvoet B. Lagere couponinterestvoet C. Lagere terugbetalingsprijs D. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A Vraag 12: Arbeiders ontvangen: A. Geen vakantiegeld B. Alleen enkel vakantiegeld C. Alleen dubbel vakantiegeld D. Zowel enkel als dubbel vakantiegeld Antwoord: D Vraag 13: In de beginjaren leidt de afschrijving van het bij uitgifte van een obligatielening ontvangen agio: A. Tot de hoogste boekhoudkundige resultaat voor het boekjaar bij toepassing van de lineaire afschrijving B. Tot de hoogste boekhoudkundige resultaat voor het boekjaar bij toepassing van de actuariële afschrijving C. Tot hetzelfde boekhoudkundige resultaat voor het boekjaar bij toepassing van de lineaire of de actuariële afschrijving D. Onvoldoende informatie om een uitspraak te doen Antwoord: A 43 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 14: De aan het sociaal secretariaat te betalen beheersvergoeding boeken we op het debet van een rekening van het type: A. 60XX (aankopen van diensten, …) B. 61XX (diensten en diverse goederen) C. 62XX (personeelskosten) D. 65XX (financiële kosten) Antwoord: B Vraag 16: Een vennootschap geeft een obligatie uit met een bepaalde couponinterestvoet. Wanneer de marktinterestvoet in de periode voor uitgifte daalt, respectievelijk stijgt met 1 % ontstaat er naargelang het geval een agio of disagio. In dit voorbeeld: A. Is het bedrag van het agio steeds groter dan het bedrag van het disagio B. Is het bedrag van het agio steeds kleiner dan het bedrag van het disagio C. Is het bedrag van het agio steeds gelijk aan het bedrag van het disagio D. Geen uitspraak mogelijk Antwoord: A Vraag 17: Bij een uitgifte van obligaties boven pari: A. Ligt nominale interestvoet boven marktinterestvoet & nominale waarde onder uitgifteprijs B. Ligt nominale interestvoet onder marktinterestvoet & nominale waarde onder uitgifteprijs C. Ligt nominale interestvoet boven marktinterestvoet & nominale waarde boven uitgifteprijs D. Ligt nominale interestvoet onder marktinterestvoet & nominale waarde boven uitgifteprijs Antwoord: A Vraag 19: Vergelijk een obligatie uitgegeven onder pari met een obligatie met een terugbetalingspremie. Stel dat het disagio precies gelijk is aan de terugbetalingspremie. Ook de couponinterestvoeten zijn dezelfde. In dat geval geldt dat voor de twee obligatieleningen: A. De effectieve interestvoeten precies gelijk zijn B. De effectieve interestvoet het grootst is bij de obligatie uitgeven onder pari C. De effectieve interestvoet het grootst is bij de obligatie met een terugbetalingspremie D. Geen uitspraak mogelijk Antwoord: B Vraag 21: De uitgifte van zerocouponobligaties geeft aanleiding tot het boeken van een: A. Agio B. Disagio C. Een agio als de marktinterest daalt tussen de beslissing tot en het moment van uitgifte en een disagio als de marktinterest stijgt tussen de beslissing tot en het moment van uitgifte D. Geen uitspraak mogelijk Antwoord: B 44 Oefeningen Module I Merel Van Mullem MEERKEUZEVRAGEN OEFENINGEN Vraag 3: Voor het boeken van de lonen van de maand maart beschik je over volgende gegevens: Totale bedrijfsvoorheffing €3.000 Totale RSZ €6.500 Totale uit te betalen nettolonen €10.000 Totale patronale bijdragen 30% van de brutolonen Hoeveel bedraagt de totale personeelslast voor de maand maart? A. €19.500 B. €25.350 C. €22.500 D. €23.400 Antwoord: A → €3.000 + €6.500 + €10.000 = €19.500 Opgelet! De patronale bijdragen zitten al in het RSZ van de werkgever Vraag 4: RIJK nv geeft op 01/01/20X2 een obligatielening uit van 5.000 obligaties elk ter waarde van € 100. De lening loopt over 10 jaar en betaalt een interestvoet op jaarbasis van 10 %. De interesten worden halfjaarlijks betaald, telkens op 30/06 en op 31/12. Wat zal RIJK boeken op 30/06/20X2, de dag van de eerste interestbetaling? A. Dt 6500 Interesten 5.000 Ct 5500 Bank 5.000 B. Dt 6500 Interesten 10.000 Ct 5500 Bank 10.000 C. Dt 6500 Interesten 25.000 Ct 5500 Bank 25.000 D. Dt 6500 Interesten 25.000 4211 Obligatielening < 1 jaar 25.000 Ct 5500 Bank 50.000 Antwoord: C 45 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 5: De totale loonlasten voor JANSSENS nv voor de maand januari 20X8 bedragen € 120.000. Hoeveel bedraagt de bedrijfsvoorheffing als je weet dat de RSZ-werkgever 30 % van het brutoloon is, de RSZ-werknemer 20 % van het brutoloon is en het nettoloon 40 % van het brutoloon bedraagt? A. €36.923 B. €33.600 C. €12.000 D. €48.000 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A Totale loonkost €120.000 - RSZ werkgever (30%) €27.692 = brutoloon €92.308 (120.000/1,3) - RSZ werknemer (20%) €18.462 - Bedrijfsvoorheffing €36.923 = Nettoloon (40%) €36.923 Vraag 6: De bezoldigingen die SPETTER bv uitkeert aan haar personeel over 20X6 hebben volgende kenmerken: De RSZ-werknemers voor bedienden bedraagt € 12.000 en voor de arbeiders € 9.500; Het nettoloon voor bedienden bedraagt € 48.000 en voor de arbeiders € 42.000; De bedrijfsvoorheffing voor de bedienden bedraagt 30 % van het brutoloon en voor de arbeiders 25 %; en De patronale bijdragen bedragen zowel voor de arbeiders als de bedienden 35 % van het brutoloon. Hoeveel bedraagt de volledige loonmassa van SPETTER over 20X6? A. €213.513 B. €154.381 C. €115.714 D. €208.414 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: D → €115.714 + €92.700 = €208.414 Bedienden Arbeiders Totale loonkost €115.714 €92.700 - RSZ werkgever (35%) €30.000 €24.033 = brutoloon €85.714 €68.667 (12.000 + 48.000)/(100%-30%) (9.500 + 42.000)(100%-25%) - RSZ werknemer €12.000 €9.500 - Bedrijfsvoorheffing €25.714 €17.167 = Nettoloon €48.000 €42.000 46 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 7: De bezoldigingen die SPETTER bv uitkeert aan haar personeel over 20X6 hebben volgende kenmerken: De RSZ-werknemers voor bedienden bedraagt € 12.000 en voor de arbeiders € 9.500; Het nettoloon voor bedienden bedraagt € 48.000 en voor de arbeiders € 42.000; De bedrijfsvoorheffing voor de bedienden bedraagt 30 % van het brutoloon en voor de arbeiders 25 %; en De patronale bijdragen bedragen zowel voor de arbeiders als de bedienden 35 % van het brutoloon. Hoeveel provisie vakantiegeld zal SPETTER op 31/12/20X6 aanleggen voor de arbeiders? A. €10.281 B. €12.909 C. €7.616 D. €17.427 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: C Formule: 10,27% x 108% x brutoloon 1 jaar = 10,27% x 108% x €68.667 = €7.616 Vraag 8: XYZ bv werkt met 13 personeelsleden, waarvan 7 arbeiders, 5 bedienden en 1 directeur. De personeelskosten voor december 20X5 zijn de volgende (in €): Nettobezoldiging WN-bijdrage WG-bijdrage Bedrijfsvoorheffing Arbeiders 5.400 1.500 3.500 3.400 Bedienden 6.100 1.700 4.100 4.000 Directeur 3.700 1.100 2.600 2.500 Hoeveel bedraagt de provisie vakantiegeld voor de arbeiders, indien je ervan uitgaat dat de lonen van de maand december representatief zijn voor het volledige jaar 20X5? A. 26.620 B. 16.371 C. 13.709 D. 23.236 E. Geen van bovenstaande Antwoord: C Totale loonkost €13.800 - RSZ werkgever €3.500 = brutoloon €10.300 - RSZ werknemer €1.500 - Bedrijfsvoorheffing €3.400 = Nettoloon €5.400 Formule = 10,27% x 108% x brutoloon 1 jaar = 10,27% x 108% x (€10.300 x 12) = 10,27% x 108% x €123.600 = €13.709 47 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 10: DAFODIL nv heeft 30 arbeiders in dienst. De totale maandelijkse nettobezoldigingen voor deze arbeiders bedragen € 37.500. De werknemersbijdragen voor de RSZ bedragen 15 % van de brutobezoldigingen. De maandelijkse werkgeversbijdragen voor de RSZ bedragen € 27.532. De ingehouden bedrijfsvoorheffing bedraagt 30 % van de belastbare lonen (= brutobezoldigingen - RSZ). De maandelijkse brutobezoldigingen bedragen: A. €109.298 B. €90.557 C. €81.103 D. €63.025 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: D Totale loonkost €90.557 - RSZ werkgever €27.532 = brutoloon €63.025 - RSZ werknemer (15%) €9.453,75 - Bedrijfsvoorheffing (30%) €53.571 → 30% x (brutoloon – RSZ) = Nettoloon €37.500 BL = NL + BV + RSZWN BL = NL + BV + RSZWN → Stel bruto gelijk aan x = NL + (30% x (BL – RSZWN)) + RSZWN X = NL + BV + RSZWN = NL + 30%BL + 70% RSZWN €37.500 + 30%(X – 15%X) x 15%X BL – 30%BL = NL + 70% x 15% x BL €37.500 + 0,3X – 0,15 x 0,3)X + 0,15X BL – 30%BL – 10,5% BL = NL X(0,15 + 0,3 – (0,3 x 0,15)-1) = €-37.500 BL = NL/(1-40,5%) X(-0,595) = €-37.500 = €37.500/59,5% X = €63.025 = €63.025 Vraag 12: Op 31/12/20X0 legt AKP nv een voorziening aan voor vakantiegeld voor het afgelopen jaar, op basis van de uitbetaalde maandelijkse brutobezoldiging in 20X0, die € 180.000 voor de bedienden en € 288.000 voor de arbeiders bedraagt. Voor welk bedrag wordt de rekening 4560 Vakantiegeld gecrediteerd op 31/12/20X0? A. 65.784 B. 74.109 C. 789.406 D. 889.307 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: E → €393.120 + €383.326 = €776.446 Bedienden Arbeiders Formule = 18,2% x brutoloon 1 jaar = 108% x 10,27% x brutoloon 1 jaar = 18,2% x (€180.000 x 12) = 108% x 10,27% x (€288.000 x 12) = 18,2% x €2.160.000 = 108% x 10,27% x €3.456.000 = €393.120 = €383.326 48 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 13: Voor het boeken van de maandelijkse loonlast beschik je over de volgende gegevens: Ingehouden bedrijfsvoorheffing €41.400 Nettobezoldigingen €75.900 Werknemers RSZ €20.700 Werkgevers RSZ €48.300 Welke boeking met betrekking tot de loonlast dient maandelijks te worden opgenomen? A. Dt 6200 Brutolonen 89.700 6210 Patronale bijdrage 48.300 Ct 4550 Nettolonen 75.900 4540 RSZ 20.700 4530 Bedrijfsvoofheffing 41.400 B. Dt 6200 Brutolonen 117.300 6210 Patronale bijdrage 48.300 Ct 4550 Nettolonen 75.900 4540 RSZ 48.300 4530 Bedrijfsvoofheffing 41.400 C. Dt 6200 Brutolonen 138.000 6210 Patronale bijdrage 48.300 Ct 4550 Nettolonen 75.900 4540 RSZ 69.000 4530 Bedrijfsvoofheffing 41.400 D. Dt 6200 Brutolonen 144.900 6210 Patronale bijdrage 20.700 Ct 4550 Nettolonen 75.900 4540 RSZ 48.300 4530 Bedrijfsvoofheffing 41.400 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: C 49 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 14: Met betrekking tot het loon voor de maand januari 20X0 van bediende X zijn volgende gegevens bekend: Ingehouden bedrijfsvoorheffing €1.437 Nettobezoldigingen €1.617 Werkgevers RSZ €1.261 Schuld t.o.v. RSZ €1.801 Hoeveel bedraagt het brutoloon van bediende X voor de maand januari 20X0? A. €3.594 B. €4.315 C. €4.855 D. €3.054 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: A Totale loonkost €4.855 - RSZ werkgever €1.261 = brutoloon €3.594 - RSZ werknemer €540 - Bedrijfsvoorheffing €1.437 = Nettoloon €1.617 Vraag 15: Indien het maandelijks brutoloon van bediende X uit vraag 14 gedurende het volledige boekjaar 20X0 (01/01/20X0 – 31/12/20X0) hetzelfde was, hoeveel bedraagt de voorziening voor vakantiegeld die op het einde van het boekjaar 20X0 moet aangelegd worden voor bediende X? A. €6.816 B. €8.108 C. €4.613 D. €6.229 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: E Formule: 18,2% x brutoloon 1 jaar = 18,2% x (€3.594 x 12) = 18,2% x €43.128 = €7.849 50 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 16: XYZ nv heeft 11 arbeiders in dienst. Voor deze arbeiders heeft zij de volgende kosten per maand: Nettobezoldigingen €10.500 Werknemersbijdrage RSZ €2.200 Werkgeversbijdrage RSZ €5.600 Ingehouden voorheffing €3.900 Welke boeking zal XYZ maandelijks moeten maken in verband met de personeelskost? A. Dt 6203 Bezoldiging arbeiders 22.200 Ct 4530 Ingehouden voorheffingen 3.900 4540 RSZ 2.200 4550 Nettobezoldigingen 10.500 B. Dt 6203 Bezoldiging arbeiders 22.200 Ct 4530 Ingehouden voorheffingen 3.900 4540 RSZ 7.800 4550 Nettobezoldigingen 10.500 C. Dt 6203 Bezoldiging arbeiders 16.600 6210 Werkgeversbijdrage sociale zekerheid 5.600 Ct 4530 Ingehouden voorheffingen 3.900 4540 RSZ 7.800 4550 Nettobezoldigingen 10.500 D. Dt 6203 Bezoldiging arbeiders 20.000 6210 Werkgeversbijdrage sociale zekerheid 2.200 Ct 4530 Ingehouden voorheffingen 3.900 4540 RSZ 7.800 4550 Nettobezoldigingen 10.500 E. Geen van de vermelde antwoorden Antwoord: C 51 Oefeningen Module I Merel Van Mullem Vraag 23: OBLI nv beslist om op 01/02/X6 een obligatielening uit te geven (niet converteerbaar en achtergesteld). De obligatielening heeft een nominale waarde van € 400.000 en een uitgifteprijs van € 421.384. De couponinterest is 8 % en de marktinterest 6 %. De obligatielening heeft een looptijd van 3 jaar. Welke boeking dient OBLI te maken op het moment dat zij de beslissing neemt om een obligatielening uit te geven? A. Dt 17011 Niet geplaatste obligatielening 400.000

Use Quizgecko on...
Browser
Browser