Levenslooppsychologie Samenvatting PDF
Document Details
Uploaded by Deleted User
Tags
Summary
This document is a summary of developmental psychology, covering topics such as heredity, cognitive development, and social development across different life stages. It provides an overview of key concepts and theories.
Full Transcript
Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [HF3: Het begin van het leven 4](#hf3-het-begin-van-het-leven) [3.1 Erfelijkheid 4](#erfelijkheid) [3.2 De interacties tussen erfelijkheid en omgeving 8](#de-interacties-tussen-erfelijkheid-en-omgeving) [3.3 Prenatale groei en verandering: 9](#prenatal...
Inhoud {#inhoud.Kopvaninhoudsopgave} ====== [HF3: Het begin van het leven 4](#hf3-het-begin-van-het-leven) [3.1 Erfelijkheid 4](#erfelijkheid) [3.2 De interacties tussen erfelijkheid en omgeving 8](#de-interacties-tussen-erfelijkheid-en-omgeving) [3.3 Prenatale groei en verandering: 9](#prenatale-groei-en-verandering) [HF4: De geboorte en het pasgeboren kind 11](#hf4-de-geboorte-en-het-pasgeboren-kind) [4.1 Geboorte 11](#geboorte) [4.2 Complicaties tijdens de geboorte 11](#complicaties-tijdens-de-geboorte) [4.3 Wat een pasgeboren baby allemaal kan 12](#wat-een-pasgeboren-baby-allemaal-kan) [HF5: De fysieke ontwikkeling in de babytijd 13](#hf5-de-fysieke-ontwikkeling-in-de-babytijd) [5.1 Groei en ontwikkeling 13](#groei-en-ontwikkeling) [5.2 De fysieke ontwikkeling 15](#de-fysieke-ontwikkeling) [5.3 Ontwikkeling van de zintuigen 16](#ontwikkeling-van-de-zintuigen) [HF6: De cognitieve ontwikkeling in de babytijd 18](#hf6-de-cognitieve-ontwikkeling-in-de-babytijd) [6.1 Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget 18](#cognitieve-ontwikkeling-volgens-piaget) [6.2 De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling 21](#de-informatieverwerkingstheorie-van-cognitieve-ontwikkeling) [6.3 De wortels van onze taal 22](#de-wortels-van-onze-taal) [HF7: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd 24](#hf7-de-sociale-ontwikkeling-en-de-persoonlijkheidsontwikkeling-in-de-babytijd) [7.1 De basis van sociaal gedrag 24](#de-basis-van-sociaal-gedrag) [7.2 Relaties smeden 26](#relaties-smeden) [7.3 Verschillen tussen baby's 27](#verschillen-tussen-babys) [HF8: De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd 29](#hf8-de-fysieke-ontwikkeling-in-de-peuter--en-kleutertijd) [8.1 De fysieke groei 29](#de-fysieke-groei) [8.2 Motorische ontwikkeling 30](#motorische-ontwikkeling) [HF9: De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd 33](#hf9-de-cognitieve-ontwikkeling-in-de-peuter--en-kleutertijd) [9.1 De intellectuele ontwikkeling 33](#de-intellectuele-ontwikkeling) [9.2 De taalontwikkeling 35](#_Toc185712550) [9.3 School en maatschappij 36](#school-en-maatschappij) [HF10: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling peuter- en kleutertijd 37](#hf10-de-sociale-ontwikkeling-en-de-persoonlijkheidsontwikkeling-in-de-peuter--en-kleutertijd) [10.1 Wie ben ik? 37](#wie-ben-ik) [10.2 Vrienden en familie: het sociale leven 38](#vrienden-en-familie-het-sociale-leven) [10.3 Morele ontwikkeling en agressie 38](#morele-ontwikkeling-en-agressie) [HF11: De fysieke ontwikkeling in de schooltijd 40](#hf11-de-fysieke-ontwikkeling-in-de-schooltijd) [11.1 Het groeiende lichaam 40](#het-groeiende-lichaam) [11.2 Motorische ontwikkeling en veiligheid 41](#motorische-ontwikkeling-en-veiligheid) [HF12: de cognitieve ontwikkeling in de schooltijd 42](#hf12-de-cognitieve-ontwikkeling-in-de-schooltijd) [12.1 De intellectuele en taalkundige ontwikkeling 42](#de-intellectuele-en-taalkundige-ontwikkeling) [12.2 Intelligentie: het bepalen van individuele sterke punten 44](#intelligentie-het-bepalen-van-individuele-sterke-punten) [12.3 Onderwijs 45](#onderwijs) [HF13: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd 46](#hf13-de-sociale-ontwikkeling-en-de-persoonlijkheidsontwikkeling-in-de-schooltijd) [13.1 De ontwikkeling van het eigen ik 46](#de-ontwikkeling-van-het-eigen-ik) [13.2 Relaties: vriendschappen in de schooltijd 47](#relaties-vriendschappen-in-de-schooltijd) [13.3 School en gezin in de schooltijd 48](#school-en-gezin-in-de-schooltijd) [HF14: De fysieke ontwikkeling in de adolescentie 50](#hf14-de-fysieke-ontwikkeling-in-de-adolescentie) [14.1 Fysieke rijping 50](#fysieke-rijping) [14.2 Stress en manieren om ermee om te gaan 52](#stress-en-manieren-om-ermee-om-te-gaan) [14.3 Bedreigingen van het welzijn van adolescenten 52](#bedreigingen-van-het-welzijn-van-adolescenten) [HF15: De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie 54](#hf15-de-cognitieve-ontwikkeling-in-de-adolescentie) [15.1 De intellectuele ontwikkeling 54](#de-intellectuele-ontwikkeling-1) [15.2 De morele ontwikkeling 55](#de-morele-ontwikkeling) [15.3 Schoolprestaties 56](#schoolprestaties) [HF16: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de adolescentie 57](#hf16-de-sociale-ontwikkeling-en-de-persoonlijkheidsontwikkeling-in-de-adolescentie) [16.1 Identiteit: wie ben ik? 57](#identiteit-wie-ben-ik) [16.2 Relaties: familie en vrienden 60](#relaties-familie-en-vrienden) [16.3 Verkering, seksueel gedrag en tienerzwangerschappen 61](#verkering-seksueel-gedrag-en-tienerzwangerschappen) [HF17: Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid 63](#hf17-lichamelijke-en-cognitieve-ontwikkeling-tijdens-de-vroege-volwassenheid) [17.1 Lichamelijke ontwikkeling en stress 63](#lichamelijke-ontwikkeling-en-stress) [17.2 Cognitieve ontwikkeling 65](#cognitieve-ontwikkeling) [17.3 Hoger onderwijs volgen 66](#hoger-onderwijs-volgen) [HF18: De persoonlijkheids- en sociale ontwikkeling in de vroege volwassenheid 67](#hf18-de-persoonlijkheids--en-sociale-ontwikkeling-in-de-vroege-volwassenheid) [18.1 Relaties aangaan 67](#relaties-aangaan) [18.2 Het verloop van relaties 70](#het-verloop-van-relaties) [18.3 Werk: een beroep kiezen en aan de slag gaan 72](#werk-een-beroep-kiezen-en-aan-de-slag-gaan) [HF19: de fysieke en cognitieve ontwikkeling tijdens de middelbare leeftijd 73](#hf19-de-fysieke-en-cognitieve-ontwikkeling-tijdens-de-middelbare-leeftijd) [19.1 Lichamelijke ontwikkeling 73](#lichamelijke-ontwikkeling) [19.2 Gezondheid 75](#gezondheid) [19.3 Cognitieve ontwikkeling 75](#cognitieve-ontwikkeling-1) [HF20: De sociale en persoonlijke ontwikkeling in de middelbare leeftijd 77](#hf20-de-sociale-en-persoonlijke-ontwikkeling-in-de-middelbare-leeftijd) [20.1 Persoonlijkheidsontwikkeling 77](#persoonlijkheidsontwikkeling) [20.2 Relaties: familiebanden 78](#relaties-familiebanden) [20.3 De rol van werk en vrije tijd 79](#de-rol-van-werk-en-vrije-tijd) [HF21: De fysieke en cognitieve ontwikkeling tijdens de ouderdom 79](#hf21-de-fysieke-en-cognitieve-ontwikkeling-tijdens-de-ouderdom) [21.1 Lichamelijke ontwikkeling 79](#lichamelijke-ontwikkeling-1) [21.2 Gezondheid en welzijn 81](#gezondheid-en-welzijn) [21.3 Cognitieve ontwikkeling 82](#cognitieve-ontwikkeling-2) [HF22: De sociale en persoonlijkheidsontwikkeling tijdens de ouderdom 83](#hf22-de-sociale-en-persoonlijkheidsontwikkeling-tijdens-de-ouderdom) [22.1 Persoonlijke ontwikkeling en gelukkig oud worden 83](#persoonlijke-ontwikkeling-en-gelukkig-oud-worden) [22.2 Het dagelijkse leven tijdens de ouderdom 85](#het-dagelijkse-leven-tijdens-de-ouderdom) [22.3 Relaties: oude en nieuwe 86](#relaties-oude-en-nieuwe) [22.4 Mishandeling van ouderen 87](#mishandeling-van-ouderen) [HF23: Het einde: de dood 87](#hf23-het-einde-de-dood) [23.1 Sterven en dood tijdens het leven 87](#sterven-en-dood-tijdens-het-leven) [23.2 Confrontatie met de dood 89](#confrontatie-met-de-dood) [23.3 Besef van verlies en intens verdriet 89](#besef-van-verlies-en-intens-verdriet) **[Levenslooppsychologie]** HF3: Het begin van het leven ============================ 3.1 Erfelijkheid ---------------- We beginnen ons leven als 1 cel - Ontstaat wanneer een mannelijke voortplantingscel (spermacel) door het membraan van de vrouwelijke voortplantingscel (ovum) dringt - Deze gameten (spermacel en ovum) bevatten enorme hoeveelheden genetische informatie Na 1 uur: fuseren de 2 gameten tot 1 cel = zygote - De combinatie van de genetische instructies , leidt tot de creatie van een nieuwe mens +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Genen | Bevatten informatie voor alle | | | erfelijke eigenschappen | | | | | | - Spelen de hoofdrol in de | | | erfelijkheid | | | | | | - Allemaal opgebouwd uit DNA | +===================================+===================================+ | DNA | Bepaald de aard en de functie van | | | elke cel in het lichaam | | | | | | - Bevat de genetische code | | | | | | - Bestaat uit lange ketens van | | | bepaalde chemische stoffen | | | | | | - Deze ketens zijn in een | | | specifieke volgorde en op | | | specifieke locaties | | | gerangschikt in DNA-strengen: | | | | | | 46 chromosomen en 23 | | | chromosomenparen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Mitose: zorgt ervoor dat bijna alle cellen van het lichaam dezelfde 46 chromosomen als de zygote Meiose: op het moment dat de gameten worden gevormd in het lichaam van een volwassen mens krijgt elke gameet 1 van de 2 chromosomen die 23 paren vormen [Meerlingen: ] **Monozygotische tweelingen (eeneigen):** genetisch identiek en ontstaan uit 1 bevruchte eicel wordt gesplitst in de eerste 2 weken - Alle verschillen in hun toekomstige ontwikkeling zijn het gevolg van omgevingsfactoren **Dizygotische tweelingen (tweeeigen):** verwekt doordat 2 afzonderlijke eicellen tegelijkertijd bevrucht worden door 2 afzonderlijke zaadcellen [Bepalen jongen of meisje: ] 22 van de 23 chromosomenparen bevatten ieder 2 gelijksoortige chromosomen = autosomale chromosomen. De enige uitzondering is het 23^e^ paar bepaalt het geslacht van het kind = geslachtchromosoom XX vrouwen (X-chromosoom van de moeder en X-chromosoom van de vader) XY mannen (X-chromosoom van de moeder en Y-chromosoom van de vader) Allelen Paren ----------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Homozygoot 2 paren zijn gelijk Heterozygoot 2 paren zijn verschillend (mama blauwe ogen, papa bruine ogen bruine ogen dominant: Bb B= bruin en b= blauw) Dominante eigenschap De eigenschap die tot uiting komt Recessieve eigenschap De eigenschap die in het organisme aanwezig is ook al kwam die niet tot uiting Genotype De onderliggende combinatie van genetisch materiaal dat in het organisme aanwezig is Fenotype Het waarneembare kenmerk *vb. kans op de ziekte PKU (leidt tot mentale beperking) recessief gen* Afbeelding met kleding, tekst, geel, tekenfilm Automatisch gegenereerde beschrijving ![Afbeelding met kleding, tekst, geel, tekenfilm Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image3.png) +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Polygenische overerving** | combinatie van meerder genenparen | | | verantwoordelijk voor de | | | productie van een specifieke | | | eigenschap | +===================================+===================================+ | **Reactierange** | in welke mate de eigenschap tot | | | uiting komt als gevolg van de | | | omgevingsinvloeden | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **X-gebonden genen** | recessieve genen die zich alleen | | | op het X-chromosoom bevinden | | | | | | Sommige eigenschappen bepaald | | | door combinatie van 2 genen (niet | | | 1 dominant) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **\ ** [Het menselijke genoom:] +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Genoom | Het geheel van alle genen van de | | | chromosomen van een individu | +===================================+===================================+ | Gedragsgenetica | Onderzoek van effecten van | | | erfelijkheid op gedrag | | | | | | - Persoonlijkheidskenmerken | | | | | | - Psychische aandoeningen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Stambomen | D.m.v. familiegeschiedenis | | | onderzoek naar overerving van | | | bepaalde erfelijke eigenschappen | | | waar is er een defect ontstaan in | | | de genen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ [Erfelijke en genetische stoornissen: ] +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Downsyndroom | Extra chromosoom op het 21^e^ | | | paar: trisomie 21 | +===================================+===================================+ | Fragiele X-syndroom | Bepaald gen op het X-chromosoom | | | is beschadigd geraakt | | | | | | (milde tot matige verstandelijke | | | beperking) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Sikkelcelanemie | Verwijst naar de vorm van de rode | | | bloedcellen | | | | | | Afwijking aan de rode bloedcel, | | | pijn, weinig eetlust, gelige ogen | | | en kleiner | | | | | | Vooral mensen in Centraal en | | | West-Afrika = recessief gen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Ziekte van Duchenne | Vrouwen zijn dragen, komt alleen | | | tot uiting bij mannen (mannen | | | hebben geen 2^e^ dominante X om | | | het terug in verhouding te | | | brengen) | | | | | | Afname spiermassa | | | | | | Fout bij het X-gebonden gen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Syndroom van Klinefelter | Extra X chromosoom bij mannen: | | | XXY | | | | | | - Borstgroei | | | | | | - Onderontwikkelde genitaliën | | | | | | - Extreme lengte | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Andere problemen bij het | Extra Y chromosoom | | geslachtschromosomenpaar | | | | Ontbrekend tweede chromosoom: | | | Turner | | | | | | Drie X chromosomen | +-----------------------------------+-----------------------------------+. Omgevingsfactoren spelen ook een grote rol zoals voedingsgewoonten, infecties, contact met schadelijke stoffen,... +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Genetisch adviseur | Iemand die mensen helpt met | | | problemen in verband met | | | erfelijke stoornissen vaak | | | tijdens prenataal onderzoek | +===================================+===================================+ | Prenataal onderzoek | \- Bloeddruk: hoog | | | zwangerschapsvergiftiging | | | | | | \- Gewicht | | | | | | \- Fundushoogte: hoogte van | | | baarmoeder | | | | | | \- Ligging van de baby: ideaal | | | hoofd naar beneden | | | | | | \- Urine onderzoek: controle op | | | aanwezigheid van eiwitten | | | | | | \- Bloedonderzoek: genoeg | | | antistoffen? | | | | | | \- Zwangerschapsdiabetes: | | | challengetest | | | | | | \- Steptokokken B: bacterie in de | | | vagina | +-----------------------------------+-----------------------------------+ [Prenatale onderzoeken: ] +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Echografie | \- Foetus anatomisch | | | visualiseren, niet de functies | | | (is alles er) | | | | | | \- Ligging van de foetus is | | | belangrijk | | | | | | \- Ultrasone geluidsgolven (hart | | | bekijken) | +===================================+===================================+ | Nekplooimeting | Er wordt gekeken of er veel vocht | | | in de nekplooi zit | | | | | | - Tussen 10 en 14 weken | | | | | | - Beetje vocht aanwezig in de | | | nek ( tot 3mm normaal) | | | | | | - Dikkere nekplooi = grotere | | | kans tot aangeboren | | | afwijkingen zoals syndroom | | | van Down en hartafwijkingen | | | | | | - Meest effectief met | | | tripletest | | | | | | Sinds de komst van de niptest | | | doen veel vrouwen gewoonde | | | niptest | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Tripletest (AFP) | - 15 tot 16 weken: is | | | belangrijk | | | | | | - Test van 3 stoffen in het | | | bloed van de vrouw | | | | | | HCG (syndroom van down) | | | | | | Oestriol (syndroom van down) | | | | | | Alfa-foetoproteïne (open rug) | | | | | | - Test zowel mogelijk op | | | maternaal bloed als op | | | vruchtwater | | | | | | Risico: | | | | | | - AFP kan afwijkend zijn zonder | | | neutrale buisdefecten | | | | | | - AFP kan normaal en toch | | | neuraal buisdefect aanwezig | | | (zowel vals positief als vals | | | negatief) | | | | | | - Verhoogd AFP in maternaal | | | bloed: verhoogd risico op | | | neuraal buisdefect | | | | | | - Verlaagd AFP in maternaal | | | bloed: verhoogd risico op | | | trisomie 21 door te kleine of | | | slecht functionerende | | | placenta | +-----------------------------------+-----------------------------------+ [Risicogroepen voor iets dat misloopt tijdens de zwangerschap:] - Moeder 36 jaar of ouder of tienermoederschap - Moeder met al een kind met chromosoomafwijking - In nabije familie erfelijke ziektes of chromosoomafwijkingen - Als de screeningstesten zorgwekkend zijn +-----------------------------------+-----------------------------------+ | NIPT-test: screening | \- Niet-invasieve Prenatale Test | | | | | | \- Bloedonderzoek | | | | | | \- Ten vroegste op 11 weken | | | | | | \- Onderzoek van DNA van de baby, | | | dat in moeders bloed is | | | terechtgekomen | | | | | | Voordelen: | | | | | | - Betrouwbaar | | | | | | - Niet-invasief | | | | | | Nadelen: | | | | | | - Screening | | | | | | - Geen uitsluitsel | | | | | | - Enkel trisomie 21,13 en 18 | | | | | | - Faalt in 1 procent | +===================================+===================================+ | Vruchtwaterpunctie | \- Op of na 16 weken | | | | | | \- Bevat cellen van de huid en | | | slijmvliezen van de foetus | | | | | | \- echogeleide naald door | | | buikwand voor kleine hoeveelheid | | | vruchtwater | | | | | | Detectie van: | | | | | | - Neurale buisdefecten | | | | | | - Stofwisselingsziekten | | | | | | - Veranderingen in het DNA | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Vlokkentest | \- Tussen week 8 en 11 | | | | | | \- Vlokken uit de placenta met | | | genetische samenstelling van de | | | foetus | | | | | | \- Geschikt voor DNA-onderzoek: | | | | | | 1\. detectie afwijkende | | | chromosomen | | | | | | 2\. detectie aantal | | | stofwisselingsziekten | | | | | | 3\. detectie genetische | | | afwijkingen | | | | | | \- Niet geschikt voor detectie | | | van neurale buisdefecten | | | | | | \- Minder betrouwbaar dan | | | vruchtwaterpunctie maar sneller | | | resultaat | | | | | | 2 technieken: | | | | | | - Transcervicale methode | | | (vaginaal naar placenta) | | | | | | - Transabdominale methode (prik | | | door buikwand) | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Navelstrengpunctie | \- Vanaf 20 weken | | | | | | \- uitzonderlijke situaties en | | | gespecialiseerde centra | | | | | | \- enkel millimeter bloed van de | | | foetus uit het bloedvat en | | | navelstreng | | | | | | \- kleine kans op miskraam | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Pre-implantatie genetische | Drie dagen na bevruchting en nog | | diagnostiek (PGD) | niet ingenesteld in | | | baarmoederwand | | | | | | - Enkel mogelijk via | | | InVitrofertilisatie (IVF) | | | | | | - Enkel toepasselijk bij | | | koppels met ernstige | | | erfelijke aandoeningen met | | | hoog risico zoals ziekte van | | | Duchenne, fragiele | | | X-syndroom,... | +-----------------------------------+-----------------------------------+ 3.2 De interacties tussen erfelijkheid en omgeving -------------------------------------------------- [Onderzoek]: **Dierenstudies**: dieren bewust kweken met genetische gelijkenissen en observeren in verschillende omgevingen of net omgekeerd **Studies bij mensen**: monozygotische tweelingen en dizygotische tweelingen - Is dit wel ethisch verantwoord? [Intelligentie en erfelijkheid: ] - Genen spelen een belangrijke rol - Nauwere genetische band IQ-scores komen meer overeen - Grotere invloed bij het ouder worden - Ook omgevingsfactoren spelen een grote rol [\ Erfelijkheid en psychische stoornissen: ] **Genen bepalen omgeving:** - Actieve genotype-omgevingsfactoren: *actief kind gaat voetballen* - Passieve genotype-omgevingsfactoren*: ouders in de scouts, sturen kinderen sneller* - Evocatieve genotype-omgevingsfactoren*: mama merkt dat het kind een goede coördinatie, geeft het kind een bal* 3.3 Prenatale groei en verandering: ----------------------------------- Vrouwelijke voortplantingsorgaan Mannelijke voortplantingsorgaan ![](media/image5.png)[Conceptie: ] Mannen: produceren honderden miljoenen zaadcellen per dag Vrouwen: - Geboren met 400.000 eicellen - 2 eileider - Rijden vanaf de pubertijd - Ovulatie: eicel komt vrij uit eierstok, via eileider naar baarmoeder [Stadia van prenatale ontwikkeling: ] Germinaal: bevruchting tot 2 weken Embryonaal: twee weken tot acht weken ![Afbeelding met baby, overdekt, pasgeboren Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image7.jpeg) Foetaal: Acht weken tot de geboorte wordt 20 keer zo lang ![Afbeelding met ongewerveld dier, tekst, Ongewervelde zeedieren, Organisme Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image9.png) - Alle organen zijn gedifferentieerd, meer complex ( elke arm krijgt een hand met vingers, baby's hikken) - Hersenen: twee hemisferen, myeline (isolerend materiaal dat zorgt dat info sneller doorgegeven wordt) - Hormonen: jongens: androgenen [Problemen rond de conceptie: ] - Onvruchtbaarheid - Erfelijke ziektes oplossing: IVF Miskraam of doodgeboorte: 10%, gebeurd meestal de eerste 12 weken emotioneel zwaar Abortus ook heel zwaar [Bedreigingen voor de ontwikkeling: ] Teratogene effecten: omgevingsfactor zoals drug dat leidt tot een geboorteafwijking Invloed van: - Voedingspatroon van de moeder - Leeftijd van de moeder - Prenatale begeleiding van de moeder (tienermoeders vaak minder controle) - Gezondheid van de moeder - Drug- en medicijnengebruik van de moeder - Moeders die alcohol, tabak en cafeïne gebruiken - Foetaal alcohol syndroom en effecten De optimale prenatale omgeving: - Geen röntgenstraling - 6 maand op voorhand inenting rubella (rode hond) - Best 3 maanden geen anticonceptiepil - Goed eten niet voor 2 maar 2 keer zo gezond - Geen alcohol of drugs - Matig cafeïne - Niet roken in de buurt ook vaders niet - Regelmatig bewegen - Rust HF4: De geboorte en het pasgeboren kind ======================================= 4.1 Geboorte ------------ [Weeën: begin van de geboorte ] CRH (Corticotropine releasing hormone): er wordt oxytocine aangemaakt in hypofyse in de hersenen. +- 266 dagen na de bevruchting Braxton-Hicks contracties = voorweeën vanaf 4 maanden, baarmoeder trekt samen 3 fasen van de bevalling: 1. **Ontsluitingsfase** (duurt het langst): weeën beginnen van 8-10 min (30sec lang), op het einde om de 2 min (2 min lang) 2. **Uitdrijvingsfase**: hoofdje meer naar buiten Vrouw kan een episiotomie (knip) krijgen om de opening van de vagina te vergroten, omdat het gebied tussen de vagina en het rectum moet meerekken eindigt als het lichaam van de baby het lichaam van de moeder heeft verlaten 3. **Nageboorte**: placenta en navelstreng worden geboren verloopt het snelste Aandachtspunten bij de bevalling: - Flexibel zijn: strategie aanpassen - Communiceren - Steun van partner aanvaarden - Concentreren **APGAR-score:** score op 10 om de gezondheid te controleren - Appearence: huidskleur - Pulse: hartslag - Grimace: reflexen - Activity: spierspanning - Respiration: ademhaling Anoxia: ademnood [Eerste verschijning: ] Vernix: dikke, vettige, kaasachtige substantie, die het kind bedekt en zorgt voor vlotte doorgang door het geboortekanaal Lanugo: donshaar Bonding: intiem en fysiek contact tussen ouder en kind direct na de geboorte is belangrijk 4.2 Complicaties tijdens de geboorte ------------------------------------ [Postnatale depressie: ] - 10% van nieuwe moeders - Kan ontsporen tot verlies aan contact met werkelijkheid en buitenwereld - Verbijsterend voor de betrokkenen - Impact op de relatie tussen moeder en kind 4.3 Wat een pasgeboren baby allemaal kan ---------------------------------------- [Fysieke vaardigheden: ] - Zelfstandig ademen - **Reflexen**: niet-aangeleerde respons die automatisch optreedt in aanwezigheid van een bepaalde stimuli 1. Zuigreflex 2. Slikreflex 3. Zoekreflex: tepel 4. Hoesten, niezen, ogen knipperen - **Spijsvertering** 1. Lever: neonatale geelzucht 2. Meconium: eerste ontlasting (zwart, groen) - **Zintuigen** 1. Zien: scherp contrast, kleuren (rood, groen, geel en blauw) 2. Horen: schrikreacties, herkenning 3. Voelen: Gevoelig voor aanraking 4. Reuk en smaak: goed ontwikkeld [Leervermogen: ] **Klassieke conditionering**: leerproces waarbij een neutrale prikkel herhaaldelijk wordt gekoppeld aan een onvoorwaardelijke prikkel, zodat de neutrale prikkel uiteindelijk dezelfde respons oproept als de onvoorwaardelijke prikkel *vb. hond van Pavlov (filmpje)* **Operante conditionering**: leerproces waarbij gedrag wordt beïnvloed door de gevolgen ervan - Straf of beloning *vb. bord leegeten = dessert; je gaat je bord sneller leegeten als je weet dat het dessert lekker is en trager eten als het dessert niet lekker is* **Gewenning**: oriëntatiereactie *vb. speelgoed wisselen anders raken ze het beu, kinderen uitdagen* [Sociale vaardigheden: ] - Imitaties van gezichtsuitdrukkingen basis voor sociale interacties - Onderscheiden van gezichtsuitdrukkingen - Prille sociale interactie: afstemming eigenschappen baby- gedrag ouders HF5: De fysieke ontwikkeling in de babytijd =========================================== 5.1 Groei en ontwikkeling ------------------------- Een baby groeit heel snel en komt snel veel bij - Geboorte: 3,5kg en 50 cm - 5 maand: verdubbeld: 7kg - 1 jaar: 10kg (verdrievoudigd) en 70cm - 2 jaar: 14 kg (verviervoudigd) en 90cm Verhouding met hoofd en lichaam ¼ bij de geboorte , bij volwassenen 1/8 Deze cijfers zijn een gemiddelde: belangrijkste is dat het de curve blijft volgen Principes van groei: 1. Cefalocaudaal: van hoofd tot staart; begint bij het hoofd en zo verder naar beneden. Zegt dus dat het visueel vermogen er sneller is dan het lopen. 2. Proximodistaal: dichtbij en ver weg; begint bij de romp en van daaruit naar de armen en de benen en daarna handen enzovoort 3. Hiërarchische integratie: eenvoudige vaardigheden ontwikkelen zich los van elkaar en worden later pas samengevoegd 4. Onafhankelijkheid van systemen: verschillende lichaamssystemen gaan een ander tempo volgen en hebben niets met elkaar te maken *(vb. seksuele rijpheid komt veel later dan de ontwikkeling van het zenuwstelsel)* [Ontwikkeling van het zenuwstelsel: ] Zenuwstelsel bestaat uit hersenen en zenuwen die zich door het hele lichaam heen bevinden +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Neuronen | De basiscellen van het | | | zenuwstelsel | | | | | | - Hebben een cellichaam dat een | | | nucleus/celkern bevat | | | | | | - Kunnen als enige cellen in | | | ons lichaam communiceren met | | | andere cellen | | | | | | = daarvoor hebben ze aan 1 | | | uiteinde een cluster van | | | vertakkingen die dendrieten heten | +===================================+===================================+ | Dendrieten-axonen | Ontvangen boodschappen van andere | | | zenuwcellen - heeft al de | | | informatie doorgegeven moet | | | worden | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Neurotransmitters | Stof die het mogelijk maakt dat | | | neuronen met elkaar kunnen | | | communiceren | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Synapsen | Ruimte tussen de neuronen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Myeline | Een vettige substantie die de | | | neuronen beschermt en de | | | overdracht van zenuwsignalen | | | versnelt | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Corticaal-subcorticaal | In de hersenschors -- net onder | | | de hersenschors | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Hersenschors | Bovenste laag van de hersenen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Neuronen blijven ontwikkelen maar alleen trager naar mate je ouder wordt Bij de geboorte hebben de meeste neuronen weinig verbindingen (1^e^ 2 jaar: + miljarden verbindingen) Verbindingen die er bij de geboorte zijn, die niet gebruikt of gestimuleerd worden gaan er gewoon uit [\ Omgevingsinvloeden op de ontwikkeling van de hersenen: ] De ontwikkeling van de hersenen gebeurd automatisch **Plasticiteit**: als baby's op een jonge leeftijd een hersenbloeding hebben, worden de taken overgenomen door andere delen dus is er minder schade. Bij oudere mensen wel schade. Hoe meer baby's gestimuleerd worden, hoe meer verbindingen ze aangaan. Hoe jonger je bent, hoe gevoeliger de hersenen zijn voor ontwikkeling. Nabijheid is dus belangrijk. **Shaken baby syndroom**: huilbaby's zorgen voor onmacht Tijdens het huilen de baby oppakken en heel hard schudden Gevolg: traumatisch hersenletsel blind, doof, fysieke beperkingen, = vaak onomkeerbaar Het overlijden van de baby kan ook voorkomen [Ritme en stadia:] sommige ritmen zijn direct zichtbaar maar sommige niet [ ] De ene baby heeft heel snel een bepaald ritme; eten, drinken slapen. Soms kan het ook langer duren 1 van de belangrijkste lichaamsritmen is dat van de gedragstoestand van een baby = mate van bewustzijn van een baby tijdens innerlijke en externe stimulatie Het begin van het leven brengt een baby vooral slapend door (gemiddeld 16-17uur) - Worden veel wakker na ongeveer elke 2u = spurts - Baby's hebben een ander ritme (geen volwassen dag-nacht ritme) **Rapid eye movement** (REM-slaap): de periode tijdens de slaap die geassocieerd wordt met dromen. De ogen gaan heel snel van links naar rechts. Zowel bij een baby als bij een volwassenen. De helft van de slaap van de baby is de REM-slaap, hoe ouder hoe minder. **Wiegendood**: gezonde baby's die gezond in bed gelegd worden en niet meer wakker worden Risicofactoren: - Jongens dubbel zoveel kans al meisjes - Laag geboortegewicht - Vroeggeboorte Preventie door de overheid: - Slapen op de rug - Niet roken in de omgeving - Hou toezicht - Let erop dat het kind het niet te warm krijgt - Geen geneesmiddelen zonder advies van een arts 5.2 De fysieke ontwikkeling --------------------------- **Reflexen**: Niet aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige responsen die automatisch optreden in de aanwezigheid van een bepaalde prikkel. Om te overleven, te beschermen,... - Baby wordt geboren met enkele reflexen. *vb. slijm vast in de keel = kuchen* !!! **Reflex** **Leeftijd van verdwijnen** **Omschrijving** **Mogelijke functie** ----------------- ----------------------------- ----------------------------------------------------------------------------------------- ---------------------------------------------- Zoekreflex 3 weken Neiging om het hoofd te draaien in de richting van dingen die de wang raken Inname van voedsel Stapreflex 2 maanden Beweging van benen wanneer de baby rechtop wordt gehouden en zijn voeten de grond raken Voorbereiding van onafhankelijk voortbewegen Zwemreflex 4-6 maanden Neiging om zwembewegingen als de baby met zijn gezicht naar beneden in water ligt Vermijding van gevaar Moro-reflex 6 maanden Armen en benen spreiden zich en lijken zich vervolgens ergens aan vast te klampen Bescherming tegen vallen Babinski-reflex 8-12 maanden Spreiden van de tenen in reactie op een aanraking van de buitenkant van de voet Onbekend Schrikreflex Blijft in andere vorm In reactie van plotseling geluid worden de armen en vingers gespreid en rug overstrekt Bescherming Knipper-reflex Blijft Snel sluiten en openen van de ogen bij blootstelling aan licht Bescherming van het netvlies Zuigreflex Blijft Neiging om te zuigen aan de dingen die de lippen raken Inname van voedsel Kokhalsreflex Blijft De keel vrijmaken Voorkomen van stikken Grove motoriek: hoofd optillen, rollen, zitten, staan, lopen, kruipen Fijne motoriek: - 3 maanden: bewegingen van de ledematen op elkaar afstemmen (gaat iets trager) - 4 maanden: grijpen - 11 maanden: kleine objecten oprapen F05 **\ Dynamische systeemtheorie**: theorie die de ontwikkeling en coördinatie van motorische vaardigheden beschrijft. De samenstelling van gedrag: coördinatie van spieren, waarneming, zenuwstelsel, motivatie Motivatie is heel belangrijk je moet het kind stimuleren voor het ontwikkelen van de neuronen en verbindingen. *vb. kind wilt iets dat net buiten het bereik ligt, dan moet het kruipen\ * [Voeding: ondervoeding ] - Marasme: kinderen die te weinig eten en brandstoffen hebben tekort aan proteïne en calorieën - Kwashiorkor: maag en ledematen houden vocht vast en zwellen op - Kinderen zonder liefde of genegenheid stoppen ook met groeien en eten - Invloed na 6 maanden: tragere groei, dalen IQ en schoolresultaten - Kan nog in orde komen mits goede en intensieve begeleiding [Voeding: obesitas ] - 20% boven de curve = obesitas - Obesitas bij kinderen heeft veel invloed op het volwassen gewicht - Heel ongezond [Borst of fles? ] WHO: tot en met 1 jaar wordt borstvoeding aangeraden Beter voor mama: - Daalt kan op een aantal kankers - Baarmoeder krimpt sneller - Als de baby een infectie heeft, maakt de mama iets aan tegen de infectie MAAR vooral doen waar je je goed bij voelt [Vaste voeding] Kind en gezin: vanaf 4à5 maanden vaste voeding WHO: tot en met 1 jaar is borstvoeding de hoofdmaaltijd 5.3 Ontwikkeling van de zintuigen --------------------------------- De processen die ten grondslag liggen aan de manier waarop een baby de wereld om zich heen interpreteert zijn sensatie en perceptie. **Sensatie**: reactie van de zintuigen op de stimuli **Perceptie**: hoe ze de stimuli organiseren of ordenen in de hersenen [Visuele perceptie]: - Myelisering oogzenuw: wel licht, kleurperceptie, scherp op 20-30cm - Binoculair vermogen: 14 weken beweging, scherpte - Kleuren zien baby's ook met voorkeur blauw en groen [Diepteperceptie]: Onderzoek toont aan dat heel weinig baby's de oversteek maken, er vanuit gaande dat de baby's de diepte wel zien 2^e^ onderzoek: 1 baby over de klif en de andere niet. Baby 1 hogere hartslag maar niet zeker of dat door de diepte komt of door de structuur van de ondervloer. (pp HF5 dia 38) Conclusie: baby's zien wel iets Op 9 maanden kunnen baby's gemakkelijk mensengezichten onderscheiden van apengezichten [Auditieve perceptie]: Baby hoort al in de foetus, hoort liever de hoge tonen Geluidslocatie: is minder ontwikkeld, baby kan niet uitmaken waar het geluid vandaan komt Hoe? Kleiner hoofd dus oren minder ver van elkaar Baby's hebben een voorkeur voor de stem van mama doordat ze in de buik de stem al horen [Geur en smaak: ] - Goed ontwikkeld reukvermogen vooral goede herkenning van moeder (borstvoeding) - Ook smaak erg ontwikkeld: voorkeur voor zoet, voor wat moeder tijdens de zwangerschap veel dronk [Pijn]: Vroeger dacht men dat baby's geen pijn voelden, ze voelen echter wel pijn die leidt tot agitatie maar het duurt enkele seconden tot de baby de reactie vertoont Hielprik: als de baby een paar dagen oud is, beetje agitatie maar snel voorbij Hoe ouder de baby, hoe meer pijn ze voelen Er is een verband tussen veel pijn als baby en de pijngevoeligheid in de volwassenheid Aanraking: - Best ontwikkelde zintuig na de geboorte - Verkennen van de wereld is belangrijk - Baby's hebben veel nabijheid en affectie nodig - Babymassage: gaat de productie van bepaalde chemische stoffen, die zorgen voor meer verbindingen in de hersenen, omhoog brengen. Belangrijk voor de sociale ontwikkeling Multimodale perceptie: Zintuigen werken afzonderlijk zintuigen van bij het begin geïntegreerd *vb. speelgoed dat geluid maakt, beweegt en dat in de mond gestoken kan worden* [Affordances]: actiemogelijkheid van een situatie of stimulus - Van levensbelang: baby moet ontdekken dat hij van bepaalde dingen kan afvallen en daar dus niet moet opkruipen. Is belangrijk omdat het anders het gevaar niet leert inzien [Baby's lichamelijk en zintuiglijk stimuleren: ] - Draag hem in verschillende posities, verschillende keren omdraaien - Laat hen de wereld verkennen, laat ze dingen proberen (dat ze kunnen vallen etc.) - Doe fysieke spelletjes - Laat hem eten aanraken en ermee spelen - Zorg voor speelgoed dat verschillende zintuigen tegelijk stimuleert en zorg voor afwisseling HF6: De cognitieve ontwikkeling in de babytijd ============================================== 6.1 Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget ------------------------------------------ Piaget kinderen doen geen kennis op via feiten die gecommuniceerd worden door anderen of via sensatie en perceptie. Hij zegt dat kennis het resultaat is van direct motorisch gedrag. Kennis wordt opgebouwd door ervaring. Ontwikkelingstheorie gebaseerd op een stadiamodel Kinderen doorlopen 4 universele stadie van geboorte tot adolescentie: 1. Sensomotorische stadium (0-2j) 2. Preoperationele stadium (2-7j) 3. Concreet operationele stadium (7-12j) 4. Formeel operationele stadium (12- volwassenheid) Overgang vindt plaats wanneer het kind het juiste niveau van fysieke rijping heeft bereikt en is blootgesteld aan relevante ervaringen Zonder die ervaring zouden kinderen niet in staat zijn om het cognitieve potentieel te bereiken Ook van cruciaal belang om te kijken naar de veranderingen in de kwaliteit van kennis en begrip van kinderen Volgens Piaget ligt adaptatie ten grondslag aan de groei van schema's. ----------- ------------------------------------------------------------------ Adaptatie De eigenschap van iemand om zich aan te passen aan zijn omgeving ----------- ------------------------------------------------------------------ Bestaat uit 2 processen: assimilatie en accommodatie: die passen we vaak onbewust toe +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Assimilatie | Proces waarmee mensen ervaringen | | | interpreteren aan de hand van hun | | | huidige cognitieve | | | ontwikkelingsstadium en denkwijze | | | | | | *Jonge baby maakt de wereld | | | grijpbaar door alles binnen zijn | | | bereik vast te pakken en | | | zintuigelijk te onderzoeken.* | | | | | | *Vb. kind noemt vliegende | | | eekhoorn een vogel, het | | | assimileert de eekhoorn aan zijn | | | bestaande schema van vogel omdat | | | hij de eekhoorn heeft zien | | | vliegen* | +===================================+===================================+ | Accommodatie | Proces waarmee mensen bestaande | | | manieren van denken of doen | | | veranderen als reactie op | | | ontmoetingen met nieuwe stimuli | | | of situaties. Dit gebeurt als | | | kind doorheeft dat het geen | | | nieuwe informatie opdoet | | | | | | *Baby heeft op de voor hem | | | vertrouwde manier alle | | | mogelijkheden van een speeltje | | | verkend, dan gaat hij zich | | | inspannen om te onderzoeken welke | | | mogelijkheden het speeltje nog | | | heeft* | | | | | | *Vb. kind dat een vliegende | | | eekhoorn ziet en het 'vogel met | | | staart doet', accommodeert het | | | nieuwe kennis door zijn schema | | | van vogel te wijzigen* | +-----------------------------------+-----------------------------------+ 1. **[Sensomotorische stadium (0-2j)]** Het belangrijkste stadium van de cognitieve ontwikkeling waarbij motorische reacties op zintuigelijke informatie belangrijk zijn Sensomotorische stadium wordt onderverdeeld in 6 substadia, volgorde ligt vast en timing is ook afhankelijk van lichamelijke rijping en sociale omgeving **Substadium 1: eenvoudige reflexen (0-1 maand)** Verschillende aangeboren reflexen worden gevormd. Ze bepalen de aard van zijn interacties met de wereld. Bepalen de aard van interactie met buitenwereld *vb. zuigreflex zorgt ervoor dat de baby zuigt op alles wat de lippen aanraken. Volgens Piaget verschaft dit zuiggedrag informatie over objecten, informatie die de weg vrijmaakt voor het volgende stadium van de sensomotorische periode.* Tegelijkertijd treden in een aantal reflexen veranderingen op als gevolg van ervaringen die een baby opdoet met de buitenwereld. *vb. baby die zowel borstvoeding als flesvoeding krijgt, gaat anders zuigen aan een tepel of speen* **Substadium 2: primaire circulaire reacties en eerste gewoonten (1-4 maanden)** Baby's beginnen eerdere afzonderlijke acties tot geïntegreerde activiteiten te coördineren Ze gaan interessante activiteiten herhalen Helpt een baby een begin te maken met de ontwikkeling van cognitieve schema's via een proces dat circulaire reactie heet ---------------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Primaire circulair reactie Activiteit die de ontwikkeling van cognitieve schema's mogelijk maakt dankzij de herhaling van een willekeurige motorische handeling ---------------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- *vb. als een kind een keer zijn duim in de mond steekt, is het toeval. Maar als hij dit herhaalt, is het een primaire circulaire reactie omdat de sensatie van het zuigen plezierig is.* **Substadium 3: secundaire circulaire reacties (4-8 maanden)**. Meer gericht op de buitenwereld en ze beginnen meer in te spelen op de omgeving. Ze proberen prettige gebeurtenissen in hun omgeving die ze bij toeval hebben veroorzaakt te herhalen Baby's gebruiken steeds meer hun stem en merken dat andere mensen reageren met hun eigen geluiden. Ze beginnen ook geluiden te imiteren. Vocalisatie wordt een secundaire circulaire reacties die uiteindelijk medebepalend is voor het ontwikkelen van taal en de vorming van sociale relaties. ------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------------------- Secundaire circulaire reactie Schema's die betrekking hebben op herhaalde acties die een gewenst resultaat opleveren ------------------------------- ---------------------------------------------------------------------------------------- *vb. kind neemt herhaaldelijk een rammelaar op in de wieg en schud die op verschillende manieren om te zien hoe het geluid verandert* **verschil tussen primaire en secundaire circulaire reacties** Primaire circulaire reactie Secundaire circulaire reactie -------------------------------------------------------------------- ------------------------------------------------------ Activiteit van de baby is gericht op hemzelf en zijn eigen lichaam Activiteit van de baby is gericht op de buitenwereld **Substadium 4: coördinatie van secundaire circulaire reacties (8-12 maanden)** Geven blijk van intentioneel gedrag --------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Intentioneel gedrag Gedrag waarbij verschillende schema's gecombineerd en gecoördineerd worden tot 1 actie om een probleem op te lossen --------------------- --------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- *vb. het ene speeltje wegduwen om het andere te pakken, dat er zichtbaar onderligt* het vermogen van baby's om bepaalde middelen te gebruiken om bepaalde doelen te bereiken en hun vermogen om op toekomstige omstandigheden te anticiperen, zijn gedeeltelijk het resultaat van de ontwikkeling van objectpermanentie +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Objectpermanentie | Besef dat mensen en objecten niet | | | ophouden te bestaan, ook zal zijn | | | ze onzichtbaar | | | | | | Eenvoudig principe met | | | ingrijpende gevolgen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ ![F06](media/image12.png) **Substadium 5: tertiaire circulaire reacties (12-18 maanden)** Herhalen niet alleen prettige activiteiten (secundaire circulaire reacties) maar voeren mini-experimenten uit om te zien wat de consequenties waren Ze ontwikkelen exploratiedrang. Tonen belangstelling voor het onverwachte en dat willen ze verklaard hebben **Substadium 6: het begin van het denken (12-24 maanden)** Hebben het vermogen tot mentale representatie of symbolisch denken +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Mentale representaties | Innerlijke voorstelling van een | | | object of gebeurtenis. Ze kunnen | | | met hun hoofd onzichtbare | | | trajecten van objecten volgen. | | | | | | *vb. als een bal onder de tafel | | | rolt, kunnen ze dus beredeneren | | | waar die weer zal opduiken.* | | | | | | Zorgt ervoor dat ze ook het | | | vermogen krijgen om te doen alsof | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Ze gaan oorzaak-gevolgrelaties beter begrijpen door het nieuwe vermogen om innerlijke representaties van objecten te maken -------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Indirecte imitatie Het imiteren van mensen of situaties die niet meer aanwezig zijn. Hierdoor kunnen ze doen alsof ze bv in de auto zitten. -------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | **Steun** voor Piaget | **Kritiek** tegen Piaget | +===================================+===================================+ | 1\. Zeer accurate beschrijvingen | 1\. Volgens Robert Siegler maakt | | van gedrag en ontwikkeling van | het kind golven door en geen | | kinderen | fases omdat de cognitie steeds | | | in beweging is | | 2\. Kinderen leren door in te | | | spelen op objecten uit de | 2\. Piaget wist te weinig van | | omgeving | zintuiglijke systemen, | | | motorische ontwikkeling is niet | | 3\. Volgorde van cognitieve | de enige basis | | ontwikkeling | | | | 3\. Objectpermanentie zou | | | vroeger ontstaan | | | | | | 4\. Baby's zoude sneller | | | gezichtsuitdrukkingen imiteren | | | | | | 5\. Piaget zijn theorie is | | | vooral gericht op westerse | | | culturen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ 6.2 De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling --------------------------------------------------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Informatieverwerkingstheorie | Benadering van cognitieve | | | ontwikkeling waarbij men probeert | | | te achterhalen op welke manieren | | | mensen informatie decoderen. | | | | | | Bestaat uit 3 basisaspecten: | | | codering, opslag en terughalen | +===================================+===================================+ | Codering | Proces waarmee informatie wordt | | | opgenomen in een vorm die | | | bruikbaar is voor het geheugen. | | | Baby's worden blootgesteld aan | | | een enorme hoeveelheid | | | informatie, als ze al die | | | informatie moeten verwerken is | | | dat heel veel. Daarom coderen ze | | | selectief. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Opslag | Informatie moet ook op een juiste | | | manier in het geheugen worden | | | opgeslagen. De opslag heeft | | | betrekking op het onderhoud van | | | het materiaal dat in het geheugen | | | is opgeslagen. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Terughalen | Het proces waarmee materiaal in | | | de geheugenopslag gelokaliseerd, | | | naar het bewustzijn gebracht en | | | gebruikt wordt. | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Automatisatie | Mate waarin een taak aandacht | | | vereist. | | | | | | - Helpt kinderen om de wereld | | | te begrijpen | | | | | | - Automatisch besef hoe caak ze | | | stimuli tegelijk aantreffen | | | | | | ( categoriseren) | | | | | | - Ontwikkelen complexe | | | vaardigheden | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Herinnering van baby's:** +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Herinnering | Proces waarmee informatie wordt | | | opgeslagen, opgenomen en | | | opgehaald. | | | | | | Kinderen beginnen te herinneren, | | | gewenning, geheugencapaciteit | | | neemt toe, ze begrijpen hints en | | | ontwikkelen infantiele amnesie | +===================================+===================================+ | Infantiele amnesie | Afwezigheid van herinneringen aan | | | ervaringen van voor het 3^e^ | | | levensjaar. Fysieke opname van | | | herinnering is permanent maar | | | soms moeilijk op te halen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Cognitieve neurowetenschap**:\ door ontdekking op het gebied van hersenscantechnologie en uit onderzoek bij volwassenen met hersenbeschadiging blijkt dat er 2 afzonderlijke systemen betrokken zijn bij de vorming van het langetermijn geheugen Impliciet en expliciet geheugen Expliciet geheugen Bevat herinnering die doelbewust opgehaald kunnen worden -------------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Impliciet geheugen Bevat herinneringen waar we ons niet bewust van zijn (vroegste herinnering) worden opgeslagen in de hersenstam en het cerebellum. (2^e^ helft van het eerste levensjaar) Afbeelding met tekening, Hersenen Automatisch gegenereerde beschrijving 6.3 De wortels van onze taal ---------------------------- Taal: systematische, betekenisvolle ordening van symbolen die de basis vormt voor communicatie. Heeft verschillende formele eigenschappen die een kind moet zien te beheersen om zijn taalvaardigheden te kunnen ontwikkelen. 1. Fonologie: alle mogelijke klanken, in het Nederlands zijn dat er 45 2. Morfemen: de kleinste betekeniseenheid 3. Semantiek: het geheel van regels die de betekenis van woorden en zinnen bepalen Onderscheidt maken tussen taalbegrip en taalproductie:\ taalbegrip: begrijpen wat er gezegd wordt (22 nieuwe woorden per maand)\ taalproductie: inzetten van taal om te communiceren (9 nieuwe woorden per maand) Prelinguïstische communicatie: communicatie door middel van geluiden, gezichtsuitdrukkingen, gebaren, imitatie en andere niet-linguïstische middelen 1. Brabbelen: 2/3 maanden -- 1 jaar: - Het maken van op spraak lijkende maar betekenisloze geluiden - Universeel verschijnsel - In alle culturen op dezelfde manier 2. Holofrasen: anderhalf tot 2 jaar (eenwoordzin) - Uiting van 1 woord die voor een hele zin in staat waarbij de betekenis afhankelijk is van de context waarin het gebruikt wordt - 50-200 nieuwe woorden op enkele weken - Cultuur heeft invloed op het soort eerste weetjes dat uitgesproken worden 3. Telegramstijl: - Manier van praten waarbij woorden worden weggelaten die niet cruciaal zijn voor de boodschap - *vb. 'ik geef boek' in plaats van 'ik gaf jou het boek'* 4. Onderextensie*:* - Denken dat een woord enkel verwijst naar specifiek exemplaar van concept in plaats van het hele concept - Komt veel voor bij jonge kinderen die net leren praten 5. Overextensie/ overgeneralisatie: - Woorden worden te algemeen gebruikt - *Vb. vrachtwagen en tractor ook een auto noemen* 6. Referentiële stijl of expressieve stijl - Taal wordt primair gebruikt om objecten te benoemen RS - Taal wordt primair gebruikt om gevoelens en behoeften van zichzelf en anderen uit te drukken ES **Ontstaan van taal:**\ Noam Chomsky:\ Leertheorie: de visie dat taalverwerving volgens de wetten van bekrachtiging en conditionering verloopt.\ - nativistische benadering: taalverwervingsmechanisme internationale benadering\ = visie dat er een genetisch bepaald, aangeboren mechanisme bestaat dat de ontwikkeling van taal aanstuurt Praten tegen baby's:\ In babytaal: motherese = korte, eenvoudige zinnetjes, hoge toon, intonatie, herhaling woorden, concrete onderwerpen Er zijn verschillende sekseverschillen:\ Voor meisjes: poes is een poesje, hond is een hondje\ Voor jongens: poes is poes, hond is hond HF7: De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd ============================================================================== 7.1 De basis van sociaal gedrag ------------------------------- **Emoties in de babytijd**:\ - Fundamentele gezichtsuitdrukkingen en basisemoties zijn universeel\ - De non-verbale codering blijft doorheen het hele helen hetzelfde\ we worden geboren met het vermogen om basale emoties te uiten\ het is niet omdat baby's deze emoties op dezelfde manier uiten als volwassenen, dat ze die ook beleven als volwassenen. **Beleving van emoties:** +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Differentiële emotietheorie | Emotionele uitingen weerspiegelen | | | niet alleen emotionele ervaringen | | | maar het helpt ook de emoties | | | zelf te reguleren | | | | | | Emoties uiten, beleven en | | | reguleren | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | ![Afbeelding met tekening | Als de kinderen ouder worden, | | Automatisch gegenereerde | hebben ze steeds een groter scala | | beschrijving](media/image14.png) | aan complexere emoties. | | | | | | Het gevoelsleven van de baby | | | ontwikkeld zich doordat de | | | hersenen steeds complexer worden. | | | | | | - Differentiatie in emoties | | | ontstaat wanneer de | | | hersencortex in werking | | | treedt (1^e^ 3 maanden) | | | | | | - Rond de 9/10 maanden begint | | | het limbisch systeem te | | | groeien, hier vinden de | | | emotionele reacties plaat | | | | | | - Limbisch systeem werkt samen | | | met de voorhoofdkwabben, die | | | maken het ontstaan van meer | | | soorten emoties mogelijk | +-----------------------------------+-----------------------------------+ +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Vreemdenangst | Voorzichtigheid en | | | terughoudendheid die baby's laten | | | zien als ze een onbekende | | | ontmoeten meestal na 6 maanden | | | | | | Oorzaak: cognitieve vermogens van | | | baby's zijn toegenomen waardoor | | | ze een onderscheidt maken tussen | | | mensen die ze wel en niet kennen | | | | | | Verschillen tussen elke baby: | | | | | | - Baby's die vaak in contact | | | komen met vreemden, zijn | | | minder angstig dan mensen die | | | niet vaak vreemde mensen | | | ontmoeten | | | | | | - Baby's zijn minder bang voor | | | vrouwen dan voor mannen | | | | | | - Baby's zijn minder bang van | | | kinderen dan van volwassenen | +===================================+===================================+ | Scheidingsangst | Angst bij kinderen wordt | | | opgeroepen door de afwezigheid | | | van hun vaste verzorger rond 7/8 | | | maanden en universeel | | | | | | Hoogtepunt rond 14 maanden en | | | neemt daarna af | | | | | | Oorzaken hetzelfde als | | | vreemdenangst: door de groeiende | | | cognitieve vaardigheden kunnen | | | kinderen vragen stellen, zonder | | | het antwoord te weten (vb. waarom | | | gaat mama weg?) en groeiende | | | emotionele banden | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Vreemdenangst en scheidingsangst zijn belangrijke tekenen van sociale vooruitgang. +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Glimlachen | Tussen 3 en 12 weken een eerste | | | glimlach | | | | | | - Hoe ouder, hoe selectiever | | | wanneer ze glimlachen | | | | | | **Sociale glimlach**: de glimlach | | | van een baby als reactie op een | | | andere persoon | +===================================+===================================+ | Interpreteren van stemmen en | Pasgeborene imiteert voornamelijk | | gezichtsuitdrukkingen | maar wilt niet zeggen dat ze de | | | emotie begrijpen | | | | | | Non-verbale decodering vormt | | | hierdoor wel (vb. kunnen zien als | | | de verzorgster boos is) | | | | | | 5 maanden: het begrijpen van de | | | emoties achter de | | | gezichtsuitdrukkingen en vocale | | | uitdrukkingen onderscheiden | | | | | | 7 maanden: gezichtsuitdrukkingen | | | en toon herkennen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Ontwikkeling van het 'IK':** - Jonge baby's realiseren zich niet dat ze een zelfstandig individu zijn en herkennen zichzelf niet op foto's of in de spiegel Rond 12 maanden: zelfbesef het bewustzijn dat men los van de rest van de wereld bestaat *Vb. spiegel-en-rougetest: baby krijgt zonder dat hij het merkt een rode stip op zijn neus en kijkt in de spiegel. Als de baby zijn neus aanraakt of het rood probeert weg te vegen, is dat het bewijs dat het zelfbesef heeft.* Tussen 17 en 24 maand: kind krijgt besef van de eigen capaciteiten **Sociale referencing:** = doelbewust zoeken naar informatie over de gevoelens van anderen om onduidelijk situaties te kunnen plaatsen. - Rond de leeftijd van 8à9 maanden Twee verklaringen:\ - Emoties zijn = emoties voelen\ - Gezichtsuitdrukkingen van anderen = een richtlijn voor het eigen gedrag **Theorie of mind:** = vaardigheid om aan jezelf en aan anderen gedachten, gevoelens, ideeën en intenties toe te schrijven en op basis daarvan te anticiperen op het gedrag van anderen - Baby's zijn beter in staat om intentionaliteit en causaliteit te begrijpen. - 18 maanden: besef dat het gedrag van anderen een betekenis heeft en dat ze ermee een doel willen bereiken - 2 jaar: empathie emotionele respons die correspondeert met de gevoelens van een ander persoon *(vb. troosten of bezorgd zijn)* - In het 2^e^ levensjaar: kind begint met misleiden en doen alsof 7.2 Relaties smeden ------------------- **Hechting: vormen van sociale banden:** = het intieme fysieke en emotionele contact tussen ouder en kind meteen na de geboorte\ gehechtheidsrelatie pas rond 7/8 maanden Komt het meest tot uiting bij een scheiding of stress, een goede hechting is bepalend voor het verdere leven. Lorenz: hechting is gebaseerd op biologisch bepaalde factoren\ Imprinting **Harry Harlow: contactcomfort**\ *babyaapje moet kiezen tussen 2 kunstapen: de ene aap geeft voedsel maar is voor de rest koud en kil en de andere aap was warm en gemaakt van een vaste stof maar gaf geen eten*\ *brengen het grootste deel van hun tijd door bij de warme en zachte aap en gaan enkel af en toe naar de ijzeren draad voor voedsel\ het vermogen om orale en andere fysiologische behoeften te bevredigen, is niet zo cruciaal (voedsel is genoeg)* **John Bowlby: epigenetische theorie\ **- onderzoek naar hechting bij mensen\ - gebaseerd op behoefte aan veiligheid en zekerheid\ leidt tot een unieke relatie met een individu, meestal de moeder\ = basis om de wereld te verkennen **Mary Ainsworth: vreemdensituatieprocedure\ ** In scène gezette episoden die de kracht van de hechting tussen kind en moeder illustreren. Hechten blijft een dynamisch gegeven [3 type reacties: ] - Veilig gehecht: kind voelt zich op het gemak als moeder aanwezig is, ook al raken ze van streek als moeder weggaat, ze gaan meteen naar haar terug - Angstig-vermijdend gehecht: kind zoekt niet de nabijheid van moeder op en probeert haar te mijden als ze terug komt - Angstig-ambivalent gehecht: combinatie van positieve en negatieve reacties op hun moeder nadat ze terugkeert van afwezigheid - Gedesorganiseerd en gedesoriënteerd gehecht: vertonen inconsistent en tegenstrijdig gedrag +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Rol van de moeder | Rol van de vader | +===================================+===================================+ | - Sensitief en responsief | - Weinig onderzoek naar gedaan | | | | | - Tijdens interacties rekening | - Nu: meer aandacht voor het | | houden met gevoelens | belang van de vader | | | | | - Hechtingspatronen over | - Meer dan 1 hechtingsrelatie | | generaties heen | tegelijk kan wel ander soort | | | relatie | | - Zorg, voeding, traditionele | | | spelletjes | - Spelen, fysieker, wildere | | | spelletjes | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Interactie met baby's: wederzijdse socialisatie**:\ een continu proces van verschillende, soms zelf wisselende hechtingsrelaties **Wederzijds regulatiemodel**: model waarin baby's en ouders emotionele stemmingen aan elkaar leren communiceren en daar adequaat op reageren **Wederzijdse socialisatie:** proces waarbij het gedrag van baby's nieuwe responsen van ouders en andere verzorgers oproept en omgekeerd Omgang met leeftijdsgenoten: baby's kunnen geen vriendschappen vormen maar hebben wel aandacht voor anderen met een voorkeur voor bekenden.\ veel leerkansen: zowel sociaal als cognitief\ oudere baby's beginnen elkaar te imiteren\ Dit gedrag is belangrijk, is de basis voor toekomstige sociale contacten 7.3 Verschillen tussen baby's ----------------------------- ----------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Persoonlijkheid Het geheel van duurzame eigenschappen die het ene individu van het ander onderscheiden. Wortels hiervan liggen in de babytijd. ----------------- -------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------- Erik Erikson: persoonlijkheidsontwikkeling Eriksons theorie van psychosociale ontwikkeling: theorie die een verklaring biedt voor de manier waarop individuen zichzelf en de betekenis van het gedrag van anderen en zichzelf, leren begrijpen. Volgens zijn theorie voltrekt de ontwikkeling van mensen in 8 verschillende stadia. 1. Vertrouwen versus wantrouwen (0-1,5j) orale fase van Freud +: gevoelens van vertrouwen dankzij steun van de omgeving -: angst en bezorgdheid met betrekking tot anderen afhankelijk van hoe goed hun verzorgers op de behoeften reageren Kracht: hoop 2. Autonomie versus twijfel (1,5-3j) Anale fase van Freud +: zelfstandigheid als verkenning wordt gestimuleerd -: twijfels over zichtzelf, gebrek aan onafhankelijkheid Zowel moeder als vader spelen een belangrijke rol Kracht: wilskracht en zelfcontrole **Temperament:\ **= patronen van prikkeling en emotionaliteit die de consistente en duurzame eigenschappen van een individu vormen Genetisch: vrij stabiele eigenschap in de levensloop (temperamentvolle baby, ook als adolescent)\ mate van arousal en emotionaliteit: activiteitsniveau en prikkelbaarheid ![Afbeelding met tekst, schermopname, nummer, Lettertype](media/image16.png) Temperamentclusters: proberen baby's op basis van temperament op te delen in categorieën 1. Gemakkelijke baby: positieve instelling, regelmatige lichaamsfuncties en goed aanpassingsvermogen. Ongeveer 40% van de baby's 2. Moeilijke baby: negatieve buien en een traag aanpassingsvermogen, trekt zich vaak terug. Ongeveer 10% van de baby's 3. Langzame starters: is inactief, reageert relatief kalm op zijn omgeving, trekt zich terug en trage aanpassing, over het algemeen een negatieve stemming. Ongeveer 15% van de baby's 35% pas niet in 1 van deze categorieën Goodness of fit: idee dat ontwikkeling afhankelijk is van de mate waarin het specifieke temperament van kinderen aansluit op de aard en de eisen van de omgeving waarin het kind opgroeit HF8: De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd ========================================================= 8.1 De fysieke groei -------------------- +-----------------------------------+-----------------------------------+ | 2 jaar | 11,5kg en 90cm | +===================================+===================================+ | 6 jaar | 20kg en 117cm | | | | | | - 10% weegt meer dan 25kg | +-----------------------------------+-----------------------------------+ Dit is een gemiddelde, het kind moet vooral de curve blijven volgen\ Bij baby's is er een sterke stijging, bij peuters en kleuters gaat het iets trager Invloed van economische klassen:\ - Kind van 4 in Zweden groot als een kind van 6 in Bangladesh door betere voeding en gezondheidszorg **Verandering in lichaamsvorm en structuur**: - Structuur verandert: slanker, armen en benen langer, verhouding hoofd komt meer overeen met het lichaam, verdwijnen van het mollige (baby-vet) - Inwendig: botten steviger en meer spieren - Zintuigen ontwikkelen zich verder **De groeiende hersenen:**\ Van alle delen groeien de hersenen het snelst door: - De toename van het aantal verbindingen tussen cellen: maakt complexere communicatie tussen neuronen mogelijk en zorgen voor de snelle groei van cognitieve vaardigheden - Hoeveelheid myeline neemt toe: overdracht van zenuwsignalen door de hersencellen wordt versneld en daardoor neemt het gewicht toe Deze snelle groei van de hersenen zorgt niet alleen voor de uitbreiding van de cognitieve vaardigheden maar helpt ook bij de ontwikkeling van ingewikkelde fijne en grove motorische vaardigheden 2 jaar Hersenen die goede voeding hebben gehad, beslaan ongeveer 3 kwart van de grootte en het gewicht van volwassen hersenen -------- ------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------ 5 jaar Hersenen bijna de grootte en het gewicht van de hersenen van een gemiddelde volwassenen Lateralisatie: proces waarbij bepaalde functies hun plek eerder in de ene hersenhelft dan in de andere hersenhelft vinden taken die apart liggen **2 hersenhelften: linker en rechter**\ Bundel met zenuwvezels die dikker wordt en die beide helften gaat verbinden, vindt plaats in de hersenbalk Linker hersenhelft: het verbale; praten, lezen, denken, redeneren (bij linkshandiger omgekeerd)\ Rechter hersenhelft: ruimtelijk inzicht, het emotionele,... - Hersenhelften zijn afhankelijk van elkaar - Kunnen taken overnemen van de andere hersenhelft omdat er nog plasticiteit is bij peuters en kleuter **Groei van de hersenen en cognitieve ontwikkeling**:\ Neurologische spurts = cognitieve groeisprongen\ *vb. kinderen leren knippen, in dat deel van de hersenen wordt myeline aangemaakt* - Er zijn meer verbindingen tussen de neuronen - Toename van myeline: stof die een beschermlaag vormt om delen van neuronen **Ontwikkeling van de zintuigen: zien** - Scherper door meer controle van oogbewegingen - Nog problemen om groepen kleine letters te scannen vb.. kleine kinderen kunnen letters scannen, vanaf 6 kunnen ze alle letters scherp stellen tot ze wel kunnen kijken en tussen 6-7 zien ze het samengestelde object en niet allemaal apart **Ontwikkeling van de zintuigen: horen** Baby's horen al van in de baarmoeder en er is niet veel verbetering omdat het al goed was\ Buis van Eustachius gaat meer in een bocht liggen waardoor peuters en kleuters meer oorontstekingen krijgen\ Snel afgeleid omdat ze geluid nog niet goed kunnen isoleren Slaap: Peutertijd is een overgangsfase van wel nog een middagdutje of niet verdwijnt tussen 3-5\ Peuters en kleuters hebben vanaf hun 4 jaar veel nachtmerries en houden dat aan tot 10j\ Ontstaan van pavor nocturnus: kinderen schieten angstig wakker en geven verwarde indruk\ = nachtmerries weten het nog, bij pavor nocturnus weten ze het niet meer 8.2 Motorische ontwikkeling --------------------------- **Grove motoriek:** - Peuters en kleuters kunnen geen minuut stil zitten: hoog activiteitsniveau - Genderverschillen: komt doordat de omgeving anders speelt; jongens actiever en sterker, meisjes betere coördinatie - Temperament speelt ook een grote rol: baby's met een hoog temperament hebben heel hun leven meer uitdaging nodig, een laag temperament gaan sneller kleuren **Fijne motoriek:** - Subtielere lichaamsbewegingen - Verder ontwikkeling; gaan ze verbeteren - Fijne motoriek gaat niet snel, hier is tijd voor nodig ![Afbeelding met tekst, schermopname, Lettertype, nummer Automatisch gegenereerde beschrijving](media/image19.png) **Zindelijk worden:** 2 strekkingen: - De harde aanpak - De afwachtende aanpak Om dat tegen te gaan hebben ze een checklistgemaakt met rijpingssignalen\ 75% van de 5 jarigen is 'nachts zindelijk: vraagt tijd **Links- of rechtshandigheid:\ **Linkshandigen hebben meer kans om vroegtijdig te sterven: leven in rechtshandige maatschappij **Kleuters tekenen heel vaak en graag:** - Veel meer dan strepen trekken - Leren zelfcorrectie, plannen en zelfbeheersing - Goed voor de motoriek **Krabbelstadium**: willekeurige strepen en vormen die weinig willen zeggen, bewegingsspel **Vormstadium**: vanaf 3 jaar - beheersing van bewegingen en minder over elkaar - eerste vormen beginnen te verschijnen - kinderen voegen de betekenis pas later toe **Ontwerpstadium**: - veel rondjes (gezichten of zonnen) te herkennen - veel gecombineerde basiskrabbels die een complexere vorm worden **Picturaal stadium**: 4à5 jaar - benoemen de betekenis pas achteraf en betekenis verandert - opdrachtjes zijn zinloos: intentie om iets te tekenen maar mislukt nog - veel kopvoeters: armen ontbreken, geen geslachtsdelen (armen aan hoofd) **Taferelen:** - wat aan ze niet zien wordt ook getekend (tafel met 4 poten ook al zien ze er maar 2) - geen diepte of perspectief - wat belangrijker is tekenen ze groter **Verstandelijk realisme:** - tekenen wat ze denken in plaats van wat ze zien - denkschema's - uitvouwend en transparant tekenen - zonder perspectief (vb. moeder blijft even groot, ongeacht de context) +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Uitvouwend tekenen: | Transparant tekenen: | | | | | enschede | ![stoomboot2](media/image21.jpeg) | | | | | | In het ruim zitten nog 2 zwarte | | | pieten, die zie je niet maar ze | | | weten het dus tekenen het | +-----------------------------------+-----------------------------------+ **Visueel realisme**: +-9 jaar - tekenen wat je ziet in plaats van wat je denkt - minder egocentrisch - toename van realistische details en vormen en afname van onnatuurlijke lichaamsvormen - teruggrijpen naar stereotiepe/ populaire figuren - tekenen neemt af: beseffen dat ze de werkelijkheid niet perfect kunnen weergeven HF9: De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd ============================================================ 9.1 De intellectuele ontwikkeling --------------------------------- **Cognitieve ontwikkeling volgens Piaget:** 4 stadia: sensomotorisch, preoperationeel, concreet operationeel en formeel operationeel:\ In de peuter- en kleutertijd wordt er gefocust op het preoperationeel stadium: +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Preoperationeel stadium (2-7j) | Het gebruik van symbolisch denken | | | groeit, het vermogen om te | | | redeneren ontstaat en het gebruik | | | van begrippen neemt toe | | | | | | Kind begint meer te imiteren maar | | | kan in dit geval geen beroep doen | | | op de actuele waarneming | | | | | | *Vb. kind doet rokende nonkel na | | | omdat hij altijd naar buiten gaat | | | als hij rookt* | | | | | | Kind kan in het begin niet goed | | | overweg met nieuwe inhoud en | | | heeft nog niet voldoende | | | beschikking over cognitieve | | | operaties daardoor kan het kind | | | zijn fantasieën en werkelijkheid | | | door elkaar haalt | +===================================+===================================+ | Operaties | Georganiseerde, formele, logische | | | mentale processen | +-----------------------------------+-----------------------------------+ | Symboolgebruik | 1 van de belangrijkste aspecten | | | van het preoperationeel stadium: | | | | | | = vermogen om mentale symbolen, | | | woord of object te gebruiken om | | | iets dat niet fysiek aanwezig is | | | weer te geven | | | | | | Dankzij het symboolgebruik hoeven | | | kinderen geen directe ervaring te | | | hebben met bv een auto om het | | | doel en gebruik ervan in grote | | | lijnen te begrijpen | | | | | | Ook gesystematiseerde tekeningen | | | of afbeeldingen worden gebruikt | | | om hen te ondersteunen bij het | | | begrijpen van symbolen