Les 5_SOCIALE BEINVLOEDING-3 PDF
Document Details
Uploaded by GoodObsidian7727
Universiteit Antwerpen
Prof. dr. A. DeSmet
Tags
Summary
This document is a lecture on social influence, covering topics such as social cognition, group dynamics, and conformity. It explores instances like the chameleon effect and mirroring behaviors, also examining different types of social influence, including automatic social influence, group pressure, and obedience. The document presents an overview of the factors influencing these behaviors, such as situational factors, individual differences, and cultural influences. It also discusses theories of altruism, egoism, and the bystander effect, and related research experiments. The summary also briefly touches on concepts of perception and motivation in social contexts, thereby demonstrating an understanding of human behavior within the realm of social psychology.
Full Transcript
Inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie S05. Sociale beïnvloeding Prof. dr. A. DeSmet Faculteit Sociale Wetenschappen Even herhalen… Telkens als Daisy in de bibliotheek zit moet ze geeuwen. Ook de andere mensen in de bib geeuwen. Daisy heeft dit enkel als...
Inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie S05. Sociale beïnvloeding Prof. dr. A. DeSmet Faculteit Sociale Wetenschappen Even herhalen… Telkens als Daisy in de bibliotheek zit moet ze geeuwen. Ook de andere mensen in de bib geeuwen. Daisy heeft dit enkel als ze naar de bib gaat. Welke attributie maakt men voor het geeuwgedrag van Daisy? A. Persoonsattributie (omwille van lage consensus, lage distinctiviteit en hoge consistentie) B. Persoonsattributie (omwille van hoge consensus, hoge distinctiviteit en lage consistentie) C. Stimulusattributie (omwille van lage consensus, lage distinctiviteit en hoge consistentie) D. Stimulusattributie (omwille van hoge consensus, hoge distinctiviteit, en hoge consistentie) E. Omstandigheidsattributie (omwille van lage consistentie) 1 Sociale beïnvloeding Uitoefenen van sociale macht door een persoon of groep om de attitudes en/of gedragingen van anderen te veranderen Vormen: Automatische sociale invloed Groepsdruk → conformiteit Direct richten van verzoeken → inwilliging Bevelen van een autoriteit → gehoorzaamheid 2 Continuüm sociale beïnvloeding 3 Automatische sociale invloed Geen expliciete vraag aan de sociale invloed te beantwoorden Sociale invloed die bijna reflexmatig gebeurt: Iemand geeuwt, anderen geeuwen ook Imitatie bij pasgeborenen 4 Automatische sociale invloed Geen expliciete vraag aan de sociale invloed te beantwoorden Sociale invloed die bijna reflexmatig gebeurt: Kameleon-effect: mensen passen zich aan omgeving aan Imitatie heeft sociaal ondersteunende functie: ‘ik begrijp je, jij begrijpt mij’, interactie verloopt vlotter Maakt empathie gemakkelijker Creëert hogere verbondenheid Hoger als men meer gemotiveerd is om te affiliëren Experimenten van Chartrand & Bargh (1999) Als handlanger voordoet → proefpersoon imiteert Als handlanger imiteert → proefpersoon ervaart interactie als positiever 5 Experiment van Chartrand & Bargh (1999) 6 Mirroring Onbewust maar wel beïnvloed door: Appreciatie voor persoon Lid van ‘in-groep’ of ‘uit-groep’ Affiliatie met dezelfde doelen Observatoren leiden uit mirroring ook iets af over wie spiegelt: Mirroring van positief model: zelf ook positieve beoordeling Mirroring van negatief model: zelf ook negatieve beoordeling Tenzij eerst info gegeven werd over de positieve kenmerken van wie spiegelde 7 Experiment van Kavanagh et al. (2011) 8 Mirroring kan aantrekkelijkheid verhogen 9 Continuüm sociale beïnvloeding 10 Conformiteit Neiging om percepties, meningen en gedrag aan te passen zodat ze overeenkomen met de geldende normen Negatieve bijklank in volksmond, maar nodig voor goede manier van samenleven, bijv.: Veilig verkeer is ondenkbaar zonder conformiteit Normen scheppen verwachtingen (cfr. etiquette), zorgen voor een gevoel van veiligheid en stroomlijnen interacties Gemeenschappelijke normen (conversatieregels) versus unieke groepsnormen (sekten, voetbal-vandalen) 11 Conformiteit (zonder dat het gevraagd wordt – “the elevator”) 12 Conformiteit Structuur Klassieke studies: Sherif Paradigma van Asch Redenen om te conformeren Contexten waarin men conformeert Meerderheidsinvloed Minderheidsinvloed 13 Klassieke studies: Experiment Sherif – autokinetisch effect Visuele illusie – ambigue stimulus: een onbeweeglijke lichtvlek, gezien in het donker, schijnbaar in verschillende richtingen beweegt Individuele verschillen in perceptie van de beweging (van 2 tot 25 cm) Condities Alleen conditie: schatten van de beweging stabiliseert na enkele minuten Drie volgende dagen werden ze in groepjes ingedeeld, telkens 3 sessies Groepsconditie: convergentie van individuele oordelen naar een groepsoordeel elke groep = eigen norm nieuweling in de groep adopteert de groepsnorm 14 Experiment van Sherif Ambigue stimulus 15 Klassieke studies Asch-paradigma (1951) GEEN Ambigue stimulus Welke vergelijkingslijn A, B of C heeft dezelfde lengte als de standaardlijn ? 16 Asch conformiteitsexperiment 17 Asch conformiteitsexperiment Publieke opeenvolgende beoordeling door 7 subjecten Aanvankelijk consensus, iedereen antwoordt correct Nadien geven 6 van de 7 deelnemers hetzelfde foutief antwoord Dilemma tussen de behoefte correct te antwoorden en een gunstige indruk te willen maken op de indruk Ook bij replicatie eind jaren ’90 blijkt dit nog zo te zijn 18 Conformiteit Structuur Klassieke studies: Sherif Paradigma van Asch Redenen om te conformeren Contexten waarin men conformeert Meerderheidsinvloed Minderheidsinvloed 19 Waarom conformeert men? REDEN Informationele invloed: Invloed die leidt tot conformiteit omdat men gelooft dat de anderen correct oordelen (ambigue stimuli – Sherif exp.) Willen correct zijn Normatieve invloed: Invloed die leidt tot conformiteit omdat men vreest voor de negatieve sociale gevolgen van afwijkend te lijken (Asch) Maar vele deelnemers waren niet overtuigd van het groepsantwoord Willen aanvaard worden In vele situaties kunnen beide invloeden optreden 20 Waarom conformeert men? UITKOMST Private conformiteit: De verandering van opvatting die optreedt wanneer iemand voor zichzelf het standpunt inneemt van anderen, ‘echte aanvaarding’. De groepsnorm werd geïnternaliseerd Publieke conformiteit: Een oppervlakkige verandering in openlijk gedrag, zonder een overeenkomstige meningsverandering, veroorzaakt door reële of vermeende groepsdruk (bijv. vele deelnemers bij Asch), ‘geveinsde aanvaarding’ Hoe onderscheiden? Nadien individueel en schriftelijk rapporteren: zal sterke daling tonen bij publieke conformiteit Motivatie (‘het echt goed willen doen’ -> vaker volgen voor ambigue taken) 21 Twee types conformiteit onderscheiden Experimentele Groepseffect Diepte van taak conformiteit Sherif's Informationele autokinetisch Private aanvaarding beïnvloeding experiment Asch's Normatieve Publieke lijnbeoordelingen beïnvloeding aanvaarding 22 Welke type groepseffecten en aanvaarding in onderstaande situatie? Joke doet een vakantiejob op een administratieve dienst bij de provincie. Er moet een aankoop gemaakt worden voor een nieuwe printer. De meerderheid van de groep vindt een bepaald model het best en beweert dat dit ook de meest groene optie is, terwijl deze duidelijk meer energie verbruikt en niet recto-verso kan printen. Joke gaat akkoord. Situatie A: Joke kent niets van milieu Situatie B: Joke studeert geografie en heeft wel wat inzicht in groene opties Situatie Groepseffect Type van aanvaarding A Informationeel / Private of publieke? normatief? B Informationeel / Private of publieke? normatief? 23 Conformiteit Structuur Klassieke studies: Sherif Paradigma van Asch Redenen om te conformeren Contexten waarin men conformeert Meerderheidsinvloed Minderheidsinvloed 24 Wanneer conformeren we aan informationele invloed? 25 Smoke filled room study 26 Conformiteit Structuur Klassieke studies: Sherif Paradigma van Asch Redenen om te conformeren Contexten waarin men conformeert Meerderheidsinvloed Minderheidsinvloed 27 Meerderheidsinvloed Groepsgrootte: 3 of 4 handlangers volstaan (zie figuur) (‘diminishing returns’) meerdere kleine groepen hebben meer invloed dan 1 grote groep (distinctiviteit), de groep staat als het ware voor 1 mening, aantal ‘onafhankeljjk denkende leden’ is wat telt 28 Meerderheidsinvloed Een medestander in onenigheid 1 dissident vermindert de conformiteit met 80 % Waarom ? Bevestigt het standpunt van de deelnemer (Informationele invloed) Vermindert normatieve druk door meerderheid te negeren 29 Meerderheidsinvloed Opvallendheid van de normen Kennis en bewustzijn van de norm is noodzakelijk Mensen conformeren ook aan foute of ingebeelde normen Cialdini experiment 1: manipuleerden opvallendheid van de norm Normen vooral effect als ze ‘geactiveerd’ worden bezoekers pretpark gooien meer papier op de grond in een reeds vervuilde dan in een propere omgeving Cialdini experiment 2: Sailliantie van de norm OV parkeergarage: proper vs. vuil OV Sailliantie: medewerker gooit folder al of niet op de grond AV: wat doet participant? 30 Experiment Cialdini et al. Saillantie (‘betekenisvol, opvallend) wordt beïnvloed door een handlanger iets te zien wegwerpen of niet 31 Meerderheidsinvloed Geslachtseffecten, afhankelijk van: Kennis van de taak (stereotype, verwachting) : mannelijke: voetbal, auto’s vrouwelijke: huisinrichting, familieplanning Meer voor taken waarover we weinig kennis denken te beschikken Sociale druk, wat verwacht wordt als sociale rol In publieke situaties conformeren vrouwen meer dan mannen (sociale verwachting vriendelijk en meegaand te zijn) Minder geslachtsverschillen nu dan in jaren ‘50 Openlijke onenigheid en onafhankelijkheid is eerder de norm voor mannen dan voor vrouwen Cultuureffecten: Meer conformiteit in collectivistische culturen 32 Conformiteit Structuur Klassieke studies: Sherif Paradigma van Asch Redenen om te conformeren Contexten waarin men conformeert Meerderheidsinvloed Minderheidsinvloed 33 Minderheidsinvloed 34 Minderheidsinvloed Dissidenten bewerkstelligen veranderingen in een groep Moscovici experiment (~ ‘omgekeerde Asch taak’) Dia’s beoordelen op kleur (verschillende tinten blauw) Groepen van 6 personen, met 2 handlangers die verkeerde beoordelingen gaven (‘groen’!) 32% van de deelnemers vond dat tenminste 1 dia groen was Bij controleconditie zonder handlanger: 0.25% vond een dia groen Minderheidsinvloed afhankelijk van: Gedragsstijl van minderheden: sterk, volhardend, onwrikbaar, maar ook flexibel en breeddenkend overkomen (zodat ze niet riskeren als koppig over te komen) Consistentie is belangrijk: herhaling trekt aandacht; anderen worden gedwongen compromissen te sluiten “Als onpopulaire mensen bij hun standpunt blijven, hebben ze vermoedelijk goede argumenten” 35 Minderheidsinvloed Hollander (1985) Eigenzinnigheidskrediet Stelt dat men beter eerst krediet krijgt (=conformeren aan de groep) en dan pas afwijkend standpunt innemen “status van competente insider” 36 Continuüm sociale beïnvloeding 37 Inwilligen / instemmen Structuur Redenen geven: de taal van het verzoek “Stel je eens voor” De wederkerigheidsnorm Tweestappen instemmingstechnieken Voet-tussen-de-deur Als-de-bal-eenmaal-aan-het-rollen-is Deur-tegen-de-neus Het-is-nog-niet-klaar Assertiviteit: wanneer zegt men nee 38 Taal van het verzoek Inwilliging: Gedragsverandering die het gevolg is van een direct verzoek Onaangekondigd verzoek is effectiever omdat het verrassend is Vorm van verzoek is soms belangrijker dan de inhoud Redenen geven, “want” werkt! Bij grote verzoeken enkel als er een geldige reden wordt gegeven 39 Taal van het verzoek Benadrukken van persoonlijke keuze Verhoogt de kans op instemming aanzienlijk Onnadenkendheid doorbreken bevordert soms ook inwilliging Ongewone verzoeken schakelen automatische piloot uit: Heb je 0.34 Euro voor mij ? 40 Inwilligen / instemmen Structuur Redenen geven: de taal van het verzoek “Stel je eens voor” De wederkerigheidsnorm Tweestappen instemmingstechnieken Voet-tussen-de-deur Als-de-bal-eenmaal-aan-het-rollen-is Deur-tegen-de-neus Het-is-nog-niet-klaar Assertiviteit: wanneer zegt men nee 41 Stel je eens voor… Verkoopstechnieken Gregory, Cialdini & Carpenter (1982): OV type info kabeltv Cond 1: info over kabeltelevisie (meer kanalen, enz) Cond 2: stel je voor dat je deze kenmerken zou ervaren AV Aankoop enkele maanden later: Cond 1: 19.5% Cond 2: 47% 42 Inwilligen / instemmen Structuur Redenen geven: de taal van het verzoek “Stel je eens voor” De wederkerigheidsnorm Tweestappen instemmingstechnieken Voet-tussen-de-deur Als-de-bal-eenmaal-aan-het-rollen-is Deur-tegen-de-neus Het-is-nog-niet-klaar Assertiviteit: wanneer zegt men nee 43 Wederkerigheidsnorm We staan niet graag bij iemand in het krijt en willen anderen behandelen zoals ze ons behandelen. Geeft iemand ons iets (bijv. staaltje), dan geven we graag terug (bijv. aankoop) Regan experiment OV-1 onaangenaamheid: handlanger sympathiek of niet OV-2 ongevraagde gunsten Cond1 Cola voor zichzelf en deelnemer Cond2 Niets Cond3 Kregen cola van onderzoeker AV: aantal verkochte loterijbiljetten door handlanger: 2x zoveel in Cond1 dan in andere condities; zelfs als ze de handlanger niet sympathiek vonden Effect verdween als er meer tijd zit tussen gunst en wederdienst Individuele verschillen in gebruik wederkerigheidsnorm: “Crediteurs” (zorgen voor gunsten) in alertheid voor wederkerigheidsnorm (vermijden in krijt te staan) 44 Inwilligen / instemmen Structuur Redenen geven: de taal van het verzoek “Stel je eens voor” De wederkerigheidsnorm Tweestappen instemmingstechnieken Voet-tussen-de-deur Als-de-bal-eenmaal-aan-het-rollen-is Deur-tegen-de-neus Het-is-nog-niet-klaar Assertiviteit: wanneer zegt men nee 45 Voet tussen de deur Een tweestappen inwilligingstechniek waarbij een beïnvloeder het echte (bijkomende) verzoek laat vooraf gaan door een vraag om in te stemmen met een veel beperkter verzoek Freedman & Fraser experiment Fase 1 : Huisvrouwen telefonisch bevragen Fase 2 : Drie dagen later - nieuw verzoek – inventaris maken van huishoudelijke producten Resultaat: 53% van instemmers met eerste verzoek gaan akkoord met tweede verzoek 22% stemmen rechtstreeks in met tweede verzoek Verklaring: zelfperceptie, uit eigen gedrag leidt men zelfbeeld af Enkel als eerste instemming aan interne factoren wordt toegeschreven (bijv. niet gedwongen) 46 Zodra de bal aan het rollen is De beïnvloeder sluit een overeenkomst over een verzoek maar drijft nadien de omvang van het verzoek op door verborgen kosten te onthullen. Net als vorige starten met klein verzoek, maar voor zelfde verzoek blijken plots kosten hoger Cialdini et al. (1978) Studenten rekruteren voor experiment (om 7.00 uur) Joule et al. (1987) Rokers vragen om vragenlijst in te vullen Cond1: achteraf ‘mogen 18u voordien niet roken’: 85% OK Cond2: meteen ‘mogen 18u voordien niet roken’: 12% OK Werking: eens de beslissing genomen is hebben we ons reeds geëngageerd en gaan we dit engagement voor onszelf verantwoorden en dus versterken; verplichting (minder effectief als tweede verzoek door andere persoon gebeurt) 47 Deur tegen de neus De beïnvloeder laat het echte verzoek voorafgaan door een heel groot verzoek dat afgewezen wordt Cialdini experiment (1975) Fase 1: studenten vragen om 2 uur per week vrijwillig te werken gedurende 2 jaar Fase 2: nadat vrijwel iedereen weigert, volgt een tweede verzoek om 2 uur eenmalig te besteden om met delinquenten de dierentuin te bezoeken Resultaat: 50% stemt in met tweede verzoek na weigering van eerste verzoek, slechts 17% stemt direct in met tweede verzoek Oorzaken: principe van contrast principe van wederkerige concessies ~ wederkerigheidsnorm. Beïnvloeder doet toegeving, jij doet op jouw beurt ook toegeving reductie schuldgevoelens 48 Het is nog niet klaar, hoor! Een tweestappen inwilligingstechniek waarbij de beïnvloeder begint met een overdreven verzoek waarvan hij meteen de schijnbare omvang vermindert door een korting of bonus aan te bieden experiment Gebak verkopen aan 75 eurocent of Aanbieden aan 1 euro maar onmiddellijk de prijs verlagen tot 75 eurocent Schijnbaar voordeel doet verkoop stijgen van 40 tot 73% Verklaring: schijnbare concessie activeert de wederkerigheidsnorm Koopjestechniek Lijkt doorzichtig, maar werkt toch 49 Overzicht tweestappen instemmingstechnieken 50 Inwilligen / instemmen Structuur Redenen geven: de taal van het verzoek “Stel je eens voor” De wederkerigheidsnorm Tweestappen instemmingstechnieken Voet-tussen-de-deur Als-de-bal-eenmaal-aan-het-rollen-is Deur-tegen-de-neus Het-is-nog-niet-klaar Assertiviteit: wanneer zegt men nee 51 Assertiviteit Aandacht en waakzaamheid op herkennen van verkooppraatjes, en voelen dat men iemand iets verschuldigd is Als men de poging doorziet (enkel subtiele pogingen zijn succesvol) ➔ besef gemanipuleerd te worden ➔ psychologische reactantie (=weerstand) 52 PAUZE 53 Continuüm sociale beïnvloeding 54 How obedient are we? (BBC) 55 Gehoorzaamheid Gedragsverandering als gevolg van een bevel van een autoriteit Gehoorzaamheid aan autoriteitsfiguren Populaire Tv-shows – verborgen camera’s Uniformen en machtsvertoon Extreme vormen Oorlogen Nazikampen Etnische zuiveringen in Bosnië, Kosovo, Rwanda enz. Sekten: bijv. David Koresh – Waco, Texas (1993) (documentaire Waco: madman or messiah?) 56 Gehoorzaamheid Karaktergestoorden of normale mensen in abnormale omstandigheden ? Twee belangrijke studies: Milgram’s experiment met elektroshocks (1963) The Stanford Prison experiment (niet in handboek, behandelen we niet) 57 58 Experiment Milgram 59 Experiment Milgram 60 Resultaten Gehoorzaamheid 70 30 Percentage subjecten Aantal subjecten 60 25 50 20 40 15 30 10 20 10 5 0 0 300V 315V 330V 345V 360 375V 450V Shockniveau Percentage Aantal 61 Resultaten 62 Verklaring? A. Het gehoorzame subject (de proefpersoon) B. De Autoriteit (de labo-jas in de universiteit) C. Het slachtoffer D. De procedure 63 Het gehoorzame subject 64 Het gehoorzame subject 65 De autoriteit Het is in een ongewone, ambigue situatie; ‘in belang van de wetenschap’ Proefleider in Milgramonderzoek is geen oppermachtig persoon in vergelijking met militairen, dokters, leerkrachten, managers enz. Autoriteit van de proefleider verlagen door het experiment te verplaatsen van Yale University naar een gewoon kantoorgebouw, verlaagt de volledige gehoorzaamheid tot 45% door proefleider te vervangen door een gewone burger verlaagt volledige gehoorzaamheid tot 20% door bevelen te geven op afstand (via telefoon) verlaagt percentage gehoorzamen tot 21% Echte (legitieme) autoriteiten zoals militairen, dokters, hebben wellicht meer invloed dan proefleiders (cfr. mishandelingen in kampen) 66 Het slachtoffer Slachtoffer Fysieke afstand tussen proefpersoon (leraar) en slachtoffer verschillend lokaal – basisconditie 65% zelfde lokaal – 40% volledige gehoorzaamheid proefpersoon moet slachtoffer aanraken (hand op schokplaat leggen): 30% Implicaties voor “real life” SocPsy H 7 67 Slide 67 De procedure Gehoorzaamheid daalt als men persoonlijk aansprakelijk wordt gesteld (vs. zich kunnen indekken dat de verantwoordelijkheid door de superieur wordt genomen) Gehoorzaamheid is hoger als er een geleidelijke escalatie is, er wordt telkens een beetje meer geëist (cfr. geleidelijk stijgen van shocks), dan als het eindgedrag meteen moet worden gesteld SocPsy H 7 68 Slide 68 Overzicht van de beïnvloedende factoren 69 Invloed trotseren 70 Invloed trotseren 71 Stanford Prison experiment (Zimbardo) Studenten werden willekeurig in twee groepen van twaalf opgesplitst: een gevangenengroep en een bewakersgroep. Zeer bekend maar sterk bekritiseerd: - Onderzoekers bleven geen onafhankelijke observatoren - Ze namen actief deel om de resultaten te verkrijgen die ze wilden - Deelnemers vermelden ook dat ze zich zo gedroegen om de hypothesen te bevestigen - Replicatieonderzoeken hebben niet dezelfde resultaten kunnen verkrijgen - Wordt beschouwd als mogelijk frauduleus onderzoek - Niet opgenomen in handboek 72 Inleiding in de Algemene en Sociale Psychologie S09. Anderen helpen Prof. dr. A. DeSmet Faculteit Sociale Wetenschappen Anderen helpen die gecyberpest worden Waarom helpen we? Nabijheid van slachtoffer Kosten-baten analyse Omstandigheden Kenmerken van toeschouwer en slachtoffer Bron: DeSmet et al., 2014, Cyberpsychology, Social networking and behaviour 74 Structuur Waarom helpen we (niet)? Evolutionaire factoren Kosten en baten Altruïsme of egoïsme In welke omstandigheden helpen we (niet)? Wie helpt anderen? Interpersoonlijke factoren 75 Evolutionaire aspecten Verwantschap: We helpen wie dichter bij ons staat, wie deel uitmaakt van onze familie, genetische verwantschap vertoont (verwantschapsselectie) Coöperatieve voortplanting: In het belang van voortleven van eigen genen; vooral jonge mensen helpen; vooral in levensbedreigende situaties Wederkerig altruïsme (egoïsme) Kans vergroot dat wie we helpen ons een wederdienst zal bewijzen. Wie niet helpt, bedreigt de groep en riskeert hiervoor door de groep afgestraft te worden (altruïstisch straffen) De coöperatieve groep (groepselectie) Groepen die uit egoïstische individuen bestaan, hebben een grotere kans uit te sterven dan leden die mekaar helpen “Defending in cyberbullying, it depends on who it is and how bad it is. If it’s a good friend and it’s really bad, like threats of ‘I’m going to beat you up’, I would step in, but not for someone I don’t know” (boy, second grade) “If [the victim] is a friend, a cousin or family, then my parents would tell me to stop it” (boy, second grade) 76 Kosten en baten Afwegen van risico’s voor helper en slachtoffer tov de baten Baten: zich goed voelen Wie lage zelfwaardering ervaart door een mislukking, zal sneller helpen om positief gevoel over zichzelf te herstellen Anderen helpen activeert hersengebieden die gevoelig zijn voor beloning Helpen=intrinsiek bevredigend, reductie van stress, voordelen op mentaal en fysiek welzijn op lange termijn Kosten van helpen/niet helpen: ‘moedige weerstand’ Bij langdurig hulp bieden: uitputting, negatieve effecten op gezondheid In sommige gevallen gevaar voor eigen leven Barmhartige Samaritaan wetten: verplichting te helpen “If you’re going to defend someone and you are not popular, then you will be bullied as well” (girl, second grade) “When [the bully] is mega popular and is a couple of grades ahead of you, and if you say something to them, then the whole school would know, yeah, then I wouldn’t dare to say anything to them [to defend the victim]” (girl, first grade) 77 Altruïsme of egoïsme Helpen we om het welzijn van anderen te verhogen of om dat van onszelf te verhogen? – altruïsme vs egoïsme debat Empathie-altruïsmehypothese (Batson) Cognitieve (perspectief nemen) en affectieve empathie (empathische bezorgdheid) Cognitieve zonder affectieve empathie: zelfgeoriënteerde gevoelens Cogn.+aff. empathie: altruïsme en helpen, ook als we ons zouden kunnen onttrekken aan de situatie Bijvoorbeeld: Je bezoekt een verre tante in het ziekenhuis die op dat moment veel pijn ervaart. De verpleging zegt dat je niet hoeft te blijven, de meesten blijven niet. Zal je blijven en haar hand vasthouden om de pijn te verlichten, of van het excuus om jezelf aan de situatie te onttrekken gebruik maken en weggaan? In het eerste geval is je motief het welzijn van de ander; in het tweede je eigen welzijn 78 Empathie-altruïsme hypothese 79 Altruïsme en egoïsme Het debat kent enkele beperkingen: Vaak is een combinatie van beide motieven aanwezig Empathische betrokkenheid leidt nog niet automatisch tot helpend gedrag Wat is de definitie van ‘zichzelf’ en ‘een ander’: In geval van familie en andere hechte andere personen, wordt dit beschouwd als het helpen van een ‘belangrijk deel van zichzelf’ Geen onderscheid meer hier tussen egoïstisch en altruïstisch motief Nastreven van eigenbelang niet noodzakelijk negatief: Vrijwilligers die uit zelfgeoriënteerde motieven (cv, persoonlijke vaardigheden) aan vrijwilligerswerk deden, hielden dit langer vol dan wie het om altruïstische waarden deed Combinatie van beide motieven best 80 Motieven om te helpen Motieven om the helpen: Vrijwilligerswerk (Cornelis & Van Hiel, 2013) Waarden Ik voel het zo aan dat het belangrijk is om anderen te helpen. Ik kan via vrijwilligerswerk iets doen wat belangrijk is voor me. Sociale relaties Mijn vrienden doen aan vrijwilligerswerk. Vrijwilligerswerk is een manier om nieuwe vrienden te maken. Persoonlijke ontwikkeling Vrijwilligerswerk staat me toe om een nieuwe kijk te krijgen op bepaalde dingen. Via vrijwilligerswerk leer ik dingen uit directe ervaring. Verhoging van de zelfwaardering Vrijwilligerswerk doet me mezelf belangrijk voelen. Vrijwilligerswerk geeft me een beter gevoel over mezelf. Ego-bescherming Via vrijwilligerswerk kan ik wat wegvluchten van mijn eigen problemen Door het doen van vrijwilligerswerk voel ik me minder eenzaam. Carrière Ik kan nieuwe contacten leggen die me kunnen helpen later carrière te maken. Vrijwilligerswerk zal goed op mijn CV staan. Altruïsme Ik wil mijn kennis en vaardigheden met anderen delen. Door mijn vrijwilligerswerk help ik anderen uit mijn omgeving. 81 Structuur Waarom helpen we (niet)? In welke omstandigheden helpen we (niet)? Bystander Intervention Model Invloeden op omstandereffect Wie helpt anderen? Interpersoonlijke factoren 82 Het omstandereffect / bystander effect Latané en Darley (1970): Kitty Genovese Geen verval van waarden en normen in grote steden (maar heeft wel invloed, zie later) Hoe meer mensen er aanwezig zijn, hoe kleiner de kans dat je geholpen wordt Gerepliceerd in experiment: Gesprek voeren met iemand anders/ anderen in groep via intercom indien men alleen was, reageerde iedereen snel op de hulpvraag van iemand die een (fictief) hartaanval kreeg Indien men in groep van 6 zat, reageerde slechts 38% Iedereen dacht dat iemand anders wel zou helpen 83 Bystander intervention model (Latané & Darley, 1970) 84 Bystander Intervention model 1. Opmerken Veel personen zorgen voor afleiding van aandacht, stimulus- overbelasting (opmerkzaamheid daalt) 2. Interpretatie Ambiguïteit: Hoe interpreteren dat iemand op de grond ligt: dakloze of hulpbehoevend? Cyberpesten: “It depends on how you see it and how you interpret it, there’s always two stories going around…I first want to know more about what happened” (boy, second grade)” Relatie tussen agressor en slachtoffer Echtelijke ruzie of tussen vreemden? (3x zoveel hielpen bij vreemden dan als het om echtelijke ruzie zou gaan) Pluralistische onwetendheid: Meest doorslaggevend: wat doen anderen? Indien ze niets doen, weten zij iets dat wij niet weten over de context, dat zij weten dat dit geen noodsituatie is? Cfr. Smoke filled room (les sociale beïnvloeding) 85 Bystander intervention model 3. Verantwoordelijkheid nemen ‘diffusion of responsibility’: als we met meerderen zijn, leggen we de verantwoordelijkheid bij anderen Vooral als we het slachtoffer niet kennen of de psychische afstand groter is. Er wordt meer geholpen als we denken later nog met die personen in contact te komen Vergelijk cyberpesten: optreden afhankelijk van hoe goed je de persoon kent Ook identiteit van andere bystanders doet er toe: lagere publieksgeremdheid? Bastiaensens et al. (2014) Computers in Human Behavior 86 Bystander intervention model 4. Beslissen hoe te helpen Directe hulp indien men over de vaardigheden beschikt, indirecte hulp door hulp van anderen in te roepen (veilig, eenvoudig, doeltreffend) Cfr. Cyberpesten: tegen de pester ingaan; of het slachtoffer troosten – het aan volwassenen melden (veiliger) 5. Hulp bieden Aanwezigheid van anderen speelt een rol in publieksgeremdheid: vrees een verkeerde indruk te maken op anderen Slechte indruk door niet te helpen: ingrijpen Slechte indruk door te helpen: niets doen “I would not tell the principal because [the victim] would not want this, she would get into more trouble, they would think she is weak and she would get bullied more, I don’t want my friend to be upset with me” (girl, first grade) “If it’s someone you don’t know well [who gets bullied], I would do nothing because you don’t know how they would react. They might tell you not to interfere if you do try to help” (girl, second grade) 87 Structuur Waarom helpen we (niet)? In welke omstandigheden helpen we (niet)? Bystander Intervention Model Invloeden op omstandereffect Wie helpt anderen? Interpersoonlijke factoren 88 Ernst van de situatie In gevaarlijke situaties speelt het omstandereffect minder een rol (maar vgl. Kitty Genovese) Fischer et al. Lage risico conditie: 50% hielp als ze alleen waren; 6% als er anderen waren Hoge risico conditie: 44% hielp als ze alleen waren; 40% als er anderen waren Mogelijke verklaringen: Gevaarlijke situaties: hogere arousal, situatie wordt sneller als noodsituatie gezien Anderen kunnen voor ondersteuning zorgen als het gevaarlijk is in te grijpen Vaak is coördinatie met anderen nodig in gevaarlijke noodsituaties 89 Andere invloeden op omstandereffect Ambiguïteit opheffen en duidelijk de noodsituatie benoemen Iemand persoonlijk aanspreken, oogcontact ‘jij daar met je groene trui, bel een ziekenwagen, ik heb hulp nodig’ Stress en tijdsdruk: Hoge tijdsdruk zorgt voor minder helpend gedrag, de kosten zijn hier hoger door tijdsverlies, maar ook door beperkingen in selectieve aandacht (zie les ‘Aandacht’) Locatie en cultuur, hogere mate omstandereffect in: grote stad dan in kleine gemeenschappen: meer mensen, meer tijdsdruk, meer anonimiteit, grotere diversiteit en minder verwantschap Culturen met meer welvaart en lagere mate van zorg voor sociaal welzijn van anderen ( ‘simpatia cultuur’) 90 Andere invloeden op omstandereffect Positieve stemming: Helpen leidt tot een betere stemming, maar ook vice versa? Zonnig weer → betere stemming → meer hulpvaardigheid! Geur van lekker eten → betere stemming → meer hulpvaardigheid Positieve stemmingseffect: mensen proberen positieve stemming te behouden; meer positieve gedachten over voordelen van helpen bij positieve stemming; anderen sympathieker vinden Negatieve stemming: Schuldig voelen: grotere hulpvaardigheid (ook als schuldgevoel in een andere context ontstaan was) Eigen negatieve stemming verbeteren door anderen te helpen, maar niet zo rechtlijnig: hangt af van perceptie van verantwoordelijkheid (‘blaming the victim’) 91 Structuur Waarom helpen we (niet)? Evolutionaire factoren Kosten en baten Altruïsme of egoïsme In welke omstandigheden helpen we (niet)? Bystander Intervention Model Invloeden op omstandereffect Wie helpt anderen? Interpersoonlijke factoren 92 Altruïstische persoonlijkheid Behalve situationele factoren zijn er ook individuele verschillen in helpend gedrag Altruïstische persoonlijkheid: mensen die in uiteenlopende situaties meer geneigd zijn om te helpen Gekenmerkt door: hoge empathie, attributies van persoonlijke controle, collectivistische oriëntatie, extraverte persoonlijkheid, open voor nieuwe ervaringen, vriendelijkheid “There is someone I know a little, and he is weak and the other one who says things to him is strong, and if he wouldn’t dare to say anything back, I would defend him. I would say, don’t be afraid, if he does anything to you, I will help you” (boy, second grade) Combinatie van hoge empathie, hoger niveau van moraliteit (zie les 1 ‘ontwikkelingspsychologie, morele ontwikkeling van Kohlberg), morele identiteit en lagere mate van morele onthechting of moral disengagement Ook bij cyberpesten bleek morele onthechting een belangrijke voorspeller van het al dan niet helpen van het slachtoffer “If someone calls a person fat and ugly on Facebook, and it’s true, this person is really fat and ugly, then it’s not bullying”(girl, second grade) 93 Stadia van morele ontwikkeling (Kohlberg, 1971) en toeschouwergedrag bij cyberpesten Pre-conventionele fase Regels volgen vanuit hedonistisch perspectief 1. Straf en gehoorzaamheid “Niemand ziet wat ik doe, er volgt geen straf, dus het is ok als ik berichtje deel” 2. Instrumenteel, zelfbelang “Ik reageer niet op het cyberpesten want anders word ik het volgende slachtoffer” Conventionele fase Loyauteit aan groepsnormen 3. Interpersoonlijke afstemming “Ik reageer zodat iedereen me leuk vindt” 4. Wet en orde “Ik reageer volgens de klas- en schoolregels” Post-conventionele fase Morele waarden los van de groep 5. Sociaal contract “Ik vind dat het slachtoffer recht heeft op een eigen stijl ook al ik vind die zelf ook niet mooi en wijs de pester hierop” 6. Universeel ethische principes “Iedereen heeft recht op respect voor zijn eigenheid, ik verdedig het slachtoffer” 94 Altruïstische persoonlijkheid Invloed van ouders en familie: Autonomie-ondersteunende opvoedingstijl (zie ‘narcisme’ eerdere les) Focus op volwassene: bv deel je speelgoed … dan wordt papa blij/trots ; anders wordt papa boos/verdrietig/ontgoocheld Focus op andere: bv als je je speelgoed deelt zal je broertje blij zijn ➔ stimuleren van perspectief nemen en empathie Rolmodellen en sociale normen: Invloed pro-sociale tv > invloed televisiegeweld Waarom zetten hulpvaardige rolmodellen aan tot helpen? - Men kan gedrag makkelijk imiteren. Indien beloond ➔ besef van de voordelen; Herinnert ons aan de sociale normen 95 Rolmodellen en sociale normen Sociale normen: algemene gedragsregels die door de maatschappij worden onderschreven en de norm voor sociale aanvaarding en afkeuring reflecteren. Belangrijke sociale normen voor hulpgedrag: 1) Wederkerigheidsnorm (zie les sociale beïnvloeding) 2) Billijkheidsnorm (‘herverdeel’ volgens verdienste, liefdadigheid) 3) Sociale verantwoordelijkheidsnorm (plichtsgevoel, iemand in nood moet men helpen, morele norm) 4) Rechtvaardigheidsnorm (help wie het verdient, selectiever, voorwaardelijke morele norm) Beperking in combinatie met morele onthechting… Slide 96 96 Een paar voorbeelden Met de nachtvorst en onvoldoende bedden in de nachtopvang zijn er elk jaar daklozen die dood vriezen. Een organisatie gaat van deur tot deur om geld in te zamelen voor een overnachtingsplaats voor deze mensen. Vele mensen die weigeren te helpen en roepen als argument in dat het migranten zijn die de problemen zelf gezocht hebben door naar hier te komen, ze in hun eigen land vermoedelijk criminelen waren en dus geen hulp verdienen. Op welke vorm van sociale norm beroepen deze weigeraars zich? Wederkerigheidsnorm Billijkheidsnorm Rechtvaardigheidsnorm Sociale verantwoordelijkheidsnorm 97 Een paar voorbeelden Een groep mensen betoogt aan de dienst van migratie. Ze hebben schrik dat alle nieuwe migranten meteen recht zullen hebben op onderwijs, gezondheidszorg, werkloosheidsuitkering, kindergeld, enz. Dit zijn voorzieningen die betaald worden uit belastingen, de betogers vinden dat de migranten geen recht hebben op hulp tot wanneer ze eerst zelf ook hebben bijgedragen aan de belastingen. Op welke vorm van sociale norm beroepen deze weigeraars zich? Wederkerigheidsnorm Billijkheidsnorm Rechtvaardigheidsnorm Sociale verantwoordelijkheidsnorm 98 Een paar voorbeelden Bij deze betoging is er ook een groepje tegenbetogers. Het groepje tegenbetogers heeft slogans die erop wijzen dat we altijd anderen moeten helpen, het is onze plicht. Op welke vorm van sociale norm beroepen deze tegenbetogers zich? Wederkerigheidsnorm Billijkheidsnorm Rechtvaardigheidsnorm Sociale verantwoordelijkheidsnorm 99 Een paar voorbeelden Tijdens de klimaattop besprekingen stelt een leider van een land dat de rijke landen meer moeten bijdragen aan de inspanningen voor het klimaat, omdat ze meer mogelijkheden hebben (en ook meer vervuilen) dan de arme landen, die hiertoe niet dezelfde mogelijkheden hebben. Op die manier worden de inspanningen terug meer evenredig verdeeld en draagt wie meer kan en meer hulpbronnen heeft, ook meer bij, dan wie over minder beschikt. Op welke vorm van sociale norm beroept de leider zich hier? Wederkerigheidsnorm Billijkheidsnorm Rechtvaardigheidsnorm Sociale verantwoordelijkheidsnorm 100 Structuur Waarom helpen we (niet)? In welke omstandigheden helpen we (niet)? Wie helpt anderen? Interpersoonlijke factoren: wie helpt men Aantrekkelijkheid en verantwoordelijkheid Combinatie helper - slachtoffer 101 Kenmerken van het slachtoffer Personen die als aantrekkelijker en vriendelijker worden beschouwd, worden vaker geholpen Personen die als meer gelijkend worden beschouwd (bekenden, vrienden, gelijke achtergrond), worden vaker geholpen Samenhorigheidsrelatie: wederzijdse verantwoordelijkheid voor invulling van elkaars noden, minder bekommerd om evenveel terug te krijgen (partner, hechte vrienden) Ruilverhouding: 50-50% tussen geven en nemen (zakenrelaties) Attributie van verantwoordelijkheid: attributie-affect-actietheorie Probleem wordt niet toegeschreven aan persoon zelf (attributie)→ medelijden en sympathie (affect) → helpen (actie) Cyberpesten: “When you’re a foreigner or you’re not pretty…, and you are bullied, you can’t do anything about that. But if you are not clean or act stupid towards other people, well, then it’s your own fault” (girl, first grade) 102